Artikels:
HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder :
1° het "decreet" : het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen;
2° de "Minister" : de Minister bevoegd voor Economie en K.M.O.'s;
3° (de "onderneming" : de micro, kleine of middelgrote onderneming bedoeld in artikel 3, paragrafen 3 en 5 van het decreet;) <BWG 2005-04-15/45, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
4° (de "middelgrote onderneming" : de onderneming bedoeld in artikel 3, § 3, waarvan het personeelsbestand en de financiële drempels deze zijn, bedoeld in artikel 2.1. van [1 bijlage I bij de Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, hierna "bijlage I bij de Verordening (EU) nr. 651/2014 genoemd"]1 en met uitsluiting van de categorie van de kleine onderneming bedoeld in punt 5;) <BWG 2008-01-17/33, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 21-03-2007>
5° (de "kleine onderneming" : de onderneming bedoeld in artikel 3, § 3, van het decreet waarvan het personeelsbestand en de financiële drempels deze zijn, bedoeld in artikel 2.2. van [1 bijlage I bij de Verordening (EU) nr. 651/2014]1 en waarvan de zeer kleine onderneming, beter omschreven in artikel 2.3. van bedoelde bijlage, deel uitmaakt;) <BWG 2008-01-17/33, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 21-03-2007>
6° (de "zeer kleine onderneming" : de micro-onderneming bedoeld in artikel 3, § 5, van het decreet;) <BWG 2005-04-15/45, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
7° (spin-off of spin-out" : de onderneming bedoeld in artikel 3, § 6, van het decreet;) <BWG 2008-01-17/33, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 21-03-2007>
8° de "cluster" : de onderneming bedoeld in artikel 13 van het decreet, voortkomend uit een clusteringstap zoals omschreven in artikel 12 van het decreet;
9° de "investeringspremie" : de incentive bedoeld in artikel 6 van het decreet;
10° de "werkgelegenheidspremie" : de incentive bedoeld in artikel 7 van het decreet;
11° de "kwaliteitsbewakingspremie" : de incentive bedoeld in artikel 8 van het decreet;
12° de "premie voor adviesverlening" : de incentive bedoeld in artikel 9 van het decreet;
13° de "vrijstelling van de onroerende voorheffing" : de incentive bedoeld in artikel 11 van het decreet;
14° [1 [4 de "Administratie" : de Waalse Overheidsdienst Economie, Tewerkstelling, Onderzoek]4;]1
15° [1 [4 de "gemachtigd ambtenaar": de directeur-generaal, een inspecteur-generaal, een directeur, een eerste attaché of een attaché van de Administratie, gemachtigd op basis van artikel 3 van het besluit van de Waalse Regering van 23 mei 2019 betreffende de overdrachten van bevoegdheden in de Waalse Overheidsdienst, onverminderd de artikelen 4 en 5 van voornoemd besluit;]4;]1
16° [1 [4 de "ontwikkelingsgebieden": de ontwikkelingsgebieden zoals bepaald in het besluit van de Waalse Regering van 1 december 2022 tot vaststelling van de ontwikkelingsgebieden en de regionale steunplafonds voor de periode 2022-2027;]4;]1
17° [1 de "NACE-BEL-code": de activiteitennomenclatuur uitgewerkt door het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NACE-BEL 2008) in ééngemaakt Europees verband, opgelegd bij Verordening (EEG) nr. 3037/90 van 9 oktober 1990 van de Raad betreffende de statistieke nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap, gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 761/93 van de Commissie van 24 maart 1993, bij Verordening (EG) nr. 29/2002 van 19 december 2001, bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europese Parlement en van de Raad van 29 september 2003 en bij Verordening (EG) nr. 1893/2006 van het Europese Parlement en van de Raad van 20 december 2006;]1
18° de "afgedankte bedrijfsruimte" : een verzameling goeden, hoofdzakelijk bebouwde of onbebouwde onroerende goeden, die de zetel zijn geweest van een bedrijfsactiviteit, waarvan het behoud in de huidige staat strijdig is met de zorgvuldige inrichting van de ruimte zoals omschreven in artikel 167, 1, derde en vierde lid, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium;
19° de "oprichting van een onderneming" : de eerste vestiging van een onderneming of een bedrijfszetel in het Waalse Gewest of elke oprichting van een nieuwe rechtspersoon;
20° de "ontwikkeling van de onderneming" : de uitbreiding van één of meerdere bestaande bedrijfszetels of de oprichting van een nieuwe bedrijfszetel door een onderneming die reeds minstens één bedrijfszetel in het Waalse Gewest bezit;
21° het "aanvankelijke personeelsbestand" : het jaargemiddelde van het aantal werknemers met een arbeidsovereenkomst in de bedrijfszetel waarop de aanvraag betrekking heeft, overeenstemmend met het aantal werkeenheden, berekend op grond van de multifunctionele aangiften bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid over de vier kwartalen die aan de indiening van de aanvraag voorafgaan;
(22° de "concurrentiepool" : het partnerschap tussen ondernemingen, vormingscentra en openbare en privé onderzoekseenheden om synergieën te ontwikkelen rond een afzetmarkt en een technologisch en wetenschappelijk gebied, erkend door de Regering.) <BWG 2006-04-27/32, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
(23° "[1 het "begin van de werken": hetzij het begin van de werken i.v.m. de investering, hetzij de eerste juridisch bindende verbintenis voor de bestelling van uitrusting of elke andere verbintenis waardoor de investering onomkeerbaar wordt, al naargelang van de gebeurtenis die eerst plaatsvindt;]1) <BWG 2006-04-27/33, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
(24° [2 [4 [5 aanvulling op de programmering E.F.R.O./FTJ Wallonie 2021-2027": de uitvoering van maatregel 4 "Investeringssteun" of maatregel 19 "Steunregeling voor productieve investeringen van KMO's die leiden tot hun economische diversificatie, modernisering en omschakeling" van de aanvulling op de programmering EFRO/FTJ Wallonie 2021-2027]5]4;]2
25° [2 ...]2
26° "gecreëerde arbeidsplaats" : de bijkomende arbeidsplaats(en) gecreëerd ten opzichte van het aanvankelijke personeelsbestand bedoeld in artikel 1, 21°, behalve als de onderneming onder een hoger streefcijfer inzake jobcreatie valt in het kader van een vorig dossier waarin dat streefcijfer inzake jobcreatie als aanvankelijk personeelsbestand wordt genomen;) <BWG 2008-01-17/33, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 21-03-2007>
[1 27° de "zelfde of soortgelijke activiteit": elke activiteit die onder dezelfde categorie (Code van vier cijfers) van de NACE-BEL-code ressorteert.]1
(Tweede lid opgeheven) <BWG 2006-04-27/32, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
(Bij de oprichting van een onderneming worden het personeelsbestand en de financiële drempels te goeder trouw geraamd op grond van een financieel plan.) <BWG 2008-01-17/33, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 21-03-2007>
[3 28° " landbouwproducten " : producten, met uitzondering van visserijproducten, vermeld in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en katoen.]3
[4 29° het "besluit van de Waalse Regering van 1 december 2022": het besluit van de Waalse Regering van 1 december 2022 tot vaststelling van de ontwikkelingsgebieden en de regionale steunplafonds voor de periode 2022-2027.]4
[5 .30° "DNSH-beoordeling": de analyse die bepaalt dat het project geen aanzienlijke negatieve gevolgen heeft voor het milieu of de samenleving. ]5
----------
(1)<BWG 2015-02-26/19, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2015-07-23/09, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(3)<BWG 2018-02-08/08, art. 1, 019; Inwerkingtreding : 10-03-2018>
(4)<BWG 2023-04-05/04, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(5)<BWG 2024-02-08/22, art. 1, 021; Inwerkingtreding : 25-05-2024>
Art. 1bis.<ingevoegd bij BWG 2006-12-06/32, art. 1, Inwerkingtreding : 01-01-2007> De incentives toegekend krachtens het decreet en dit besluit [2 met uitzondering van de kwaliteitsbewakingspremie]2 stemmen overeen [3 met Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, hierna "Verordening (EU) nr. 651/2014 genoemd"]3.
[1 ...]1
[4 [5 ...]5]4
[3 [4 De krachtens het decreet en dit besluit toegekende incentives worden toegekend]4 overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering [5 van 1 december 2022 ]5.]3
----------
(1)<BWG 2008-12-12/41, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 31-12-2008>
(2)<BWG 2014-01-30/13, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 31-12-2008>
(3)<BWG 2015-02-26/19, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(4)<BWG 2015-10-29/05, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 15-11-2015>
(5)<BWG 2023-04-05/04, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK II. - Incentives.
Afdeling 1. - De investeringspremie.
Art.2. De Minister kan een investeringspremie toekennen aan de onderneming :
1° die de voorwaarden bedoeld in artikel 3, §§ 1 en 2, van het decreet zoals nader bepaald in artikel 3 vervult;
2° waarvan de activiteiten niet ressorteren onder uitgesloten sectoren of sectordelen bedoeld in artikel 4 van het decreet, zoals nader bepaald in artikel 4;
3° die de voorwaarden bedoeld in artikel 5 vervult;
4° die een investeringsprogramma bedoeld in artikel 5, § 1, van het decreet voorstelt :
a) die niet uitgesloten is overeenkomstig artikel 6;
b) die één van de doelstellingen bedoeld in artikel 5, § 1, 1°, van het decreet nastreeft;
c) die leidt tot de oprichting of de ontwikkeling van een onderneming zoals nader bepaald in artikel 1, 19° en 30°, tot de verhoging van de toegevoegde productiewaarde zoals nader bepaald in artikel 5 of tot de milieubescherming;
d) met het oog op het behoud of het scheppen van werkgelegenheid.
Art. 2bis.[1 § 1. De Minister of de gemachtigd ambtenaar kan een investeringspremie, tegen 60% gefinancierd ten laste van de Gewestbegroting en tegen 40% ten laste van het E.F.R.O., toekennen in het kader van de aanvulling op de [3 programmering E.F.R.O./FTJ]3 "Wallonie - 2021-2027" aan de middelgrote onderneming die naast de voorwaarden bedoeld in artikel 2:"
1° een bedrijfszetel gelegen in één van de ontwikkelingsgebieden heeft;
2° minstens zes arbeidsplaatsen creëert;
3° deel uitmaakt van de sector van de verwerkende industrie;
4° een investeringsprogramma uitvoert dat;
a) valt binnen een van de strategische interventiegebieden van intelligente specialisatie, S3, of ;
b) voornamelijk gericht is op het op de markt brengen van een innovatief product, of ;
c) voornamelijk gericht is op de digitale transformatie van productie of ;
d) voornamelijk gericht op het circulair gebruik van producten of diensten in verschillende stadia van hun leven, of ;
e) voornamelijk gericht is op het verkleinen van de koolstofvoetafdruk door rationeler energiegebruik of het verminderen van de milieueffecten van de productie door het gebruik van de beste beschikbare milieutechnieken.
[3 5° over een DNSH-beoordeling beschikt via een door de administratie vastgesteld formulier of voor het betrokken investeringsprogramma een vergelijkbare DNSH-beoordeling heeft uitgevoerd volgens de modaliteiten bedoeld in paragraaf 4/1.]3
§ 2. De Minister of de gemachtigd ambtenaar kan een investeringspremie, tegen 60% gefinancierd ten laste van de Gewestbegroting en tegen 40% ten laste van het E.F.R.O., toekennen in het kader van de aanvulling op de [3 programmering E.F.R.O./FTJ]3 "Wallonie - 2021-2027" aan de kleine onderneming die naast de voorwaarden bedoeld in artikel 2:
1° een bedrijfszetel gelegen in één van de ontwikkelingsgebieden heeft;
2° minstens vier arbeidsplaatsen creëert;
3° deel uitmaakt van de sector van de verwerkende industrie;
4° een investeringsprogramma uitvoert dat;
a) valt binnen een van de strategische interventiegebieden van intelligente specialisatie, S3, of ;
b) voornamelijk gericht is op het op de markt brengen van een innovatief product, of ;
c) voornamelijk gericht is op de digitale transformatie van productie of ;
d) voornamelijk gericht op het circulair gebruik van producten of diensten in verschillende stadia van hun leven, of ;
e) voornamelijk gericht is op het verkleinen van de koolstofvoetafdruk door rationeler energiegebruik of het verminderen van de milieueffecten van de productie door het gebruik van de beste beschikbare milieutechnieken.
[3 5° over een DNSH-beoordeling beschikt via een door de administratie vastgesteld formulier of voor het betrokken investeringsprogramma een vergelijkbare DNSH-beoordeling heeft uitgevoerd volgens de modaliteiten bedoeld in paragraaf 4/1.]3
§ 3. De Minister of de gemachtigd ambtenaar kan een investeringspremie, tegen 60% gefinancierd ten laste van de Gewestbegroting en tegen 40% ten laste van het E.F.R.O., toekennen in het kader van de aanvulling op de [3 programmering E.F.R.O./FTJ]3. "Wallonie - 2021-2027" aan de middelgrote onderneming of de kleine onderneming bedoeld in de §§ 1 of 2, 1° tot 3°, indien het investeringsprogramma enerzijds voldoet aan ten minste één van de criteria, vermeld in de punten 1° of 2°, en anderzijds aan één van de criteria, vermeld in de volgende punten 3° tot en met 7° :
1° het is voornamelijk gericht op het circulair gebruik van producten of diensten in verschillende stadia van hun leven, of ;
2° het is voornamelijk gericht op het verkleinen van de koolstofvoetafdruk door rationeler energiegebruik of het verminderen van de milieueffecten van de productie door het gebruik van de beste beschikbare milieutechnieken en;
3° het valt binnen een van de strategische interventiegebieden van intelligente specialisatie, S3, of ;
4° het is voornamelijk gericht op het op de markt brengen van een innovatief product, of ;
5° het is voornamelijk gericht op de digitale transformatie van productie of ;
6° het schept 50% meer arbeidsplaatsen dan de minima, vermeld in de §§ 1, 2° en 2, 2°, of ;
7° het leidt tot de oprichting van een nieuw bedrijf in het Waalse Gewest.]1
[2 § 4. Onder de sector van de verwerkende industrie, vermeld in de §§ 1 en 2, 3°, wordt verstaan de fysische of chemische verwerking van materialen, stoffen of onderdelen tot nieuwe afgewerkte producten of halffabricaten.
[3 § 4/1. Voor de toepassing van paragraaf 1, 5°, en paragraaf 2, 5°, moet het DNSH-beoordelingsformulier de informatie bevatten die nodig is om vast te stellen dat het project geen directe of indirecte significante schade toebrengt aan de volgende door de Europese Unie gedefinieerde milieudoelstellingen:
1° de beperking van de klimaatverandering;
2° de aanpassing van de klimaatverandering;
3° het duurzaam gebruik en de bescherming van aquatische en mariene hulpbronnen;
4° de overgang naar een circulaire economie, met inbegrip van afvalpreventie en recycling;
5° de preventie en de vermindering van verontreiniging;
6° de bescherming en het herstel van biodiversiteit en ecosystemen.
De Minister kan de milieudoelstellingen die onderworpen zijn aan een DNSH-beoordeling als bedoeld in het eerste lid specificeren.]3
§ 5. De Minister kan de voorwaarden en criteria bepaald in paragrafen 1 tot 4 preciseren om de samenhang met het gewestelijk beleid van de Waalse Regering te verzekeren.]2
----------
(1)<BWG 2023-04-05/04, art. 3, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(2)<BWG 2023-04-05/04, art. 3, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(3)<BWG 2024-02-08/22, art. 2, 021; Inwerkingtreding : 25-05-2024>
Art.2ter. [1 § 1. Met inachtneming van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake bijstand voor plattelandsontwikkeling door het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad, kan de Minister of de gemachtigd ambtenaar een toeslag op de investeringspremie gefinancierd door ELFPO toekennen, die twee derde van de toegekende investeringspremie bedraagt en die op basis van het bedrag van de bij ELFPO in aanmerking komende investeringen berekend wordt, aan de zeer kleine of kleine onderneming toekennen :
1° die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in artikel 3, § 1, van het decreet, zoals nader bepaald in artikel 3;
2° die de voorwaarden bedoeld in artikel 5 vervult;
3° die een investeringsprogramma voorstelt, bedoeld in artikel 5, § 1, van het decreet, waarvan de kosten redelijk zijn, in de zin van artikel 48, 2., e) van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de Commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden ;
4° waarvan de activiteiten onder volgende sectoren of sectordelen vallen :
a) de tweede houtverwerking die houtzagerij en productie van halffabrikaten en afgewerkte producten omvat;
b) de productie, het herstel en het onderhoud van landbouwmateriaal ;
5° die een investering verwezenlijkt betreffende :
a) de bouw, de aankoop, de renovatie, de verbouwing of inrichting van vastgoedinfrastructuur bedoeld voor de ontwikkeling van de economische activiteit ;
b) de aankoop van nieuw materiaal en nieuwe uitrusting ;
c) de bijkomende uitgaven met betrekking tot de investeringen bedoeld in a) en b) met een maximum van 12 % van de totale kosten van de in aanmerking komende investering;
6° die de investering bedoeld in 5° verwezenlijkt in een landelijk gebied beschouwd als een landelijke of semi-landelijke gemeente zoals bepaald op de kaart gevoegd bij dit besluit.
De Minister kan de sectoren of deelsectoren bedoeld in lid 1, 4° nader bepalen.
Onverminderd lid 1, 4°, kan een premietoeslag toegekend worden aan de zeer kleine onderneming actief in de sector of deelsector van de productie, op basis van landbouwproducten, van producten die niet in bijlage I van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermeld worden.
De investeringen die voor de ELFPO-toeslag in aanmerking komen zijn hoger dan of gelijk aan 25.000 euro en worden beperkt tot 7.000.000 euro.
Het bedrag van de premietoeslag wordt berekend rekening houdend met de elementen bedoeld in artikel 7, gewogen overeenkomstig artikel 9 in percentages van het investeringsprogramma.
§ 2. Naast de investeringen bedoeld in artikel 6, § 2, komen niet in aanmerking voor de premietoeslag bedoeld in paragraaf 1 de investeringen betreffende :
1° de kleinhandel of investeringen die verwezenlijkt worden door ondernemingen van de distributiesector of hun dochterondernemingen alsook de groothandel ;
2° de aankoop van grond en de kosten die ermee verbonden zijn ;
3° de aankoop van gebouwen zonder verbetering van de structuur ;
4° de verfraaiings- of vrijetijdsactiviteiten ;
5° de woningen of delen van woningen ;
6° de aankoop van meubilair en kantoormateriaal, met uitzondering van computers, computeronderdelen en softwares ;
7° herstel- en onderhoudswerken.
§ 3. De Administratie stelt een lijst aanvragen van premietoeslagen op, zoals bedoeld in paragraaf 1 en die voor een selectieperiode of per hergroepering over meerdere periodes in aanmerking komen. De datum waarop de premie toegekend wordt bepaalt de eerste selectieperiode waarop het dossier betrekking heeft.
Als de fondsen ontoereikend zijn, wordt de begroting toegekend aan de dossiers in de volgorde van de lijst opgesteld in functie van hun notering, van de hoogste naar de laagste en in geval van samenloop in de noteringen, in functie van de indieningsdatum van de aanvraag.
De selectieperiodes bedoeld in lid 1 lopen van 1 januari tot 31 maart, van 1 april tot 30 juni, van 1 juli tot 30 september en van 1 oktober tot 31 december.
De notering bedoeld in lid 2 wordt op het volgende gebaseerd :
1° werkgelegenheid ;
2° ligging ;
3° innovatie ;
4° de geïntegreerde aanpak met betrekking tot de geo-economische context ;
5° het duurzame karakter van de investering.
Op voorstel van de Administratie, en na goedkeuring van het opvolgingscomité opgericht overeenkomstig artikelen 47 en volgende van de Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad, bepaalt de Minister :
1° de minimale notering om de goedkeuring van de premietoeslag mogelijk te maken ;
2° de methode en selectiecriteria en hun notering. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2018-02-08/08, art. 2, 019; Inwerkingtreding : 10-03-2018>
Art.2quater. [1 § 1. De Minister of de gemachtigd ambtenaar kan een investeringspremie die voor zestig procent gefinancierd wordt door de begroting van het Waalse Gewest en voor veertig procent door het E.F.R.O. in het kader van de aanvulling op de programmering EFRO/FTJ Wallonie 2021-2027 aanvullingsmaatregel 19 toekennen aan de middelgrote onderneming die, bovenop de voorwaarden bedoeld in artikel 2, voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° ze heeft een bedrijfszetel, gelegen in de arrondissementen van Charleroi, Bergen of Doornik;
2° ze behoudt de werkgelegenheid;
3° ze behoort tot de industriesector;
4° ze voert een investeringsprogramma uit van ten minste 100.000, met als hoofddoel de koolstofvoetafdruk te verkleinen door rationeler om te gaan met energie of de milieu-impact van de productie te verminderen door gebruik te maken van de best beschikbare milieutechnieken;
5° ze beschikt over een DNSH-beoordeling via een door de administratie vastgesteld formulier of heeft een vergelijkbare DNSH-beoordeling uitgevoerd voor het betrokken investeringsprogramma overeenkomstig de modaliteiten bedoeld in artikel 2bis, § 4/1.
§ 2. De Minister of de gemachtigd ambtenaar kan een investeringspremie die voor zestig procent gefinancierd wordt door de begroting van het Waalse Gewest en voor veertig procent door het E.F.R.O. in het kader van de aanvulling op de programmering E.F.R.O/FTJ Wallonie 2021-2027 aanvullingsmaatregel 19 toekennen aan de kleine onderneming die, bovenop de voorwaarden bedoeld in artikel 2, voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° ze heeft een bedrijfszetel, gelegen in de arrondissementen van Charleroi, Bergen of Doornik;
2° ze behoudt de werkgelegenheid;
3° ze behoort tot de industriesector;
4° ze voert een investeringsprogramma uit van ten minste 100.000, met als hoofddoel de koolstofvoetafdruk te verkleinen door rationeler om te gaan met energie of de milieu-impact van de productie te verminderen door gebruik te maken van de best beschikbare milieutechnieken;
5° ze beschikt over een DNSH-beoordeling via een door de administratie vastgesteld formulier of heeft een vergelijkbare DNSH-beoordeling uitgevoerd voor het betrokken investeringsprogramma overeenkomstig de modaliteiten bedoeld in artikel 2bis, § 4/1.
§ 3 De in aanmerking komende zones in de arrondissementen Charleroi, Bergen of Doornik bedoeld in de paragrafen 1, 1°, en 2, 1°, zijn:
1° in het arrondissement Charleroi:
a) Aiseau-Presles ;
b) Chapelle-lez-Herlaimont ;
c) Charleroi ;
d) Châtelet ;
e) Courcelles ;
f) Farciennes ;
g) Fleurus ;
h) Fontaine-l'Evêque ;
i) Gerpinnes ;
j) Les Bons Villers ;
k) Manage ;
l) Montigny-le-Tilleul ;
m) Pont-à-Celles ;
n) Seneffe ;
2° in het arrondissement Bergen :
a) Boussu ;
b) Colfontaine ;
c) Dour ;
d) Frameries ;
e) Hensies ;
f) Honnelles ;
g) Jurbeke ;
h) Lens ;
i) Bergen ;
j) Quaregnon ;
k) Quévy ;
l) Quiévrain ;
m) Saint-Ghislain ;
3° in het arrondissement Doornik :
a) Antoing ;
b) Brunehaut ;
c) Celles ;
d) Estaimpuis ;
e) Leuze-en-Hainaut ;
f) Mont-de-l'Enclus ;
g) Pecq ;
h) Péruwelz ;
i) Rumes ;
j) Doornik.
§ 4. Voor de toepassing van paragraaf 1, 3°, en paragraaf 2, 3°, wordt onder "de sector van de verwerkende industrie" verstaan de fysische of chemische verwerking van materialen, stoffen of onderdelen tot nieuwe afgewerkte producten of halffabrikaten.
§ 5. De investering met betrekking tot de aankoop van grond is subsidiabel tot een maximum van tien procent van het investeringsprogramma dat subsidiabel is voor de onderneming die de investering doet in het kader van de aanvulling op de programmering EFRO/FJT Wallonie 2021-2027 maatregel 19.
§ 6. De Minister kan de voorwaarden en criteria vermeld in de paragrafen 1 en 2 preciseren om de samenhang met het door de Waalse Regering gevoerde gewestelijke beleid te garanderen. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2024-02-08/22, art. 3, 021; Inwerkingtreding : 25-05-2024>
Art.3.In de zin van het decreet wordt verstaan onder :
1° [1 [2 de "bedrijfszetel" : de vestigingseenheid als bedoeld in artikel I.2., 16°, van Boek I, van het Wetboek van economisch recht;]2;]1
2° het "personeelsbestand" : het jaargemiddelde van het aantal werknemers met een arbeidsovereenkomst in de bedrijfszetel waarop de aanvraag betrekking heeft, overeenstemmend met het aantal werkeenheden, berekend op grond van de multifunctionele aangiften bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid over de vier kwartalen die aan de indiening van de aanvraag voorafgaan;
3° (de "jaaromzet" : de omzet betreffende het laatste afgesloten werkingsjaar, dat aan de indiening van de aanvraag voorafgaat en gewogen over twaalf maanden als bedoeld werkingsjaar een periode van meer dan twaalf maanden dekt;) <BWG 2006-04-27/32, art. 6, 1°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
4° (het "balanstotaal" : het totaal opgenomen in de balans betreffende het laatste afgesloten werkingsjaar, dat aan de indiening van de aanvraag voorafgaat en gewogen over twaalf maanden als bedoeld werkingsjaar een periode van meer dan twaalf maanden dekt;) <BWG 2006-04-27/32, art. 6, 2°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
5° [1 de "publiekrechtelijke rechtspersoon" : De rechtspersoon die aan de volgende vijf criteria voldoet:
a) door de openbare overheden opgericht of erkend zijn;
b) een openbare dienst als opdracht hebben;
c) geen deel uitmaken van de rechterlijke of wetgevende macht;
d) in zijn werking door de openbare overheden gecontroleerd of bepaald worden;
e) t.o.v. derden bindende besluiten kunnen nemen.]1
6° de "vereniging zonder winstoogmerk" : de vereniging bedoeld bij [3 "Deel 3 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen"]3;
7° de "publieke participatiemaatschappijen" : de openbare investeringsmaatschappijen, namelijk de Federale Investeringsmaatschappij, de Gewestelijke Investeringsmaatschappijen en hun dochtermaatschappijen;
8° (de "risicokapitaalmaatschappijen" : de investeringsmaatschappijen, natuurlijke personen of groepen natuurlijke personen met een regelmatige activiteit betreffende de investering in risicokapitaal die middelen, geïnvesteerd in de vorm van eigen middelen of semi-eigen middelen, ter beschikking van niet op de beurs genoteerde ondernemingen stellen voorzover de som van de investeringen van deze natuurlijke personen of groepen natuurlijke personen niet meer dan 1.250.000 euro bedraagt.) <BWG 2005-04-15/45, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
9° de "institutionele beleggers" : de banken, verzekeringsmaatschappijen, de beleggingsfondsen en de gewestelijke ontwikkelingsfondsen, en op voorwaarde dat die noch individueel noch samen een controle uitoefenen op de onderneming;
10° [1 de "universitaire instellingen": de instellingen bedoeld in artikel 10 van het decreet van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies en de onderzoekscentra bedoeld in artikel 10 van het decreet van 3 juli 2008 betreffende de steun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie in Wallonië.]1
----------
(1)<BWG 2015-02-26/19, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2023-04-05/04, art. 4, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(3)<BWG 2023-07-20/34, art. 14, 020; Inwerkingtreding : 09-11-2023>
Art.4.[1 De onderneming en het investeringsprogramma met betrekking tot de activiteitengebieden die uitgesloten zijn van het voordeel van de premie krachtens artikel 4 van het decreet zijn nader bepaald ten opzichte van de sectoren of sectordelen opgenomen in volgende afdelingen, klassen en onderklassen:
1° 01.1 tot en met 01.5 van de NACE-BEL-code, behalve als de investeringen betrekking hebben op activiteitengebieden betreffende de verwerking en commercialisering van landbouwproducten en die geen toegang hebben tot de regionale landbouwsteun;
[2 1° /1 03. van de NACE-BEL-code;]2
2° 05.100 tot en met 06.200 van de NACE-BEL-code;
3° 07.210 van de NACE-BEL-code;
4° 08.920 van de NACE-BEL-code;
5° 09.100 van de NACE-BEL-code;
6° 09.900 van de NACE-BEL-code voor de steundiensten uitgevoerd voor rekening van derden i.v.m. de winning van steen- en bruinkool;
7° 19.200 van de NACE-BEL-code voor de vervaardiging van turfbriketten en de vervaardiging van steen- en bruinkoolbriketten;
8° 20.130 van de NACE-BEL-code voor de verrijking van uranium- en thoriumerts;
9° 24.46 van de NACE-BEL-code;
10° 35 tot en met 36 van de NACE-BEL-code;
11° 38.12 van de NACE-BEL-code voor de inzameling van kernafval;
12° 38.222 van de NACE-BEL-code voor de verwerking, de verwijdering en de opslag van radioactief kernafval behalve als het gaat om de verwerking en de verwijdering van tijdelijk radioactief afval van de ziekenhuizen dat tijdens het vervoer zal afnemen;
13° 41.1 en de vastgoedactiviteiten vermeld in Code 42 van de NACE-BEL-code;
14° 45.11 tot en met 45.40, met uitzondering van de onderklassen 45.204 en 45.206 van de NACE-BEL-code en met uitzondering van de investeringen die deze ondernemingen gebruiken voor productie- en verwerkingsactiviteiten;
15° 46.11 tot en met 46.19 van de NACE-BEL-code;
16° 47 van de NACE-BEL-code;
17° 49.10 tot en met 49.41 van de NACE-BEL-code;
18° 50.10 tot en met 51.22 van de NACE-BEL-code;
19° 52.21 van de NACE-BEL-code voor de uitbating van parkeerplaatsen, wagenparken of fietsenparken;
20° 53.10 van de NACE-BEL-code;
21° 55 tot en met 56.3, met uitzondering van de klassen 55.10 en 56.29 en de onderklasse 55.202 van de NACE-BEL-code;
22° 59, met uitzondering van de klassen 59.11, 59.12 en de onderklassen 59.202, 59.203 en 59.209 van de NACE-BEL-code;
23° 60 van de NACE-BEL-code;
24° 63.9 van de NACE-BEL-code;
25° 64 tot en met 68 van de NACE-BEL-code;
26° 69 van de NACE-BEL-code;
27° 71.11 van de NACE-BEL-code;
28° 71.122 van de NACE-BEL-code;
29° 74.202 van de NACE-BEL-code;
30° 75 van de NACE-BEL-code;
31° 77 van de NACE-BEL-code;
32° 79 van de NACE-BEL-code;
33° 81.100 van de NACE-BEL-code;
34° 85 tot en met 88 van de NACE-BEL-code, evenals de activiteiten bestaande uit het verstrekken van opleidingscursussen;
35° 90 tot en met 93, met uitzondering van de onderklassen 91.041, 91.042 en 93.212 van de NACE-BEL-code, evenals de uitbatingen van toeristische bezienswaardigheden;
36° 94 tot en met 98, met uitzondering van onderklasse 96.011 van de NACE-BEL-code;
37° de landbouwbedrijven en de coöperatieve verwerkings- en commercialiseringsvennootschappen die toegang hebben tot landbouwsteun.
38° de staalsector zoals omschreven in artikel 2, punt 43 van Verordening (EU) 651/2014;
39° de sector van de kunstvezels zoals omschreven in artikel 2, punt 44 van Verordening (EU) 651/2014;
40° de sector van de scheepsbouw.
De Minister kan de inhoud van de uitgesloten afdelingen, klassen en onderklassen nader bepalen, alsook de begrippen bedoeld in het eerste lid.
De verwijzing naar de NACE-BEL-code maakt het vermoeden uit dat de onderneming of diens investeringsprogramma onder dat activiteitengebied ressorteert. De onderneming kan vaststellen dat de NACE-BEL-code die haar wordt toegeschreven niet aan haar activiteitengebied of aan het door haar in het vooruitzicht gestelde investeringsprogramma beantwoordt en dat ze bij de Kruispuntbank Ondernemingen stappen heeft ondernomen om één of verschillende andere codes te krijgen.]1
----------
(1)<BWG 2015-02-26/19, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2023-04-05/04, art. 5, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.5.De onderneming die de investeringspremie aanvraagt, vervult volgende voorwaarden :
1° [2 met een verklaring op erewoord van de verantwoordelijke van de onderneming bewijzen dat de onderneming de voorwaarde bedoeld in artikel 15 van het decreet naleeft waarbij de onderneming, in voorkomend geval, door de Administratie verzocht kan worden om de noodzakelijke stukken en bewijzen voor te leggen indien het dossier volgens de regelgeving als in aanmerking komend wordt erkend;]2
2° [2 met een verklaring op erewoord van de verantwoordelijke van de onderneming bewijzen dat de onderneming een minimum van 25 % van de financiering van het investeringsprogramma op zich neemt zonder het voorwerp uit te maken van een overheidstegemoetkoming waarbij de onderneming, in voorkomend geval, door de Administratie verzocht kan worden om de noodzakelijke stukken en bewijzen voor te leggen indien het dossier volgens de regelgeving als in aanmerking komend wordt erkend;]2
3° [2 geen onderneming in moeilijkheden zijn in de zin van artikel 2, punt 18, van Verordening (EU) 651/2014;]2
[1 4° niet het voorwerp uitmaken van een bevel tot recuperatie na een beslissing van de Europese Commissie waarin steun die zij ontvangen heeft met de [2 interne markt]2 onwettig en onverenigbaar wordt verklaard;]1
[2 5° volgens de modaliteiten bedoeld in artikel 11, een premieaanvraag indienen vóór het begin van de werken i.v.m. het investeringsprogramma;
6° een zelfde of soortgelijke activiteit in de Europese Economische Ruimte niet hebben stopgezet binnen de twee jaar die voorafgaan aan de premieaanvraag of, op het ogenblik van de indiening van de premieaanvraag, niet de stopzetting van een dergelijke activiteit in overweging nemen binnen de twee jaar die volgen op de voltooiing van het investeringsprogramma.]2
Met uitzondering van de middelgrote onderneming die niet drie afgesloten boekjaren heeft op het tijdstip dat de aanvraag wordt ingediend, dient de middelgrote onderneming daarnaast een toegevoegde waarde voort te brengen die [3 niet lager is dan 0 %]3 van haar omzet.
(De toegevoegde waarde kan worden omschreven als het verschil tussen de productiewaarde en de tussenliggende verbruikswaarde (boekhoudkundige rubrieken 70/74 verminderd met de boekhoudkundige rubrieken 60/61 en 740) en wordt berekend op grond van het afgesloten boekjaar dat voorafgaat aan het in overweging nemen van het investeringsprogramma bedoeld in artikel 11, eerste lid.) <BWG 2006-04-27/32, art. 7, 2°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
----------
(1)<BWG 2008-12-12/41, art. 5, 009; Inwerkingtreding : 31-12-2008>
(2)<BWG 2015-02-26/19, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(3)<BWG 2017-03-23/18, art. 1, 017; Inwerkingtreding : 16-04-2017>
Art.6.§ 1. De investeringen [1 in vaste activa]1 worden toegelaten :
1° die betrekking hebben op :
a) gronden en gebouwen, (...) die opgenomen zijn in de balansactiva onder de rubriek "vaste activa"; <BWG 2006-04-27/32, art. 8, 1°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
b) van het nieuw aangekochte materieel en de desbetreffende bijkomende kosten;
c) uitgaven die verband houden met de technologietransfer in de vorm van een octrooiverwerving, een octrooi-indiening of een octrooibehoud, een exploitatievergunning of een vergunning voor gepatenteerde dan wel niet-gepatenteerde technische kennis waarvan de waarde bevestigd wordt door een bedrijfsrevisor;
2° die minstens een als volgt berekend bedrag belopen :
[<font color="red">1</font> Personeelsbestand | Kleine onderneming | Middelgrote onderneming |
Minder van 10 | 25.000 euro | 75.000 euro |
10 tot minder dan 20 | 50.000 euro | 100.000 euro |
20 tot minder dan 30 | 75.000 euro | 125.000 euro |
30 tot minder dan 40 | 100.000 euro | 125.000 euro |
40 tot minder dan 50 | 125.000 euro | 150.000 euro |
50 tot minder dan 75 | | 150.000 euro |
75 tot minder dan 100 | | 200.000 euro |
100 tot minder dan 125 | | 250.000 euro |
125 tot minder dan 150 | | 300.000 euro |
150 tot minder dan 175 | | 350.000 euro |
175 tot minder dan 200 | | 400.000 euro |
200 tot minder dan 250 | | 500.000 euro]<font color="red">1</font> |
<td colspan="3" valign="top">(<font color="red">1</font>)<BWG <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2015102905" target="_blank">2015-10-29/05</a>, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 15-11-2015>
(De drempel van de toelaatbare investeringen wordt evenwel beperkt tot een minimum van :
[1 a)]1 250.000 euro voor wat betreft de middelgrote onderneming bedoeld in artikel 2bis, §§ 1 of 3;
[1 b)]1 125.000 euro voor wat betreft de kleine onderneming bedoeld in artikel 2bis, §§ 2 of 3.) <BWG 2008-01-17/33, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 21-03-2007>
[1 2°/1 die de boekwaarde van de hergebruikte activa met minstens 200 % overschrijden zoals geboekt tijdens het boekjaar dat voorafgaat aan het begin van de werken, als het gaat om een diversifiëring van de activiteiten van de onderneming;]1
3° die, wat betreft de onderneming waarvan de activiteit (verbonden is aan de verwerking of de verhandeling van de producten vernoemd in bijlage I bij het Verdrag tot instelling van de Europese Gemeenschap), en voor de investeringen bedoeld onder littera c) van punt 1°, 12 % van het totaalbedrag van het investeringsprogramma bedragen, daarin niet inbegrepen het bedrag van de uitgaven bedoeld onder littera c) van punt 1°; <BWG 2006-02-09/34, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 03-03-2006>
4° die, met uitzondering van de onderneming die drie boekjaren niet afgesloten heeft op het tijdstip waarop de aanvraag wordt ingediend [3 ...]3, (100 %) van het gemiddelde van de eventueel op lineaire wijze tegen het normale percentage herberekende afschrijvingen van de drie afgesloten boekjaren die aan de indiening van de aanvraag voorafgaan, bedragen; <BWG 2006-04-27/32, art. 8, 2°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
5° die betrekking hebben op octrooien en vergunningen die tegen de afstandswaarde verrekend zijn zonder de boekwaarde te mogen overschrijden, wat betreft de onderneming die alle immateriële activa van een onderneming verwerft waarvan het personeelsbestand lager ligt dan tien personen.
[1 De investeringen bedoeld in het eerste lid, 1°, c), dienen tegen de marktvoorwaarden bij een derde bij de onderneming verworven te worden, uitsluitend in de onderneming uitgebaat te worden, en in voorkomend geval het voorwerp uit te maken van contractuele waarborgen met een duur die overeenkomt met de afschrijvingsperiode van betrokken investering.]1
De berekening van het gemiddelde van de afschrijvingen bedoeld in het eerste lid, 4°, kan, in voorkomend geval, berekend worden op grond van de afschrijvingen die door een bedrijfszetel die bij het investeringsprogramma betrokken is, worden doorgevoerd.
(Voor de berekening van het gemiddelde van de afschrijvingen bedoeld in het eerste lid, 4°, kunnen de immateriële vaste activa, in voorkomend geval, niet meegerekend worden.) <BWG 2006-04-27/32, art. 8, 3°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
In het geval bedoeld in het eerste lid, 5°, mag de overdrager na afstand nog slechts 25 % van de deelbewijzen of aandelen in de onderneming in handen hebben.
(De aankoop van grond wordt evenwel beperkt tot 10 % van het toegelaten investeringsprogramma voor de onderneming die dat programma uitvoert in het kader van de aanvulling op de [5 programmering E.F.R.O./FTJ]5"Wallonie 2021-2027"]4]2.) <BWG 2008-01-17/33, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 21-03-2007>
§ 2. De investeringen zijn uitgesloten :
1° die investeringen in onroerende goeden inhouden die door de onderneming niet worden gebruikt voor beroepsdoeleinden binnen de zes maanden volgend op de aankoop of voltooiing ervan;
2° die betrekking hebben tot :
a) het merk, de stock, de goodwill, het klantenbestand, de merknaam, het sleutelgeld, de overname van de huurovereenkomst, de verwerving van participaties;
b) het tweedehands materieel of meubilair behalve [3 ...]3 indien aangekocht door een onderneming bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, 5°;
c) het opnieuw functioneel gemaakt materieel;
d) het werfmaterieel voor de ondernemingen waarvan de activiteiten opgenomen zijn [1 onder afdeling 43 en onder de klassen 41.20 tot en met 42.99]1 van de NCAE-BEL-code, met uitzondering van de zeer kleine onderneming voorzover dat materieel hoofdzakelijk in het Waalse Gewest gebruikt wordt;
e) materieel of meubilair voor tentoonstellingen en demonstraties;
f) rollend materieel waarvan het laadvermogen gelijk is aan of lager is dan 3,5 ton en het materieel voor personenvervoer;
g) het vervoermaterieel in de sectoren bedoeld [1 in de klassen 49.10 tot en met 52.29]1 van de NACE-BEL-code;
h) de luchtschepen;
i) de gronden en gebouwen die door de ondernemingen zijn aangekocht van één van haar bestuurders, aandeelhouders of een rechtspersoon die deel uitmaakt van dezelfde groep als de onderneming;
j) de verpakkingen met statiegeld;
k) de wisselstukken;
l) de portierswoningen;
m) de kijkvilla's of -appartementen en hun meubilair;
n) het materieel, het meubilair of de onroerende goeden die voor verhuur bestemd zijn;
o) het vervangingsmaterieel, -meubilair of de voor vervanging gebruikte onroerende goeden;
[1 p) de infrastructuren i.v.m. de activiteiten van de vervoersector omschreven in artikel 2, punt 45, van Verordening nr. 651/2014;
q) de aankoop van grond vóór de premieaanvraag bedoeld in artikel 8, eerste lid, en 2;]1
[3 r) bij de aankoop van al dan niet bebouwde grond voor een bedrag hoger dan tien procent van de totale uitgaven, wat betreft de ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten;
s) alle hardware of mobiele telefonie waarvan de individuele waarde lager is dan 1.000 euro.]3
De Minister kan de investeringen bedoeld in de paragrafen 1 en 2 op gedetailleerde wijze nader bepalen.
----------
(1)<BWG 2015-02-26/19, art. 8, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<BWG 2015-07-23/09, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(3)<BWG 2015-10-29/05, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 15-11-2015>
(4)<BWG 2023-04-05/04, art. 6, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(5)<BWG 2024-02-08/22, art. 4, 021; Inwerkingtreding : 25-05-2024>
Art.7.§ 1. Het bedrag van de investeringspremie wordt berekend rekening houdend met volgende bestanddelen, gewogen overeenkomstig [3 de artikelen 8 en 9]3 in percentages van het investeringsprogramma :
1° de basistegemoetkoming;
2° de doelstelling werkgelegenheidscreatie;
3° [3 ...]3
4° [3 ...]3
5° de verwezenlijking van een investering in een afgedankte bedrijfsruimte;
(6° [1 ...]1 ) <BWG 2006-04-27/32, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
[3 7° de innovatieve aanpak;
8° diversificatiestappen in het buitenland;
9° het sectorale criterium.]3
§ 2. De doelstelling werkgelegenheidscreatie wordt beoordeeld in functie van het aanvankelijke personeelsbestand zonder rekening te houden met :
1° in de gevallen van fusie-, splitsings- en filialiseringsverrichtingen, met de personeelsleden die overgeheveld worden van de onderneming die op het tijdstip waarop de nieuwe rechtspersoon tot stand komt, reeds bestond;
2° met de personeelsleden die tewerkgesteld zijn in een onderneming die minstens 25 % van het kapitaal in handen heeft of een controlemacht uitoefent in de onderneming die de investeringspremie aanvraagt, evenals met de personeelsleden die van een onderneming overgeheveld worden die deel uitmaakt van dezelfde groep.
De doelstelling werkgelegenheidscreatie wordt :
1° beperkt tot 300.000 euro investeringen per tot stand gebrachte betrekking;
2° uiterlijk twee jaar na beëindiging van het investeringsprogramma bereikt gedurende een door de onderneming vastgesteld referentiekwartaal;
3° gemiddeld gedurende zestien kwartalen in stand gehouden, met inbegrip van het referentiekwartaal.
[1 ...]1
§ 3. [3 ...]3
§ 4. [3 ...]3
§ 4bis. [3 ...]3
[3 § 4ter. Er is sprake van een innovatieve aanpak :
1° wanneer een onderzoeksdossier dat het voorwerp van een gunstige beslissing heeft uitgemaakt binnen 36 maanden voorafgaand aan de aanvraag van de investeringspremie, bij de administratie wordt ingediend;
2° in geval van gedeeltelijke vrijstelling van de storting van de bedrijfsvoorheffing verrekend op de lonen van de onderzoekers;
3° wanneer een procedure tot brevetafgifte loopt;
4° in geval van internationale financiering in het kader van een internationaal onderzoeksdossier;
5° in geval van toekenning van een eenmalige innovatiepremie zoals bepaald bij de wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg.
§ 4quater. Er is sprake van een diversificatiestap in het buitenland wanneer de onderneming een exportactiviteit buiten de Europese Unie ontwikkelt of over een technische bedrijfseenheid buiten de Europese Unie beschikt.
§ 4quiquies. Er is sprake van het sectorale criterium wanneer :
1° gebruik gemaakt wordt van de bestmogelijke beschikbare technieken in de zin van Richtlijn 96/61/EG van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging omgezet bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten;
2° de activiteit van de onderneming onder één van volgende specifieke activiteitengebieden valt :
a) biotechnologie;
b) farmaceutica;
c) de productie of de uitvoering van nieuwe materialen;
d) de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, zoals intelligente informatica, multimedia, telecommunicatie, alsook ontvangst en transmissie;
e) luchtvaartkunde en ruimtevaarttechnieken;
f) scheikunde;
g) de fabricatie van medisch materiaal, wetenschappelijke instrumentatie, optica en procedurecontroles;
h) de valorisering van natuurlijke hulpbronnen;
j) plastic;
j) het leefmilieu;
l) rationeel energiegebruik;
l) agrovoeding;
m) het vervoer voor de investeringen in ondersteunende logistiek;
n) onderzoek en ontwikkeling;
o) afvalrecycling;
p) de productie van cinematographische films;
r) de digitale sector;
3° een productieactiviteit in het Waalse Gewest wordt uitgeoefend waarbij een eindproduct in de handel wordt gebracht;
4° de onderneming bijdragend lid van een cluster is zoals bepaald bij het decreet van 18 januari 2007 betreffende de steun aan en de ontwikkeling van bedrijvennetwerken of clusters;
5° de onderneming deelneemt aan een clusterproject zoals bepaald bij het decreet van 18 januari 2007 betreffende de steun aan en de ontwikkeling van bedrijvennetwerken of clusters;
6° de onderneming bijdragend lid is van een competitiviteitspool erkend door de Regering;
7° de onderneming meewerkt aan een internationaal onderzoeksproject dat voor een internationale financiering in aanmerking komt;
8° de onderneming, zonder de tewerkstelling te verminderen, bijdragend lid van een competitiviteitspool is en binnen 36 maanden voor de aanvraag van de investeringspremie een door de internationale jury van de competitiviteitspolen gelabeld onderzoeks- of investeringsdossier heeft ingediend.
De Minister kan de in lid 1 bedoelde beoordelingscriteria nader bepalen, met name door gebruik te maken, wat de specifieke activiteitengebieden betreft, van de NACE-BEL-code die de activiteitensector of het activiteitengebied van de onderneming laat vermoeden. De onderneming kan vaststellen dat de haar toegewezen NACE-BEL-code niet met haar activiteit of met het geplande investeringsprogramma strookt en dat ze bij de Kruispuntbank van Ondernemingen stappen heeft ondernomen om één of verschillende andere codes te verkrijgen.]3
§ 5. De Minister beperkt het bedrag van de investeringspremie :
1° in functie van de kapitaalintensiteit van het investeringsprogramma;
2° [2 ...]2
3° [3 wat de middelgrote onderneming betreft, tot 18 % in een ontwikkelingsgebied en tot 10 % buiten het ontwikkelingsgebied;]3
4°[3 wat de middelgrote onderneming betreft, tot 18 % in een ontwikkelingsgebied en tot 13 % buiten het ontwikkelingsgebied.]3
[3 In het geval bedoeld in het eerste lid, 3°, kan het maximumpercentage van 18 % met maximum 2 % overschreden worden als de middelgrote onderneming een investering verricht in een afgedankte bedrijfsruimte.
In de gevallen bedoeld in het eerste lid, 4°, kunnen de maximumpercentages van 18 % en 13 % met maximum 2 % overschreden worden als de kleine onderneming een investering verricht in een afgedankte bedrijfsruimte.]3
[2 § 6. Bij de aankoop van een gebouw dat het voorwerp heeft uitgemaakt van een vorige premie, wordt het bedrag van de premie berekend overeenkomstig de artikelen 8, § 2, 9, § 2 en 10, § 2.]2
----------
(1)<BWG 2014-02-20/11, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<BWG 2015-02-26/19, art. 9, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(3)<BWG 2015-10-29/05, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 15-11-2015>
Art.8.[1 § 1. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 7, § 5, kent de Minister of de gemachtigd ambtenaar de investeringspremie toe aan de middelgrote onderneming die in een ontwikkelingsgebied gelegen is, waarbij het bedrag berekend wordt rekening houdend als volgt met de samengevoegde percentages van het toegelaten investeringsprogramma :
1° de basistegemoetkoming; 6 %;
2° [2 de doelstelling werkgelegenheid waarbij rekening gehouden wordt met :
a) werkgelegenheidsverhoging met 5 tot 10 % ten opzichte van het aanvankelijke personeelsbestand met de creatie van minstens 3 betrekkingen : 2 % ;
b) werkgelegenheidsverhoging met meer dan 10 tot 20 % ten opzichte van het aanvankelijke personeelsbestand met de creatie van minstens 6 betrekkingen : 4 % ;
c) werkgelegenheidsverhoging met meer dan 20 % ten opzichte van het aanvankelijke personeelsbestand met de creatie van minstens 6 betrekkingen : 6 %]2;
3° de verwezenlijking van een investering in een afgedankte bedrijfsruimte : 2 %;
4° de innovatieve aanpak : van 0 tot 2 % waarbij rekening gehouden wordt met volgende criteria :
a) de onderneming heeft een onderzoeksdossier bij de administratie ingediend : 1 %;
b) de onderneming geniet een gedeeltelijke vrijstelling van de storting van de bedrijfsvoorheffing verrekend op de lonen van de onderzoekers; 1 %;
c) de onderneming is het voorwerp van een lopende procedure tot brevetafgifte : 1 %;
d) de onderneming is het voorwerp van een internationale financiering in het kader van een internationaal onderzoeksdossier : 1 %;
e) de onderneming geniet een eenmalige innovatiepremie : 1 %;
5° diversificatiestappen in het buitenland : van 0 tot 2 % waarbij rekening gehouden wordt met de volgende criteria :
a) de onderneming ontwikkelt een exportactiviteit buiten de Europese Unie : 2 %;
b) de onderneming beschikt over een technische bedrijfseenheid buiten de Europese Unie : 2 %;
6° het sectorale criterium : van 0 tot 10 % waarbij rekening gehouden wordt met de volgende criteria :
a) gebruik van de beschikbare bestmogelijke technieken : 2 %;
b) het vallen onder een specifiek activiteitengebied : 1 %;
c) een productieactiviteit in het Waalse Gewest uitoefenen waarbij een eindproduct in de handel wordt gebracht; 2 %;
d) de onderneming is bijdragend lid van een cluster : 1 %;
e) de onderneming neemt deel aan een clusterproject : 1 %;
f) de onderneming is bijdragend lid van een competitiviteitspool : 1 %;
g) de onderneming is het voorwerp van een internationale financiering in het kader van een internationaal onderzoeksdossier : 1 %;
h) de onderneming is bijdragend lid van een competitiviteitspool en heeft een gelabeld onderzoeks- of investeringsdossier ingediend : 4 %.
§ 2. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 7, § 5, kent de Minister of de gemachtigd ambtenaar de investeringspremie toe aan de middelgrote onderneming die buiten het ontwikkelingsgebied gelegen is, waarbij het bedrag berekend wordt rekening houdend als volgt met de samengevoegde percentages van het toegelaten investeringsprogramma :
1° de basistegemoetkoming : 3,5 %;
2° [3 2° de doelstelling werkgelegenheid waarbij rekening gehouden wordt met :
a) werkgelegenheidsverhoging met 5 tot 10 % ten opzichte van het aanvankelijke personeelsbestand met de creatie van minstens 3 betrekkingen : 2 % ;
b) werkgelegenheidsverhoging met meer dan 10 tot 20 % ten opzichte van het aanvankelijke personeelsbestand met de creatie van minstens 6 betrekkingen : 4 % ;
c) werkgelegenheidsverhoging met meer dan 20 % ten opzichte van het aanvankelijke personeelsbestand met de creatie van minstens 10 betrekkingen : 6 % ;]3
3° de verrichting van een investering in een afgedankte bedrijfsruimte : 2 %;
4° de innovatieve aanpak : van 0 tot 1 % waarbij rekening gehouden wordt met de volgende criteria :
a) de onderneming heeft een onderzoeksdossier bij de administratie ingediend : 1 %;
b) de onderneming geniet een gedeeltelijke vrijstelling van de storting van de bedrijfsvoorheffing verrekend op de lonen van de onderzoekers; 1 %;
c) de onderneming is het voorwerp van een lopende procedure tot brevetafgifte; 1 %;
d) de onderneming is het voorwerp van een internationale financiering in het kader van een internationaal onderzoeksdossier : 1 %;
e) de onderneming geniet een eenmalige innovatiepremie : 1 %;
5° diversificatiestappen in het buitenland : van 0 tot 1 % waarbij rekening gehouden wordt met de volgende criteria :
a) de onderneming ontwikkelt een exportactiviteit buiten de Europese Unie : 1 %;
b) de onderneming beschikt over een technische bedrijfseenheid buiten de Europese Unie : 1 %;
6° het sectorale criterium : van 0 tot 8 % waarbij rekening gehouden wordt met de volgende criteria :
a) gebruik van de beschikbare bestmogelijke technieken : 2 %;
b) het vallen onder een specifiek activiteitengebied : 1 %;
c) een productieactiviteit in het Waalse Gewest uitoefenen waarbij een eindproduct in de handel wordt gebracht; 2 %;
d) de onderneming is bijdragend lid van een cluster : 1 %;
e) de onderneming neemt deel aan een clusterproject : 1 %;
f) de onderneming is bijdragend lid van een competitiviteitspool : 1 %;
g) de onderneming is het voorwerp een internationale financiering in het kader van een internationaal onderzoeksdossier : 1 %;
h) de onderneming is bijdragend lid van een competitiviteitspool en heeft een gelabeld onderzoeks- of investeringsdossier ingediend : 4 %. ]1
----------
(1)<BWG 2015-10-29/05, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 15-11-2015>
(2)<BWG 2017-03-23/18, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 16-04-2017>
Art.9.[1 § 1. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 7, § 5, kent de Minister of de gemachtigd ambtenaar de investeringspremie toe aan de kleine onderneming die in een ontwikkelingsgebied gelegen is, waarbij het bedrag berekend wordt rekening houdend als volgt met de samengevoegde percentages van het toegelaten investeringsprogramma :
1° de basistegemoetkoming; 6 %;
2° [2 de doelstelling werkgelegenheid waarbij rekening gehouden wordt met :
a) werkgelegenheidsverhoging met 5 tot 10 % ten opzichte van het aanvankelijke personeelsbestand met de creatie van minstens één betrekking : 2 % ;
b) werkgelegenheidsverhoging met meer dan 10 tot 20 % ten opzichte van het aanvankelijke personeelsbestand met de creatie van minstens 2 betrekkingen : 4 % ;
c) werkgelegenheidsverhoging met meer dan 20 % ten opzichte van het aanvankelijke personeelsbestand met de creatie van minstens 2 betrekkingen : 6 %]2;
3° de verrichting van een investering in een afgedankte bedrijfsruimte : 2 %;
4° de innovatieve aanpak : van 0 tot 2 % waarbij rekening gehouden wordt met de volgende criteria :
a) de onderneming heeft een onderzoeksdossier bij de administratie ingediend : 1 %;
b) de onderneming geniet een gedeeltelijke vrijstelling van de storting van de bedrijfsvoorheffing verrekend op de lonen van de onderzoekers : 1 %;
c) de onderneming is het voorwerp van een lopende procedure tot brevetafgifte; 1 %;
d) de onderneming is het voorwerp van een internationale financiering in het kader van een internationaal onderzoeksdossier : 1 %;
e) de onderneming geniet een eenmalige innovatiepremie : 1 %;
5° diversificatiestappen in het buitenland : van 0 tot 2 % waarbij rekening gehouden wordt met de volgende criteria :
a) de onderneming ontwikkelt een exportactiviteit buiten de Europese Unie : 2 %;
b) de onderneming beschikt over een technische bedrijfseenheid buiten de Europese Unie : 2 %;
6° het sectorale criterium : van 0 tot 10 % waarbij rekening gehouden wordt met de volgende criteria :
a) gebruik van de beschikbare bestmogelijke technieken : 2 %;
b) het vallen onder een specifiek activiteitengebied : 1 %;
c) een productieactiviteit in het Waalse Gewest uitoefenen waarbij een eindproduct in de handel wordt gebracht; 2 %;
d) de onderneming is bijdragend lid van een cluster : 1 %;
e) de onderneming neemt deel aan een clusterontwerp : 1 %;
f) de onderneming is bijdragend lid van een competitiviteitspool : 1 %;
g) de onderneming is het voorwerp van een internationale financiering in het kader van een internationaal onderzoeksdossier : 1 %;
h) de onderneming is bijdragend lid van een competitiviteitspool en heeft een gelabeld onderzoeks- of investeringsdossier ingediend : 4 %.
§ 2. Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 7, § 5, kent de Minister of de gemachtigd ambtenaar de investeringspremie toe aan de kleine onderneming die buiten het ontwikkelingsgebied gelegen, is waarbij het bedrag berekend wordt rekening houdend als volgt met de samengevoegde percentages van het toegelaten investeringsprogramma :
1° de basistegemoetkoming; 4 %;
2° [2 de doelstelling werkgelegenheid waarbij rekening gehouden wordt met :
a) werkgelegenheidsverhoging met 5 tot 10 % ten opzichte van het aanvankelijke personeelsbestand met de creatie van minstens één betrekking : 2 % ;
b) werkgelegenheidsverhoging met meer dan 10 tot 20 % ten opzichte van het aanvankelijke personeelsbestand met de creatie van minstens 2 betrekkingen : 4 % ;
c) werkgelegenheidsverhoging met meer dan 20 % ten opzichte van het aanvankelijke personeelsbestand met de creatie van minstens 2 betrekkingen : 6 %]2;
3° de verrichting van een investering in een afgedankte bedrijfsruimte : 2 %;
4° de innovatieve aanpak : van 0 tot 1 % waarbij rekening gehouden wordt met de volgende criteria :
a) de onderneming heeft een onderzoeksdossier bij de administratie ingediend : 1 %;
b) de onderneming geniet een gedeeltelijke vrijstelling van de storting van de bedrijfsvoorheffing verrekend op de lonen van de onderzoekers; 1 %;
c) de onderneming is het voorwerp van een lopende procedure tot brevetafgifte; 1 %;
d) de onderneming is het voorwerp van een internationale financiering in het kader van een internationaal onderzoeksdossier : 1 %;
e) de onderneming geniet een eenmalige innovatiepremie : 1 %;
5° diversificatiestappen in het buitenland : van 0 tot 1 % waarbij rekening gehouden wordt met de volgende criteria :
a) de onderneming ontwikkelt een exportactiviteit buiten de Europese Unie : 1 %;
b) de onderneming beschikt over een technische bedrijfseenheid buiten de Europese Unie : 1 %;
6° het sectorale criterium : van 0 tot 8 % waarbij rekening gehouden wordt met de volgende criteria :
a) gebruik van de beschikbare bestmogelijke technieken : 2 %;
b) het vallen onder een specifiek activiteitengebied : 1 %;
c) een productieactiviteit in het Waalse Gewest uitoefenen waarbij een eindproduct in de handel wordt gebracht; 2 %;
d) de onderneming is bijdragend lid van een cluster : 1 %;
e) de onderneming neemt deel aan een clusterproject : 1 %;
f) de onderneming is bijdragend lid van een competitiviteitspool : 1 %;
g) de onderneming is het voorwerp van een internationale financiering in het kader van een internationaal onderzoeksdossier : 1 %;
h) de onderneming is bijdragend lid van een competitiviteitspool en heeft een gelabeld onderzoeks- of investeringsdossier ingediend : 4 %.]1
----------
(1)<BWG 2015-10-29/05, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 15-11-2015>
(2)<BWG 2017-03-23/18, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 16-04-2017>
Art.10. <Opgeheven bij BWG 2015-10-29/05, art. 6, 015; Inwerkingtreding : 15-11-2015>
Art. 10bis.[1 § 1. In afwijking van de artikelen 8 en 9 wordt het bedrag van de investeringspremie bedoeld in artikel 2bis, §§ 1 en 3, toegekend aan de middelgrote onderneming bedoeld in artikel 2bis, §§ 1 of 3, en die betrekking heeft op de aanvulling op [2 programmering E.F.R.O./FTJ]2. "Wallonie 2021-2027", overeenkomstig de interventieplafonds in de ontwikkelingsgebieden bedoeld in artikel 3 van het besluit van de Waalse Regering van 1 december 2022, vastgesteld volgens de volgende percentages:
1° vijftien procent van het in aanmerking komende investeringsprogramma indien de middelgrote onderneming voldoet aan de criteria, vermeld in artikel 2bis, § 1;
2° indien de middelgrote onderneming voldoet aan de criteria bedoeld in artikel 2bis, § 3, zijn de percentages als volgt :
a) dertig procent indien de middelgrote onderneming gevestigd is in een ontwikkelingsgebied bedoeld in artikel 1 van het besluit van de Waalse regering van 1 december 2022;
b) vijfentwintig procent indien de middelgrote onderneming gevestigd is in een ontwikkelingsgebied bedoeld in artikel 2, § 1, 1° tot 3°, en § 2, van het besluit van de Waalse Regering van 1 december 2022;
b) twintig procent indien de middelgrote onderneming gevestigd is in een ontwikkelingsgebied bedoeld in artikel 2, 4°, van het besluit van de Waalse regering van 1 december 2022.
§ 2. In afwijking van de artikelen 8 en 9 wordt het bedrag van de investeringspremie bedoeld in artikel 2bis, §§ 2 en 3, toegekend aan de kleine onderneming bedoeld in artikel 2bis, §§ 2 of 3, en die betrekking heeft op de aanvulling op [2 programmering E.F.R.O./FTJ]2. "Wallonie 2021-2027", overeenkomstig de interventieplafonds in de ontwikkelingsgebieden bedoeld in artikel 3 van het besluit van de Waalse Regering van 1 december 2022, vastgesteld volgens de volgende percentages:
1° twintig procent van het in aanmerking komende investeringsprogramma indien de kleine onderneming voldoet aan de criteria, vermeld in artikel 2bis, § 2;
2° indien de kleine onderneming voldoet aan de criteria bedoeld in artikel 2bis, § 3, zijn de percentages als volgt :
a) vijfendertig procent indien de kleine onderneming gevestigd is in een ontwikkelingsgebied bedoeld in artikel 1 van het besluit van de Waalse regering van 1 december 2022;
b) dertig procent indien de kleine onderneming gevestigd is in een ontwikkelingsgebied bedoeld in artikel 2, § 1, 1° tot 3°, en § 2, van het besluit van de Waalse Regering van 1 december 2022;
c) vijfentwintig procent indien de kleine onderneming gevestigd is in een ontwikkelingsgebied bedoeld in artikel 2, 4°, van het besluit van de Waalse regering van 1 december 2022.
§ 3. Het bedrag van de in de §§ 1 of 2 bedoelde investeringspremie is in alle gevallen beperkt tot 100 000 euro per gecreëerde arbeidsplaats.]1
----------
(1)<BWG 2023-04-05/04, art. 7, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(2)<BWG 2024-02-08/22, art. 5, 021; Inwerkingtreding : 25-05-2024>
Art.10ter. [1 § 1. In afwijking van de artikelen 8 en 9 wordt het bedrag van de investeringspremie bedoeld in artikel 2quater, § 1, die toegekend is aan de middelgrote onderneming bedoeld in artikel 2quater, § 1, en die betrekking heeft op de aanvulling op de programmering "EFRO-FTJ Wallonie 2021-2027", overeenkomstig de maximumbedragen in ontwikkelingsgebieden en buiten de ontwikkelingsgebieden bedoeld in artikel 3 van het besluit van de Waalse Regering van 1 december 2022, bepaald volgens de volgende percentages:
1° twintig procent van het in aanmerking komende investeringsprogramma indien de middelgrote onderneming voldoet aan de criteria bedoeld in artikel 2quater, § 1, en indien zij gevestigd is in een ontwikkelingsgebied;
2° twintig procent van het in aanmerking komende investeringsprogramma indien de middelgrote onderneming voldoet aan de criteria bedoeld in artikel 2quater, § 1, en indien zij gevestigd is in een ontwikkelingsgebied;
§ 2. In afwijking van de artikelen 8 en 9 wordt het bedrag van de investeringspremie bedoeld in artikel 2quater, § 2, die toegekend is aan de kleine onderneming bedoeld in artikel 2quater, § 2, en die betrekking heeft op de aanvulling op de programmering "EFRO-FTJ Wallonie 2021-2027", overeenkomstig de maximumbedragen in ontwikkelingsgebieden en buiten de ontwikkelingsgebieden bedoeld in artikel 3 van het besluit van de Waalse Regering van 1 december 2022, bepaald volgens de volgende percentages:
1° twintig procent van het in aanmerking komende investeringsprogramma indien de kleine onderneming voldoet aan de criteria bedoeld in artikel 2quater, § 2, en indien zij gevestigd is in een ontwikkelingsgebied;
2° twintig procent van het in aanmerking komende investeringsprogramma als de kleine onderneming voldoet aan de criteria, vermeld in artikel 2quater, § 2, en gevestigd is buiten een ontwikkelingszone. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2024-02-08/22, art. 6, 021; Inwerkingtreding : 25-05-2024>
Art.11.[1 De onderneming dient een premieaanvraag in bij de Administratie vóór het begin van de werken i.v.m. het investeringsprogramma.
De aanvraagpremie waarvan het model door de Administratie wordt bepaald, bevat minstens de volgende gegevens:
1° de naam en de omvang van de onderneming;
2° een omschrijving van het investeringsprogramma, met inbegrip van zijn begin- en einddatum;
3° de ligging van het investeringsprogramma;
4° de lijst van de kosten van het investeringsprogramma;
5° de soort steun en het bedrag van de openbare financiering die noodzakelijk is om het investeringsprogramma uit te voeren.
De Administratie bericht ontvangst van de premieaanvraag binnen de vijftien dagen na de ontvangst van de aanvraag een stelt de datum vast voor het in overweging nemen van het investeringsprogramma dat overeenstemt met de datum van verzending van de aanvraag.
Binnen een termijn van zes maanden te rekenen van de datum van het bericht van ontvangst bedoeld in het derde lid dient de onderneming bij de Administratie een dossier in op basis van een modelformulier dat door de Administratie bepaald wordt.
De Minister of de gemachtigd ambtenaar kan de termijn bedoeld in het vierde lid verlengen op voorafgaandelijk verzoek van de onderneming en om behoorlijk gerechtvaardigde redenen.
Als de Minister acht dat de administratie de nodige gegevens voor de behandeling van de aanvraag rechtstreeks kan inwinnen bij authentieke bronnen, wordt de onderneming ervan vrijgesteld ze aan de administratie over te maken.]1
----------
(1)<BWG 2015-02-26/19, art. 10, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art.12.Het bestuur kan binnen de drie maanden te rekenen van de datum van ontvangst van het dossier een verzoek aan de onderneming richten betreffende de ontbrekende inlichtingen en haar daarbij een termijn van één maand gunnen om het dossier volledig te maken.
Indien de onderneming de door het bestuur verzochte inlichtingen niet binnen één maand heeft overgemaakt, wordt haar een aangetekend schrijven gericht waarbij haar een nieuwe termijn van één maand toegekend wordt. Als die termijn eenmaal verstreken is, treft de Minister of de gemachtigd ambtenaar een beslissing tot weigering van de investeringspremie, waarvan door het bestuur aan de onderneming kennis wordt gegeven bij aangetekend schrijven (of op enige andere wijze waarbij een vaststaande datum aan de zending wordt verleend). <BWG 2006-02-09/34, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 03-03-2006>
[1 [2 ...]2
[2 ...]2 ]1
(Als de onderneming de voorwaarde bedoeld in artikel 5, 3°, niet naleeft, neemt de Minister of de gemachtigd ambtenaar een beslissing tot opschorting van de door het bestuur aan de onderneming medegedeelde premie, per aangetekend schrijven of op enige andere wijze van mededeling met vaste dagtekening.
Die beslissing gaat in te rekenen van de kennisgeving ervan aan de onderneming en eindigt te rekenen van de ontvangst door het bestuur van een nieuwe financiële toestand betreffende één van beide navolgende boekjaren waaruit blijkt dat de onderneming voldoet aan bovenvermelde voorwaarde.) <BWG 2007-12-06/46, art. 2, 1°, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
(Lid 4 opgeheven). <BWG 2007-12-06/46, art. 2, 2°, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Indien de onderneming niet binnen een termijn van vierentwintig maanden te rekenen van de beslissing tot opschorting bedoeld in het derde (...) een nieuwe financiële of balanstoestand voorlegt die beantwoordt aan de (kenmerken omschreven in het derde lid), treft de Minister of de gemachtigd ambtenaar een beslissing tot weigering van de investeringspremie waarvan door het bestuur aan de onderneming kennis wordt gegeven bij aangetekend schrijven (of op enige andere wijze waarbij een vaststaande datum aan de zending wordt verleend). <BWG 2006-02-09/34, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 03-03-2006> <BWG 2007-12-06/46, art. 2, 3°, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
----------
(1)<BWG 2014-02-20/11, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<BWG 2015-02-26/19, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art.13.Voor elke beslissing tot toekenning van de investeringspremie en na een behoorlijk verantwoorde aanvraag van de onderneming kan de Minister of de gemachtigd ambtenaar investeringen aanvaarden die het investeringsprogramma verder aanvullen of toelaten dat het toegelaten investeringsprogramma gewijzigd wordt [1 als het bedrag van die investeringen of van die wijzigingen lager is dan of gelijk is aan 20 % van het bedrag van de investeringen voorgesteld bij de eerste premieaanvraag]1.
----------
(1)<BWG 2017-03-23/18, art. 4, 017; Inwerkingtreding : 16-04-2017>
Art.14.Het investeringsprogramma vangt aan binnen een termijn van zes maanden ingaand te rekenen van de datum bedoeld in artikel 11, [1 derde lid]1, waarop het in overweging wordt genomen en wordt verwezenlijkt binnen een termijn van vier jaar die op diezelfde datum ingaat.
De Minister of de gemachtigd ambtenaar kan na een behoorlijk verantwoord verzoek van de onderneming de termijnen bedoeld in het eerste lid verlengen.
----------
(1)<BWG 2015-02-26/19, art. 12, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art.15.<BWG 2007-12-06/46, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2007> Binnen de vier maanden volgend op al naargelang het geval de ontvangst van het [1 in artikel 11, vierde lid,]1 bedoelde dossier van de ontbrekende gegevens bedoeld in artikel 12, tweede lid, of van de nieuwe financiële toestand bedoeld in artikel 12, derde lid, neemt de Minister of de gemachtigd ambtenaar een beslissing tot toekenning of weigering van de investeringspremie. Als het een weigeringsbeslissing betreft, geeft het bestuur daar kennis van aan de onderneming per aangetekend schrijven of op enige andere wijze van mededeling met vaste dagtekening.
----------
(1)<BWG 2015-02-26/19, art. 13, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art 15bis.<Ingevoegd bij BWG 2006-04-27/32, art. 11; Inwerkingtreding : 10-05-2006> Behoudens behoorlijk gerechtvaardigd geval [1 ...]1 verliest de onderneming die een investeringsprogramma van minder dan 80 % verwezenlijkt, het voordeel van de premie. Behoudens toepassing van artikel 18 vordert de administratie de premie terug overeenkomstig de bepalingen van artikel 19.
----------
(1)<BWG 2015-10-29/05, art. 8, 015; Inwerkingtreding : 15-11-2015>
Art 15ter.[1 De investeringspremie wordt niet uitbetaald als de onderneming het voorwerp uitmaakt van een bevel tot recuperatie na een beslissing van de Europese Commissie waarin steun die zij ontvangen heeft met de [2 interne markt]2 onwettig en onverenigbaar wordt verklaard.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2008-12-12/41, art. 7, 009; Inwerkingtreding : 31-12-2008>
(2)<BWG 2015-02-26/19, art. 14, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art.16.Indien het toegelaten investeringsprogramma lager is dan of gelijk is aan 250.000 euro of indien de duur van de verwezenlijking lager is dan twaalf maanden, dient de onderneming uiterlijk vijf jaar (te rekenen van het inoverweging nemen van het investeringsprogramma bedoeld in artikel 11, eerste lid,) een aanvraag in voor de vereffening van de investeringspremie waarin het bewijs begrepen is dat het investeringsprogramma volledig verwezenlijkt en betaald is en dat het volgende nageleefd is : <BWG 2006-04-27/32, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 10-05-2006>
1° de fiscale en sociale wet- en regelgeving;
2° de leefmilieuwet- en -regelgeving;
3° (de voorwaarde bedoeld in artikel 5, lid 1, 3°, tijdens het boekjaar afgesloten vóór de aanvraag tot vereffening van de investeringspremie;) <BWG 2007-12-06/46, art. 4, 1°, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
4° de doelstelling werkgelegenheidscreatie (of behoud) vastgesteld in de toekenningsbeslissing; <BWG 2006-04-27/32, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 10-05-2006>
5° de regel bedoeld in artikel 5, 2°.
Indien de bewijzen dat wet- en regelgeving nageleefd zijn, en de voorwaarden bedoeld in het eerste lid, 1° tot en met 3° en 5° niet verstrekt zijn, treft de Minister of de gemachtigd ambtenaar een beslissing tot opschorting van de vereffening van de investeringspremie (...) en het bestuur geeft kennis van die beslissing aan de onderneming (bij aangetekend schrijven of op enige andere wijze waarbij een vaststaande datum aan de zending wordt verleend) waarbij het haar gelast zich op de wijze en in de termijn die met het bevoegde bestuur overeengekomen is, te schikken naar de wet- en regelgeving bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, evenals naar de voorwaarden bedoeld in het eerste lid, 3° en 5°. <BWG 2006-02-09/34, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 03-03-2006> <BWG 2007-12-06/46, art. 4, 2°, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
(Als de termijnen bedoeld in lid 2 waarvan de duur niet meer mag bedragen dan 24 maanden, eenmaal verstreken zijn en indien de onderneming het bewijs niet geleverd heeft) dat zij de wet- en regelgeving bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, evenals de voorwaarden bedoeld in het eerste lid, 3° en 5° naleeft, trekt de Minister of de gemachtigd ambtenaar de beslissing tot toekenning van de investeringspremie waarvan het bestuur kennis heeft gegeven, in (, bij aangetekend schrijven of op enige andere wijze waarbij een vaststaande datum aan de zending wordt verleend). Behoudens de toepassing van artikel 18, vordert het bestuur de premie overeenkomstig de bepalingen van artikel 19 terug. <BWG 2006-02-09/34, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 03-03-2006> <BWG 2007-12-06/46, art. 4, 3°, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
[1 Het bedrag van de investeringspremie gekoppeld aan de doelstelling werkgelegenheidscreatie kan slechts aan de onderneming worden vereffend na verificatie van de naleving van deze doelstelling tijdens het referentiekwartaal bepaald in de bijlage bij de beslissing tot toekenning.
Indien de doelstelling werkgelegenheidscreatie niet is bereikt, gaat de Minister of de gemachtigde ambtenaar over tot de aanpassing of de nietigverklaring van het deel van de premie dat met de niet-bereikte doelstelling overeenkomt.]1
----------
(1)<BWG 2014-01-30/13, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 23-02-2014>
Art.17.§ 1. Indien het toegelaten investeringsprogramma meer dan 250.000 euro bedraagt en indien de duur van de verwezenlijking ervan meer bedraagt dan één jaar, dient de onderneming uiterlijk vijf jaar (te rekenen van het inoverweging nemen van het investeringsprogramma bedoeld in artikel 11, [2 derde lid]2,) een aanvraag in tot vereffening van een eerste schijf van 50 % van de investeringspremie, en tegelijk toont zij aan : <BWG 2006-04-27/32, art. 13, 1°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
1° dat [1 50 %]1 van het investeringsprogramma verwezenlijkt en betaald is, of zij dient een modelattest, beschikbaar bij het bestuur, in, oprecht en waar verklaard door een bedrijfsrevisor, een accountant of een erkend boekhouder om aan te tonen dat 40 % van het investeringsprogramma verwezenlijkt en betaald is;
2° dat de fiscale en sociale wet- en regelgeving nageleefd wordt;
3° (dat de voorwaarde bedoeld in artikel 5, lid 1, 3°, tijdens het afgesloten boekjaar voorafgaand aan de aanvraag tot vereffening van de investeringspremie nageleefd is;) <BWG 2007-12-06/46, art. 5, 1°, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
4° dat in voorkomend geval de doelstelling werkgelegenheidscreatie (of behoud) vastgesteld in de toekenningsbeslissing vervuld is. <BWG 2006-04-27/32, art. 13, 2°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
Indien niet aangetoond wordt dat wet- en regelgeving worden nageleefd, noch de voorwaarden bedoeld in het eerste lid, 1° tot en met 3°, treft de Minister of de gemachtigd ambtenaar een beslissing tot opschorting van de vereffening van de investeringspremie (...) tijdens een maximumduur van twaalf maanden ingaand te rekenen van de indiening van de vereffeningsaanvraag en het bestuur geeft (kennis van die beslissing aan de onderneming bij aangetekend schrijven of op enige andere wijze waarbij een vaststaande datum aan de zending wordt verleend) waarbij het haar gelast om zich op de wijze en binnen de termijn die met het bevoegde bestuur overeengekomen zijn, wet- en regelgeving bedoeld in het eerste lid, 2°, evenals de voorwaarden bedoeld in het eerste lid, 3°, na te leven. <BWG 2006-02-09/34, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 03-03-2006> <BWG 2007-12-06/46, art. 5, 2°, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
(Als de termijnen bedoeld in lid 2 waarvan de duur niet meer mag bedragen dan 24 maanden, eenmaal verstreken zijn en indien de onderneming het bewijs niet geleverd heeft) dat zij wet- en regelgeving bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, evenals de voorwaarden bedoeld in het eerste lid, 3°, naleeft, trekt de Minister of de gemachtigd ambtenaar de beslissing tot toekenning van de premie waarvan het bestuur de onderneming kennis heeft gegeven, in (bij aangetekend schrijven van het bestuur aan de onderneming). Behoudens de toepassing van artikel 18, verhaalt het bestuur de premie overeenkomstig de bepalingen van artikel 19. <BWG 2006-02-09/34, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 03-03-2006> <BWG 2007-12-06/46, art. 5, 3°, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
§ 2. Als het toegelaten investeringsprogramma meer bedraagt dan 250.000 euro en indien de duur van de verwezenlijking ervan meer bedraagt dan één jaar, dient de onderneming uiterlijk vijf jaar (te rekenen van het inoverweging nemen van het investeringsprogramma bedoeld in artikel 11, [2 derde lid]2,) een aanvraag in tot vereffening van het saldo van de investeringspremie, waarbij zij aantoont : <BWG 2006-04-27/32, art. 13, 3°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
1° dat het investeringsprogramma volledig is verwezenlijkt en betaald;
2° dat de fiscale en sociale wet- en regelgeving is nageleefd; dat de leefmilieuwet- en -regelgeving is nageleefd;
3° (dat de voorwaarde bedoeld in artikel 5, lid 1, 3°, tijdens het afgesloten boekjaar voorafgaand aan de aanvraag tot vereffening van de investeringspremie nageleefd is;) <BWG 2007-12-06/46, art. 5, 3°, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
4° dat [1 ...]1 de doelstelling werkgelegenheidscreatie (of behoud) vastgesteld in de toekenningsbeslissing is verwezenlijkt; <BWG 2006-04-27/32, art. 13, 4°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
5° dat de regel bedoeld in artikel 5, 2°, is nageleefd.
Indien de bewijzen bedoeld in het eerste lid niet worden verstrekt, treft de Minister of de gemachtigd ambtenaar een beslissing tot opschorting van de uitbetaling van het saldo van de investeringspremie (...) en het bestuur geeft kennis van die beslissing (aan de onderneming bij aangetekend schrijven of op enige wijze waarbij een vaststaande datum aan de zending wordt verleend) en gelast haar om zich (op de wijze en binnen de termijn overeengekomen met het bevoegde bestuur) te schikken naar de voorwaarden bedoeld in het eerste lid. <BWG 2006-02-09/34, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 03-03-2006> <BWG 2007-12-06/46, art. 5, 5°, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
(Als de termijnen bedoeld in lid 2 waarvan de duur niet meer mag bedragen dan 2 maanden, eenmaal verstreken zijn en indien de onderneming het bewijs niet geleverd heeft), trekt de Minister of de gemachtigd ambtenaar de beslissing tot toekenning van de premie (in, waarvan het bestuur aan de onderneming kennis gegeven heeft bij aangetekend schrijven of op enige wijze waarbij een vaststaande datum aan de zending wordt verleend). Behoudens de toepassing van artikel 18, vordert het bestuur de premie overeenkomstig de bepalingen van artikel 19 terug. <BWG 2006-02-09/34, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 03-03-2006> <BWG 2007-12-06/46, art. 5, 6°, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Het bestuur houdt in voorkomend geval om te controleren of de doelstelling werkgelegenheidscreatie ter hoogte van maximum 10 % van die doelstelling gehaald is, rekening met het personeel dat in dienst genomen is met een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7 van de wet van 24 juli 1987 op het de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers.
[1 Het bedrag van de investeringspremie gekoppeld aan de doelstelling werkgelegenheidscreatie kan slechts aan de onderneming worden vereffend na verificatie van de naleving van deze doelstelling tijdens het referentiekwartaal bepaald in de bijlage bij de beslissing tot toekenning.
Indien de doelstelling werkgelegenheidscreatie niet is bereikt, gaat de Minister of de gemachtigde ambtenaar over tot de aanpassing of de nietigverklaring van het deel van de premie dat met de niet-bereikte doelstelling overeenkomt.]1
Na vereffening van de gehele premie maakt de onderneming elk kwartaal de multifunctionele aangiften bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid van de zestien kwartalen volgend op het beëindigen van de verwezenlijking van het investeringsprogramma of volgend op de datum waarop de doelstelling werkgelegenheidscreatie gehaald moet worden, aan het bestuur over. De Minister kan de onderneming ervan vrijstellen om die gegevens over te maken indien het bestuur toegang tot die gegevens heeft.
----------
(1)<BWG 2014-01-30/13, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 23-02-2014>
(2)<BWG 2015-02-26/19, art. 15, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 17bis.<ingevoegd bij BWG 2008-01-17/33, art. 11; Inwerkingtreding : 21-03-2007> § 1. Wat betreft de middelgrote of de kleine onderneming, bedoeld in artikel 2bis, §§ 1, 2 of 3, [2 en in artikel 2 quater, §§ 1 of 2]2 die in aanmerking komt voor de investeringspremie bedoeld in artikel 10bis, §§ 1 of 2 [2 of in artikel 10ter, §§ 1 of 2]2 en die een toegelaten investeringsprogramma uitvoert met een bedrag lager dan één miljoen euro, wordt de investeringspremie in twee schijven uitbetaald, als volgt :
1° een eerste schijf die 40 % vertegenwoordigt van het bedrag van de investeringspremie als de middelgrote of de kleine onderneming het bewijs levert dat zij minstens 40 % van het toegelaten investeringsprogramma uitgevoerd en betaald heeft;
1° een laatste schijf die het saldo van de investeringspremie vertegenwoordigt als de middelgrote of de kleine onderneming het bewijs levert dat zij het gehele toegelaten investeringsprogramma uitgevoerd en betaald heeft.
§ 2. Wat betreft de middelgrote of de kleine onderneming, bedoeld in artikel 2bis, §§ 1, 2 of 3, [2 en in artikel 2 quater, §§ 1 of 2]2 die in aanmerking komt voor de investeringspremie bedoeld in artikel 10bis, §§ 1 of 2 [2 of in artikel 10ter, §§ 1 of 2]2 en die een toegelaten investeringsprogramma uitvoert met een bedrag van één miljoen euro en meer, wordt de investeringspremie in drie schijven uitbetaald, als volgt :
1° een eerste schijf die 40 % vertegenwoordigt van het bedrag van de investeringspremie als de middelgrote of de kleine onderneming het bewijs levert dat zij minstens 40 % van het toegelaten investeringsprogramma uitgevoerd en betaald heeft;
2° een tweede schijf die 30 % vertegenwoordigt van het bedrag van de investeringspremie als de middelgrote of de kleine onderneming het bewijs levert dat zij minstens 70 % van het toegelaten investeringsprogramma uitgevoerd en betaald heeft;
3° een laatste schijf die het saldo van de investeringspremie vertegenwoordigt als de middelgrote of de kleine onderneming het bewijs levert dat zij het gehele toegelaten investeringsprogramma uitgevoerd en betaald heeft.
§ 3.[1 ...]1.
In afwijking van artikel 17, § 1, lid 1, wordt de uitbetaling van elke schijf van de investeringspremie bedoeld in §§ 1 of 2 ondergeschikt gemaakt aan de naleving van de formaliteiten bedoeld in artikel 16, lid 1.
----------
(1)<BWG 2023-04-05/04, art. 8, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(2)<BWG 2024-02-08/22, art. 7, 021; Inwerkingtreding : 25-05-2024>
Art. 17ter.[1Ї 1. In het geval van een middelgrote onderneming waaraan een investeringspremie als bedoeld in artikel 2bis, Ї 1, is toegekend en waarvan het minimumaantal werknemers als bedoeld in artikel 2bis, Ї 1er, 2А, niet is bereikt, wordt een sanctie toegepast als volgt:
1А indien het aantal gecreыerde arbeidsplaatsen tussen vier en een half en minder dan zes bedraagt, wordt de investeringspremie met vijftig procent verminderd;
2А indien minder dan viereneenhalve arbeidsplaatsen worden gecreыerd, wordt de investeringspremie herzien en aangepast of terugbetaald.
Ї 2. In het geval van een kleine onderneming waaraan een investeringspremie als bedoeld in artikel 2bis, Ї 2, is toegekend en waarvan het minimumaantal werknemers als bedoeld in artikel 2bis, Ї 2, 2А, niet is bereikt, wordt een sanctie toegepast als volgt:
1А indien het aantal gecreыerde arbeidsplaatsen tussen drie en minder dan vier bedraagt, wordt de investeringspremie met vijftig procent verminderd;
2А indien minder dan drie arbeidsplaatsen worden gecreыerd, wordt de investeringspremie herzien en aangepast of terugbetaald.
Ї 3. In het geval van een middelgrote of kleine onderneming waaraan een investeringspremie als bedoeld in artikel 2bis, Ї 3, is toegekend op basis van het criterium vermeld in artikel 2bis, Ї 3, 6А, wordt een sanctie toegepast als de te scheppen bijkomende arbeidsplaats niet behouden blijft. De investeringspremie wordt in dat geval herzien op basis van artikel 10bis, Ї 1, 1А, of Ї 2, 1А, en aangepast of terugbetaald.
Ї 4. Bij de sancties bedoeld in ЇЇ 1 tot 3 wordt in elk geval rekening gehouden met de limiet van 100.000 euro per gecreыerde arbeidsplaats.
Ї 5. Als een van de doelstellingen van het oorspronkelijk ingediende investeringsprogramma bedoeld in artikel 2bis, ЇЇ 1 of 2, 4А, of in Ї 3, 1А tot 5А,[2 of in artikel 2quater, §§ 1 of 2, 4°, ]2 afwijkt van de oorspronkelijke doelstelling of niet wordt bereikt, kan de investeringspremie door de Minister worden herzien en worden aangepast of terugbetaald]1
----------
(1)<BWG 2023-04-05/04, art. 9, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(2)<BWG 2024-02-08/22, art. 8, 021; Inwerkingtreding : 25-05-2024>
Art.17quater. [1 § 1. Wat betreft de middelgrote of de kleine onderneming, bedoeld in artikel 2quater, §§ 1, 2 of 2, die in aanmerking komt voor de investeringspremie bedoeld in artikel 10ter, §§ 1 of 2 en die een toegelaten investeringsprogramma uitvoert met een bedrag lager dan één miljoen euro, wordt de investeringspremie in twee schijven uitbetaald, als volgt:
1° een eerste schijf die 40% vertegenwoordigt van het bedrag van de investeringspremie als de middelgrote of de kleine onderneming het bewijs levert dat zij minstens 40% van het toegelaten investeringsprogramma uitgevoerd en betaald heeft;
2° een laatste schijf die het saldo van de investeringspremie vertegenwoordigt als de middelgrote of de kleine onderneming het bewijs levert dat zij het gehele toegelaten investeringsprogramma uitgevoerd en betaald heeft.
§ 2. Wat betreft de middelgrote of de kleine onderneming, bedoeld in artikel 2quater, §§ 1, 2 of 2, die in aanmerking komt voor de investeringspremie bedoeld in artikel 10ter, §§ 1 of 2 en die een toegelaten investeringsprogramma uitvoert met een bedrag van één miljoen euro en meer, wordt de investeringspremie in drie schijven uitbetaald, als volgt:
1° een eerste schijf die 40% vertegenwoordigt van het bedrag van de investeringspremie als de middelgrote of de kleine onderneming het bewijs levert dat zij minstens 40% van het toegelaten investeringsprogramma uitgevoerd en betaald heeft;
2° een tweede schijf die 30% vertegenwoordigt van het bedrag van de investeringspremie als de middelgrote of de kleine onderneming het bewijs levert dat zij minstens 70% van het toegelaten investeringsprogramma uitgevoerd en betaald heeft;
3° een laatste schijf die het saldo van de investeringspremie vertegenwoordigt als de middelgrote of de kleine onderneming het bewijs levert dat zij het gehele toegelaten investeringsprogramma uitgevoerd en betaald heeft.
§ 3. In afwijking van artikel 17, § 1, lid 1, wordt de uitbetaling van elke schijf van de investeringspremie bedoeld in §§ 1 of 2 ondergeschikt gemaakt aan de naleving van de formaliteiten bedoeld in artikel 16, lid 1. ]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2024-02-08/22, art. 9, 021; Inwerkingtreding : 25-05-2024>
Art.18.De Minister of de gemachtigd ambtenaar kan de beslissing tot toekenning van de investeringspremie in stand houden :
1° in geval van niet-naleving die toe te schrijven is aan een geval van overmacht omschreven in artikel 21, eerste lid, 1°, van het decreet, van de voorwaarden bedoeld in artikel 16 van het decreet en 2 van dit besluit of omschreven in de beslissing tot toekenning van de investeringspremie;
2° in de gevallen bedoeld in artikel 21, eerste lid, 2°, van het decreet op voorwaarde :
a) dat de economische bedrijvigheid van de onderneming in het Waalse Gewest voortgezet wordt;
b) dat [1 de op de premie betrekking hebbende investeringen]1 naar de nieuwe rechtspersoon overgedragen worden en in stand gehouden worden in de bestemming waarvoor ze zijn toegekend;
c) dat, bij ontslagen, begeleidingsmaatregelen bepaald worden;
3° in geval van een voorafgaandelijke aanvraag van de onderneming met betrekking tot het overdragen of de wijziging van bestemming of van de voorwaarden voor het gebruik van de investeringen.
----------
(1)<BWG 2017-03-23/18, art. 5, 017; Inwerkingtreding : 16-04-2017>
Art.19.In geval van intrekking van de beslissing tot toekenning van de investeringspremie wordt die premie op initiatief van het bestuur door alle rechtsmiddelen teruggevorderd.
In geval van gedeeltelijke intrekking van de beslissing tot toekenning van de investeringspremie die plaatsvindt voor de vereffening van de gehele premie, wordt het onverschuldigde gedeelte van de investeringspremie, voor zover zij niet meer bedraagt dan het nog te vereffenen saldo, van de vereffening van één of meerdere nog te betalen schijven afgetrokken.
[1 In de gevallen waarin de feiten die aanleiding geven tot een terugvordering hun oorsprong niet vinden in een fout of een vrijwillige daad van de ondernemingen of haar aandeelhouders, kan de Minister of de gemachtigd ambtenaar het behoud van de investeringspremie toelaten in de verhouding tussen het aantal jaar waarin het goed waarvoor de premie is toegekend daadwerkelijk is gebruikt en het aantal jaar bepaald in artikel 17 van het decreet, evenwel zonder dat er minder dan twee jaar verstreken mogen zijn sinds het einde van de verwezenlijking van het investeringsprogramma tot en met de dag waarop de gebeurtenis, die de opheffing van de investeringspremie verantwoordde, plaatsvond.]1
De Minister of de gemachtigd ambtenaar kan geheel of gedeeltelijk van de terugvordering van de investeringspremie afzien indien de kosten die daaraan verbonden zijn hoger dreigen te zijn dan het bedrag dat teruggevorderd dient te worden.
----------
(1)<BWG 2017-03-23/18, art. 6, 017; Inwerkingtreding : 16-04-2017>
Afdeling 2. - Werkgelegenheidspremie.
Art.20.De Minister of de gemachtigde ambtenaar kan, rekening houdend met de [2 Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun]2 de werkgelegenheidspremie toekennen aan de zeer kleine onderneming :
1° (een document waarin de verantwoordelijke van de onderneming op erewoord verklaart dat de onderneming de voorwaarden bedoeld in artikel 3, §§ 1 en 2, van het decreet naleeft, zoals nader aangegeven in artikel 3, waarbij de onderneming, in voorkomend geval, verzocht kan worden om de noodzakelijke stukken en bewijzen voor te leggen indien het dossier volgens de regelgeving als in aanmerking komend wordt erkend;) <BWG 2006-02-09/34, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 03-03-2006>
2° [3 waarvan de activiteiten niet onder uitgesloten sectoren of sectordelen zoals nader bepaald in artikel 4, 1° tot en met 4°, 9° tot en met 13°, 22°, 24° tot en met 30° en 33° tot en met 35° vallen, alsook sectoren of sectordelen opgenomen in de afdelingen 70 tot en met 74 van de NACE-BEL-code;]3
3° (een document waarin de verantwoordelijke van de onderneming op erewoord verklaart dat de onderneming in orde is met de fiscale, sociale en milieuwet- en -regelgeving waarbij de onderneming, in voorkomend geval, verzocht kan worden om de noodzakelijke stukken en bewijzen voor te leggen indien het dossier volgens de regelgeving als in aanmerking komend wordt erkend.) <BWG 2006-02-09/34, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 03-03-2006>
4° die zelfs zonder investeringen uit te voeren, een netto-jobcreatie doorvoert;
[1 5° [3 ...]3 ]1
Onder netto-jobcreatie wordt het bijkomend personeel verstaan bepaald door de vergelijking tussen het gemiddelde van de werknemers die door de zeer kleine onderneming te werk gesteld worden (in de loop van de vier daarop volgende kwartalen) en de vier kwartalen die voorafgaan aan het referentiekwartaal bedoeld in artikel 22. <BWG 2007-12-06/46, art. 6, 2°, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2007; zie ook art. 16>
Voor de bepaling van het bijkomend personeel wordt geen rekening gehouden met de personeelsleden die door ondernemingen te werk gesteld zijn die minstens 25 % van het kapitaal in handen hebben of een controlemacht uitoefenen in de zeer kleine onderneming die de werkgelegenheidspremie aanvraagt.
----------
(1)<BWG 2008-12-12/41, art. 8, 009; Inwerkingtreding : 31-12-2008>
(2)<BWG 2015-02-26/19, art. 16, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(3)<BWG 2016-01-14/01, art. 1, 016; Inwerkingtreding : 04-02-2016>
Art.21.[1 Het bedrag van de werkgelegenheidspremie wordt vastgesteld op 3.250 euro per tot stand gekomen betrekking of op 5.000 euro voor de eerste werknemer, namelijk de persoon die in dienst is genomen met een arbeidsovereenkomst die hem aan de zeer kleine onderneming verbindt, berekend als werkeenheid.
De werkgelegenheidspremie voor de eerste werknemer wordt teruggebracht op 2.000 euro als de zeer kleine onderneming geen voltijdse werkeenheid oplevert en voor zover er minstens 0,6 werkeenheid wordt opgericht.
Het gemiddelde van het personeel dat in voltijds equivalent door de zeer kleine onderneming wordt tewerkgesteld na elke jobcreatie is minstens gelijk aan het aantal werkgelegenheidspremies verkregen tijdens de laatste vijf jaren.
De zeer kleine onderneming komt, over een periode van vijf jaar, in aanmerking voor maximum vijf werkgelegenheidspremies, met een maximum van één premie per jobcreatie.]1
----------
(1)<BWG 2016-01-14/01, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 04-02-2016>
Art.22. De zeer kleine onderneming dient per kwartaal een aanvraag tot een werkgelegenheidspremie bij het bestuur in middels het bij het bestuur beschikbare modelformulier, uiterlijk (de dertigste) maand volgend op het kwartaal waarin de betrekking(en) tot stand is (zijn) gekomen, hierna "referentiekwartaal" genoemd. <BWG 2007-12-06/46, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2007; zie ook art. 16>
Het bestuur bericht ontvangst van de aanvraag tot een werkgelegenheidspremie binnen de vijftien dagen te rekenen van de ontvangst van de aanvraag.
Art.23. In de vier maanden na afgifte van het bericht van ontvangst treft de Minister of de gemachtigd ambtenaar een beslissing tot toekenning of weigering van de werkgelegenheidspremie. (Indien het een weigeringsbeslissing betreft, wordt daar door het bestuur van aan de onderneming kennis gegeven bij aangetekend schrijven of op enige andere wijze waarbij een vaststaande datum aan de zending wordt verleend.) <BWG 2006-02-09/34, art. 14, 003; Inwerkingtreding : 03-03-2006>
Art.24.<BWG 2007-12-06/46, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2007; zie ook art. 16> De werkgelegenheidspremie wordt vereffend op voorlegging door de zeer kleine onderneming van het bewijs van het behoud van het bijkomend personeel in de loop van de periode van het eerste tot en met het achtste kwartaal volgende op het referentiekwartaal door de multifunctionele aangiften in te dienen bij de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid of een attest opgesteld door een sociaal secretariaat, erkend door het Ministerie van Sociale Zaken. Mocht het bestuur die gegevens op elektronische wijze rechtstreeks kunnen verkrijgen van andere besturen of instellingen, wordt de zeer kleine onderneming ervan vrijgesteld ze over te maken.
[1 De werkgelegenheidspremie wordt alleen uitbetaald als de zeer kleine onderneming bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid wordt geïdentificeerd op het ogenblik van de indiening van de aanvraag en op het ogenblik van de uitbetaling van de werkgelegenheidspremie.]1
----------
(1)<BWG 2016-01-14/01, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 04-02-2016>
Art. 24bis.[1 In het geval van fusie of splitsing van ondernemingen, inbreng van een algemeenheid of bedrijfstak, afstand van algemeenheid of bedrijfstak, bedoeld in boek XI van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, evenals in geval van gerechtelijke reorganisatie van de onderneming bij een overdracht onder gerechtelijk gezag bedoeld in Boek XX van het Wetboek van economisch recht, wordt de werkgelegenheidspremie aan de nieuwe juridische constructie toegekend onder de volgende voorwaarden:
1° de economische bedrijvigheid van de onderneming wordt in het Waalse Gewest voortgezet;
2° de gesubsidieerde betrekkingen worden overgedragen aan de nieuwe juridische constructie;
3° de nieuwe juridische constructie is een zeer kleine onderneming tijdens het referentiekwartaal ]1
----------
(1)<BWG 2023-07-20/34, art. 15, 020; Inwerkingtreding : 09-11-2023>
Art.25. (Opgeheven) <BWG 2007-12-06/46, art. 13, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art.26. (Opgeheven) <BWG 2007-12-06/46, art. 13, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 26bis. <Opgeheven bij BWG 2016-01-14/01, art. 5, 016; Inwerkingtreding : 04-02-2016>
Afdeling 3. - Kwaliteitsbewakingspremie.
Art.27. <Opgeheven bij BWG 2017-02-23/12, art. 24, 018; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Art.28. <Opgeheven bij BWG 2017-02-23/12, art. 24, 018; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Art.29. <Opgeheven bij BWG 2017-02-23/12, art. 24, 018; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Art.30. <Opgeheven bij BWG 2017-02-23/12, art. 24, 018; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Art.31. <Opgeheven bij BWG 2017-02-23/12, art. 24, 018; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Art.32. <Opgeheven bij BWG 2017-02-23/12, art. 24, 018; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Art.33. <Opgeheven bij BWG 2017-02-23/12, art. 24, 018; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Afdeling 4. - Premie voor adviesverlening.
Art.34. <Opgeheven bij BWG 2017-02-23/12, art. 24, 018; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Art.35. <Opgeheven bij BWG 2017-02-23/12, art. 24, 018; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Art.36. <Opgeheven bij BWG 2017-02-23/12, art. 24, 018; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Art.37. <Opgeheven bij BWG 2017-02-23/12, art. 24, 018; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Art.38. <Opgeheven bij BWG 2017-02-23/12, art. 24, 018; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Art.39. <Opgeheven bij BWG 2017-02-23/12, art. 24, 018; Inwerkingtreding : 01-03-2017>
Art. 39bis. <Opgeheven bij BWG 2015-02-26/19, art. 19, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 39ter. <Opgeheven bij BWG 2015-02-26/19, art. 19, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 39quater. <Opgeheven bij BWG 2015-02-26/19, art. 19, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Art. 39quinquies. <Opgeheven bij BWG 2015-02-26/19, art. 19, 013; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Afdeling 5. - Vrijstelling van de onroerende voorheffing.
Art.40.De Minister of de gemachtigd ambtenaar kan de vrijstelling van de onroerende voorheffing toekennen aan de onderneming die de voorwaarden bedoeld in artikel 2 vervult.
[1 ...]1
De kleine en de middelgrote onderneming kunnen in aanmerking komen voor een vrijstelling van de onroerende voorheffing :
1° voor een duur van drie jaar in het geval dat de onderneming een investeringsprogramma verwezenlijkt dat het aanvankelijke personeelsbestand in stand houdt;
2° voor een duur van vier jaar in het geval dat de onderneming een investeringsprogramma verwezenlijkt dat het aanvankelijke personeelsbestand dat een verhoging van het aanvankelijke personeelsbestand met 10 tot 20 % met zich brengt;
3° voor een duur van vijf jaar in het geval dat de onderneming een investeringsprogramma verwezenlijkt dat verbonden is aan haar oprichting of indien dat programma een verhoging van het aanvankelijke personeelsbestand met meer dan 20 % met zich brengt;
4° voor een maximumduur van zeven jaar voor materieel en werktuigen in geval van oprichting van een kleine of middelgrote onderneming.
De vrijstelling van de onroerende voorheffing wordt toegekend voorzover het minimumbedrag van de toelaatbare investeringen bedoeld in artikel 6, eerste lid, 2°, gehaald wordt.
----------
(1)<BWG 2015-10-29/05, art. 10, 015; Inwerkingtreding : 15-11-2015>
Art.41. De onderneming vraagt het voordeel van de vrijstelling van de onroerende voorheffing aan volgens de procedure bedoeld in de artikelen 11 tot en met 15. Van elke beslissing tot vrijstelling van de onroerende voorheffing wordt kennis gegeven aan het bevoegde bestuur dat er de uitvoering van op zich neemt.
Art.42. Bij niet-naleving van de voorwaarden voor de toekenning van de vrijstelling treft de Minister een beslissing tot vernietiging van de beslissing tot toekenning van de vrijstelling van de onroerende voorheffing waarvan het bestuur aan de onderneming en aan het bevoegde bestuur dat er de uitvoering van op zich neemt kennis heeft gegeven.
HOOFDSTUK III. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen.
Art.43. Opgeheven worden :
1° het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 juli 1992 tot uitvoering van artikel 32.10 van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntatie zoals gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 10 januari 2002;
2° het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 juli 1992 tot uitvoering van artikel 32.11 van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntatie zoals gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 14 juli 1994 en 21 mei 1999;
3° het besluit van de Waalse regering van 21 mei 1999 tot uitvoering van de artikelen 32.2, 32.4, 32.7 en 32.14 van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 10 februari 2000, 21 september 2000, 15 februari 2001 en 10 januari 2002.
Art.44. Het executievebesluit bedoeld in artikel 43, 1°, blijft evenwel geldig voor de aanvragen voor tewerkstellingspremies betreffende de indienstnemingen van werknemers die vóór 30 juni 2004 plaatsvinden.
Art.45. Het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen en dit besluit treden in werking op 1 juli 2004.
Art. 46. De Minister van Economie en K.M.O.'s is belast met de uitvoering van dit besluit.