10 DECEMBER 2004. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-02-2005 en tekstbijwerking tot 27-02-2024)
Art. 1-4
BIJLAGEN.
Art. N1-N3
2011035717 2013035293 2014036521 2014036539 2015203469 2016035143 2016035655 2017012511 2017012804 2017020476 2017040372 2018012265 2018031254
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° decreet : het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid;
2° bevoegde administratie : [1 [4 de subentiteit van het Departement Omgeving, bevoegd voor milieueffectrapportage]4]1
3° de productiecapaciteit : de jaarlijkse of dagelijkse effectieve productiecapaciteit van de installaties, rekening houdend met onder andere de eigenschappen van de inrichtingen zoals de opslagcapaciteiten, de werkuren, het aantal werknemers, de werkregeling (personeelsbezetting) en rekening houdend met de bij de vergunning aan te vragen capaciteit;
4° bijzonder beschermde gebieden : als bijzonder beschermde gebieden met betrekking tot dit besluit worden de volgende gebieden beschouwd :
a. de speciale beschermingszones overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
b. een gebied aangeduid overeenkomstig de Conventie van Ramsar inzake watergebieden van internationale betekenis;
c. een beschermd duingebied of voor het duingebied belangrijk landbouwgebied zoals aangegeven ter uitvoering van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen;
d. natuurgebieden, natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening;
e. bosgebieden, valleigebieden, brongebieden, overstromingsgebieden, agrarische gebieden met ecologisch belang of ecologische waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening;
f. een beschermd [3 cultuurhistorisch]3 landschap, stads- of dorpsgezicht, monument of archeologische [3 site]3;
g. de waterwingebieden en bijhorende beschermingszones type I en II vastgesteld ter uitvoering van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer;
h. het Vlaams Ecologisch Netwerk overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;
i. een volgens een plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan vastgesteld erfgoedlandschap.
[2 5° project-m.e.r.-screeningsnota : een document waarin van een voorgenomen project wordt aangegeven of er aanzienlijke effecten voor mens en milieu te verwachten zijn.]2
----------
(1)<BVR 2008-03-07/41, art. 402, 002; Inwerkingtreding : 21-05-2008>
(2)<BVR 2013-03-01/23, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 29-04-2013>
(3)<BVR 2014-05-16/42, art. 13.1.39, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(4)<BVR 2017-02-24/16, art. 91, 009; Inwerkingtreding : 01-04-2017>
Art.2.§ 1. De categorieën van projecten waarvoor overeenkomstig [1 artikel 4.3.2, § 1, § 2, § 2bis, § 3 en § 3bis, van het decreet al dan niet]1 een project-MER moet worden opgesteld, zijn vermeld in [1 bijlage I, bijlage II en bijlage III]1 van dit besluit.
§ 2. Voor de categorieën van projecten vervat in bijlage II bij dit besluit kan de initiatiefnemer een gemotiveerd verzoek tot ontheffing indienen bij de bevoegde administratie.
§ 3. De bevoegde administratie beslist geval per geval over deze verzoeken tot ontheffing. Ze beslist op basis van de selectiecriteria die zijn vastgesteld in bijlage II van het decreet.
§ 4. De administraties, overheidsinstellingen en openbare besturen bedoeld in artikel 4.3.2, § 4, 2de lid, en artikel 4.3.4, § 4, 3° van het decreet zijn deze die ingevolge de toepasselijke vergunningenwetgeving om advies moeten worden gevraagd over de desbetreffende vergunningsaanvraag.
§ 5. De milieueffectbeoordeling voor de categorieën van projecten vermeld in de rubrieken 2, b) en 3 van bijlage I, en de rubrieken 2, d), tweede streepje en 3, g) van bijlage II, mag geen betrekking hebben op de verwachte effecten op het leefmilieu die verband houden met de bescherming tegen ioniserende stralingen.
[1 § 6. Voor de categorieën van projecten, vermeld in bijlage III bij dit besluit, kan de initiatiefnemer een project-m.e.r.-screeningsnota indienen bij de overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag.
De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, kan een modelformulier vaststellen voor de opmaak van de project-m.e.r.-screeningsnota, vermeld in het eerste lid. In dat modelformulier worden alle gegevens opgevraagd over de kenmerken van het voorgenomen project, de locatie van het project, de gebieden waarop het project van invloed kan zijn en de kenmerken van de mogelijke milieueffecten, die nodig zijn om te besluiten of er aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn van een voorgenomen project.
§ 7. De overheid die beslist over de ontvankelijkheid en volledigheid van de vergunningsaanvraag beslist geval per geval over die project-m.e.r.-screeningsnota's. Ze beslist op basis van de selectiecriteria, vermeld in bijlage II van het decreet.
§ 8. Wanneer een project onder de toepassing valt van verschillende bijlagen bij dit besluit, dan geldt voor dit project de procedure van de bijlage met het laagste nummer.]1
----------
(1)<BVR 2013-03-01/23, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 29-04-2013>
Art.3.§ 1. De volgende bepalingen worden opgeheven :
1° Artikelen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 19bis, 19ter en 20 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 maart 1989 houdende organisatie van de milieueffectrapportage van bepaalde categorieën van hinderlijke inrichtingen, gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse Regering van 27 april 1994, 25 januari 1995, 24 mei 1995, 4 februari 1997 en 10 maart 1998;
2° Artikelen 1, 2, 3, 4, 13, 14, 15, 16, 17, 17bis, 17ter en 18 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 maart 1989 houdende bepaling voor het Vlaamse Gewest van de categorieën van werken en handelingen, andere dan hinderlijke inrichtingen, waarvoor een milieueffectrapport is vereist voor de volledigheid van de aanvraag om bouwvergunning, gewijzigd bij besluiten van de Vlaamse Regering van 25 januari 1995, 4 februari 1997 en 10 maart 1998.
§ 2. Overeenkomstig artikel 9 van het decreet van 18 december 2002 tot aanvulling van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage, is de verplichting tot het uitvoeren van een project-m.e.r. overeenkomstig artikel 4.3.2, § 2, tweede lid van het decreet, niet van toepassing op de inrichtingen met een lopende [1 omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit]1 die vervalt uiterlijk dertig maanden na de inwerkingtreding van dit besluit en voor zover :
1. de inrichting niet viel onder de toepassing van artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 maart 1989 houdende organisatie van de milieueffectrapportage van bepaalde categorieën van hinderlijke inrichtingen;
2. de vergunningsaanvraag geen verandering van het project bevat waarvoor een project-MER kan worden opgelegd overeenkomstig de bepalingen van bijlage II bij dit besluit;
3. de vergunningsaanvraag wordt aangevuld met een bondige beschrijving en beoordeling van de waarschijnlijk aanzienlijke milieueffecten van het project overeenkomstig de in artikel 4.3.7, § 1, 2°, b), opgesomde aspecten.
----------
(1)<BVR 2015-11-27/29, art. 598, 007; Inwerkingtreding : 23-02-2017>
Art.4. De Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, en de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage I. - De categorieën van projecten die overeenkomstig artikel 4.3.2, § 1 van het decreet aan de project-m.e.r. worden onderworpen en waarvoor een project-MER moet worden opgesteld.
1 | Raffinaderijen van ruwe aardolie (met uitzondering van de bedrijven die |
uitsluitend smeermiddelen uit ruwe olie vervaardigen), alsmede | |
installaties voor de vergassing en vloeibaarmaking van ten minste 500 | |
ton steenkool of bitumineuze schisten per dag. | |
2 | a) Thermische centrales en andere verbrandingsinstallaties met een |
warmtevermogen van ten minste 300 megawatt. | |
b) Kerncentrales en andere kernreactoren, met inbegrip van de | |
ontmanteling of buitengebruikstelling van dergelijke centrales of | |
reactoren (1) (met uitzondering van onderzoeksinstallaties voor de | |
productie en verwerking van splijt- en kweekstoffen, met een | |
constant vermogen van ten hoogste 1 thermische kW). | |
( (1) Kerncentrales en andere kernreactoren houden op zulke | |
installaties te zijn wanneer alle splijtstoffen en ander | |
radioactief besmette elementen permanent van de plaats van de | |
installatie zijn verwijderd. ) | |
3 | a) Installaties voor de opwerking van bestraalde splijtstoffen. |
b) Installaties die ontworpen zijn : | |
- voor de productie of de verrijking van splijtstoffen, | |
- voor de behandeling van bestraalde splijtstoffen of hoog radioactief | |
afval, | |
- voor de definitieve verwijdering van bestraalde splijtstoffen, | |
- uitsluitend voor de definitieve verwijdering van radioactief afval, | |
- uitsluitend voor de (voor meer dan tien jaar geplande) opslag van | |
bestraalde splijtstoffen of radioactief afval op een andere plaats | |
dan het productieterrein. | |
4 | a) Geintegreerde hoogovenbedrijven voor de productie van ruwijzer en |
staal. | |
b) Installaties voor de winning van ruwe non-ferrometalen uit erts, | |
concentraat of secundaire grondstoffen met metallurgische, chemische | |
of elektrolytische procedes. | |
5 | Installaties voor de winning van asbest, alsmede voor de behandeling en |
de verwerking van asbest en asbesthoudende producten : voor producten | |
van asbestcement, met een jaarproductie van meer dan 20.000 ton | |
eindproducten, voor remvoeringen, met een jaarproductie van meer dan | |
50 ton eindproducten, alsmede - voor andere toepassingsmogelijkheden | |
van asbest - met een gebruik van meer dan 200 ton per jaar. | |
6 | Geintegreerde chemische installaties, dat wil zeggen installaties voor |
de fabricage op industriele schaal van stoffen door chemische | |
omzetting, waarin verscheidene eenheden naast elkaar bestaan en | |
functioneel met elkaar verbonden zijn, bestemd voor de fabricage van : | |
- organische basischemicalien; | |
- anorganische basischemicalien; | |
- fosfaat-, stikstof- of kaliumhoudende meststoffen (enkelvoudige of | |
samengestelde meststoffen); | |
- basisproducten voor gewasbescherming en van biociden; | |
- farmaceutische basisproducten met een chemisch of biologisch procede; | |
- explosieven. | |
7 | Aanleg van spoorlijnen voor spoorverkeer over een lengte van 10 km of |
meer. | |
8 | Aanleg van vliegvelden (2) met een start - en landingsbaan van ten |
minste 2.100 meter. | |
( (2) Onder '' vliegvelden '' is te verstaan de vliegvelden die | |
beantwoorden aan de definitie van het verdrag van Chicago van | |
1944 tot oprichting van de Internationale burgerluchtvaart- | |
organisatie (bijlage 14). ) | |
9 | Aanleg van autosnelwegen en autowegen (3), met inbegrip van de |
hoofdwegen. | |
( (3) Onder ''autowegen'' is te verstaan de wegen die beantwoorden aan | |
de definities van ''de Europese Overeenkomst inzake | |
internationale hoofdverkeerswegen'' van 15 november 1975. ) | |
10 | Aanleg van nieuwe wegen met vier of meer rijstroken, of verlegging |
en/of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot | |
wegen met vier of meer rijstroken, indien de nieuwe weg, of het | |
verlegde en/of verbrede weggedeelte een ononderbroken lengte van 10 km | |
of meer heeft. | |
11 | Aanleg van waterwegen en havens voor de binnenscheepvaart voor schepen |
van meer dan 1.350 ton. | |
12 | Zeehandelshavens, met het land verbonden en buiten havens gelegen |
pieren voor lossen en laden (met uitzondering van pieren voor | |
veerboten) die schepen van meer dan 1.350 ton kunnen ontvangen. | |
13 | Afvalverwijderingsinstallaties voor de verbranding, zoals gedefinieerd |
in punt D10 van [<font color="red">2</font> artikel 4.2.1 VLAREMA ]<font color="red">2</font> , de chemische behandeling, zoals | |
gedefinieerd in punt D9 van [<font color="red">2</font> artikel 4.2.1 VLAREMA]<font color="red">2</font> of het storten van | |
gevaarlijke afvalstoffen. | |
14 | Afvalverwijderingsinstallaties voor de verbranding, zoals gedefinieerd |
in punt D10 van [<font color="red">2</font> artikel 4.2.1 VLAREMA]<font color="red">2</font> , of chemische behandeling, zoals | |
gedefinieerd in punt D9 van [<font color="red">2</font> artikel 4.2.1 VLAREMA]<font color="red">2</font> , van ongevaarlijke | |
afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 100 ton per dag. | |
15 | Werkzaamheden voor het onttrekken of kunstmatig aanvullen van |
grondwater wanneer het jaarlijkse volume onttrokken of aangevuld water | |
10 miljoen m3 of meer bedraagt. | |
16 | a) Projecten voor de overbrenging van water tussen stroomgebieden |
wanneer deze overbrenging ten doel heeft eventuele waterschaarste te | |
voorkomen en de hoeveelheid overgebracht water meer bedraagt dan | |
100 miljoen m3 per jaar. | |
b) In alle andere gevallen, projecten voor de overbrenging van water | |
tussen stroomgebieden wanneer het meerjarig gemiddelde jaardebiet | |
van het bekken waaraan het water wordt onttrokken meer bedraagt dan | |
2.000 miljoen m3 en de hoeveelheid overgebracht water 5 % van dit | |
debiet overschrijdt. | |
In beide gevallen is overbrenging van via leidingen aangevoerd | |
drinkwater uitgesloten. | |
17 | Rioolwaterzuiveringsinstallaties met een capaciteit van meer dan |
150.000 inwonerequivalenten zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 6, | |
van Richtlijn 91/271/EEG (4). | |
( (4) PB nr. L 135 van 30.5.1991, blz. 40. Richtlijn laatstelijk | |
gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994. ) | |
18 | Commerciele winning van aardolie en aardgas wanneer de gewonnen |
hoeveelheid meer dan 500 ton aardolie per dag of meer dan 500.000 m3 | |
aardgas per dag bedraagt. | |
19 | Stuwdammen en andere installaties voor het stuwen of permanent opslaan |
van water, met inbegrip van waterspaarbekkens voor | |
drinkwatervoorziening, wanneer een nieuwe of extra hoeveelheid water | |
van meer dan 10 miljoen m3 wordt gestuwd of opgeslagen, en voor de | |
aanleg van een waterbekken wanneer de oppervlakte 50 ha of meer | |
bedraagt. | |
20 | [<font color="red">1</font> Pijpleidingen met een diameter van meer dan 800 mm en een lengte van meer dan 40 km : |
a) voor het vervoer van gas, olie of chemicaliën; | |
b) voor het vervoer van koolstofdioxidestromen voor geologische opslag, inclusief de desbetreffende pompstations.]<font color="red">1</font> | |
21 | Installaties voor intensieve pluimvee- of varkenshouderij met meer |
dan : | |
a) 85.000 plaatsen voor mesthoenders (ander gevogelte dan leg kippen); | |
of | |
b) 60 000 plaatsen voor hennen (legkippen); of | |
c) 3.000 plaatsen voor mestvarkens (van meer dan 20 kg); of | |
d) 900 plaatsen voor zeugen. | |
22 | Industriele installaties voor : |
a) de fabricage van papierpulp uit hout of uit andere vezelstoffen; of | |
b) de fabricage van papier en karton met een productiecapaciteit van | |
meer dan 200 ton per dag | |
23 | Steengroeven en dagbouwmijnen, met inbegrip van ontginningen van |
oppervlaktedelfstoffen of grind, met een terreinoppervlakte van meer | |
dan 10 hectare, of turfwinning met een terreinoppervlakte van meer dan | |
150 hectare. | |
24 | Aanleg van bovengrondse hoogspanningsleidingen van 150 kV of meer en |
langer dan 15 km. | |
25 | Installaties voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische |
producten met een capaciteit van 200.000 ton of meer. | |
26 | [<font color="red">1</font> Opslaglocaties overeenkomstig het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond.]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> 27 | Installaties voor het afvangen van koolstofdioxidestromen met het oog op de geologische opslag overeenkomstig het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond, afkomstig van onder deze bijlage vallende installaties, of als de totale jaarlijkse afvang van koolstofdioxide 1,5 megaton of meer bedraagt. |
28 | [<font color="red">2</font> a) Wijziging of uitbreiding van de in bijlage I, II of III opgenomen projecten, wanneer die wijziging of uitbreiding op zich voldoet aan de in bijlage I genoemde drempelwaarden, voor zover deze bestaan. b) Wijziging of uitbreiding van de in bijlage I, II of III opgenomen projecten, waarvoor reeds een vergunning is afgegeven, die zijn of worden uitgevoerd, wanneer die wijziging of uitbreiding aanleiding geeft tot een overschrijding van de in bijlage I genoemde drempelwaarden (niet in rubriek 28, a) opgenomen wijziging of uitbreiding). Van deze overschrijding van de drempelwaarde is sprake ofwel als de drempelwaarde van bijlage I voor het eerst wordt overschreden door het samenvoegen van de reeds vergunde en de nog te vergunnen activiteiten (= project) ofwel als de verschillende uitbreidingen samen, sinds de laatst verleende ontheffing of goedgekeurd MER (voor zover deze bestaan), groter zijn dan de drempelwaarde van bijlage I.]<font color="red">2</font> |
[<font color="red">1</font> 29. Permanente race- en testbanen voor gemotoriseerde voertuigen.]<font color="red">1</font> | |
(2)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=fr&lg_txt=f&cn_search=2013030123" target="_blank">2013-03-01/23</a>, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 29-04-2013> |
1 | landbouw, bosbouw en aquacultuur |
a) [<font color="red">3</font> ...]<font color="red">3</font> | |
b) Projecten voor het gebruik van niet in cultuur gebrachte gronden of | |
semi-natuurlijke gebieden voor intensieve landbouw voor zover de | |
oppervlakte 15 ha of meer bedraagt en gelegen is in een bijzonder | |
beschermd gebied. | |
c) | |
° Waterbeheersingsprojecten voor landbouwdoeleinden namelijk : | |
- een irrigatieproject van 100 ha en meer; of - een | |
droogleggingsproject van 50 ha of meer; of - een droogleggingsproject | |
van 15 ha of meer, dat een aanzienlijke verlaging van de freatische | |
grondwatertafel in een bijzonder beschermd gebied tot gevolg kan | |
hebben. | |
[<font color="red">3</font> ...]<font color="red">3</font> | |
d) | |
° Eerste bebossing voor zover de oppervlakte 10 ha of meer bedraagt. | |
° Ontbossing met het oog op de omschakeling naar een ander bodemgebruik | |
voorzover de oppervlakte 3 ha of meer bedraagt en voorzover artikel | |
87 van het Bosdecreet niet van toepassing is. | |
e) Intensieve veeteeltbedrijven : | |
° Stal met 60.000 tot 85.000 plaatsen voor ander gevogelte dan | |
legkippen of met 40.000 tot 60.000 plaatsen voor legkippen, en geheel | |
of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan ''agrarisch gebied in | |
de ruime zin''. | |
° Stal met 2.000 tot 3.000 plaatsen voor varkens andere dan zeugen en | |
geheel of gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan ''agrarisch | |
gebied in de ruime zin''. | |
° Stal met 2.500 plaatsen of meer voor mestkalveren. | |
° Stal met 1.000 tot 2.500 plaatsen voor mestkalveren en geheel of | |
gedeeltelijk gelegen in een ander gebied dan ''agrarisch gebied in de | |
ruime zin''. | |
° Gemengde inrichting voor gevogelte als de verhouding van het aantal | |
plaatsen voor legkippen t.o.v. de drempel 60.000 + het aantal | |
plaatsen voor ander gevogelte dan legkippen, struisvogels of | |
struisvogelachtigen t.o.v. de drempel /85.000 groter dan 1 is. | |
° Gemengde inrichting voor varkens van meer dan 20 kg als de verhouding | |
van het aantal plaatsen voor zeugen t.o.v. de drempel van 900 + het | |
aantal plaatsen voor varkens andere dan zeugen t.o.v. de drempel van | |
3.000 groter dan 1 is. | |
° Stal met 1.000 plaatsen of meer voor struisvogels en | |
struisvogelachtigen. | |
f) Intensieve aquacultuur van vis met een productiecapaciteit van 1.000 | |
ton levend gewicht per jaar of meer. | |
g) Landwinning uit zee. | |
2 | Extractieve bedrijven |
a) Ontginningen in gebieden die volgens de plannen van aanleg of | |
ruimtelijke uitvoeringsplannen bestemd zijn om oppervlakte- | |
delfstoffen of grind te ontginnen en die een ontginbare oppervlakte | |
hebben van 10 ha of meer. | |
b) Ondergrondse mijnbouw. | |
c) Winning van mineralen door afbaggering van de zee- of rivierbodem | |
met een volume van 100.000 m3 per jaar of meer of die een | |
aanzienlijke invloed kunnen hebben op een bijzonder beschermd | |
gebied. | |
d) [<font color="red">2</font> Diepboringen, met name]<font color="red">2</font> | |
- geothermische boringen vanaf een diepte van 500 m, | |
- boringen in verband met de opslag van kernafval vanaf een diepte van | |
100 m, - boringen voor watervoorziening vanaf een diepte van 500m, | |
met uitzondering van boringen voor het onderzoek naar de stabiliteit | |
van de grond. | |
e) [<font color="red">1</font> Oppervlakte-installaties van bedrijven voor de winning van ertsen, van bitumineuze schisten en van koolwaterstoffen, zoals gedefinieerd in artikel 2, 2°, van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond.]<font color="red">1</font> | |
3 | Energiebedrijven |
a) Industriele installaties voor de productie van elektriciteit, stoom | |
of warm water met uitzondering van kernenergiecentrales, met een | |
warmtevermogen van 100 tot 300 megawatt. | |
b) | |
[<font color="red">2</font> ...]<font color="red">2</font> | |
° Industriele installaties voor het transport van elektrische energie | |
via bovengrondse leidingen van 150 kV of meer over een lengte van | |
5 km tot 15 km, of die over een ononderbroken lengte van 1 km of meer | |
in een bijzonder beschermd gebied zijn gelegen. | |
° Aanleg van ondergrondse hoogspanningsleidingen van 150 kV of meer | |
die : | |
- over een ononderbroken lengte van 1 km of meer in een bijzonder | |
beschermd gebied zijn gelegen, of | |
- over een lengte van 10 km of meer en voor zover ze niet gelegen zijn | |
binnen de rooilijnen van een openbare weg of binnen een leidingstraat | |
aangeduid op een plan van aanleg of een ruimtelijk uitvoeringsplan. | |
c) Bovengrondse opslag van aardgas met een opslagcapaciteit van | |
100.000 m3 of meer. | |
d) Ondergrondse opslag van gasvormige brandstoffen met een | |
opslagcapaciteit van 500.000 m3 of meer. | |
e) Bovengrondse opslag van fossiele brandstoffen met een oppervlakte | |
van 25 ha of meer. | |
f) Inrichtingen voor het industrieel briketteren van steenkool en | |
bruinkool met een productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar of | |
meer. | |
g) Installaties voor de behandeling en de opslag van radioactief afval | |
voor langer dan drie jaar (niet onder bijlage I vallende projecten). | |
h) Installaties voor de productie van hydro-elektrische energie met een | |
(elektrisch) vermogen van 5 megawatt of meer. | |
i) Installaties voor het opwekken van elektriciteit door middel van | |
windenergie voorzover de activiteit betrekking heeft : | |
- op 20 windturbines of meer, of | |
- op 4 windturbines of meer, die een aanzienlijke invloed hebben of | |
kunnen hebben op een bijzonder beschermd gebied. | |
[<font color="red">1</font> j) Installaties voor het afvangen van koolstofdioxidestromen met het oog op geologische opslag overeenkomstig het decreet van 8 mei 2009 betreffende de diepe ondergrond, afkomstig van installaties die niet onder bijlage I vallen.]<font color="red">1</font> | |
4 | Productie en verwerking van metalen |
a) Installaties voor de productie van ruwijzer of staal (primaire of | |
secundaire smelting), met inbegrip van continugieten, met een | |
productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar of meer. | |
b) Installaties voor verwerking van ferrometalen door : | |
- warmwalsen, | |
- koudwalsen van vlakke platen, - smeden met hamers, | |
- het aanbrengen van deklagen van gesmolten metaal, | |
als de productiecapaciteit 100.000 ton per jaar of meer bedraagt. | |
c) Smelterijen van ferrometalen met een productiecapaciteit van 20 ton | |
per dag of meer. | |
d) Installaties voor het smelten (met inbegrip van het legeren), het | |
(vorm)gieten, walsen (koud- en warmwalsen), het trekken van non- | |
ferrometalen, met uitzondering van edele metalen, - inclusief | |
terugwinningsproducten (affineren, vormgieten enz.) -met een | |
productiecapaciteit van 50.000 ton per jaar of meer. | |
e) Installaties voor oppervlaktebehandeling van metalen, plastic | |
materiaal en kunststoffen met een elektrolytisch of chemisch | |
procede, met gebruik van procesbaden met een individuele inhoud van | |
100 m3 of meer of een productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar | |
of meer. | |
f) Automobielfabrieken en -assemblagebedrijven en fabrieken van | |
automobielmotoren met een productiecapaciteit van 100.000 stuks per | |
jaar of meer. | |
g) Scheepswerven met een oppervlakte van 5 ha of meer. | |
h) Installaties voor de bouw en reparatie van luchtvaartuigen, als er | |
motoren met een stuwkracht van 500 kN of meer of met een vermogen | |
van 10 MW of meer getest worden, of als de oppervlakte 5 ha of meer | |
bedraagt. | |
i) Inrichtingen voor het vervaardigen van spoorwegmaterieel met een | |
oppervlakte van 1 ha of meer, of voor het herstellen ervan met een | |
oppervlakte van 5 ha of meer. | |
j) Inrichtingen voor het vervormen van metalen (uitstampen) door middel | |
van springstoffen. | |
k) Installaties voor het roosten en sinteren van ertsen. | |
5 | minerale industrie |
a) Cokesovenbedrijven (droge distillatie van steenkool). | |
b) Installaties voor de vervaardiging van cement als de | |
productiecapaciteit 150.000 ton per jaar of meer bedraagt. | |
c) Installaties voor de winning van asbest en de fabricage van | |
asbestproducten : | |
- producten van asbestcement, met een productie van 10.000 tot 20.000 | |
ton eindproducten per jaar, | |
- remvoeringen, met een productie van 25 tot 50 ton eindproducten per | |
jaar, - andere toepassingsmogelijkheden van asbest met een gebruik | |
van 100 tot 200 ton per jaar. | |
d) Installaties voor het vervaardigen en behandelen van glas (met | |
inbegrip van glasvezels en de productie van glaswol) of voor het | |
smelten van minerale stoffen (met inbegrip van mineraalvezels) met | |
een productiecapaciteit van 30.000 ton per jaar of meer. | |
e) Fabricage van keramische producten door middel van bakken, namelijk | |
dakpannen, bakstenen, vuurvaste stenen, tegels, aardewerk of | |
porselein met een productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar of | |
meer. | |
6 | Chemische industrie |
a) Chemische industrie voor de behandeling van tussenproducten en | |
vervaardiging van chemicalien : | |
° Chemische installaties, voor de productie van organische chemicalien | |
met een productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar of meer. | |
° Chemische installaties voor de productie van kunstmeststoffen met een | |
productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar of meer. | |
° Chemische installaties, voor de productie van anorganische | |
chemicalien met een productiecapaciteit van 250.000 ton per jaar of | |
meer. | |
b) Chemische industrie voor de productie van bestrijdingsmiddelen en | |
farmaceutische producten, verven en vernissen, elastomeren en | |
° Inrichtingen voor de productie van bestrijdingsmiddelen met een | |
productiecapaciteit van 30.000 ton per jaar. | |
° Inrichtingen voor de productie van farmaceutische stoffen met een | |
productiecapaciteit van 30.000 ton per jaar of meer. | |
° Inrichtingen voor de productie van elastomeren, verven,vernissen of | |
peroxiden met een productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar of | |
meer. | |
c) Opslagruimten voor aardolie, petrochemische en chemische producten : | |
° Installaties voor de opslag van aardolie, petrochemische of chemische | |
producten met een opslagcapaciteit van 100.000 ton tot 200.000 ton. | |
d) Petrochemische installaties of vervolgfabrieken voor het kraken of | |
vergassen van nafta, gasolie, LPG of andere aardoliefracties met een | |
verwerkingscapaciteit van 500.000 ton per jaar of meer. | |
7 | Voedings - en genotmiddelenindustrie |
a) Inrichtingen voor het vervaardigen van plantaardige of dierlijke | |
olien en vetten met een productiecapaciteit van 60.000 ton per jaar | |
of meer. | |
b) Inrichtingen voor het conserveren van dierlijke en/of plantaardige | |
producten met een productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar of | |
meer. | |
c) Zuivelfabrieken met een productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar | |
of meer. | |
d) | |
° Bierbrouwerijen met een productiecapaciteit van 75 miljoen liter | |
per jaar of meer. | |
° Mouterijen met een productiecapaciteit van 60.000 ton per jaar of | |
meer. | |
e) | |
° Suikerwarenfabrieken met een productiecapaciteit van 90.000 ton per | |
jaar of meer. | |
° Siroop- of frisdrankenfabrieken met een productiecapaciteit van 75 | |
miljoen liter per jaar of meer. | |
f) Installaties voor het slachten van dieren met een | |
verwerkingscapaciteit van 30.000 ton levend gewicht per jaar of meer. | |
g) Zetmeelfabrieken met een productiecapaciteit van 100.000 ton per | |
jaar of meer. | |
h) Vismeel- en visoliefabrieken met een productiecapaciteit van 10.000 | |
ton per jaar of meer. | |
i) Suikerfabrieken met een productiecapaciteit van 500 ton per dag of | |
meer. | |
8 | Textiel- Leder- Hout en Papierindustrie |
a) Industriele installaties voor de fabricage van papier en karton met | |
een productiecapaciteit van 100 tot 200 ton per dag. | |
b) Installaties voor de voorbehandeling (zoals wassen, bleken, | |
merceriseren) of het verven van vezels of textiel met een | |
productiecapaciteit van 30.000 ton per jaar of meer. | |
c) Installaties voor het looien van huiden met een productiecapaciteit | |
van 1.000 ton per jaar of meer. | |
d) Installaties voor het produceren en bewerken van celstof met een | |
productiecapaciteit van 100 ton per dag en meer. | |
e) Houtvezelplaat -, spaanderplaat -, duplex-, triplex- en | |
multiplexfabrieken met een productiecapaciteit van 200 ton per dag | |
en meer. | |
9 | Rubberverwerkende industrie |
Inrichtingen voor het vervaardigen en behandelen van producten op basis | |
van elastomeren met een verwerkingscapaciteit van 100.000 ton per jaar | |
of meer | |
10 | Infrastructuurprojecten |
a) Industrieterreinontwikkeling met een oppervlakte van 50 ha of meer. | |
b) Stadsontwikkelingsprojecten, met inbegrip van de bouw van | |
winkelcentra en parkeerterreinen, - met betrekking tot de bouw van | |
1000 of meer woongelegenheden, of | |
- met een brutovloeroppervlakte van 5.000 m2 handelsruimte of meer, of | |
- met een verkeersgenererende werking van pieken van 1000 of meer | |
personenauto-equivalenten per tijdsblok van 2 uur. | |
c) | |
° Aanleg van spoorwegen met een lengte van 1 tot 10 km, of een | |
ononderbroken lengte van 1 km of meer gelegen in een bijzonder | |
beschermd gebied. | |
° Aanleg van faciliteiten voor de overlading tussen [<font color="red">2</font> vervoerswijzen]<font color="red">2</font> | |
en van [<font color="red">2</font> overladingsstations]<font color="red">2</font> met een oppervlakte van 5 ha of meer. | |
d) Aanleg van vliegvelden, met een start- en landingsbaan van 800 tot | |
2.100 meter | |
e) | |
° Aanleg van wegen met 4 of meer rijstroken over een lengte van 1 km | |
tot 10 km. | |
° Aanleg van wegen met 2 of meer rijstroken over een lengte van 10 km | |
of meer. | |
° Aanleg van verharde wegen die over een ononderbroken lengte van 1 km | |
of meer in een bijzonder beschermd gebied zijn gelegen. | |
f) Aanleg van havens en haveninstallaties, met inbegrip van | |
visserijhavens, waaronder de aanleg van dokken en sluizen. | |
g) Aanleg van waterwegen. | |
h) [<font color="red">3</font> ° Werken op of langs niet-kunstmatige bevaarbare waterlopen, namelijk : | |
1) verbreden of verdiepen van de vaargeul; | |
2) aanleg van stuwen. | |
° Werken ter beperking van overstromingen, namelijk : | |
1) aanleg van overstromingsgebieden met een volumecapaciteit van 250.000 m3 of meer; | |
2) aanleg van dijken met een lengte van 500 m of meer.]<font color="red">3</font> | |
i) Stuwdammen en andere installaties voor het stuwen of voor de lange | |
termijn opslaan van water met een oppervlakte van 15 ha of meer of | |
met een nuttige inhoud van 1 miljoen m3 of meer. | |
j) Aanleg van infrastructuur voor trams, boven- en ondergrondse | |
spoorwegen, zweefspoor en dergelijke bijzondere constructies, welke | |
uitsluitend of overwegend voor personenvervoer zijn bestemd met een | |
lengte van 1 km of meer. | |
k) [<font color="red">2</font> k) Aanleg in open sleuf van buisleidingen en aanleg van randvoorzieningen behorend bij die buisleidingen die niet gelegen zijn binnen de rooilijnen van een openbare weg, en waarbij een van de volgende voorwaarden vervuld is : 1) ten minste 2000 m2 van de randvoorziening ligt in een bijzonder beschermd gebied; 2) de buisleiding heeft een ononderbroken lengte van 1 km of meer in een bijzonder beschermd gebied; 3) de buisleiding heeft een lengte van 10 km of meer.]<font color="red">2</font> | |
l) Aanleg van aquaducten over een lengte van 10 km, of meer of die over | |
een ononderbroken lengte van 1km of meer gelegen zijn in een | |
bijzonder beschermd gebied. | |
m) [<font color="red">2</font> ...]<font color="red">2</font> | |
n) Kustwerken om erosie te bestrijden en maritieme werken die de kust | |
kunnen wijzigen door de aanleg van onder meer dijken, pieren, | |
havenhoofden, havendammen, en andere kustverdedigingswerken, met | |
uitzondering van instandhoudings-, herstel- of onderhoudswerken. | |
o) Werken voor het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater : | |
[<font color="red">5</font> Onttrekken van grondwater, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet-verontrinigd grondwater in dezelfe watervoerende laag, als het netton onttrokken débiet 2500 m3 par dag of meer bedraagt. | |
Kunstmatige aanvullingen van grondwater als het debiet 2500 m3 per dag of meer bedraagt.]<font color="red">5</font> | |
Onttrekken van grondwater als de capaciteit 1.000 m3 per dag of meer | |
bedraagt en de activiteit gelegen is in of een aanzienlijke invloed | |
kan hebben op een gebied zoals aangeduid in uitvoering van het decreet | |
houdende maatregelen ter bescherming van de kustduinen van 14 juli | |
1993 of als de activiteit een betekenisvolle aantasting van de | |
natuurlijke kenmerken van een speciale beschermingszone kan | |
veroorzaken. | |
p) Projecten voor de overbrenging van water tussen stroomgebieden als | |
deze overbrenging tot doel heeft eventuele waterschaarste te | |
voorkomen en de hoeveelheid overgebracht water 75 miljoen m3 of meer | |
per jaar bedraagt en het project niet de overbrenging van drinkwater | |
via leidingen betreft. | |
11 | [<font color="red">1</font>...]<font color="red">1</font> |
° Verwerking van niet-gevaarlijke afvalstoffen in een | |
verbrandingsinstallatie, met uitzondering van biomassa-afval, met een | |
capaciteit van 50 ton per dag tot en met 100 ton per dag. | |
° Stortplaatsen van categorie 1 en 2 voor niet-gevaarlijke afval- | |
stoffen. | |
° Inrichtingen voor de opslag en fysisch-chemische behandeling van | |
gevaarlijke afvalstoffen voorzover de ermee samenhangende opslag | |
volgens de criteria van [<font color="red">4</font> rubriek 17.3 van de indelingslijst zoals vermeld in artikel 5.2.1, § 1 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid ]<font color="red">4</font> | |
is ingedeeld in klasse 1. | |
c) | |
° Rioolwaterzuiveringsinstallaties met een capaciteit van 50.000 tot | |
150.000 inwonersequivalenten. | |
° Rioolwaterzuiveringsinstallaties en kleinschalige | |
waterzuiveringsinstallaties (KWZI) met een capaciteit van 500 | |
inwonersequivalenten of meer, gelegen in een bijzonder beschermd | |
gebied. | |
d) Slibstortplaatsen met een stortcapaciteit van 250.000 m3 of meer. | |
e) Monostortplaatsen voor baggerspecie of ruimingsspecie, afkomstig van | |
de oppervlaktewateren van het openbaar hydrografisch net met een | |
stortcapaciteit van 250.000 m3 of meer. | |
f) Opslag van schroot met inbegrip van autowrakken als de | |
opslagcapaciteit 10.000 ton of meer of 10.000 voertuigwrakken of | |
meer bedraagt. | |
g) Testbanken voor motoren, turbines of reactoren als motoren met een | |
stuwkracht van 500 kN of meer of met een vermogen van 10 MW of meer | |
getest worden. | |
h) Installaties voor de vervaardiging van kunstmatige minerale vezels | |
met een productiecapaciteit van 100.000 ton per jaar of meer. | |
i) Installaties voor de terugwinning of vernietiging van explosieve | |
stoffen. | |
j) Vilderijen met een capaciteit van 30.000 ton verwerkt gewicht per | |
jaar of meer. | |
k) Inrichtingen bestemd voor de destructie van kadavers [<font color="red">3</font> met een verwerkingscapaciteit van meer dan 10 ton per dag]<font color="red">3</font>. | |
l) Installaties voor mestbewerking of -verwerking met een | |
verwerkingscapaciteit van 100.000 ton of meer dierlijke mest per | |
jaar. | |
12 | Toerisme en recreatie |
a) Vakantiedorpen, hotelcomplexen buiten stedelijke zones, permanente | |
kampeer- en caravanterreinen, themaparken, skihellingen, skiliften | |
en kabelspoorwegen, met bijhorende voorzieningen, - met een | |
terreinoppervlakte van 5 ha of meer, of | |
- met een verkeersgenererende werking van pieken van 1000 of meer | |
personenauto-equivalenten per tijdsblok van 2 uur. | |
b) Jachthavens : | |
° Aanleg met 250 of meer vaste ligplaatsen. ° Aanleg met 100 of meer | |
vaste ligplaatsen in of met een betekenisvolle invloed op een | |
bijzonder beschermd gebied. | |
c) Aanleg van golfterreinen van 9 holes of meer. | |
13 | [<font color="red">2</font> WIJZIGINGEN EN UITBREIDINGEN VAN PROJECTEN a) Wijziging of uitbreiding van projecten van bijlage I, II of III, waarvoor reeds een vergunning is afgegeven, die zijn of worden uitgevoerd, wanneer die wijziging of uitbreiding op zich voldoet aan de in bijlage II genoemde drempelwaarden, voor zover deze bestaan (niet in bijlage I opgenomen wijziging of uitbreiding). b) Wijziging of uitbreiding van projecten van bijlage I, II of III, waarvoor reeds een vergunning is afgegeven, die zijn of worden uitgevoerd, wanneer die wijziging of uitbreiding aanleiding geeft tot een overschrijding van de in bijlage II genoemde drempelwaarden (niet in bijlage I of in rubriek 13. a) van bijlage II opgenomen wijziging of uitbreiding). Van deze overschrijding van de drempelwaarde is sprake ofwel als de drempelwaarde van bijlage II voor het eerst wordt overschreden door het samenvoegen van de reeds vergunde en de nog te vergunnen activiteiten (= project) ofwel als de verschillende uitbreidingen samen, sinds de laatst verleende ontheffing of goedgekeurd MER (voor zover deze bestaan), groter zijn dan de drempelwaarde van bijlage II.]<font color="red">2</font> |
14 | Proefprojecten |
Projecten van bijlage I die uitsluitend of hoofdzakelijk dienen voor | |
het ontwikkelen en beproeven van nieuwe methoden of producten en die | |
niet langer dan twee jaar worden gebruikt. | |
(<font color="red">1</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=fr&lg_txt=f&cn_search=2011071541" target="_blank">2011-07-15/41</a>, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 06-09-2011> | |
(<font color="red">2</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=fr&lg_txt=f&cn_search=2013030123" target="_blank">2013-03-01/23</a>, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 29-04-2013> | |
(<font color="red">3</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=fr&lg_txt=f&cn_search=2016031819" target="_blank">2016-03-18/19</a>, art. 190, 006; Inwerkingtreding : 05-09-2016> | |
(<font color="red">4</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=fr&lg_txt=f&cn_search=2015112729" target="_blank">2015-11-27/29</a>, art. 599, 007; Inwerkingtreding : 23-02-2017> | |
(<font color="red">5</font>)<BVR <a href="/cgi_loi/article.pl?language=fr&lg_txt=f&cn_search=2014051635" target="_blank">2014-05-16/35</a>, art. 572, 008; Inwerkingtreding : 04-10-2014> |