Details





Titel:

10 AUGUSTUS 2006. - Koninklijk besluit betreffende de organisatie van het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-08-2006 en tekstbijwerking tot 29-11-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - De opdracht en de organisatie van het instituut.
Art. 2-5
HOOFDSTUK III. - Wijzigings-, opheffings-, overgangs- en slotbepalingen.
Art. 6-12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1998007228  2002007001 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Artikel 1.Bij het Ministerie van Landsverdediging wordt een Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie opgericht.
  Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° " het instituut " : het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie;
  2° " de minister " : de Minister van [1 Defensie]1.
  ----------
  (1)<KB 2016-01-29/11, art. 100, 004; Inwerkingtreding : 11-03-2016>

HOOFDSTUK II. - De opdracht en de organisatie van het instituut.
Art.2.[1 Er worden in het instituut [2 een raad van bestuur, een wetenschappelijk comité en een ethische adviesraad]2 ingesteld.
   De minister bepaalt de samenstelling, de aanwijzingsregels van de leden, de duur van het mandaat van de leden, de bevoegdheden en de werkingsregels [2 van de raad van bestuur, van het wetenschappelijk comité en van de ethische adviesraad]2.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-01-20/04, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 03-02-2014>
  (2)<KB 2024-11-14/02, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 09-12-2024>

Art.3.[1 Het instituut hangt rechtstreeks af van de minister en wordt bestuurd door een raad van bestuur.
   De raad van bestuur verleent zijn akkoord, bij consensus of bij gebreke daaraan, bij meerderheid van stemmen, aan de programma's in het domein van het wetenschappelijk en technologisch onderzoek van Defensie, en legt ze aan de minister voor ter goedkeuring. Deze programma's worden door het instituut beheerd.
   Onderzoeksprogramma's kunnen worden voorgesteld door de Defensiestaf en tevens door elk lid van de raad van bestuur. Beide soorten onderzoeksprogramma's dienen in een redelijke verhouding naast elkaar te bestaan.
   De directeur-generaal van het instituut is belast met het dagelijks beheer en de voorbereiding en uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur.
   [2 De commandant van de Koninklijke Militaire School]2 is verantwoordelijk voor de steun aan het instituut.
   De directeur-generaal van het instituut is benoemd door de Koning, op voordracht van de minister.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-01-20/04, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 03-02-2014>
  (2)<KB 2017-06-18/13, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.4.[1 Het instituut is belast om, zowel op nationaal als internationaal niveau :
   1° een referentie- en reflectiecentrum te zijn, gespecialiseerd in interdisciplinair onderzoek en analyse in het domein van de veiligheids- en defensiepolitiek ten dienste van de maatschappij;
   2° de koppeling te verzekeren tussen de actoren in het domein van de veiligheids- en defensiepolitiek en de burgermaatschappij enerzijds, en de actoren betrokken bij de reflectie en het onderzoek anderzijds;
   3° de samenwerking tussen de instellingen en de betrokken onderzoekers te ontwikkelen via het onderzoek in het domein van de veiligheids- en defensiepolitiek;
   4° de synergiën te creëren op het nationaal en internationaal vlak tussen het wetenschappelijk en technologisch onderzoek en de industrie in een dynamiek van onderzoek en ontwikkeling;
   5° het opstellen van een beter beleid te stimuleren in het domein van de veiligheid en defensie gebaseerd op de resultaten van het onderzoek;
   6° het beleid te optimaliseren door objectieve analyses af te leveren en de beleidsmakers te sensibiliseren over cruciale punten in het domein van de veiligheids- en defensiepolitiek;
   7° de beleidsmakers te helpen bij hun taak door hen een interdisciplinair platform aan te reiken om een debat met experten toe te laten;
   8° vernieuwende en efficiënte methodes te opperen om de aanbevelingen in het domein van de veiligheids- en defensiepolitiek te concretiseren;
   9° visies op langere termijn te ontwikkelen die toelaten de toekomstige beleidsopties te motiveren in het domein van de veiligheids- en defensiepolitiek.
   De minister kan het instituut belasten met iedere opdracht die als doel heeft het onderzoek te stimuleren, de synergiën en de partnerschappen op dat vlak maximaal te ontwikkelen en een duidelijk en transparant beeld toe te laten van de acties die door Defensie gevoerd worden in dat kader.
   Het instituut is bovendien belast met het organiseren, in een multisectorieel kader, van de hogere studies van defensie.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-01-20/04, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 03-02-2014>

Art.5.
  <Opgeheven bij KB 2014-01-20/04, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 03-02-2014>

HOOFDSTUK III. - Wijzigings-, opheffings-, overgangs- en slotbepalingen.
Art.6. In artikel 16, 2°, van het koninklijk besluit van 21 december 2001 tot bepaling van de algemene structuur van het Ministerie van Landsverdediging en tot vastlegging van de bevoegdheden van bepaalde autoriteiten, worden de woorden ", de bewapening en het wetenschappelijk en technologisch onderzoek " vervangen door de woorden " en de bewapening ".

Art.7. In artikel 36 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 februari 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in 1°, vervallen de woorden " in het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie, ";
  2° in 2°, vervallen de woorden " in het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie, ";
  3° in 3°, vervallen de woorden " in het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie, ".

Art.8. Opgeheven worden :
  1° het koninklijk besluit van 8 oktober 1998 houdende organisatie van het Koninklijk Hoger Instituut voor Defensie, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 april 1999, 8 december 1999, 12 augustus 2003 en 16 februari 2006;
  2° artikel 41, 6°, van het koninklijk besluit van 21 december 2001 tot bepaling van de algemene structuur van het Ministerie van Landsverdediging en tot vastlegging van de bevoegdheden van bepaalde autoriteiten.

Art.9. (Opgeheven) <KB 2006-12-14/51, art. 33, 002; Inwerkingtreding : 31-08-2006>

Art.10. De commandant van het Koninklijk Hoger Instituut voor defensie wordt uit zijn ambt ontslagen op de datum van inwerkingtreding van deze bepaling.

Art.11. Dit besluit treedt in werking op 16 augustus 2006.

Art. 12.Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.