7 MEI 2004. - Decreet inzake de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-08-2004 en tekstbijwerking tot 15-07-2021)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Opdrachten en hoedanigheden van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen.
Art. 3
HOOFDSTUK III. - Statuut, samenstelling en werking van de Raad.
Art. 4-10, 10bis, 10ter
HOOFDSTUK IV. - Sociaal-economisch overleg.
Afdeling 1. - Algemene bevoegdheden van de Raad.
Art. 11-14
Afdeling 2. - Bijzondere opdrachten van de Raad.
Onderafdeling 1. - [1 Stichting Innovatie & Arbeid]1
Art. 15
Onderafdeling 2. [1 - Beroepscompetentieprofielen en standaarden]1
Art. 15bis
Afdeling 3. [1 - Bijzondere overleginstanties, opgericht bij de Raad]1
Onderafdeling 1. - Sectorale commissies. [1 voorheen Onderafdeling 2]1
Art. 16
Onderafdeling 2. - Vlaamse Havencommissie. [1 Voorheen Onderafdeling 3]1
Art. 17
Onderafdeling 3. - [1 Vlaamse Luchthavencommissie][-1 Voorheen Onderafdeling 3]-11
Art. 18
Onderafdeling 4. - Commissie Diversiteit. [1 Voorheen Onderafdeling 5]1
Art. 19
HOOFDSTUK V. - De Raad als strategische adviesraad.
Art. 20-22
HOOFDSTUK Vbis. [1 - Mobiliteitsraad van Vlaanderen]1
Art. 22bis
HOOFDSTUK Vter.
Art. 22ter, 22quater
HOOFDSTUK Vquinquies. [1 - Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin]1
Art. 22quinquies
HOOFDSTUK VI. - Opheffings-, wijzigings- en slotbepalingen.
Art. 23-26
2009035916 2009200430 2009202283 2010203799 2011035179 2016035283 2017011360 2018011077 2019012853 2020015561 2020042020 2021042267 2021A42267
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschaps- en gewestaangelegenheid.
Art.2. Dit decreet regelt het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, in afkorting SERV, hierna te noemen de Raad.
HOOFDSTUK II. - Opdrachten en hoedanigheden van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen.
Art.3.§ 1. [1 De Raad is het orgaan waarbinnen het sociaal-economische overleg plaatsvindt tussen de representatieve organisaties van de werknemers, de werkgevers, de middenstand en de landbouw.]1
De in het eerste lid vermelde organisaties kunnen met elkaar akkoorden sluiten, alsmede aanbevelingen doen aan sectoren en ondernemingen betreffende de aangelegenheden bedoeld in artikel 11, § 1.
Het staat de in het eerste lid vermelde organisaties vrij om de in het tweede lid bedoelde akkoorden al dan niet ter bekrachtiging aan de Vlaamse regering voor te leggen.
§ 2. [1 Naast de opdracht, vermeld in § 1, functioneert de Raad tevens als de strategische adviesraad voor de beleidsdomeinen [6 Kanselarij, Bestuur, Buitenlandse Zaken en Justitie]6, Werk en Sociale Economie, voor het gedeelte Economie van het beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie, en voor het beleidsveld Energie van het [4 beleidsdomein Omgeving]4.
De opdracht van de Raad als strategische adviesraad voor het beleidsveld Energie heeft betrekking op de sociaal-economische dimensie.]1
§ 3. Bij het uitbrengen van zijn studies, standpunten, adviezen en andere documenten vermeldt de Raad telkens de hoedanigheid waarin hij optreedt, te weten hetzij, enerzijds, de hoedanigheid van orgaan van sociaal-economisch overleg als bedoeld in de eerste paragraaf, hetzij, anderzijds, de hoedanigheid van strategische adviesraad [1 ...]1 als bedoeld in de tweede paragraaf, evenals het artikel van dit decreet waarop zijn optreden is gesteund.
[1 § 4. Naast de hoedanigheden, vermeld in § 1 en § 2, heeft de Raad ook bijzondere opdrachten zoals vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 2.]1
[1 § 5. Bij de Raad zijn de bijzondere overleginstanties, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 3, opgericht.]1
[1 § 6. [2 Bij de Raad zijn ook de Mobiliteitsraad van Vlaanderen, vermeld in hoofdstuk Vbis, [5 ...]5 en de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij, vermeld in hoofdstuk Vquater, werkzaam als strategische adviesraad.]2 ]1
[5 § 7. Bij de Raad is de Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin opgericht.]5
----------
(1)<DVR 2008-12-19/14, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<DVR 2015-07-03/01, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(3)<DVR 2015-07-03/01, art. 18, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(4)<DVR 2017-10-27/06, art. 23, 008; Inwerkingtreding : 07-12-2017>
(5)<DVR 2018-06-29/16, art. 26, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(6)<DVR 2021-06-25/10, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
HOOFDSTUK III. - Statuut, samenstelling en werking van de Raad.
Art.4. De Raad heeft rechtspersoonlijkheid.
Art.5. § 1. De Raad is samengesteld uit tien leden voorgedragen door de representatieve organisaties van de werkgevers, de middenstand en de landbouw en uit tien leden voorgedragen door de representatieve organisaties van de werknemers. Deze twintig leden worden door de Vlaamse regering benoemd uit dubbele lijsten voorgedragen door die organisaties.
§ 2. Overeenkomstig de in paragraaf 1 bepaalde procedure, benoemt de Vlaamse regering voor ieder lid een plaatsvervanger.
§ 3. De duur van het mandaat van de leden bedraagt vier jaar. Het mandaat is hernieuwbaar.
§ 4. Leden van de Raad en hun plaatsvervangers worden door de Vlaamse regering ontslagen op verzoek van de representatieve organisatie op wier voordracht zij benoemd zijn.
Leden van de Raad en hun plaatsvervangers kunnen ook te allen tijde vrijwillig ontslag nemen.
§ 5. Het lid van de Raad dat voortijdig ophoudt zijn mandaat uit te oefenen, wordt vervangen door zijn plaatsvervanger totdat in de vervanging van het effectieve lid is voorzien met naleving van hetgeen is bepaald in paragraaf 1.
§ 6. De Raad kan, voor het onderzoek van bijzondere vraagstukken, een beroep doen op deskundigen, permanente of tijdelijke werkgroepen, onder de voorwaarden te bepalen in zijn reglement van orde.
§ 7. Ten hoogste tweederde van de leden van de Raad is van hetzelfde geslacht.
[1 Telkens wanneer in de Raad één of meer mandaten te begeven zijn en de voorgedragen kandidaturen het niet mogelijk maken om te voldoen aan de verplichting vermeld in artikel 5, § 7, eerste lid, moet de voordrachtprocedure hernomen worden. In voorkomend geval moeten de voordragende instanties die geen kandidaat van het ondervertegenwoordigde geslacht hadden voorgedragen, een extra kandidaat voordragen die van het ondervertegenwoordigde geslacht is.]1
[2 § 8. De bepalingen van § 7 zijn van overeenkomstige toepassing op de bijzondere overleginstanties die bij de Raad zijn opgericht, zoals vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 3.]2
----------
(1)<DVR 2007-07-13/44, art. 19, 003; Inwerkingtreding : 16-08-2007; noteer evenwel dat het gewijzigd decreet zelf slechts op 01-01-2009 in werking treedt>
(2)<DVR 2008-12-19/14, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.6. Het lidmaatschap van de Raad is onverenigbaar met een mandaat in het Europees Parlement, de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat, het Vlaams Parlement en de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, met het ambt van minister, staatssecretaris en hun kabinetsleden, met het ambt van personeelslid van een departement of agentschap van de Vlaamse overheid [1 ...]1, met het ambt van personeelslid van het Vlaams Parlement en de bij het Vlaams Parlement opgerichte diensten en met het ambt van personeelslid van de Raad.
----------
(1)<DVR 2008-12-19/14, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.7.§ 1. De Raad verkiest onder zijn leden een voorzitter en stelt uit zijn leden het dagelijks bestuur samen.
Het dagelijks bestuur is samengesteld uit een gelijk aantal leden voorgedragen door de organisaties van de werkgevers, de middenstand en de landbouw, enerzijds, en door de organisaties van de werknemers, anderzijds, de voorzitter van de Raad die het dagelijks bestuur voorzit, meegerekend.
§ 2. [1 lid 1 opgeheven]1
De Vlaamse regering stelt de presentiegelden en de vergoedingen van de leden van de strategische adviesraad vast.
§ 3. De Raad stelt zijn reglement van orde op dat verplicht voorziet in :
1° de bevoegdheden van de voorzitter;
2° de bevoegdheden en de werkwijze van het dagelijks bestuur;
3° de wijze van bijeenroeping en beraadslaging;
4° de periodiciteit van de vergaderingen;
5° de wijze van besluitvorming van de Raad;
6° de bekendmaking van de handelingen;
[1 6°bis de regeling inzake het personeel;]1
7° de voorwaarden waaronder de Raad een beroep kan doen op deskundigen, permanente of tijdelijke werkgroepen, overeenkomstig artikel 5, § 6;
8° de organisatie van de administratieve en materiële opvang en het verzekeren van het secretariaat van de in afdeling II van hoofdstuk IV genoemde opdrachten;
9° de organisatie van de administratieve en materiële opvang en het verzekeren van het secretariaat van het Vlaams Economisch en Sociaal Overlegcomité;
10° enige andere regeling die de werking van de Raad, alsmede de in diens schoot opgerichte commissies, werkgroepen of andere organismen, betreft;
[2 11° de organisatie van de administratieve en materiële opvang en het verzekeren van het secretariaat van de Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, dat werd opgericht bij het decreet van 29 juni 2018 tot oprichting van de Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.]2
Het in het eerste lid bedoelde reglement is onderworpen aan de goedkeuring van de Vlaamse regering.
§ 4. Onverminderd het bepaalde in [1 artikel 16, § 4, en artikel 19, § 4,]1 kan elk van de in [1 afdeling 2 en afdeling 3 van hoofdstuk IV]1 bedoelde commissies, werkgroepen of andere organismen een eigen reglement van orde inzake de organisatie en de werking daarvan vaststellen.
Enig in het eerste lid bedoeld reglement van orde [1 , opgesteld door de commissie, werkgroepen of andere organismen, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 2,]1 is onderworpen aan de goedkeuring van de Raad.
----------
(1)<DVR 2008-12-19/14, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<DVR 2018-06-29/16, art. 27, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.8. De voorzitter vertegenwoordigt de Raad in gerechtelijke en buitengerechtelijke handelingen.
De rechtsgedingen waarbij de Raad betrokken is, hetzij als eiser, hetzij als verweerder, worden op verzoek van de voorzitter krachtens een beslissing van het dagelijks bestuur ingesteld.
De voorzitter voert en stelt de vorderingen in kortgeding en de eis tot inbezitstelling in; hij verricht alle daden van bewaring of alle handelingen tot stuiting van verjaring en van verval.
Art.9. § 1. De financiële middelen van de Raad bestaan uit :
1° een vaste dotatie die jaarlijks wordt ingeschreven op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap;
2° een variabele dotatie die bepaald wordt in functie van de bijkomende opdrachten waarmee de Vlaamse regering de Raad belast;
3° eigen inkomsten.
§ 2. [1 De Raad stelt jaarlijks een begroting en een rekening op en voert een boekhouding volgens de wijze die de Vlaamse Regering bepaalt.
De controle op de financiële toestand en de certificering van de jaarrekening wordt opgedragen aan een bedrijfsrevisor, lid van het Instituut der Bedrijfsrevisoren. De bedrijfsrevisor kan toezicht ter plaatse uitoefenen op de comptabiliteit en de verrichtingen van de Raad. Hij mag te allen tijde alle bewijsstukken, staten, inlichtingen of toelichtingen opvragen die betrekking hebben op de ontvangsten, de uitgaven, de activa en de schulden.
Het Rekenhof is gemachtigd om de rekening van de Raad te controleren.]1
§ 3. [1 ...]1
----------
(1)<DVR 2008-12-19/14, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.10.[1 De Raad beschikt over een eigen secretariaat dat belast is met de administratieve, logistieke en inhoudelijke ondersteuning van zijn algemene, bijkomende en bijzondere opdrachten.
De Raad verzekert tevens het secretariaat van de bijzondere overleginstanties, vermeld in hoofdstuk IV, afdeling 3, en van de strategische adviesraden, vermeld in hoofdstuk Vbis en hoofdstuk Vter.
De Raad zorgt tevens voor de nodige administratieve en materiële opvang en verzorgt het secretariaat van het overleg tussen de Vlaamse Regering en de sociale partners in het Vlaams Economisch en Sociaal Overlegcomité.]1
[2 De Raad zorgt voor de nodige administratieve en materiële opvang en verzorgt het secretariaat van de Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.]2
----------
(1)<DVR 2008-12-19/14, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<DVR 2018-06-29/16, art. 28, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 10bis. [1 § 1. De Raad heeft jaarlijks, voor de aanvang van het werkjaar een overleg met de Vlaamse Regering over zijn werkprogramma.
§ 2. De Vlaamse Regering stelt de Raad uit eigen beweging op structurele wijze alle informatie ter beschikking die noodzakelijk is voor de overlegopdracht, vermeld in artikel 11, en de adviesopdracht, vermeld in artikel 20.
§ 3. De structurele informatie-uitwisseling tussen de Vlaamse Regering en de Raad wordt veruitwendigd in een protocol tussen de Vlaamse Regering en de Raad.
§ 4. De Raad kan de personeelsleden van de departementen en agentschappen van de Vlaamse overheid verzoeken om de nodige technische toelichting te verschaffen.
§ 5. De Vlaamse Regering geeft duiding en toelichting aan de Raad bij haar beslissing over de standpunten, vermeld in artikel 11, § 2, en de adviezen, vermeld in artikel 20, § 3.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2008-12-19/14, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art. 10ter. [1 De Raad brengt elk jaar verslag uit van zijn werkzaamheden. Dat jaarverslag wordt voor 15 mei van het volgende jaar bezorgd aan de Vlaamse Regering en aan het Vlaams Parlement.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2008-12-19/14, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
HOOFDSTUK IV. - Sociaal-economisch overleg.
Afdeling 1. - Algemene bevoegdheden van de Raad.
Art.11. [1 § 1. In het kader van artikel 3, § l, van dit decreet beschikt de Raad over een algemene bevoegdheid om op eigen initiatief sociaal-economisch overleg te plegen, over alle aangelegenheden als vermeld in artikel 39 of in artikelen 127, 128 of 129 van de Grondwet of over alle aangelegenheden waaromtrent het akkoord, de betrokkenheid of het advies van het Vlaamse Gewest vereist is, voor zover deze aangelegenheden een sociaal-economische dimensie hebben.
Onverminderd andere bepalingen van dit decreet kan de Raad aan de uitkomst van het overleg, vermeld in het eerste lid, naar goeddunken een interne of externe mededeling verbinden.
§ 2. De Vlaamse Regering verzoekt de Raad om sociaal-economisch overleg te plegen over :
1° alle voorontwerpen van decreet die een sociaal-economische dimensie hebben, uitgezonderd de voorontwerpen van decreet betreffende de begrotingen en de voorontwerpen van decreet die aan de Raad worden voorgelegd ingevolge artikel 20;
2° alle voorontwerpen van decreet houdende oprichting, afschaffing of wijziging van bevoegdheden van instellingen waarvan de opdracht een sociaal-economische dimensie heeft en die onder de bevoegdheid van het Vlaamse Gewest of van dé Vlaamse Gemeenschap ressorteren, uitgezonderd de voorontwerpen van decreet die aan de Raad worden voorgelegd ingevolge artikel 20;
3° alle voorontwerpen van wet of van koninklijk besluit die een sociaal-economische dimensie hebben en waarvoor met toepassing van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen het akkoord van de Vlaamse Regering is vereist.
Het sociaal-economisch overleg, vermeld in het eerste lid, resulteert in een standpunt van de Raad dat aan de Vlaamse Regering wordt meegedeeld.]1
----------
(1)<DVR 2008-12-19/14, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.12. Vóór 10 september van elk jaar brengt de Raad een met redenen omkleed standpunt uit over het te voeren begrotingsbeleid. Het standpunt wordt meegedeeld aan de Vlaamse regering. Indien het standpunt niet tijdig is meegedeeld, hoeft er niet op te worden gewacht.
Art.13. Het Vlaams Parlement, de Vlaamse regering of het lid van de Vlaamse regering dat terzake bevoegd is, kan de Raad en/of enige instantie bedoeld in [1 hoofdstuk IV, afdeling 3]1 om studies en/of standpunten omtrent onderwerpen die Vlaanderen aanbelangen, verzoeken.
----------
(1)<DVR 2008-12-19/14, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.14. § 1. Tenzij de Vlaamse regering in haar aanvraag uitdrukkelijk in een langere termijn voor het plegen van sociaal-economisch overleg heeft voorzien, worden de standpunten bedoeld in artikel 11, § 2, verstrekt binnen een termijn van één maand na datum van ontvangst van de aanvraag.
Ingeval van spoed, die met redenen wordt omkleed, kan de Vlaamse regering de termijn inkorten zonder dat hij minder dan tien werkdagen mag bedragen.
Indien het standpunt niet tijdig is meegedeeld, hoeft er niet op te worden gewacht.
§ 2. De in artikel 13 bedoelde studies en standpunten worden uitgebracht binnen de termijn, opgelegd in het verzoek, die minstens tien werkdagen moet omvatten.
Indien de studie of het standpunt niet tijdig is meegedeeld, hoeft er niet op te worden gewacht.
Afdeling 2. - Bijzondere opdrachten van de Raad.
Onderafdeling 1. - [1 Stichting Innovatie & Arbeid]1
----------
(1)
Art.15. § 1. [1 Binnen de Raad is er een stichting, genaamd " Stichting Innovatie & Arbeid ".]1
§ 2. De in de eerste paragraaf bedoelde stichting heeft tot taak om zich te ontwikkelen tot een kenniscentrum op het gebied van organisatorische en technologische veranderingen in relatie tot arbeid in Vlaanderen.
De in het eerste lid bedoelde taak omvat in elk geval :
a) het bijeenbrengen van informatie en documentatie;
b) het uitvoeren of initiëren van maatschappelijk onderzoek;
c) het verspreiden van de behaalde onderzoeksresultaten;
d) het mede onderbouwen van het overleg binnen en de standpuntbepaling van de Raad;
e) het valoriseren van de onderzoeksresultaten naar de geledingen van de Raad, bedoeld in artikel 5, § 1;
f) op verzoek van de Raad, het formuleren van aanbevelingen aan de Raad, de Vlaamse regering en/of het Vlaams Parlement.
----------
(1)<DVR 2008-12-19/14, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Onderafdeling 2. [1 - Beroepscompetentieprofielen en standaarden]1
----------
(1)
Art. 15bis.
<Opgeheven bij DVR 2018-10-12/10, art. 25, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Afdeling 3. [1 - Bijzondere overleginstanties, opgericht bij de Raad]1
----------
(1)
Onderafdeling 1. - Sectorale commissies. [1 voorheen Onderafdeling 2]1
----------
(1)
Art.16. § 1. Op aanbeveling, op verzoek of als gevolg van een standpunt van de Raad kan de Vlaamse regering voor iedere bedrijfstak of samenhangend geheel van bedrijfstakken die, respectievelijk dat zij omschrijft, bij de Raad sectorale commissies oprichten.
§ 2. Iedere sectorale commissie is samengesteld uit een gelijk aantal stemgerechtigde leden die de representatieve werknemers- en werkgeversorganisaties van de betrokken bedrijfstak, of het betrokken samenhangend geheel van bedrijfstakken, die, respectievelijk dat de Vlaamse regering omschrijft, vertegenwoordigen. Zij worden door de Vlaamse regering benoemd op dubbele lijsten, voorgedragen door de Raad.
Leden van een sectorale commissie en hun plaatsvervangers worden door de Vlaamse regering ontslagen op verzoek van de Raad. Leden van een sectorale commissie en hun plaatsvervangers kunnen ook te allen tijde vrijwillig ontslag nemen.
Iedere sectorale commissie kiest onder zijn leden een voorzitter en een ondervoorzitter. [1 ...]1
De Vlaamse regering bepaalt voor iedere sectorale commissie het aantal leden zonder dat dit aantal twintig leden mag overschrijden.
Het mandaat van de leden duurt vier jaar. Het kan worden hernieuwd. De leden blijven in functie totdat hun opvolgers zijn aangesteld. Het lid dat voortijdig ophoudt zijn mandaat uit te oefenen, wordt vervangen door zijn plaatsvervanger totdat in de vervanging van het effectieve lid is voorzien met naleving van hetgeen is bepaald in het eerste lid van deze paragraaf.
§ 3. Overeenkomstig de in paragraaf 2, eerste lid, bepaalde procedure wordt voor ieder lid een plaatsvervangend lid benoemd.
§ 4. Iedere sectorale commissie stelt zijn reglement van orde op. Dit reglement van orde is onderworpen aan de goedkeuring van de Raad en van de Vlaamse regering.
§ 5. De sectorale commissies hebben een algemene bevoegdheid tot het formuleren van aanbevelingen en standpunten inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 39 en/of de artikelen 127, 128 en 129 van de Grondwet die een sociaal-economische dimensie hebben en tot de materies van de bedrijfstak, of het samenhangend geheel van bedrijfstakken, die, respectievelijk dat de Vlaamse regering omschrijft, behoren.
De sectorale commissies kunnen op eigen initiatief, of op verzoek, aanbevelingen richten tot, respectievelijk standpunten meedelen aan, het Vlaams Parlement, de Vlaamse regering, het lid van de Vlaamse regering dat terzake bevoegd is en de Raad.
§ 6. De sectorale commissies kunnen voor het onderzoek van bijzondere vraagstukken een beroep doen op deskundigen.
[1 § 7. Bij de Raad is er een coördinerend bestuur voor de sectorale commissies, dat samengesteld is uit de voorzitter en de leden van het dagelijks bestuur van de Raad en de voorzitters en ondervoorzitters van de sectorale commissies.
Het coördinerend bestuur is belast met :
1° het ordenen en op elkaar afstemmen van werkmethodes tussen de sectorale commissies onderling en met de Raad;
2° het uitwisselen van inlichtingen tussen de sectorale commissies onderling en met de Raad;
3° het bespreken van kwesties van gemeenschappelijk belang.]1
----------
(1)<DVR 2008-12-19/14, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Onderafdeling 2. - Vlaamse Havencommissie. [1 Voorheen Onderafdeling 3]1
----------
(1)
Art.17.
<Opgeheven bij DVR 2018-12-21/69, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 09-02-2019>
Onderafdeling 3. - [1 Vlaamse Luchthavencommissie][-1 Voorheen Onderafdeling 3]-11
----------
(1)
Art.18.
<Opgeheven bij DVR 2018-12-21/69, art. 4, 012; Inwerkingtreding : 09-02-2019>
Onderafdeling 4. - Commissie Diversiteit. [1 Voorheen Onderafdeling 5]1
----------
(1)
Art.19. § 1. Bij de Raad fungeert een commissie, genaamd "Commissie Diversiteit", die ijvert voor de evenredige vertegenwoordiging in het sociaal-economische leven van die groepen van de bevolking die thans niet op een evenredige wijze vertegenwoordigd zijn in het sociaal-economische leven.
De Vlaamse regering bepaalt, na advies van de Raad, de nadere omschrijving van de in het eerste lid bedoelde groepen.
§ 2. [1 De Commissie Diversiteit is samengesteld uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van de volgende drie groepen :
1° de representatieve organisaties van de werkgevers, de middenstand en de landbouw;
2° de representatieve organisaties van de werknemers;
3° de representatieve organisaties van de groepen, vermeld in § 1, tweede lid.]1
Voor elk van de leden van de Commissie Diversiteit wordt door de organisatie die hen heeft voorgedragen, tevens een plaatsvervanger voorgedragen.
[1 De leden en plaatsvervangende leden van de representatieve organisaties van de werkgevers, de middenstand en de landbouw, en van de representatieve organisaties van de werknemers worden aangewezen door de Raad. De Vlaamse Regering wijst de representatieve organisaties aan van de groepen, vermeld in § 1, tweede lid.]1
De Commissie Diversiteit verkiest onder zijn leden een voorzitter en een ondervoorzitter. [1 ...]1
Voorzitter en ondervoorzitter kunnen nooit tot dezelfde groep van leden die de werkgevers-, middenstands- en landbouworganisaties, respectievelijk de werknemersorganisaties vertegenwoordigen, behoren.
Het mandaat van de leden duurt vier jaar. Het kan worden hernieuwd. De leden blijven in functie tot hun opvolgers zijn aangesteld. Het lid dat voortijdig ophoudt zijn mandaat uit te oefenen wordt vervangen door zijn plaatsvervanger totdat in de definitieve vervanging van het effectieve lid is voorzien.
§ 3. De Commissie Diversiteit betrekt de in § 1 bedoelde groepen bij de werking overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld in het reglement van orde.
§ 4. [1 De Commissie Diversiteit stelt een reglement van orde op. Dat reglement van orde is onderworpen aan de goedkeuring van de Vlaamse Regering.]1
§ 5. [1 Onverminderd artikel 13 kan de Raad de Commissie Diversiteit verzoeken]1 om informatie in te zamelen, studies te verrichten en aanbevelingen te formuleren inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 39 en/of de artikelen 127, 128 en 129 van de Grondwet, die een sociaal-economische dimensie hebben en die inzonderheid het thema van de diversiteit of de evenredige participatie van minderheidsgroepen of minder bedeelde groepen betreffen.
De Commissie Diversiteit kan op eigen initiatief studies en aanbevelingen [1 uitbrengen]1. De wijze waarop de commissie tot haar studies en aanbevelingen komt, wordt bepaald in het reglement van orde.
----------
(1)<DVR 2008-12-19/14, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
HOOFDSTUK V. - De Raad als strategische adviesraad.
Art.20.[1 § 1. [2 Voor [4 de beleidsvelden "ondersteuning Vlaamse Regering" en "gelijke kansen en integratie en inburgering" van het beleidsdomein Kanselarij, Bestuur, Buitenlandse Zaken en Justitie]4, voor het beleidsdomein Werk en Sociale Economie, voor het gedeelte Economie van het beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie en voor het beleidsveld Energie, geldt de Raad als strategische adviesraad zoals vermeld in [3 artikel III.93 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018]3.]2
§ 2. In de hoedanigheid, vermeld in § l, vervult de Raad voor de genoemde beleidsdomeinen de volgende opdrachten :
1° uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengen over de hoofdlijnen van het beleid;
2° bijdragen tot het vormen van een beleidsvisie;
3° de maatschappelijke ontwikkelingen volgen en interpreteren;
4° uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengen over voorontwerpen van decreet : van de Vlaamse Regering;
5° uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengen over voorstellen van decreet;
6° uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengen over ontwerpen van besluit van de Vlaamse Regering;
7° reflecties leveren over de bij het Vlaams Parlement ingediende beleidsnota's;
8° uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengen over ontwerpen van samenwerkingsakkoord die de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaams Gewest wil sluiten met de Staat of met andere gemeenschappen en gewesten;
9° uit eigen beweging of op verzoek advies uitbrengen over beleidsvoornemens, beleidsplannen en regelgeving in voorbereiding op het niveau van de Europese Unie, alsook over internationale verdragen in voorbereiding.
§ 3. De Vlaamse Regering is verplicht om advies te vragen over :
1° de voorontwerpen van decreet, vermeld in § 2, 4°;
2° de ontwerpen van besluit van de Vlaamse Regering, vermeld in § 2, 6°, die van strategisch belang zijn. Dat zijn ontwerpen van reglementair of organiek besluit die uitvoering geven aan de inhoud van een decreet en waarvan de Vlaamse Regering beslist dat het basisuitvoeringsbesluiten zijn.
§ 4. Alle adviezen die de Raad uitbrengt, zijn openbaar.
§ 5. De opdrachten, vermeld in § 2, doen geen afbreuk aan de andere taken, opdrachten en bevoegdheden van de Raad, vermeld in het decreet.]1
----------
(1)<DVR 2008-12-19/14, art. 23, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<DVR 2015-07-03/01, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(3)<DVR 2018-12-07/05, art. IV.94, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(4)<DVR 2021-06-25/10, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 01-09-2020>
Art.21. In de in artikel 20, § 1, bedoelde hoedanigheid wordt een advies in de regel verstrekt binnen een termijn van één maand na de datum van ontvangst van de aanvraag. In geval van spoed, die met redenen wordt omkleed, kan de Vlaamse regering de termijn inkorten zonder dat deze minder dan tien werkdagen mag bedragen.
Indien het advies niet tijdig is meegedeeld, hoeft er niet op te worden gewacht.
Art.22. In de in artikel 20, § 1, bedoelde hoedanigheid kan de Raad onderling samenwerken met andere strategische adviesraden en een gezamenlijk advies uitbrengen.
HOOFDSTUK Vbis. [1 - Mobiliteitsraad van Vlaanderen]1
----------
(1)
Art. 22bis. [1 [2 Bij de raad]2 is de strategische adviesraad "Mobiliteitsraad van Vlaanderen", afgekort MORA, opgericht. De MORA wordt geregeld door het decreet van 7 juli 2006 houdende de oprichting van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2006-07-07/65, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<DVR 2008-12-19/14, art. 24, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
HOOFDSTUK Vter.
Art. 22ter.
<Opgeheven bij DVR 2018-06-29/16, art. 29, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 22quater. [1 Bij de Raad is de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij opgericht. Die strategische adviesraad wordt geregeld door het decreet van 6 juli 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor Landbouw en Visserij.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2015-07-03/01, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
HOOFDSTUK Vquinquies. [1 - Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin]1
----------
(1)
Art. 22quinquies. [1 Bij de Raad is de Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin opgericht. Deze raad wordt geregeld door het decreet van 29 juni 2018 tot oprichting van de Vlaamse Raad voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2018-06-29/16, art. 30, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
HOOFDSTUK VI. - Opheffings-, wijzigings- en slotbepalingen.
Art.23. Het decreet van 27 juni 1985 op de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen wordt opgeheven.
Art.24. De Raad en de in [1 hoofdstuk IV, afdeling 2 en afdeling 3,]1 vermelde commissies en andere instanties, alsmede alle in hun hoofde bestaande rechten en verplichtingen en door hen gestelde handelingen, eventuele proceshandelingen en besluiten inbegrepen, genieten na datum van inwerkingtreding van dit decreet, een volle continuïteit sedert de datum van oprichting van de Raad, respectievelijk andere instantie of commissie, op grond van het decreet van 27 juni 1985 of van het later decreet dat voormeld decreet van 27 juni 1985 heeft gewijzigd.
----------
(1)<DVR 2008-12-19/14, art. 26, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art.25. Het tweede lid van artikel 24 van het decreet van 2 maart 1999 houdende het beleid en het beheer van de zeehavens wordt vervangen als volgt :
" Inzake het Vlaamse havenbeleid brengt de Vlaamse Havencommissie, op eigen initiatief, aanbevelingen gericht tot de Vlaamse regering en het Vlaams Parlement uit. Binnen dezelfde bevoegdheidssfeer neemt de Vlaamse Havencommissie, op verzoek van de Vlaamse regering of het Vlaams Parlement, standpunten die worden meegedeeld aan de Vlaamse regering en het Vlaams Parlement in. ".
Art. 26. De Vlaamse regering bepaalt de datum van inwerkingtreding van dit decreet.
(NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 01-01-2009 door BVR 2009-01-23/34, art. 1, 1°)