1 SEPTEMBER 2006. - Koninklijk besluit betreffende de start- en stagebonus (NOTA : opgeheven door het Waalse Gewest bij BWG2016-10-20/13, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2016) (NOTA : opgeheven voor het Brusselse Gewest bij BESL2018-06-07/02, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2018) (NOTA : opgeheven voor het Vlaams Gewest bij BVR2018-07-13/05, art. 12, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2018) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-09-2006 en tekstbijwerking tot 09-08-2018)
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
Art. 1 Duitstalige gemeenschap
Art. 1 Vlaams Gewest
HOOFDSTUK II. - Startbonus.
Art. 2
Art. 2 Duitstalige gemeenschap
Art. 3
Art. 3 Duitstalige gemeenschap
Art. 4
Art. 4 Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK III. - Stagebonus.
Art. 5
Art. 5 Duitstalige gemeenschap
Art. 6-7
Art. 7 Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK IV. - Initieel globaal aanvraagdossier en modaliteiten ter terugvordering van ten onrechte toegekende bedragen.
Art. 8
Art. 8 Duitstalige gemeenschap
Art. 9
Art. 9 Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art. 10-11
2015036197 2016036279 2016205607 2018012705 2018040616 2018200574
HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° werkgever : elke natuurlijke of rechtspersoon, privaat- of publiekrechtelijk, die werknemers tewerkstelt of kan tewerkstellen;
2° jongere : elke persoon die in de periode van deeltijdse leerplicht, bedoeld in artikel 1, § 1, derde lid, van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht, onderwijs met beperkt leerplan of een voor de vervulling van de leerplicht erkende vorming aanvat;
3° alternerende opleiding : een opleiding die bestaat uit een theoretische en, eventueel, een algemeen vormende opleiding die aangevuld wordt met een praktijkopleiding in de onderneming of instelling van een werkgever. De cyclus van een alternerende opleiding kan meerdere opleidingsjaren omvatten. De praktijkopleiding moet niet noodzakelijk op hetzelfde ogenblik beginnen als de theoretische opleiding. De theoretische opleiding kan nooit verstrekt worden binnen het voltijds onderwijs;
4o opleidingsovereenkomst :
a) een leerovereenkomst gesloten in toepassing van de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst;
b) een leerovereenkomst gesloten in toepassing van de regelgeving betreffende de voortdurende vorming in de Middenstand;
c) een overeenkomst voor socioprofessionele inschakeling, bedoeld bij artikel 1, 1o, van het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 28 juli 1998 betreffende de overeenkomst inzake inschakeling in het maatschappelijk en beroepsleven van de centra voor altenerende opleiding en onderwijs of bij artikel 5 van het besluit van de Vlaamse regering van 24 juli 1996 betreffende de brugprojecten;
d) een beroepsinlevingsovereenkomst, zoals bedoeld in hoofdstuk X van titel IV van de programmawet van 2 augustus 2002
5° werkloosheidsbureau : het werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening dat bevoegd is voor de hoofdverblijfplaats van de jongere.
Art.1_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° werkgever : elke natuurlijke of rechtspersoon, privaat- of publiekrechtelijk, die [1 in hun vestigingseenheid in het Duitse taalgebied]1 werknemers tewerkstelt of kan tewerkstellen; 2° jongere : elke persoon die in de periode van deeltijdse leerplicht, bedoeld in artikel 1, § 1, derde lid, van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht, onderwijs met beperkt leerplan of een voor de vervulling van de leerplicht erkende vorming aanvat [1 en over een opleidingsovereenkomst met een werkgever beschikt]1; 3° alternerende opleiding : een opleiding die bestaat uit een theoretische en, eventueel, een algemeen vormende opleiding die aangevuld wordt met een praktijkopleiding in de onderneming of instelling van een werkgever. De cyclus van een alternerende opleiding kan meerdere opleidingsjaren omvatten. De praktijkopleiding moet niet noodzakelijk op hetzelfde ogenblik beginnen als de theoretische opleiding. De theoretische opleiding kan nooit verstrekt worden binnen het voltijds onderwijs; 4° opleidingsovereenkomst : a) [1 een industriële leerovereenkomst gesloten met toepassing van de wet van 19 juli 1983 op het industrieel leerlingwezen]1 ; b) een leerovereenkomst gesloten [1 met toepassing van het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's]1; c) [1 ...]1 d) een beroepsinlevingsovereenkomst, zoals bedoeld in hoofdstuk X van titel IV van de programmawet van 2 augustus 2002 5° [1 instituut: het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's]1.
----------
(1)<BDG 2017-11-10/13, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
Art. 1_VLAAMS_GEWEST. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° werkgever : elke natuurlijke of rechtspersoon, privaat- of publiekrechtelijk, die werknemers tewerkstelt of kan tewerkstellen; 2° jongere : elke persoon die in de periode van deeltijdse leerplicht, bedoeld in artikel 1, § 1, derde lid, van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht, onderwijs met beperkt leerplan of een voor de vervulling van de leerplicht erkende vorming aanvat; 3° alternerende opleiding : een opleiding die bestaat uit een theoretische en, eventueel, een algemeen vormende opleiding die aangevuld wordt met een praktijkopleiding in de onderneming of instelling van een werkgever. De cyclus van een alternerende opleiding kan meerdere opleidingsjaren omvatten. De praktijkopleiding moet niet noodzakelijk op hetzelfde ogenblik beginnen als de theoretische opleiding. De theoretische opleiding kan nooit verstrekt worden binnen het voltijds onderwijs; 4° [1 opleidingsovereenkomst : a) een leerovereenkomst, gesloten met toepassing van de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst; b) een leerovereenkomst, gesloten met toepassing van de regelgeving betreffende de voortdurende vorming in de Middenstand; c) een overeenkomst van alternerende opleiding als vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen; d) een opleidingsovereenkomst als vermeld in artikel 20ter van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 oktober 2008 houdende uitvoering van het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap; e) een beroepsinlevingsovereenkomst als vermeld in titel IV, hoofdstuk X, van de programmawet van 2 augustus 2002.]1 5° werkloosheidsbureau : het werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening dat bevoegd is voor de hoofdverblijfplaats van de jongere.
----------
(1)<BVR 2016-07-08/13, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2016>
HOOFDSTUK II. - Startbonus.
Art.2. De startbonus wordt toegekend aan elke jongere die, in het kader van een alternerende opleiding tijdens de periode van deeltijdse leerplicht, ten vroegste op 1 juli 2006 een praktijkopleiding bij een werkgever aanvat in uitvoering van een opleidings- of een arbeidsovereenkomst met een minimumduur van vier maanden.
De praktijkopleiding kan plaatsvinden in het kader van de uitvoering van meerdere opleidings- of arbeidsovereenkomsten met meerdere werkgevers. Deze overeenkomsten moeten elkaar niet noodzakelijk zonder onderbreking opvolgen.
Art.2_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De startbonus wordt toegekend aan elke jongere die, in het kader van een alternerende opleiding tijdens de periode van deeltijdse leerplicht, [1 ...]1 een praktijkopleiding bij een werkgever aanvat in uitvoering van [1 een opleidingsovereenkomst]1 met een minimumduur van vier maanden. De praktijkopleiding kan plaatsvinden in het kader van de uitvoering van meerdere [1 opleidingsovereenkomsten]1 met meerdere werkgevers. Deze overeenkomsten moeten elkaar niet noodzakelijk zonder onderbreking opvolgen.
----------
(1)<BDG 2017-11-10/13, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
Art.3. De startbonus wordt gedurende ten hoogste drie opleidingsjaren van een zelfde cyclus van alternerende opleiding toegekend, telkens nadat de jongere een opleidingsjaar met succes beëindigd heeft.
De startbonus bedraagt :
- 500 euro bij het beëindigen van het eerste en het tweede opleidingsjaar;
- 750 euro bij het beëindigen van het derde opleidingsjaar.
Onverminderd artikel 2, eerste lid, kan de startbonus voor een bepaald opleidingsjaar toegekend worden, onder de in het eerste lid bepaalde voorwaarde, voor zover de jongere in dat jaar een praktijkopleiding is begonnen.
De startbonus kan toegekend worden, onder de in het eerste lid bepaalde voorwaarde, voor opleidingsjaren waarvan het einde gelegen is na het einde van de leerplicht, op voorwaarde dat
- de cyclus van de alternerende opleiding begonnen is vóór het einde van de leerplicht en
- de praktijkopleiding plaatsvindt in het kader van de uitvoering van een opleidings- of arbeidsovereenkomst die aanving vóór het einde van de leerplicht.
Art.3_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De startbonus wordt gedurende ten hoogste drie opleidingsjaren van een zelfde cyclus van alternerende opleiding toegekend, telkens nadat de jongere een opleidingsjaar met succes beëindigd heeft. De startbonus bedraagt : - 500 euro bij het beëindigen van het eerste en het tweede opleidingsjaar; - 750 euro bij het beëindigen van het derde opleidingsjaar. [1 ...]1 De startbonus kan toegekend worden, onder de in het eerste lid bepaalde voorwaarde, voor opleidingsjaren waarvan het einde gelegen is na het einde van de leerplicht, op voorwaarde dat - de cyclus van de alternerende opleiding begonnen is vóór het einde van de leerplicht en - de praktijkopleiding plaatsvindt in het kader van de uitvoering van een [1 opleidingsovereenkomst]1 die aanving vóór het einde van de leerplicht.
----------
(1)<BDG 2017-11-10/13, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
Art.4. § 1. Met het oog op het verkrijgen van de startbonus moet bij het werkloosheidsbureau een aanvraag ingediend worden overeenkomstig de bepalingen van artikel 8.
Na ontvangst van een volledige aanvraag bezorgt het werkloosheidsbureau aan de jongere een document dat de tijdstippen vermeldt waarop, indien voldaan is aan de in artikel 3, eerste lid, bedoelde voorwaarde, de startbonus normaal gezien zal worden uitbetaald, rekening houdend met de gegevens, vermeld op het attest bedoeld in artikel 8, tweede lid, 5°.
§ 2. Om de effectieve uitbetaling van de startbonus voor een voorbij opleidingsjaar te bekomen, bezorgt de jongere, op straffe van verval, binnen de vier maanden na de einddatum van dat opleidingsjaar, zoals deze vermeld wordt op het in artikel 8, tweede lid, 5°, bedoeld attest, aan het werkloosheidsbureau een attest van de onderwijs- of opleidingsinstelling of van de bevoegde instantie waarmee bevestigd wordt dat hij dat opleidingsjaar met succes beëindigd heeft.
Art.4_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Met het oog op het verkrijgen van de startbonus moet bij het [1 instituut]1 een aanvraag ingediend worden overeenkomstig de bepalingen van artikel 8. [1 ...]1 § 2. Om de effectieve uitbetaling van de startbonus voor een voorbij opleidingsjaar te bekomen, bezorgt de jongere, op straffe van verval, binnen de vier maanden na de einddatum van dat opleidingsjaar, zoals deze vermeld wordt op het in artikel 8, tweede lid, 5°, bedoeld attest, aan het [1 instituut]1 een attest van de onderwijs- of opleidingsinstelling of van de bevoegde instantie waarmee bevestigd wordt dat hij dat opleidingsjaar met succes beëindigd heeft. [1 In afwijking van het eerste lid is de jongere vrijgesteld van de verplichting om het attest over de succesvolle beëindiging van een opleidingsjaar in te dienen indien : 1° hij overeenkomstig het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's een leertijd verricht; 2° hij overeenkomstig de wet van 19 juli 1983 op het industrieel leerlingwezen een industriële leertijd verricht.]1
----------
(1)<BDG 2017-11-10/13, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
HOOFDSTUK III. - Stagebonus.
Art.5. De stagebonus wordt toegekend aan elke werkgever die ten vroegste op 1 juli 2006, met het oog op een praktijkopleiding in het kader van een alternerende opleiding, een opleidings- of arbeidsovereenkomst sluit met een jongere voor een minimumduur van vier maanden.
Art.5_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De stagebonus wordt toegekend aan [1 de]1 werkgever die [1 ...]1, met het oog op een praktijkopleiding in het kader van een alternerende opleiding, een [1 opleidingsovereenkomst]1 sluit met een jongere voor een minimumduur van vier maanden.
----------
(1)<BDG 2017-11-10/13, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
Art.6. De stagebonus wordt gedurende ten hoogste drie opleidingsjaren van een zelfde cyclus van alternerende opleiding toegekend, telkens nadat de jongere een opleidingsjaar beëindigd heeft.
De stagebonus bedraagt :
- 500 euro bij het beëindigen van het eerste en het tweede opleidingsjaar;
- 750 euro bij het beëindigen van het derde opleidingsjaar.
Indien de praktijkopleiding beëindigd wordt vóór het einde van het lopend opleidingsjaar, gelden volgende modaliteiten :
- indien de praktijkopleiding minder dan drie maanden duurde in de loop van dat opleidingsjaar, dan wordt de stagebonus voor dat opleidingsjaar niet toegekend;
- indien de praktijkopleiding drie maanden of langer duurde in de loop van dat opleidingsjaar, dan wordt de volledige stagebonus voor dat opleidingsjaar toegekend.
Art.7. § 1. Met het oog op het verkrijgen van de stagebonus moet bij het werkloosheidsbureau een aanvraag ingediend worden overeenkomstig de bepalingen van artikel 8.
Na ontvangst van een volledige aanvraag bezorgt het werkloosheidsbureau aan de werkgever een document dat de tijdstippen vermeldt waarop de stagebonus normaal gezien zal worden uitbetaald, rekening houdend met de gegevens, vermeld op het attest bedoeld in artikel 8, tweede lid, 5°.
§ 2. Om de effectieve uitbetaling van de stagebonus voor een voorbij opleidingsjaar te bekomen, bezorgt de werkgever, op straffe van verval, binnen de vier maanden na de einddatum van dat opleidingsjaar, zoals deze vermeld wordt op het in artikel 8, tweede lid, 5°, bedoeld attest, aan het werkloosheidsbureau een attest van de onderwijs- of opleidingsinstelling of van de bevoegde instantie waarmee bevestigd wordt dat de jongere dat opleidingsjaar beëindigd heeft. Indien de alternerende opleiding voortijdig beëindigd werd, omdat hetzij de praktijkopleiding, hetzij de theoretische opleiding, hetzij beide beëindigd werden, vermeldt dit attest de effectieve einddatum van die alternerende opleiding en begint bovengenoemde termijn van vier maanden vanaf die effectieve einddatum te lopen.
Art.7_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. § 1. Met het oog op het verkrijgen van de stagebonus moet bij het [1 instituut]1 een aanvraag ingediend worden overeenkomstig de bepalingen van artikel 8. [1 ...]1 § 2. Om de effectieve uitbetaling van de stagebonus voor een voorbij opleidingsjaar te bekomen, bezorgt de werkgever, op straffe van verval, binnen de vier maanden na de einddatum van dat opleidingsjaar, zoals deze vermeld wordt op het in artikel 8, tweede lid, 5°, bedoeld attest, aan het [1 instituut]1 een attest van de onderwijs- of opleidingsinstelling of van de bevoegde instantie waarmee bevestigd wordt dat de jongere dat opleidingsjaar beëindigd heeft. Indien de alternerende opleiding voortijdig beëindigd werd, omdat hetzij de praktijkopleiding, hetzij de theoretische opleiding, hetzij beide beëindigd werden, vermeldt dit attest de effectieve einddatum van die alternerende opleiding en begint bovengenoemde termijn van vier maanden vanaf die effectieve einddatum te lopen. [1 In afwijking van het eerste lid is de werkgever vrijgesteld van de verplichting om het attest over de succesvolle beëindiging van een opleidingsjaar in te dienen indien : 1° de jongere overeenkomstig het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's een leertijd verricht; 2° de jongere overeenkomstig de wet van 19 juli 1983 op het industrieel leerlingwezen een industriële leertijd verricht.]1
----------
(1)<BDG 2017-11-10/13, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
HOOFDSTUK IV. - Initieel globaal aanvraagdossier en modaliteiten ter terugvordering van ten onrechte toegekende bedragen.
Art.8. De aanvraag tot het bekomen van de start- en de stagebonus wordt ingediend bij het werkloosheidsbureau.
Deze aanvraag bevat de volgende gegevens en stukken :
1° de identiteit of benaming van de werkgever, het adres van de maatschappelijke zetel, het ondernemingsnummer, de identiteit van de vertegenwoordiger van de werkgever indien deze een rechtspersoon is, alsook het rekeningnummer waarop de stagebonus moet overgemaakt worden;
2° de identiteit van de jongere, zijn woonplaats, zijn identificatienummer van de sociale zekerheid en het rekeningnummer waarop de startbonus moet overgemaakt worden;
3° de identiteit en woonplaats van de wettelijke vertegenwoordiger van de jongere;
4° een kopie van de opleidings- of arbeidsovereenkomst die tussen de werkgever en de jongere werd gesloten met het oog op diens praktijkopleiding;
5° een attest van de onderwijs- of opleidingsinstelling of van de bevoegde instantie waarop de benaming, de finaliteit en de begin- en einddatum van de cyclus van de alternerende opleiding vermeld worden, alsook de einddatum van elk opleidingsjaar en de tijdstippen waarop de evaluatie van elk opleidingsjaar voorzien wordt. Indien de opleidings- of arbeidsovereenkomst niet de eerste overeenkomst is die de jongere in het kader van zijn alternerende opleiding sluit, vermeldt het in dit punt 5 bedoeld attest dat de nieuwe overeenkomst de voortzetting beoogt van de praktijkopleiding in het kader van een zelfde alternerende opleiding, waarvan de nuttige gegevens voordien reeds werden meegedeeld.
De Minister van Werk kan deze lijst van gegevens en stukken uitbreiden of aanpassen. De aanvraag moet gezamenlijk door de werkgever, door de jongere en, desgevallend, door diens wettelijke vertegenwoordiger ondertekend worden.
De aanvraag moet bij het werkloosheidsbureau ingediend worden, op straffe van verval, binnen de drie maanden die volgen op het begin van de uitvoering van de opleidings- of arbeidsovereenkomst die tussen de werkgever en de jongere gesloten werd.
Art.8_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De aanvraag tot het bekomen van de start- en de stagebonus wordt ingediend bij het [1 instituut]1. Deze aanvraag bevat de volgende gegevens en stukken : 1° de identiteit of benaming van de werkgever, het [1 adres van de vestigingseenheid en van de maatschappelijke zetel]1, het ondernemingsnummer, de identiteit van de vertegenwoordiger van de werkgever indien deze een rechtspersoon is, alsook het rekeningnummer waarop de stagebonus moet overgemaakt worden; 2° de identiteit van de jongere, zijn woonplaats, zijn identificatienummer van de sociale zekerheid en het rekeningnummer waarop de startbonus moet overgemaakt worden; 3° de identiteit en woonplaats van de wettelijke vertegenwoordiger van de jongere; 4° een kopie van de [1 opleidingsovereenkomst]1 die tussen de werkgever en de jongere werd gesloten met het oog op diens praktijkopleiding; 5° een attest van de onderwijs- of opleidingsinstelling of van de bevoegde instantie waarop de benaming, de finaliteit en de begin- en einddatum van de cyclus van de alternerende opleiding vermeld worden, alsook de einddatum van elk opleidingsjaar en de tijdstippen waarop de evaluatie van elk opleidingsjaar voorzien wordt. Indien de [1 opleidingsovereenkomst]1 niet de eerste overeenkomst is die de jongere in het kader van zijn alternerende opleiding sluit, vermeldt het in dit punt 5 bedoeld attest dat de nieuwe overeenkomst de voortzetting beoogt van de praktijkopleiding in het kader van een zelfde alternerende opleiding, waarvan de nuttige gegevens voordien reeds werden meegedeeld. [1 In afwijking van het tweede lid worden de stukken vermeld in de bepalingen onder 4° en 5° niet bij de aanvraag gevoegd wanneer het gaat om een leertijd overeenkomstig het decreet van 16 december 1991 betreffende de opleiding en de voortgezette opleiding in de middenstand en de kmo's of om een industriële leertijd overeenkomstig de wet van 19 juli 1983 op het industrieel leerlingwezen.]1 De [1 minister bevoegd voor Opleiding]1 kan deze lijst van gegevens en stukken uitbreiden of aanpassen. De aanvraag moet gezamenlijk door de werkgever, door de jongere en, desgevallend, door diens wettelijke vertegenwoordiger ondertekend worden. De aanvraag moet bij het [1 instituut]1 ingediend worden, op straffe van verval, binnen de drie maanden die volgen op het begin van de uitvoering van de [1 opleidingsovereenkomst]1 die tussen de werkgever en de jongere gesloten werd.
----------
(1)<BDG 2017-11-10/13, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
Art.9. De in toepassing van dit besluit toegekende bedragen kunnen door het werkloosheidsbureau teruggevorderd worden indien blijkt dat zij ten onrechte werden toegekend, en dit niet ingevolge een fout van het werkloosheidsbureau. Het werkloosheidsbureau stuurt aan de schuldenaar een aangetekende brief die de beslissing tot terugvordering bevat en motiveert.
De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening zendt de dossiers van de weerspannige schuldenaars met het oog op de terugvordering naar de Administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen. De door de Administratie van het Kadaster, de Registratie en de Domeinen ingestelde vervolgingen verlopen op dezelfde wijze als voor het invorderen van de registratierechten. Onder inhouding van de eventuele kosten worden de door het voornoemde bestuur ingevorderde bedragen overgemaakt aan het hoofdbestuur van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening.
Het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening is gemachtigd geheel of gedeeltelijk af te zien van de nog terug te geven bedragen, overeenkomstig de procedure en de bepalingen van de artikelen 171 tot en met 174 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.
Art.9_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. De in toepassing van dit besluit toegekende bedragen kunnen door het [1 instituut]1 teruggevorderd worden indien blijkt dat zij ten onrechte werden toegekend, en dit niet ingevolge een fout van het [1 instituut]1. Het [1 instituut]1 stuurt aan de schuldenaar een aangetekende brief die de beslissing tot terugvordering bevat en motiveert. [1 ...]1 [1 ...]1.
----------
(1)<BDG 2017-11-10/13, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art.10. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2006.
Art. 11. Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.