Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

26 SEPTEMBER 2005. - Koninklijk besluit houdende het statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-10-2005 en tekstbijwerking tot 09-03-2011)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Vergunning van de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen naar Belgisch recht.
Afdeling I. - Bedrijfsvergunning van een met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling.
Art. 2-5
Afdeling II. - Vergunningsvoorwaarden van met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen naar Belgisch recht.
Art. 6-10, 10bis, 11
HOOFDSTUK III. - Bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden voor vereffeningsinstellingen en met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen naar Belgisch recht.
Art. 12-20
HOOFDSTUK IV. - Toezicht op de vereffeningsinstellingen en met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen naar Belgisch recht.
Art. 21-31
HOOFDSTUK V. - Uitzonderlijke maatregelen en sancties ten aanzien van vereffeningsinstellingen en met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen naar Belgisch recht.
Art. 32-35
HOOFDSTUK VI. - Met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen in de vorm van bijkantoren van buitenlandse instellingen.
Art. 36
HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen.
Art. 37-41



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° de wet van 22 maart 1993 : de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;
  2° de wet van 2 augustus 2002 : de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;
  3° [1 FSMA]1 : [1 Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten]1 bedoeld in hoofdstuk III van de wet van 2 augustus 2002;
  4° de vereffeningsinstellingen : de vereffeningsinstellingen bedoeld in artikel 23, § 1, van de wet van 2 augustus 2002, die geen in België gevestigde kredietinstellingen zijn;
  5° de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen : de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen die door de Koning zijn aangeduid met toepassing van artikel 23, § 7, van de wet van 2 augustus 2002.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

HOOFDSTUK II. - Vergunning van de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen naar Belgisch recht.
Afdeling I. - Bedrijfsvergunning van een met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling.
Art.2.De met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen naar Belgisch recht, die hun werkzaamheden in België wensen uit te oefenen, moeten, vooraleer die aan te vatten, een vergunning verkrijgen van de [1 FSMA]1, ongeacht waar elders zij hun werkzaamheden uitoefenen.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.3.Bij de vergunningsaanvraag wordt een programma van werkzaamheden gevoegd dat beantwoordt aan de door de [1 FSMA]1 gestelde voorwaarden en waarin met name de aard en de omvang van de voorgenomen verrichtingen alsook de organisatiestructuur van de instelling worden vermeld en de nauwe banden die zij heeft met andere personen. De aanvragers bezorgen de [1 FSMA]1 tevens een financiële planning voor de eerstvolgende drie jaar. Zij moeten aan de [1 FSMA]1 alle inlichtingen verstrekken die nodig zijn om hun aanvraag te kunnen beoordelen.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.4.De [1 FSMA]1 verleent de aangevraagde vergunning aan instellingen die voldoen aan de voorwaarden van afdeling II. Zij spreekt zich uit over een aanvraag binnen drie maanden na voorlegging van een volledig dossier en uiterlijk binnen negen maanden na ontvangst van de aanvraag.
  De beslissingen inzake vergunning worden binnen vijftien dagen met een ter post aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs ter kennis gebracht van de aanvragers.
  De [1 FSMA]1 kan, gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid van de instelling, in haar vergunning voorwaarden stellen voor de uitoefening van bepaalde van de voorgenomen werkzaamheden.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.5.De [1 FSMA]1 maakt elk jaar een lijst op van de instellingen waaraan krachtens dit hoofdstuk een vergunning is verleend. Deze lijst en alle wijzigingen die er tijdens het jaar in werden aangebracht, worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Afdeling II. - Vergunningsvoorwaarden van met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen naar Belgisch recht.
Art.6. De met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen naar Belgisch recht moeten worden opgericht in de rechtsvorm van een handelsvennootschap, met uitzondering van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid die is opgericht door één enkele persoon.

Art.7. Om een vergunning te verkrijgen, moet het volgestorte gedeelte van het kapitaal ten minste 2.500.000 EUR bedragen.

Art.8.Een vergunning wordt pas verleend nadat de [1 FSMA]1 in kennis is gesteld van de identiteit van de natuurlijke of rechtspersonen die, rechtstreeks of onrechtstreeks, een al dan niet stemrechtverlenende deelneming van ten minste 5 pct. bezitten in het kapitaal van de met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling. De kennisgeving moet vermelden welke kapitaalfracties en hoeveel stemrechten deze personen bezitten. (De stemrechten worden berekend conform de bepalingen van de wet van 2 mei 2007 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen, alsook conform de bepalingen van haar uitvoeringsbesluiten.) <KB 2008-02-14/42, art. 31, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  De vergunning wordt geweigerd wanneer de [1 FSMA]1, gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid van de instelling, niet overtuigd is van de geschiktheid van de in het eerste lid bedoelde natuurlijke of rechtspersonen.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.9.De effectieve leiding van met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen moet worden toevertrouwd aan ten minste twee natuurlijke personen. Voor de uitoefening van deze functies moeten zij de vereiste professionele betrouwbaarheid en de passende ervaring bezitten.
  Personen die worden bedoeld in één van de gevallen als beschreven in de artikelen 1 tot 3, 3bis, §§ 1 en 3, en 3ter van het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 waarbij aan bepaalde veroordeelden en aan de gefailleerden verbod wordt opgelegd om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen en waarbij aan de rechtbanken van koophandel de bevoegdheid wordt toegekend dergelijk verbod uit te spreken, mogen de functie van zaakvoerder, bestuurder of directeur niet uitoefenen, noch vennootschappen vertegenwoordigen die zo een functie uitoefenen.
  De in het eerste lid opgesomde functies mogen evenmin worden uitgeoefend door :
  1° personen die werden veroordeeld tot een gevangenisstraf van minder dan drie maanden of een geldboete voor een misdrijf als bedoeld in voornoemd koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934;
  2° personen die werden veroordeeld wegens overtreding van :
  a) de artikelen 104 en 105 van de wet van 22 maart 1993;
  b) artikel 25 van de wet van 22 april 2003 betreffende de openbare aanbiedingen van effecten;
  c) op de artikelen 31 tot 35 van de bepalingen betreffende de private spaarkassen, gecoördineerd op 23 juni 1967;
  d) de artikelen 13 tot 16 van de wet van 10 juni 1964 op het openbaar aantrekken van spaargelden;
  e) de artikelen 100 tot 112ter van titel V van boek I van het Wetboek van koophandel of de artikelen 75, 76, 78, 150, 175, 176, 213 en 214 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten;
  f) artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 41 van 15 december 1934 tot bescherming van het gespaard vermogen door reglementering van de verkoop op afbetaling van premie-effecten;
  g) de artikelen 18 tot 23 van het koninklijk besluit nr. 43 van 15 december 1934 betreffende de controle op de kapitalisatie-ondernemingen;
  h) de artikelen 200 tot 209 van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935;
  i) de artikelen 67 tot 72 van het koninklijk besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen of artikel 34 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet;
  j) de artikelen 4 en 5 van het koninklijk besluit nr. 71 van 30 november 1939 betreffende het leuren met roerende waarden en demarchage met roerende waarden en goederen of eetwaren;
  k) artikel 31 van het koninklijk besluit nr. 72 van 30 november 1939 tot regeling van de beurzen voor de termijnhandel in goederen en waren, van het beroep van de makelaars en tussenpersonen die zich met deze termijnhandel inlaten en van het regime van de exceptie van spel;
  l) artikel 29 van de wet van 9 juli 1957 tot regeling van de verkoop op afbetaling en van zijn financiering of de artikelen 101 en 102 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet;
  m) artikel 11 van het koninklijk besluit nr. 64 van 10 november 1967 tot regeling van het statuut van de portefeuille-maatschappijen;
  n) de artikelen 53 tot 57 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;
  o) de artikelen 11, 15, § 4, en 18 van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overname-aanbiedingen;
  p) de artikelen 148 en 149 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs;
  q) de artikelen 38 tot 42 van de wet van 2 augustus 2002.
  3° personen die werden veroordeeld door een buitenlandse rechtbank voor soortgelijke misdrijven als bedoeld in 1° en 2°; in deze gevallen is artikel 2 van voornoemd koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 van toepassing.
  Voor de personen bedoeld in het 2° en, voor de veroordelingen vermeld in dit 2°, in het 3° van het derde lid van dit artikel kan de [1 FSMA]1 afwijkingen toestaan op de verbodsbepalingen waarvan sprake in dit derde lid.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.10.<KB 2007-10-29/33, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007> § 1. Iedere met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling moet beschikken over een voor haar werkzaamheden of voorgenomen werkzaamheden passende beleidsstructuur, administratieve en boekhoudkundige organisatie, controle- en beveiligingsmaatregelen met betrekking tot de elektronische informatieverwerking, en interne controle. Zij houdt daarbij rekening met de aard, de omvang en de complexiteit van deze werkzaamheden en de eraan verbonden risico's.
  § 2. Iedere met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling dient te beschikken over een passende beleidsstructuur, waaronder inzonderheid dient te worden verstaan : een coherente en transparante organisatiestructuur, met inbegrip van een passende functiescheiding; een duidelijk omschreven, transparant en samenhangend geheel van verantwoordelijkheidstoewijzingen; en passende procedures voor de identificatie, de meting, het beheer en de opvolging van en de interne verslaggeving over de belangrijke risico's die de instelling loopt ingevolge haar werkzaamheden of voorgenomen werkzaamheden.
  [1 Iedere met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling, dient binnen haar wettelijke bestuursorgaan een auditcomité op te richten. Het auditcomité is samengesteld uit niet-uitvoerend bestuurders van het wettelijke bestuursorgaan. Ten minste één lid van het auditcomité is een onafhankelijk lid van het wettelijke bestuursorgaan in de zin van artikel 526ter van het Wetboek van Vennootschappen en beschikt over de nodige deskundigheid op het gebied van boekhouding en audit. Bovendien beschikken de leden van het auditcomité over een collectieve deskundigheid op het gebied van de activiteiten van de betrokken met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling en op het gebied van boekhouding en audit.
   In het jaarverslag van het wettelijke bestuursorgaan wordt aangetoond dat de leden van het auditcomité over de nodige individuele en collectieve deskundigheid beschikken.
   Voor zover een auditcomité is opgericht dat voor de gehele groep bevoegd is en voldoet aan de vereisten van dit besluit, kan de [2 FSMA]2 aan een met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling die deel uitmaakt van een financiëledienstengroep en een dochter of een kleindochter is van een kredietinstelling of van enige andere onderneming die onderworpen is aan een gelijkaardige wettelijke regeling en gelijkaardig prudentieel toezicht, afwijkingen toestaan van de voormelde bepalingen en specifieke voorwaarden vastleggen voor het verlenen van deze afwijkingen. De [2 FSMA]2 maakt haar afwijkingsbeleid openbaar.
   De erkende commissaris :
   a) bevestigt zijn onafhankelijkheid van de met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling jaarlijks schriftelijk aan het auditcomité;
   b) meldt alle voor de met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling verrichte bijkomende diensten jaarlijks aan het auditcomité;
   c) voert met het auditcomité overleg over de bedreigingen voor zijn onafhankelijkheid en de veiligheidsmaatregelen die zijn genomen om deze bedreigingen in te perken, zoals door hem onderbouwd.]1
  § 3. Iedere met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling dient een passende interne controle te organiseren, waarvan de werking minstens jaarlijks dient te worden beoordeeld. Wat haar administratieve en boekhoudkundige organisatie betreft, dient zij een systeem van interne controle te organiseren dat een redelijke mate van zekerheid verschaft over de betrouwbaarheid van het financiële verslaggevingproces, zodat de jaarrekening in overeenstemming is met de geldende boekhoudreglementering.
  Zij neemt de nodige maatregelen om blijvend te kunnen beschikken over een passende onafhankelijke interne auditfunctie.
  Zij werkt een passend integriteitsbeleid uit dat geregeld wordt geactualiseerd. Zij neemt de nodige maatregelen om blijvend te kunnen beschikken over een passende onafhankelijke compliancefunctie, om de naleving door de instelling, haar bestuurders, effectieve leiding, werknemers en gevolmachtigden te verzekeren van de rechtsregels in verband met de integriteit van haar bedrijf.
  Zij dient te beschikken over een passende onafhankelijke risicobeheerfunctie.
  § 4. De [2 FSMA]2 kan nader bepalen wat moet worden verstaan onder een passende beleidsstructuur, een passende interne controle, een passende onafhankelijke interne auditfunctie, een passende onafhankelijke compliancefunctie en een passende risicobeheerfunctie.
  § 5. Onverminderd de bevoegdheden van het wettelijke bestuurorgaan inzake vaststelling van het algemeen beleid als bepaald bij het wetboek van vennootschappen, nemen de personen belast met de effectieve leiding van de met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling, in voorkomend geval het directiecomité, onder toezicht van het wettelijke bestuursorgaan de nodige maatregelen voor de naleving van het bepaalde bij de paragrafen 1, 2 en 3.
  [1 Onverminderd de pertinente bepalingen van deze afdeling en de wettelijke opdrachten van het wettelijke bestuursorgaan, heeft het auditcomité minstens de volgende taken :
   a) monitoring van het financiëleverslaggevingsproces;
   b) monitoring van de doeltreffendheid van de systemen voor interne controle en risicobeheer van de met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling;
   c) monitoring van de interne audit en de desbetreffende activiteiten;
   d) monitoring van de wettelijke controle van de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening, inclusief opvolging van de vragen en aanbevelingen geformuleerd door de erkende commissaris;
   e) beoordeling en monitoring van de onafhankelijkheid van de erkende commissaris, waarbij met name wordt gelet op de verlening van bijkomende diensten aan de gecontroleerde entiteit.
   Het auditcomité brengt bij het wettelijke bestuursorgaan geregeld verslag uit over de uitoefening van zijn taken, en ten minste wanneer het wettelijke bestuursorgaan de jaarrekening en geconsolideerde jaarrekening en de periodieke staten opstelt die de met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling respectievelijk aan het einde van het boekjaar en aan het einde van het eerste halfjaar overmaakt.
   De [2 FSMA]2 kan, bij reglement vastgesteld overeenkomstig artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002, de elementen in de bovenstaande lijst op technische punten preciseren en aanvullen.]1
  Het wettelijke bestuursorgaan van de met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling, in voorkomend geval via het auditcomité, dient minstens jaarlijks te controleren of de instelling beantwoordt aan het bepaalde bij de paragrafen 1, 2 en 3 en het eerste lid van deze paragraaf, en neemt kennis van de genomen passende maatregelen.
  De personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval het directiecomité, lichten minstens jaarlijks het wettelijke bestuursorgaan, de [2 FSMA]2 en de erkende commissaris in over de naleving van het bepaalde bij het eerste lid van deze paragraaf en over de genomen passende maatregelen.
  De informatieverstrekking aan de [2 FSMA]2 en de erkende commissaris gebeurt volgens de modaliteiten die de [2 FSMA]2 bepaalt.
  § 6. [1 De erkende commissaris brengt bij het wettelijke bestuursorgaan, in voorkomend geval via het auditcomité indien een dergelijk comité werd opgericht, verslag uit over belangrijke zaken die bij de uitoefening van zijn wettelijke controle van de jaarrekening aan het licht zijn gekomen, en meer bepaald over ernstige tekortkomingen in de interne controle met betrekking tot de financiële verslaggeving.]1
  § 7. Als de met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling nauwe banden heeft met andere natuurlijke of rechtspersonen, mogen die banden geen belemmering vormen voor een individueel of geconsolideerd prudentieel toezicht op de instelling.
  Als zij nauwe banden heeft met een natuurlijke of rechtspersoon die ressorteert onder het recht van een Staat die geen lid is van de Europese Economische Ruimte, mogen de voor die persoon geldende wettelijke, reglementaire en bestuursrechtelijke bepalingen of hun uitvoering, geen belemmering vormen voor een individueel of geconsolideerd prudentieel toezicht op de instelling.
  § 8. De met een vereffeninginstelling gelijkgestelde instellingen zorgen ervoor dat gegevens over alle door hun verrichte diensten en transacties worden bijgehouden die voldoende zijn om de [2 FSMA]2 in staat te stellen na te gaan of de in dit besluit gestelde eisen worden nageleefd en in het bijzonder of zij alle verplichtingen jegens hun dienstbetrekkers zijn nagekomen.
  § 9. De door de [2 FSMA]2 conform artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002 genomen reglementen worden getroffen na advies van de Nationale Bank van België, voor het bepalen van de nadere regels betreffende de verplichtingen waarvan sprake in dit artikel.
  ----------
  (1)<KB 2010-01-27/08, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 18-02-2010; zie ook art. 2>
  (2)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art. 10bis.<ingevoegd bij KB 2007-10-29/33, art. 27, Inwerkingtreding : 08-11-2007> § 1. Iedere met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling legt passende beleidslijnen en procedures vast om de naleving van de bepalingen van dit besluit door de instelling, haar bestuurders, effectieve leiding, werknemers en gevolmachtigden te verzekeren.
  § 2. Iedere met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling neemt passende organisatorische en administratieve maatregelen om te voorkomen dat belangenconflicten tussen de instelling, haar bestuurders, effectieve leiding, werknemers en gevolmachtigden, of een met haar verbonden onderneming, enerzijds, en haar cliënteel anderzijds, of tussen haar cliënten onderling, de belangen van deze laatsten zouden schaden.
  § 3. Iedere met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling neemt passende maatregelen om de continuïteit van haar diensten en activiteiten te verzekeren. Zij voorzien in passende structurele maatregelen en urgentieplannen in geval van stoornissen in hun werking of van betekenisvolle tekortkomingen in hoofde van deelnemers aan een vereffeningssysteem.
  § 4. Wanneer een met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling operationele taken die van kritiek belang zijn voor een continue en bevredigende dienstverlening aan haar cliënten, aan derden uitbesteedt, neemt zij passende maatregelen om het hiermee gepaard gaande operationeel risico te beperken.
  De in het eerste lid bedoelde uitbesteding mag geen wezenlijke afbreuk doen aan het passende karakter van de interne controleprocedures van de instelling en aan het vermogen van de [1 FSMA]1 om te controleren of de instelling haar wettelijke verplichtingen nakomt.
  § 5. Iedere met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling houdt de gegevens bij over de door haar verrichte diensten en activiteiten om de [1 FSMA]1 in staat te stellen na te gaan of de instelling de bepalingen van dit besluit naleeft, inzonderheid of de instelling haar verplichtingen tegenover haar cliënteel of potentieel cliënteel nakomt.
  § 6. Wanneer een met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling financiële instrumenten aanhoudt die aan haar cliënteel toebehoren, neemt zij passende maatregelen om de rechten van haar cliënteel te vrijwaren in geval van haar insolventie. Zij neemt passende maatregelen om te voorkomen dat financiële instrumenten toebehorend aan een cliënt voor haar eigen rekening worden gebruikt, tenzij de cliënt hiermee uitdrukkelijk instemt.
  § 7. De personen belast met de effectieve leiding van de met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling, in voorkomend geval het directiecomité, nemen onder toezicht van het wettelijke bestuursorgaan van de instelling de nodige maatregelen voor de naleving van het bepaalde bij de paragrafen 1 tot 6. Het wettelijke bestuursorgaan, in voorkomend geval via het auditcomité, dient minstens jaarlijks te controleren of de instelling aan het bepaalde bij deze paragrafen beantwoordt, en neemt kennis van de genomen passende maatregelen.
  De personen belast met de effectieve leiding, in voorkomend geval het directiecomité, lichten minstens jaarlijks het wettelijke bestuursorgaan, de [1 FSMA]1 en de erkende commissaris in over de naleving van het bepaalde bij het eerste lid en over de genomen passende maatregelen
  De informatieverstrekking aan de [1 FSMA]1 en de erkende commissaris gebeurt volgens de modaliteiten die de [1 FSMA]1 bepaalt.
  De erkende commissaris brengt bij het wettelijke bestuursorgaan, in voorkomend geval via het auditcomité, tijdig verslag uit over de belangrijke kwesties die bij de wettelijke controleopdracht aan het licht zijn gekomen.
  § 8. De door de [1 FSMA]1 conform artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002 genomen reglementen worden getroffen na advies van de Nationale Bank van België, voor het bepalen van de nadere regels betreffende de verplichtingen waarvan sprake in dit artikel.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.11. Het hoofdbestuur van een met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling moet in België zijn gevestigd.

HOOFDSTUK III. - Bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden voor vereffeningsinstellingen en met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen naar Belgisch recht.
Art.12.De met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen moeten te allen tijde voldoen aan de voorwaarden bepaald in de artikelen 6 en 9 tot 11.
  De voorwaarden bepaald in de artikelen 6 en 9 tot 11 zijn als bedrijfsuitoefeningsvoorwaarden van toepassing op de vereffeningsinstellingen.
  De [1 FSMA]1 maakt elk jaar een lijst op van de vereffeningsinstellingen onderworpen aan dit hoofdstuk. Deze lijst en alle wijzigingen die er tijdens het jaar in werden aangebracht, worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.13.(De vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen moeten te allen tijde op geconsolideerde en niet-geconsolideerde basis, voldoen aan de normen inzake solvabiliteit, liquiditeit en risicoconcentratie, en andere begrenzingsnormen, die de [1 FSMA]1, na advies van de Nationale Bank van België, bij een conform artikel 64 van de wet van 2 augustus genomen reglement kan bepalen. De in dit lid bedoelde normen kunnen zowel van kwantitatieve als van kwalitatieve aard zijn.) <KB 2007-10-29/33, art. 28, 1°, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
  (Onverminderd het bepaalde bij het eerste lid, moet elke vereffeningsinstelling en met vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling beschikken over een voor haar werkzaamheden en voorgenomen werkzaamheden passend beleid inzake kapitaalbehoeften. De personen belast met de effectieve leiding van een dergelijke instelling, in voorkomend geval het directiecomité, werken daartoe onder toezicht van het hoogste bestuursorgaan een beleid uit dat de huidige en toekomstige kapitaalbehoeften van de instelling identificeert en vastlegt, rekening houdend met de aard, de omvang en de complexiteit van deze werkzaamheden, de eraan verbonden risico's, en het beleid van de instelling inzake risicobeheer. De vereffeningsinstelling en met vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling evalueert regelmatig haar beleid inzake kapitaalbehoeften en past dit beleid zonodig aan.
  Wanneer de [1 FSMA]1 van oordeel is dat het beleid van een vereffeningsinstelling of een met vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling inzake haar kapitaalbehoeften niet beantwoordt aan het risicoprofiel van de instelling, kan zij in het licht van de doelstellingen van dit besluit vereisten opleggen inzake solvabiliteit, liquiditeit, risicoconcentratie en risicoposities ter aanvulling van deze bedoeld in het eerste lid. Zij kan bij reglement de criteria en procedures bepalen die zij daarbij in acht neemt.
  De [1 FSMA]1 bepaalt bij reglement welke informatie de vereffeningsinstellingen en met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instelling publiek moeten maken over hun solvabiliteits-, liquiditeits-, risicoconcentratie- en andere risicoposities, alsook over hun beleid inzake kapitaalbehoeften. Zij bepaalt tevens de wijze waarop deze informatie moet worden bekendgemaakt en de frequentie van bekendmaking.
  Het eigen vermogen van de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen mag bovendien niet dalen onder het bedrag van het overeenkomstig artikel 7 vastgestelde aanvangskapitaal.
  Het eigen vermogen van de vereffeningsinstellingen bedraagt bovendien tenminste 2.500.000 EUR.
  (In bijzondere gevallen kan de [1 FSMA]1 afwijkingen toestaan van de bepalingen van de met toepassing van dit artikel genomen reglementen.
  De door de [1 FSMA]1 conform artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002 genomen reglementen worden getroffen na advies van de Nationale Bank van België, voor het bepalen van de nadere regels betreffende de verplichtingen waarvan sprake in dit artikel.) <KB 2007-10-29/33, art. 28, 3°, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.14.§ 1. Onverminderd artikel 8 van dit besluit en de (wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen), moet iedere natuurlijke of rechtspersoon die al dan niet stemrechtverlenende aandelen die al dan niet het kapitaal vertegenwoordigen van een vereffeningsinstelling of hiermee gelijkgestelde instelling, wenst te verwerven, zodanig dat hij rechtstreeks of onrechtstreeks ten minste 5 pct. van het kapitaal of van de stemrechten zou bezitten, de [1 FSMA]1 vooraf kennis geven van zijn voornemen alsook van de kapitaalfractie en het aantal stemrechten die zijn deelneming vertegenwoordigen. Een dergelijke kennisgeving aan de [1 FSMA]1 is ook vereist wanneer een natuurlijke of rechtspersoon voornemens is zijn deelneming zodanig te vergroten dat de kapitaalfractie of de stemrechten in zijn bezit de drempel zouden bereiken of overschrijden van 10 pct., 15 pct., 20 pct. en vervolgens per schijf van 5 procentpunten. <KB 2008-02-14/42, art. 32, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  (De stemrechten worden berekend conform de bepalingen van de voornoemde wet van 2 mei 2007, alsook conform de bepalingen van haar uitvoeringsbesluiten.) <KB 2008-02-14/42, art. 32, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  § 2. Binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de datum van de ontvangst van de bij § 1, eerste lid voorgeschreven kennisgeving, kan de [1 FSMA]1 zich verzetten tegen de voorgenomen verwerving, indien zij, gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid van de instelling, niet overtuigd is van de geschiktheid van de natuurlijke of rechtspersoon die de kennisgeving heeft verricht. Indien er geen bezwaar is, kan zij een termijn vaststellen voor de uitvoering van de voorgenomen verwerving.
  § 3. Iedere natuurlijke of rechtspersoon die aandelen in een vereffeningsinstelling of een met een vereffeninginstelling gelijkgestelde instelling bezit voor een kapitaalfractie van 5 pct. of meer of die ten minste 5 pct. van de stemrechten verlenen en die voornemens is deze aandelen geheel of gedeeltelijk, rechtstreeks of onrechtstreeks, te vervreemden, waardoor zijn deelneming onder de in § 1, eerste lid bedoelde drempels zou dalen, moet ten minste één maand vóór deze vervreemding de [1 FSMA]1 mededelen welke kapitaalfractie en hoeveel stemrechten enerzijds bij deze vervreemding zijn betrokken en anderzijds na afloop hiervan nog in zijn bezit zullen zijn; voor zover de identiteit van de verwerver(s) bekend is, deelt hij die mee aan de [1 FSMA]1.
  § 4. Zodra zij daarvan kennis hebben, stellen de vereffeningsinstellingen en de met vereffeninginstellingen gelijkgestelde instellingen de [1 FSMA]1 in kennis van de verwervingen of vervreemdingen van hun aandelen, die een stijging boven of daling onder één van de drempels als bedoeld in § 1, eerste lid, tot gevolg hebben.
  Tevens delen zij de [1 FSMA]1 ten minste eens per jaar de identiteit mee van de aandeelhouders of vennoten die rechtstreeks of onrechtstreeks aandelen bezitten die ten minste 5 pct. van het kapitaal vertegenwoordigen of ten minste 5 pct. van de stemrechten verlenen alsook welke kapitaalfractie en hoeveel stemrechten zij aldus bezitten. Zij delen de [1 FSMA]1 eveneens mee voor hoeveel aandelen en voor hoeveel hieraan verbonden stemrechten zij een kennisgeving van verwerving of vervreemding hebben ontvangen overeenkomstig (artikel 515 van het Wetboek van vennootschappen), ingeval dergelijke kennisgeving aan de [1 FSMA]1 niet statutair is voorgeschreven. <KB 2008-02-14/42, art. 32, 003; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.15.§ 1. Onverminderd artikel 10 mogen de bestuurders, zaakvoerders of directeuren van een vereffeningsinstelling of met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling en alle personen die, onder welke benaming of in welke hoedanigheid ook, deelnemen aan het bestuur of het beleid van de instelling, al dan niet ter vertegenwoordiging van de instelling, op de voorwaarden en binnen de grenzen vastgesteld in dit artikel, mandaten als bestuurder of zaakvoerder waarnemen in dan wel deelnemen aan het bestuur of het beleid van een handelsvennootschap of een vennootschap met handelsvorm, een onderneming met een andere Belgische of buitenlandse rechtsvorm of een Belgische of buitenlandse openbare instelling met industriële, commerciële of financiële werkzaamheden.
  § 2. De externe functies als bedoeld in § 1 worden beheerst door de interne regels die de instelling moet invoeren en doen naleven teneinde :
  1° te vermijden dat personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de instelling, door de uitoefening van die functies niet langer voldoende beschikbaar zouden zijn om deze leiding waar te nemen;
  2° te voorkomen dat bij de instelling belangenconflicten zouden optreden alsook risico's die gepaard gaan met de uitoefening van die functies, onder andere op het vlak van transacties van ingewijden;
  3° te zorgen voor een passende openbaarmaking van die functies.
  (De [1 FSMA]1 bepaalt, bij reglement goedgekeurd door de Koning, hoe die verplichtingen ten uitvoer worden gelegd.
  Indien de [1 FSMA]1 in gebreke blijft het in het vorige lid bedoelde reglement vast te stellen of het in de toekomst te wijzigen, is de Koning gemachtigd om zelf daartoe het initiatief te nemen.) <KB 2007-10-29/33, art. 29, 1°, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
  § 3. De mandatarissen van een vennootschap die worden benoemd op voordracht van de instelling, moeten personen zijn die deelnemen aan de effectieve leiding van de instelling dan wel personen die zij aanwijst.
  De bestuurders die niet deelnemen aan de effectieve leiding van de instelling, mogen slechts bestuurder zijn van een vennootschap waarin de instelling een deelneming bezit, wanneer zij niet deelnemen aan het dagelijks bestuur. Voor een beperkte duur van 6 jaar geldt dit verbod echter niet voor de bestuurders die worden benoemd naar aanleiding van de verwerving van een deelneming of de overname van de activiteiten van de vennootschap waarin diezelfde personen deelnemen aan de effectieve leiding.
  De personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de instelling mogen geen mandaat uitoefenen dat een deelname aan het dagelijks bestuur inhoudt, tenzij in een vennootschap als bedoeld in (artikel 32, § 4, van de wet van 22 maart 1993 of in artikel 76, § 4, van de voornoemde wet van 6 april 1995, waarmee de instelling nauwe banden heeft, in een instelling voor collectieve belegging die geregeld is bij statuten in de zin van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles,) in een patrimoniumvennootschap waarin zij of hun familie, in het kader van het normale beheer van hun vermogen, een significant belang bezitten of in een vennootschap waarvan zij de enige leiders zijn en waarvan het bedrijf beperkt is tot het verlenen van beheersdiensten aan de voornoemde vennootschappen of tot dat van een patrimoniumvennootschap. <KB 2007-10-29/33, art. 29, 2°, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
  § 4. De instellingen notifiëren zonder uitstel aan de [1 FSMA]1 de functies uitgeoefend buiten de instelling door de in § 1 bedoelde personen met het oog op het toezicht op de naleving van de bepalingen voorzien in dit artikel.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.16.De toestemming van de [1 FSMA]1 is vereist voor fusies tussen vereffeningsinstellingen, fusies tussen met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen, fusies tussen vereffeningsinstellingen en met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen of voor fusies tussen dergelijke instellingen en andere in de financiële sector bedrijvige instellingen.
  Worden gelijkgesteld met fusies voor de toepassing van dit artikel : overdrachten van het bedrijf en integrale of gedeeltelijke overdrachten van het net.
  De [1 FSMA]1 kan haar toestemming enkel weigeren binnen drie maanden nadat zij van het project in kennis is gesteld, om redenen die verband houden met het gezond en voorzichtig beleid van de betrokken instelling(en). Als zij niet binnen voornoemde termijn optreedt, wordt de toestemming geacht te zijn verkregen.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.17.De vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen die in het buitenland een bijkantoor wensen te vestigen, stellen de [1 FSMA]1 daarvan in kennis.
  Bij deze kennisgeving wordt een programma van werkzaamheden gevoegd waarin met name de aard van de voorgenomen werkzaamheden, gegevens over de organisatiestructuur van het bijkantoor, de domiciliëring van de correspondentie in het buitenland en de naam van de leiders van het bijkantoor worden vermeld.
  De [1 FSMA]1 kan zich verzetten tegen de uitvoering van het project bij beslissing die is ingegeven door de nadelige gevolgen van de opening van een bijkantoor op de organisatie, de financiële positie of de controle van de instelling.
  De beslissing van de [1 FSMA]1 moet uiterlijk zes weken na ontvangst van het volledige dossier met alle in het tweede lid bedoelde gegevens, met een aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs ter kennis worden gebracht van de instelling. Indien de [1 FSMA]1 haar beslissing niet binnen deze termijn ter kennis heeft gebracht, wordt zij geacht geen bezwaar te maken tegen het project van de instelling.
  Iedere instelling die in het buitenland een bijkantoor heeft geopend, stelt de [1 FSMA]1 ten minste één maand op voorhand in kennis van alle wijzigingen in de conform het tweede lid verstrekte gegevens. Het derde en vierde lid zijn van toepassing
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.18.Het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen en het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de geconsolideerde jaarrekening van de kredietinstellingen zijn bij analogie van toepassing op de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen.
  Voor bepaalde categorieën van instellingen of in bijzondere gevallen kan de [1 FSMA]1 afwijkingen toestaan van de in het eerste lid bedoelde besluiten.
  Afwijkingen voor bepaalde categorieën van instellingen worden pas na advies van de Nationale Bank van België toegestaan.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.19.Wanneer de niet-naleving door haar deelnemers van de regels van de vereffeningsinstelling negatieve gevolgen kan hebben op de situatie van de vereffeningsinstelling, brengt zij dit onverwijld ter kennis van de [1 FSMA]1. De [1 FSMA]1 brengt de Nationale Bank van België hiervan op de hoogte en bezorgt haar op passende wijze de informatie die nuttig is voor haar opdracht bedoeld in artikel 23, § 3, van de wet van 2 augustus 2002.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.20.§ 1. Buiten de diensten die zij in hun hoedanigheid van vereffeningsinstelling of met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling verrichten en buiten de werkzaamheden die zich in dit kader situeren of hierbij rechtstreeks aansluiten of bijkomend of aanvullend zijn, mogen de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen geen andere werkzaamheden verrichten, tenzij met de toestemming van de [1 FSMA]1. Gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid en een passende risicobeheersing kan de [1 FSMA]1 het verstrekken van diensten andere dan deze die zij in hun hoedanigheid van vereffeningsinstelling of hiermee gelijkgestelde instelling verrichten, aan voorwaarden onderwerpen.
  § 2. Vereffeningsinstellingen of met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen mogen geen deelnemingen bezitten in handelsvennootschappen of vennootschappen die de vorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen, tenzij met de toestemming van de [1 FSMA]1.
  Dit verbod geldt niet voor deelnemingen in vennootschappen die alle of een deel van de in § 1 bedoelde werkzaamheden uitoefenen en evenmin voor deelnemingen in kredietinstellingen, beleggingsondernemingen of in vennootschappen waarvan het doel in hoofdzaak bestaat in het aanhouden van participaties in dergelijke vennootschappen.
  Gelet op de noodzaak van een gezond en voorzichtig beleid en een passende risicobeheersing kan de [1 FSMA]1 het nemen van deelnemingen aan voorwaarden onderwerpen.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

HOOFDSTUK IV. - Toezicht op de vereffeningsinstellingen en met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen naar Belgisch recht.
Art.21.De vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen zijn, inclusief voor hun bijkantoren en diensten in het buitenland, onderworpen aan het prudentieel toezicht van de [1 FSMA]1.
  (De [1 FSMA]1 beoordeelt inzonderheid, het passende karakter van de beleidsstructuur, administratieve en boekhoudkundige organisatie en interne controle van de in het eerste lid bedoelde instellingen als bedoeld in de artikelen 10 en 10bis, en het passende karakter van het beleid van deze instellingen inzake hun kapitaalbehoeften als bedoeld in artikel 13, tweede lid. Zij stelt de frequentie en de omvang van deze beoordeling vast en houdt daarbij rekening met het belang van de werkzaamheden van de instelling voor het financiële stelsel, en met de aard, omvang en complexiteit ervan alsmede met het evenredigheidsbeginsel. De beoordeling wordt minimaal eenmaal per jaar bijgewerkt.) <KB 2007-10-29/33, art. 30, 1°, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
  Onverminderd afdeling 8 van hoofdstuk II van de wet van 2 augustus 2002 kan de [1 FSMA]1 zich alle inlichtingen doen verstrekken over de organisatie, de werking, de positie en de verrichtingen van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen.
  Zij kan ter plaatse inspecties verrichten en ter plaatse kennis nemen en een kopie maken van elk gegeven in bezit van de instelling,
  1° om na te gaan of de wettelijke en reglementaire bepalingen op het statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen zijn nageleefd en of de boekhouding en jaarrekening, alsmede de haar door de instelling voorgelegde staten en inlichtingen, juist en waarheidsgetrouw zijn;
  2° om het passende karakter te toetsen van de beleidsstructuren, de administratieve en boekhoudkundige organisatie (, de interne controle en het beleid van de instelling inzake haar kapitaalbehoeften); <KB 2007-10-29/33, art. 30, 2°, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
  3° om zich ervan te vergewissen dat het beleid van de instelling gezond en voorzichtig is en dat haar positie of haar verrichtingen haar liquiditeit, rendabiliteit of solvabiliteit niet in gevaar kunnen brengen.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.22.Relaties tussen een vereffeningsinstelling en een bepaalde cliënt of tussen een met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling en een bepaalde cliënt behoren niet tot de bevoegdheid van de [1 FSMA]1 tenzij het toezicht op de instelling dit vergt.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.23.De [1 FSMA]1 kan bij de bijkantoren van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen naar Belgisch recht die in het buitenland zijn gevestigd, na voorafgaande kennisgeving aan de autoriteiten die toezicht houden op de betrokken instellingen van het betrokken land, de in artikel 21, derde lid bedoelde inspecties verrichten, alsook alle inspecties met als doel ter plaatse gegevens te verzamelen of te toetsen over de leiding en het beleid van het bijkantoor, alsook alle gegevens die het toezicht op de instelling kunnen vergemakkelijken, inzonderheid op het vlak van de liquiditeit, solvabiliteit, beperking van grote risico's, administratieve en boekhoudkundige organisatie en interne controle.
  Met hetzelfde doel en na kennisgeving aan de in het eerste lid bedoelde autoriteiten, kan zij een deskundige die zij aanstelt, gelasten met alle nuttige controles en onderzoeken. De bezoldiging en de kosten van deze deskundige worden door de instelling gedragen.
  Evenzo kan zij deze autoriteiten verzoeken bepaalde van de in het eerste lid bedoelde controles en onderzoeken te verrichten.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.24.De met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen delen de [1 FSMA]1 onverwijld alle nodige gegevens mede opdat het vergunningsdossier permanent actueel zou zijn. De [1 FSMA]1 kan de vereffeningsinstellingen verzoeken haar een vergelijkbaar permanent bijgehouden dossier te bezorgen.
  Na advies van de Nationale Bank van België kan de [1 FSMA]1, bij een conform artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002 genomen reglement, voorschrijven dat haar door vereffeningsinstellingen en met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen periodiek cijfergegevens of uitleg wordt verstrekt vereist voor het toezicht op de voorschriften van dit besluit en de in uitvoering ervan getroffen reglementen, op geconsolideerde en niet-geconsolideerde basis.
  In bijzondere gevallen kan de [1 FSMA]1 afwijkingen toestaan van de bepalingen van dit artikel en het met toepassing ervan genomen reglement.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.25.§ 1. Groepen van vereffenings-instellingen en van met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen zijn onderworpen aan een toezicht op geconsolideerde basis overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.
  Het in dit artikel bepaalde toezicht geldt onverminderd het groepstoezicht op groepen van ondernemingen met een kredietinstelling of een beleggingsonderneming overeenkomstig de wet van 22 maart 1993 of de voornoemde wet van 6 april 1995.
  § 2. Voor de toepassing van dit artikel,
  1° wordt voor de definitie van de begrippen "exclusieve of gezamenlijke controle" en "consortium" verwezen naar de reglementering op de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening waarvan sprake in artikel 18;
  2° moet onder "financiële holding" een financiële instelling bedoeld in de wet van 22 maart 1993 worden verstaan, waarvan de dochterondernemingen uitsluitend of hoofdzakelijk een of meer kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, vereffeningsinstellingen of met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen of financiële instellingen zijn en waarvan ten minste één een kredietinstelling, beleggingsonderneming, een vereffeningsinstelling of een met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling is, en die geen gemengde financiële holding is in de zin van artikel 49bis van de wet van 22 maart 1993, artikel 95bis van de voornoemde wet van 6 april 1995 of artikel 91 octies decies van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen.
  § 3. Wanneer een vereffeningsinstelling of een met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling een moederonderneming is, is zij onderworpen aan het toezicht op geconsolideerde basis door de [1 FSMA]1, voor het geheel dat zij samen met haar Belgische en buitenlandse dochters vormt.
  Het toezicht op geconsolideerde basis slaat op de financiële positie, de voorwaarden als bedoeld in artikel 20, het beleid, de organisatie en de (interne controle procedures, als bedoeld in de artikelen 10 en 10bis, voor het geconsolideerde geheel,) en op de invloed van de geconsolideerde ondernemingen op andere ondernemingen. <KB 2007-10-29/33, art. 31, 1°, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
  (De in artikel 13, eerste tot en met vierde lid, bedoelde normen en verplichtingen kunnen worden opgelegd op basis van de geconsolideerde positie van de vereffeningsinstelling of de met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling en haar dochterondernemingen. Het bepaalde bij artikel 13, vijfde en zesde lid, is alsdan van overeenkomstige toepassing.) <KB 2007-10-29/33, art. 31, 2°, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
  Voor het toezicht op geconsolideerde basis leggen de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen periodiek aan de [1 FSMA]1 en aan de Nationale Bank van België een geconsolideerde financiële staat voor. De [1 FSMA]1 bepaalt, na advies van de Nationale Bank van België, volgens welke regels deze staat moet worden opgemaakt en inzonderheid volgens welke regels de consolidatiekring wordt bepaald, consolidatie moet worden toegepast en hoe vaak deze staten moeten worden voorgelegd.
  Wanneer zij dit voor het prudentiële toezicht noodzakelijk acht, kan de [1 FSMA]1 eisen dat de vennootschappen die geen dochter zijn maar waarin een vereffeningsinstelling of een met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling deelneemt of waarmee zij een andere kapitaalbinding heeft, in de consolidatie worden opgenomen.
  De [1 FSMA]1 kan voorschrijven of eisen dat de betrokken vereffeningsinstellingen of met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen, hun dochters en alle andere geconsolideerde ondernemingen haar alle inlichtingen verstrekken die nuttig zijn voor haar toezicht op geconsolideerde basis. Voor dit toezicht kan de [1 FSMA]1 ter plaatse, in alle geconsolideerde ondernemingen, de inlichtingen toetsen die zij heeft ontvangen in het kader van het toezicht op geconsolideerde basis of, op kosten van de betrokken instellingen, erkende revisoren of in voorkomend geval, door haar daartoe erkende buitenlandse deskundigen hiermee gelasten. De [1 FSMA]1 verricht deze toetsing of laat die pas verrichten bij een onderneming die in het buitenland is gevestigd nadat zij de toezichthoudende autoriteit van de betrokken Staat hiervan in kennis heeft gesteld en voor zover de betrokken autoriteit die toetsing niet zelf verricht of toestaat dat een revisor of deskundige deze verricht. (Indien de [1 FSMA]1 de toetsing niet zelf verricht, kan zij niettemin aan de verificatie deelnemen zo zij dit wenselijk acht.) <KB 2007-10-29/33, art. 31, 3°, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
  Het toezicht op geconsolideerde basis heeft niet tot gevolg dat de [1 FSMA]1 op elke geconsolideerde onderneming individueel toezicht houdt.
  Het toezicht op geconsolideerde basis doet geen afbreuk aan het individuele toezicht van elke geconsolideerde vereffeningsinstelling of hiermee gelijkgestelde instelling Er kan evenwel rekening worden gehouden met de implicaties van het toezicht op geconsolideerde basis bij de bepaling van de inhoud en de modaliteiten van het individueel toezicht van vereffeningsinstellingen of met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen of het toezicht op subgeconsolideerde basis van een dergelijke instelling die de dochter is van een andere vereffeningsinstelling of met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling.
  § 4. Wanneer een vereffeningsinstelling of een met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling een consortium vormt met een of meer andere ondernemingen, valt zij onder het toezicht op geconsolideerde basis dat geldt voor alle ondernemingen van het consortium en hun dochters.
  De voorschriften van § 3 zijn van toepassing.
  § 5. Voor iedere vereffeningsinstelling of met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling waarvan de moederonderneming een Belgische of buitenlandse financiële holding (uit een Lid-Staat van de Europese Economische Ruimte) is, geschiedt het toezicht op basis van de geconsolideerde financiële positie van de financiële holding. Dit toezicht slaat op de in het tweede en derde lid van § 3 bedoelde aspecten. <KB 2007-10-29/33, art. 31, 4°, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
  (Voor iedere vereffeningsinstelling of met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling waarvan de moederonderneming een financiële holding van buiten de Europese Economische Ruimte is, geschiedt het toezicht op basis van de geconsolideerde financiële positie van de financiële holding.) <KB 2007-10-29/33, art. 31, 5°, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
  § 6. Ondernemingen die uitsluitend of samen met andere de controle hebben over een vereffeningsinstelling of over een met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling en de dochterondernemingen van deze ondernemingen moeten, indien die ondernemingen niet vallen binnen het toepassingsgebied van de §§ 2, 3 en 4 betreffende het toezicht op geconsolideerde basis of binnen het toepassingsgebied. van artikel 49bis van de wet van 22 maart 1993, artikel 95bis van de voornoemde wet van 6 april 1995 of artikel 91 octies decies van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, de [1 FSMA]1 en de bevoegde buitenlandse autoriteiten alle gegevens en inlichtingen verstrekken die nuttig zijn voor het toezicht op de vereffeningsinstelling of de met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling waarover deze ondernemingen de controle hebben.
  Dergelijke informatieplicht geldt ook voor ondernemingen die, hoewel zij dochters zijn van een vereffeningsinstelling of een met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling of een financiële holding, niet in het toezicht op geconsolideerde basis zijn opgenomen. Wanneer de betrokken dochter een vereffeningsinstelling of een met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling is, kan de [1 FSMA]1 of de buitenlandse autoriteit die bevoegd is voor het toezicht op genoemde dochter, eisen dat de moederonderneming de vereiste inlichtingen en gegevens verstrekt die voor het toezicht op genoemde dochter dienstig zijn.
  § 7. Het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen is bij analogie van toepassing op de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen.
  § 8. In bijzondere gevallen kan de [1 FSMA]1 afwijkingen toestaan van de toepassing van dit artikel en van de in dit artikel vermelde besluiten en reglementen.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.26.De opdracht van (commissaris) zoals bedoeld in het Wetboek Vennootschappen mag in de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen enkel worden toevertrouwd aan één of meer revisoren of een of meer revisorenvennootschappen die daartoe zijn erkend door de [1 FSMA]1 overeenkomstig artikel 52 van de wet van 22 maart 1993. <KB 2007-10-29/33, art. 32, 1°, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
  Artikel 141, 2°, van het Wetboek van vennootschappen is niet van toepassing op de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen.
  De vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen mogen (plaatsvervangende commissarissen) aanstellen, die in geval van langdurige verhindering van de (commissaris) diens taak waarnemen. De voorschriften van dit artikel en van artikel 27 zijn van toepassing op deze plaatsvervangers. <KB 2007-10-29/33, art. 32, 2°, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
  De overeenkomstig dit artikel aangestelde (commissarissen) certificeren de geconsolideerde jaarrekening van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen. <KB 2007-10-29/33, art. 32, 2°, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.27. Erkende revisoren-vennootschappen doen, overeenkomstig artikel 33, § 2, van de wet van 22 juli 1953, voor de uitoefening van (de taak van de commissaris) als bedoeld in artikel 26, een beroep op een erkende revisor die zij aanduiden. De voorschriften van dit besluit en zijn uitvoeringsbesluiten, die de aanstelling, de taak, de verplichtingen en (verbodsbepalingen voor commissarissen) alsmede de voor hen geldende, andere dan strafrechtelijke sancties regelen, gelden zowel voor de revisorenvennootschappen als voor de erkende revisoren die hen vertegenwoordigen. <KB 2007-10-29/33, art. 33, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
  Een erkende revisorenvennootschap mag een plaatsvervangend vertegenwoordiger aanstellen onder haar leden die voldoen aan de aanstellingsvoorwaarden.

Art.28.Het Instituut der Bedrijfsrevisoren brengt de [1 FSMA]1 op de hoogte telkens als een tuchtprocedure wordt ingeleid tegen een erkende revisor of een erkende revisorenvennootschap wegens een tekortkoming in de uitoefening van zijn taak bij een vereffeningsinstelling of een met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling alsook telkens als een tuchtmaatregel wordt genomen tegen een erkende revisor of een erkende revisorenvennootschap, met opgave van de motivering.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.29.Voor (de aanstelling van commissarissen en plaatsvervangende commissarissen) bij vereffeningsinstellingen of met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen is de voorafgaande instemming vereist van de [1 FSMA]1. Deze instemming moet worden gevraagd door het vennootschapsorgaan dat de aanstelling voorstelt. Bij aanstelling van een erkende revisorenvennootschap slaat deze instemming zowel op de vennootschap als op haar vertegenwoordiger.
  Deze instemming is ook vereist voor de hernieuwing van een opdracht.
  Wanneer (de aanstelling van de commissaris) krachtens de wet geschiedt door de voorzitter van de rechtbank van koophandel of het hof van beroep, kiest hij uit een lijst van erkende revisoren, die door de [1 FSMA]1 is goedgekeurd. <KB 2007-10-29/33, art. 34, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.30.De [1 FSMA]1 kan haar instemming overeenkomstig artikel 29 met (een commissaris), (plaatsvervangend commissaris), een erkende revisoren-vennootschap of vertegenwoordiger of plaatsvervangende vertegenwoordiger van zo een vennootschap, steeds herroepen bij beslissing die is gemotiveerd door redenen die verband houden met hun statuut of hun opdracht als erkende revisor of erkende revisorenvennootschap, zoals bepaald door of krachtens dit besluit. Met deze herroeping eindigt de opdracht van revisor. <KB 2007-10-29/33, art. 35, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
  Vooraleer een (commissaris) ontslag neemt, worden de [1 FSMA]1 en de vereffeningsinstelling of de met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling hiervan vooraf in kennis gesteld, met opgave van de motivering. <KB 2007-10-29/33, art. 35, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
  Het erkenningsreglement bedoeld in artikel 52 van de wet van 22 maart 1993 regelt de procedure.
  Bij afwezigheid van een (plaatsvervangende commissaris) of een plaatsvervangende vertegenwoordiger van een erkende revisorenvennootschap, zorgt de vereffeningsinstelling, de met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling of de erkende revisorenvennootschap, met naleving van artikel 29, binnen twee maanden voor zijn vervanging. <KB 2007-10-29/33, art. 35, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
  Het voorstel om een (commissaris in een vereffeningsinstelling) of een met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling van zijn opdracht te ontslaan, zoals geregeld bij de artikelen 135 en 136 van het Wetboek vennootschappen wordt ter advies voorgelegd aan de [1 FSMA]1. Dit advies wordt meegedeeld aan de algemene vergadering. <KB 2007-10-29/33, art. 35, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.31.De (commissarissen) verlenen hun medewerking aan het toezicht van de [2 FSMA]2, op hun eigen en uitsluitende verantwoordelijkheid en overeenkomstig dit artikel, volgens de regels van het vak en de richtlijnen van de [2 FSMA]2. Daartoe : <KB 2007-10-29/33, art. 36, 1°, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
  1° (beoordelen zij de interne controlemaatregelen die de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen hebben getroffen als bedoeld in de artikelen 10, § 3, eerste lid, en 10bis, §§ 2, 3 en 4, en delen zij hun bevindingen mee aan de CBFA); <KB 2007-10-29/33, art. 36, 2°, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
  2° [1 brengen zij verslag uit bij de [2 FSMA]2 over :
   a) de resultaten van het beperkt nazicht van de periodieke staten die de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen aan het einde van het eerste halfjaar aan de [2 FSMA]2 bezorgen waarin bevestigd wordt dat zij geen kennis hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten per einde halfjaar niet in alle materieel belangrijke opzichten volgens de geldende richtlijnen van de [2 FSMA]2 werden opgesteld. Bovendien bevestigen zij dat de periodieke staten per einde halfjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij geen kennis te hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten per einde halfjaar niet zijn opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar; de [2 FSMA]2 kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen;
   b) de resultaten van de controle van de periodieke staten die de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen aan het einde van het boekjaar aan de [2 FSMA]2 bezorgen waarin bevestigd wordt dat de periodieke staten in alle materieel belangrijke opzichten werden opgesteld volgens de geldende richtlijnen van de [2 FSMA]2. Bovendien bevestigen zij dat de periodieke staten per einde van het boekjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij dat de periodieke staten per einde van het boekjaar werden opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening; de [2 FSMA]2 kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen;]1
  3° (brengen zij bij de [2 FSMA]2 op haar verzoek een bijzonder verslag uit over de organisatie, de werkzaamheden en de financiële structuur van de vereffeningsinstelling of de met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling; de kosten voor de opstelling van dit verslag worden door de vereffeningsinstelling of de met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling gedragen); <KB 2007-10-29/33, art. 36, 4°, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
  4° brengen zij, in het kader van hun opdracht bij de vereffeningsinstelling of de met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling of een revisorale opdracht bij een met de instelling verbonden onderneming, op eigen initiatief verslag uit bij de [2 FSMA]2, zodra zij kennis krijgen van :
  a) beslissingen, feiten of ontwikkelingen die de positie van de instelling financieel of op het vlak van haar administratieve en boekhoudkundige organisatie of van haar interne controle, op betekenisvolle wijze beïnvloeden of kunnen beïnvloeden;
  b) beslissingen of feiten die kunnen wijzen op een overtreding van het Wetboek Vennootschappen, de statuten, de wetten, besluiten en reglementen over het wettelijk statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen;
  c) andere beslissingen of feiten die kunnen leiden tot een weigering van de certificering van de jaarrekening of tot het formuleren van voorbehoud.
  Tegen erkende revisoren die te goeder trouw informatie hebben verstrekt als bedoeld in het eerste lid, 4°, kunnen geen burgerrechtelijke, strafrechtelijke of tuchtrechtelijke vorderingen worden ingesteld, noch professionele sancties worden uitgesproken.
  De erkende revisoren delen aan de leiders van de vereffeningsinstelling of de met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling de verslagen mee die zij aan de [2 FSMA]2 richten overeenkomstig het eerste lid, 3°. Voor deze mededeling geldt de geheimhoudingsplicht zoals geregeld bij artikel 74 van de wet van 2 augustus 2002. Zij bezorgen de [2 FSMA]2 een kopie van hun mededelingen die zij aan deze leiders richten en die betrekking hebben op zaken die van belang kunnen zijn voor het toezicht dat zij uitoefent.
  De erkende revisoren en de erkende revisorenvennootschappen mogen bij de buitenlandse bijkantoren van de instelling waarop zij toezicht houden, het toezicht uitoefenen en de onderzoeken verrichten die bij hun opdracht horen.
  Zij kunnen door de [2 FSMA]2, op verzoek van de Nationale Bank van België of van de Europese Centrale Bank, worden gelast te bevestigen dat de gegevens die deze instellingen aan deze autoriteiten moeten verstrekken, volledig, juist en conform de geldende regels zijn opgesteld.
  ----------
  (1)<KB 2009-03-23/07, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 02-05-2009>
  (2)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

HOOFDSTUK V. - Uitzonderlijke maatregelen en sancties ten aanzien van vereffeningsinstellingen en met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen naar Belgisch recht.
Art.32.Bij beslissing die met een aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs ter kennis wordt gebracht, trekt de [1 FSMA]1 de vergunning in van de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen die hun bedrijf niet binnen twaalf maanden na het verlenen van een vergunning hebben aangevat, afstand doen van hun vergunning, failliet zijn verklaard of hun bedrijf hebben stopgezet.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.33.§ 1. Wanneer de [1 FSMA]1 vaststelt dat een vereffeningsinstelling of een met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling niet werkt overeenkomstig de bepalingen van de wetten, besluiten en reglementen over het wettelijk statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen, dat haar beleid of financiële positie de goede afloop van haar verbintenissen in het gedrang dreigt te brengen of niet voldoende waarborgen biedt voor haar solvabiliteit, liquiditeit of rendabiliteit, of dat haar beleidsstructuren, haar administratieve of boekhoudkundige organisatie of interne controle ernstige leemten vertonen, stelt zij de termijn vast waarbinnen deze toestand moet worden verholpen.
  Indien de toestand na deze termijn niet is verholpen, kan de [1 FSMA]1 :
  1° voor de termijn die zij bepaalt, de rechtstreekse of onrechtstreekse uitoefening van het bedrijf van de instelling geheel of ten dele schorsen dan wel verbieden.
  De leden van de bestuurs- en beleidsorganen en de personen die instaan voor het beleid, die handelingen stellen of beslissingen nemen ondanks de schorsing, zijn hoofdelijk aansprakelijk voor het nadeel dat hieruit voor de instelling of voor derden voortvloeit.
  Indien de [1 FSMA]1 de schorsing in het Belgisch Staatsblad heeft bekendgemaakt, zijn alle hiermee strijdige handelingen en beslissingen nietig.
  De [1 FSMA]1 kan een vereffeningsinstelling tevens gelasten de aandelen over te dragen die zij bezit overeenkomstig artikel 20, § 2.
  (1°bis strengere vereisten opleggen inzake solvabiliteit, liquiditeit, risicoconcentratie en andere begrenzingen, dan deze bedoeld in artikel 13;) <KB 2007-10-29/33, art. 37, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
  2° de vervanging gelasten van bestuurders of zaakvoerders van de instelling binnen een termijn die zij bepaalt en, zo binnen deze termijn geen vervanging geschiedt, in de plaats van de voltallige bestuurs- en beleidsorganen van de instelling een of meer voorlopige bestuurders of zaakvoerders aanstellen die alleen of collegiaal, naar gelang van het geval, de bevoegdheden hebben van de vervangen personen. De [1 FSMA]1 maakt haar beslissing bekend in het Belgisch Staatsblad.
  De bezoldiging van de voorlopige bestuurder(s) of zaakvoerder(s) wordt vastgesteld door de [1 FSMA]1 en gedragen door de instelling.
  De [1 FSMA]1 kan op elk tijdstip de voorlopige bestuurder(s) of zaakvoerder(s) vervangen, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van een meerderheid van aandeelhouders of vennoten, wanneer zij aantonen dat het beleid van de betrokkenen niet meer de nodige waarborgen biedt.
  3° in het geval van een met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling : de vergunning herroepen.
  § 2. De in § 1 bedoelde beslissingen van de [1 FSMA]1 hebben voor de instelling uitwerking vanaf de datum van hun kennisgeving met een aangetekende brief of een brief met ontvangstbewijs en, voor derden, vanaf de datum van hun bekendmaking overeenkomstig de voorschriften van § 1.
  § 3. Wanneer de [1 FSMA]1 kennis heeft van het feit dat een instelling een bijzonder mechanisme heeft ingesteld met als doel of gevolg fiscale fraude door derden te bevorderen, zijn § 1, eerste en tweede lid, 1°, en § 2 van toepassing.
  § 4. Paragraaf 1, eerste lid, en § 2 zijn niet van toepassing bij intrekking van de vergunning van een failliet verklaarde met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling.
  § 5. Dit artikel doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van de [1 FSMA]1 bepaald door afdeling 8 van hoofdstuk II van de wet van 2 augustus 2002.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.34.De met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen waarvan de vergunning is ingetrokken of herroepen op grond van dit besluit blijven onderworpen aan dit besluit tot hun verbintenissen ten aanzien van hun dienstbetrekkers zijn vereffend, tenzij de [1 FSMA]1 hen vrijstelt van bepaalde voorschriften.
  Dit artikel is niet van toepassing bij de intrekking van de vergunning van een failliet verklaarde met een vereffeningsinstelling gelijkgestelde instelling.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.35. Onverminderd de afdelingen 8 en 9 van hoofdstuk II van de wet van 2 augustus 2002, worden met toepassing van artikel 41, 2°, van de wet van 2 augustus 2002 gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot één jaar en een geldboete van 50 euro tot 10.000 euro of met één van die straffen alleen : <Erratum, B.S. 20-12-2005, p. 54417>
  1° wie met opzet de kennisgevingen als bedoeld in artikel 14, §§ 1, 3 en 4 niet verricht of wie het verzet negeert als bedoeld in artikel 14, § 2;
  2° elke bestuurder, zaakvoerder of directeur en de andere in artikel 15 bedoelde personen die de bepalingen van dit artikel overtreden;
  3° de vereffeningsinstellingen, de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen, hun bestuurders, zaakvoerders of directeuren die de artikelen 16, 20, § 2, 25, § 2, vierde lid, eerste zin en zesde lid en § 6, eerste en tweede lid en 26, eerste lid overtreden;
  4° de vereffeningsinstellingen, de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen, hun bestuurders, zaakvoerders of directeuren die in het buitenland een bijkantoor openen, zonder de kennisgevingen te hebben verricht als bepaald in de artikel 17 of die zich niet conformeren aan artikel 17;
  5° de vereffeningsinstellingen, de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen, hun bestuurders, zaakvoerders of directeuren die de in de artikelen 13, 18, 24, tweede lid, 25, § 3, vierde lid, tweede zin en § 7 en 29 bedoelde besluiten of reglementen overtreden;
  6° de vereffeningsinstellingen, de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen, hun bestuurders, zaakvoerders of directeuren die zich niet conformeren aan de artikelen 19, 24 en 38;
  7° wie handelingen stelt of verrichtingen uitvoert die indruisen tegen een schorsingsbeslissing genomen overeenkomstig artikel 33, § 1, tweede lid, 1°;
  8° wie (als commissaris), erkende revisor of onafhankelijk deskundige, rekeningen, jaarrekeningen of geconsolideerde jaarrekeningen van vereffeningsinstellingen of met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen dan wel periodieke staten of alle andere inlichtingen certificeert, goedkeurt of bekrachtigt terwijl niet is voldaan aan de voorschriften van de wetten, besluiten en reglementen over het wettelijk statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen en daarvan kennis heeft, of niet heeft gedaan wat hij normaal had moeten doen om zich te vergewissen of aan die bepalingen was voldaan; <KB 2007-10-29/33, art. 38, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
  9° wie artikel 9, tweede en derde lid overtreedt;
  10° de vereffeningsinstellingen, de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen, hun bestuurders, zaakvoerders of directeuren die artikel 37 of het besluit waarvan sprake in artikel 37 niet naleven.

HOOFDSTUK VI. - Met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen in de vorm van bijkantoren van buitenlandse instellingen.
Art.36.Hoofdstukken II tot V zijn van toepassing op met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen die zijn opgericht als bijkantoren in België van buitenlandse instellingen. <Erratum, B.S. 20-12-2005, p. 54417>
  De in het eerste lid bedoelde instellingen dienen bovendien aan te tonen dat aan de volgende voorwaarden is voldaan :
  1° zij zijn in hun Staat van herkomst onderworpen aan een toezichtsregeling die door de [1 FSMA]1 toereikend wordt gevonden;
  2° de mogelijkheden tot informatie-uitwisseling tussen de [1 FSMA]1 en de bevoegde overheden of andere relevante instanties van de Staat onder wiens recht de instelling ressorteert, vormen geen beletsel voor een passend toezicht in de zin van dit besluit.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen.
Art.37.Tot de inwerkingtreding van de uitvoeringsbepalingen van artikel 13 van dit besluit, zijn de regels bedoeld in het uitvoeringsbesluit van artikel 43 van de wet van 22 maart 1993, van toepassing op de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen, op geconsolideerde en niet-geconsolideerde basis. <Erratum, B.S. 20-12-2005, p. 54417>
  Bovendien beschikken de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen, op niet-geconsolideerde basis, over toereikende beschikbare of op korte termijn te mobiliseren liquiditeiten of toereikende zekerheden om de continuïteit van hun activiteiten te waarborgen voor een periode van tenminste zes maanden behoudens de betrokken instelling kan aantonen dat de risico's een kortere termijn verantwoorden.
  In bijzondere gevallen kan de [1 FSMA]1 afwijkingen toestaan van de bepalingen van dit artikel. De afwijkingen van het tweede lid worden toegestaan na raadpleging van de Nationale Bank van België.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.38.Tot de inwerkingtreding van de uitvoeringsbepalingen van artikelen 24 en 25, § 3, van dit besluit bezorgen de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen de [1 FSMA]1, maandelijks en in de vorm en binnen de termijn die zij bepaalt, een boekhoudkundige positie, op geconsolideerde en niet-geconsolideerde basis. Zij bezorgen de [1 FSMA]1, trimestrieel en in de vorm en binnen de termijn die zij bepaalt, een gedetailleerd overzicht van de verrichte diensten, inclusies cijfergegevens en uitleg. Zij bezorgen de [1 FSMA]1 de voor het prudentieel toezicht relevante managementverslagen en, in voorkomend geval, de voor het toezicht relevante verslagen van het auditcomité.
  (De effectieve leiding van de vereffeningsinstelling of de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instelling, in voorkomend geval het directiecomité, verklaart aan de [1 FSMA]1 dat voornoemde periodieke staten die zij aan het einde van het eerste halfjaar en aan het einde van het boekjaar overmaakt in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen. Daartoe is vereist dat de periodieke staten volledig zijn, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juist zijn, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld. Zij bevestigt het nodige gedaan te hebben opdat de voornoemde staten volgens de geldende richtlijnen van de [1 FSMA]1 opgemaakt zijn, en opgesteld zijn met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening, of, voor de periodieke rapporteringsstaten die geen betrekking hebben op het einde van het boekjaar, met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar.) <KB 2007-10-29/33, art. 39, 002; Inwerkingtreding : 08-11-2007>
  In bijzondere gevallen kan de [1 FSMA]1 afwijkingen toestaan van de bepalingen van dit artikel.
  ----------
  (1)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2011>

Art.39. Bestaande vereffeningsinstellingen en met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen die zijn onderworpen aan dit besluit dienen zich binnen een termijn van zes maanden te schikken naar de voorschriften van dit besluit. <Erratum, B.S. 20-12-2005, p. 54417>

Art.40. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. <Erratum, B.S. 20-12-2005, p. 54417>

Art. 41. Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit. <Erratum, B.S. 20-12-2005, p. 54417>
  Gegeven te Brussel, 26 september 2005.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën,
  D. REYNDERS.