Details





Titel:

3 OKTOBER 2003. - Besluit van de Vlaamse regering houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-11-2003 en tekstbijwerking tot 13-03-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1, 1bis, 2
HOOFDSTUK II. - De handel.
Afdeling I. - Bepalingen ten aanzien van de kwaliteit.
Art. 3-6
Afdeling II. - Bepalingen betreffende de verpakking en de aanduiding.
Art. 7-13
Afdeling III. - Overige bepalingen.
Art. 14-16
HOOFDSTUK III. - De keuring.
Art. 17, 17bis, 18-23
HOOFDSTUK IV. - Controle van de handel en strafbepalingen.
Art. 24-30
HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art. 31-36
BIJLAGEN.
Art. N1-N4, N5.Bijlage V



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2001016220 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° [1 oliehoudende planten en vezelgewassen : planten van de volgende geslachten en soorten :


a) Arachis hypogaeaaardnoot;
b) Brassica juncea (L.) Czern.sareptamosterd;
c) Brassica napus L. (partim)koolzaad;
d) Brassica nigra (L.) W.D.J. Kochbruine mosterd;
e) Brassica rapa L. var. silvestris (Lam.) Briggsraapzaad;
f) Cannabis sativa L.hennep;
g) Carthamus tinctorius L.safflower;
h) Carum carvi L.karwij;
i) Glycine max (L.) Merr.soja;
j) Gossypium spp.katoen;
k) Helianthus annuus L.zonnebloem;
l) Linum usitatissimum L.vezelvlas,
 oliehoudend vlas;
m) Papaver somniferum Lblauwmaanzaad;
n) Sinapis alba L.gele mosterd;
]1
  2° prebasiszaad : kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, dat door een tot keuring bevoegde dienst officieel is onderzocht en goedgekeurd volgens de voorschriften die gelden voor de keuring van basiszaad;
  3° basiszaad (rassen andere dan hybriden) :
  a) zaad dat is voortgebracht onder de verantwoordelijkheid van de kweker volgens de regels voor de stelselmatige instandhouding met betrekking tot het ras;
  b) zaad dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad, hetzij van de categorie gecertificeerd zaad, hetzij van de categorieën gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering of gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering of gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering.
  Voor zaaizaad van vlas kan de vermeerdering gebeuren in één of meer vermeerderingscycli. In dat geval wordt de categorie basiszaad onderverdeeld in basiszaad E2 voor de eerste generatie afkomstig van prebasiszaad, en basiszaad E3 voor ten hoogste de tweede generatie vanaf prebasiszaad;
  c) zaad dat, behoudens de bepalingen van artikel 4, voldoet aan de voorwaarden voor basiszaad, opgesomd in bijlage I en II); <BVR 2005-12-16/49, art. 1, § 1, 1°, 002 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006>
  (d) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in a), b) en c), voldoet.) <BVR 2005-12-16/49, art. 1, § 1, 2°, 002 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006>
  4° basiszaad (hybriden) :
  a) (basiszaad van ingeteelde stammen :
  1) zaad dat, behoudens de bepalingen van artikel 4, voldoet aan de voorwaarden voor basiszaad, opgesomd in bijlage I en II;
  2) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden vastgesteld in 1), voldoet.); <BVR 2005-12-16/49, art. 1, § 2, 1°, 002 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006>
  b) basiszaad van enkele hybriden :
  1) zaad dat bestemd is voor de voortbrenging van drieweg-hybriden of dubbele hybriden;
  2) (zaad dat, behoudens de bepalingen van artikel 4, voldoet aan de voorwaarden voor basiszaad, opgesomd in bijlage I en II); <BVR 2005-12-16/49, art. 1, § 3, 1°, 002 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006>
  (3) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in 1) en 2) voldoet.) <BVR 2005-12-16/49, art. 1, § 3, 2° ; Inwerkingtreding : 02-02-2006>
  5° gecertificeerd zaad (raapzaad, sareptamosterd, koolzaad, bruine mosterd, tweehuizige hennep, saffloer, karwij, zonnebloem, blauwmaanzaad, gele mosterd) :
  a) zaad dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie, dat kan voldoen aan de voorwaarden voor basiszaad, opgesomd in bijlagen I en II, en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het aan de bovengenoemde voorwaarden voldoet;
  b) zaad dat is bestemd voor het telen van oliehoudende planten en vezelgewassen met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad;
  c) (zaad dat, behoudens de bepalingen van artikel 4, § 2, voldoet aan de voorwaarden voor gecertificeerd zaad, opgesomd in bijlage I en II); <BVR 2005-12-16/49, art. 1, § 4, 1°, 002 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006>
  (d) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in a), b) en c), voldoet.) <BVR 2005-12-16/49, art. 1, § 4, 2°, 002 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006>
  6° gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering (aardnoten, eenhuizig hennep, vezelvlas, oliehoudend vlas, soja, katoen) :
  a) zaad dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie, dat kan voldoen aan de voorwaarden voor basiszaad, opgesomd in de bijlagen I en II, en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het aan de bovengenoemde voorwaarden voldoet;
  b) zaad dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering, dan wel, in voorkomend geval, van de categorie gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering, of voor het telen van oliehoudende planten en vezelgewassen met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad;
  c) (zaad dat voldoet aan de voorwaarden voor gecertificeerd zaad, opgesomd in bijlage I en II) <BVR 2005-12-16/49, art. 1, § 5, 1°, 002 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006>
  (d) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in a), b) en c) voldoet.) <BVR 2005-12-16/49, art. 1, § 5, 2°, 002 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006>
  7° gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering (aardnoten, vezelvlas, oliehoudend vlas, soja, katoen) :
  a) zaad dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, van gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie, dat kan voldoen aan de voorwaarden voor basiszaad, opgesomd in de bijlagen I en II, en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het aan de bovengenoemde voorwaarden voldoet;
  b) zaad dat is bestemd voor het telen van oliehoudende planten en vezelgewassen met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad, dan wel in voorkomend geval, voor het telen van de categorie gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering;
  c) (zaad dat voldoet aan de voorwaarden voor gecertificeerd zaad, opgesomd in bijlage I en II); <BVR 2005-12-16/49, art. 1, § 6, 1°, 002 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006>
  (d) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in a), b) en c) voldoet.) <BVR 2005-12-16/49, art. 1, § 6, 2°, 002 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006>
  8° gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering (eenhuizige hennep) :
  a) zaad dat rechtstreeks afkomstig is van gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering en dat inzonderheid met het oog op de voortbrenging van gecertificeerd zaad van de tweede vermeerdering is verkregen en officieel is gecontroleerd;
  b) zaad dat bestemd is voor het telen van hennep die in de bloeitijd moet worden geoogst;
  c) (zaad dat voldoet aan de voorwaarden voor gecertificeerd zaad, opgesomd in bijlage I en II); <BVR 2005-12-16/49, art. 1, § 7, 1°, 002 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006>
  (d) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in a), b) en c) voldoet.) <BVR 2005-12-16/49, art. 1, § 7, 2°, 002 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006>
  9° gecertificeerd zaad van de derde vermeerdering (vezelvlas, oliehoudend vlas) :
  a) zaad dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, van gecertificeerd zaad van de eerste of de tweede vermeerdering of, op verzoek van de kweker, van zaad van een aan het basiszaad voorafgaande generatie, dat kan voldoen aan de voorwaarden voor basiszaad, opgesomd in de bijlagen I en II, en waarvan bij een officieel onderzoek is gebleken dat het aan de bovengenoemde voorwaarden voldoet;
  b) zaad dat is bestemd voor het telen van planten van oliehoudende planten en vezelgewassen, met andere doeleinden dan de voortbrenging van zaaizaad;
  c) (zaad dat voldoet aan de voorwaarden voor gecertificeerd zaad, opgesomd in bijlage I en II); <BVR 2005-12-16/49, art. 1, § 8, 1°, 002 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006>
  (d) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in a), b) en c) voldoet.) <BVR 2005-12-16/49, art. 1, § 8, 2°, 002 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006>
  10° handelszaad :
  a) zaad dat soortecht is;
  b) (zaad dat voldoet aan de voorwaarden voor gecertificeerd zaad, opgesomd in bijlage I en II); <BVR 2005-12-16/49, art. 1, § 9, 1°, 002 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006>
  (c) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in a) en b) voldoet.) <BVR 2005-12-16/49, art. 1, § 9, 2°, 002 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006>
  11° gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen : de lijst van alle rassen waarvan het zaaizaad op grond van artikelen 16 en 17 van de Richtlijn 2002/53/EG van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen, niet aan handelsbeperkingen ten aanzien van het ras onderworpen is;
  12° mengras : een aan de certificeringsdienst gemeld mengsel van gecertificeerd zaad van een bepaalde bestuiverafhankelijke hybride die officieel is toegelaten overeenkomstig Richtlijn 2002/53/EG, met gecertificeerd zaad van een of meer bepaalde, eveneens toegelaten, bestuivers, dat mechanisch is samengesteld in een verhouding, gezamenlijk bepaald door de personen die voor de instandhouding van deze componenten verantwoordelijk zijn;
  13° bestuiverafhankelijke hybride : de mannelijke steriele component in het mengras (vrouwelijke component);
  14° bestuiver : de stuifmeel leverende component in het mengras (mannelijke component);
  15° officiële maatregelen : maatregelen die uitgaan van of verricht worden :
  a) door autoriteiten van een staat;
  b) door publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen handelend onder de verantwoordelijkheid van een lid-Staat, op voorwaarde dat ze geen bijzonder voordeel ontlenen aan de resultaten van deze maatregel;
  c) voor hulpwerkzaamheden, door beëdigde natuurlijke personen handelend onder het toezicht van een lid-Staat, op voorwaarde dat ze geen bijzonder voordeel ontlenen aan de resultaten van deze maatregel;
  16° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het Landbouwbeleid;
  17° (de bevoegde entiteit : [2 [3 het Agentschap Landbouw en Zeevisserij, vermeld in artikel 29/1, eerste lid, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie]3]2;) <MB 2006-04-28/51, art. 91, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  18° in de handel brengen : de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van zaaizaad aan derden met het oog op commercieel gebruik, al of niet tegen vergoeding;
  Onder " in de handel brengen " wordt niet verstaan de handel in zaaizaad die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals het beschikbaar stellen van zaaizaad aan officiële onderzoeks- en controle-instanties of de levering van zaaizaad aan verleners van diensten voor verwerking of verpakking, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft.
  Onder " in de handel brengen " wordt niet verstaan, het leveren van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft noch op het product van de oogst. De leverancier van het zaaizaad verstrekt (de bevoegde entiteit) een afschrift van de desbetreffende delen van het contract met de dienstverlener. Daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte zaaizaad op dat moment voldoet. <MB 2006-04-28/51, art. 92, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  De voorwaarden voor de uitvoering van deze bepalingen worden vastgesteld door de minister, overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie;
  § 2. Overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie kan de minister specificeren en bepalen welke typen rassen, met inbegrip van de kruisingspartners, in aanmerking komen voor goedkeuring krachtens dit besluit.
  § 3. Wijzigingen in § 1, onder 3° en 4°, met het oog op de opneming in de werkingssfeer van dit besluit van hybriden van oliehoudende planten en vezelgewassen, die niet tot de zonnebloemhybriden behoren, worden vastgesteld door de minister overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie.
  § 4. (...) <BVR 2005-12-16/49, art. 2, 002 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006>
  ----------
  (1)<BVR 2010-05-21/06, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 30-06-2010>
  (2)<BVR 2014-12-19/B3, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<BVR 2024-01-26/31, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.1bis. [1 Het hoofd van de bevoegde entiteit kan de aangelegenheden die conform dit besluit en de uitvoeringsbepalingen ervan onder de bevoegdheid van de bevoegde entiteit vallen, subdelegeren aan personeelsleden van de bevoegde entiteit die onder zijn hiërarchisch gezag staan, tot op het meest functionele niveau.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-12-19/B3, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2015>

Art.2. Dit besluit is niet van toepassing op :
  1° zaden bestemd voor uitvoer naar landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap, voor zover de bestemming kan worden bewezen door de voortbrenger, de bereider of de houder, en bij die zaden een duidelijk zichtbaar bordje is geplaatst met de vermelding : " Uitvoer buiten de Europese Gemeenschap " als de zaden zich in een magazijn, bereidingsplaats of entrepot van een bereider, een invoerder of verkoper bevinden;
  2° zaden in doorvoer op voorwaarde dat ze vergezeld zijn van afdoende bewijsstukken over hun bestemming;
  3° zaden bestemd voor de sierteelt, voorzover de bestemming bewezen is.

HOOFDSTUK II. - De handel.
Afdeling I. - Bepalingen ten aanzien van de kwaliteit.
Art.3. § 1. Zaaizaad van de volgende planten mag alleen in de handel gebracht worden als het officieel goedgekeurd is als prebasiszaad, basiszaad of gecertificeerd zaad :

SareptamosterdBrassica juncea (L.) Czernj.et Cosson;
KoolzaadBrassica napus L. (partim);
RaapzaadBrassica rapa L. var. silvestris (Lam.) Briggs;
HennepCannabis sativa L.;
SaffloerCarthamus tinctorius L.;
KarwijCarum carvi L.;
SojaGlycine max (L.) Merr.;
KatoenGossypium spp.;
ZonnebloemHelianthus annuus L.;
10°Vezelvlas,
  oliehoudend vlas
Linum usitatissimum L.;
11°BlauwmaanzaadPapaver somniferum L.;
12°Gele mosterdSinapis alba L.;

  § 2. Zaaizaad van andere soorten oliehoudende planten en vezelgewassen dan die welke opgesomd worden in § 1, mag alleen in de handel worden gebracht als het gaat om officieel goedgekeurd prebasiszaad, basiszaad of gecertificeerd zaad, of om handelszaad.
  § 3. In afwijking van § 1 en § 2, mag niet-bewerkt zaad ook in de handel worden gebracht met het oog op zijn bewerking, voorzover de identiteit ervan officieel gewaarborgd is.

Art.4. § 1. Prebasiszaad en basiszaad dat niet voldoet aan de voorwaarden voor de kiemkracht gesteld in bijlage II mogen, in afwijking van het bepaalde in artikel 3, § 1 en § 2, in de handel worden gebracht op voorwaarde dat de leverancier een minimumkiemkracht waarborgt. Die kiemkracht wordt door de leverancier op een speciaal etiket samen met zijn naam en adres en het nummer van de partij vermeld.
  § 2. (In het belang van een snelle voorziening met zaad, mag, in afwijking van het bepaalde in artikel 3, § 1 en § 2, basiszaad, gecertificeerd zaad van alle soorten, of handelszaad, waarbij het officiële onderzoek naar de voorwaarden voor kiemkracht, opgesomd in bijlage II, nog niet voltooid is, in de handel gebracht worden tot en met de eerste commerciële afnemer. Dat kan uitsluitend gebeuren als een verslag van de voorlopige analyse van het zaad wordt voorgelegd aan de bevoegde entiteit, en als de naam en het adres van de eerste commerciële afnemer worden vermeld.
  De leverancier moet in dat geval van het eerste lid van § 2 de kiemkracht waarborgen die is vastgesteld bij de voorlopige analyse door deze op een speciaal etiket met de naam en het adres van de leverancier en het nummer van de partij aan te brengen.) <BVR 2005-12-16/49, art. 3, 002 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006>

Art.5. <BVR 2005-12-16/49, art. 4, 002 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006> In afwijking van de bepalingen van artikel 3, § 1 en § 2, kan de dienst aan producenten toestemming verlenen tot het in de handel brengen van :
  1° kleine hoeveelheden zaad voor wetenschappelijke of kweekdoeleinden;
  2° passende hoeveelheden zaad voor andere onderzoeks- of beproevingsdoeleinden, voorzover het gaat om zaad van een ras waarvoor een aanvraag tot opneming in de nationale rassencatalogus voor landbouwgewassen en groentegewassen is ingediend.
  De doeleinden waarvoor de vermelde toestemming wordt verleend, de voorschriften voor de etikettering van de verpakkingen evenals de hoeveelheden waarvoor en de voorwaarden waaronder die toestemming wordt verleend, worden door de minister vastgesteld.
  In geval van genetisch gemodificeerd materiaal mag daarvoor alleen toestemming worden verleend als alle passende maatregelen zijn genomen ter voorkoming van negatieve effecten voor de volksgezondheid en het milieu. Voor de milieurisicobeoordeling die in dat verband uitgevoerd moet worden, is artikel 4, § 3, van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen van toepassing.

Art.6. § 1. De minister staat toe dat zaad van oliehoudende planten en vezelgewassen in de handel wordt gebracht in de vorm van een mengras.
  § 2. De zaadcoating van de bestuiverafhankelijke hybride wordt anders gekleurd dan die van de bestuiver.

Afdeling II. - Bepalingen betreffende de verpakking en de aanduiding.
Art.7. § 1. Prebasiszaad, basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad mogen alleen in de handel gebracht worden in voldoende homogene partijen en in een gesloten verpakking, die overeenkomstig artikelen 8, 9 en 10 is voorzien van een sluitingssysteem en een aanduiding.
  § 2. De minister kan afwijkingen van § 1 vaststellen met betrekking tot verpakking, sluitingssysteem en aanduiding voor het in de handel brengen van kleine hoeveelheden ten behoeve van de laatste gebruiker.

Art.8. § 1. Verpakkingen van prebasiszaad, basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad zijn officieel of onder officieel toezicht zodanig gesloten dat ze niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of het in artikelen 9 en 10 bedoelde officiële etiket of de verpakking sporen van manipulatie vertoont.
  Voor een goede sluiting moet ten minste het etiket, bedoeld in het eerste lid, in het sluitingssysteem worden verwerkt of moet op de sluiting een officieel zegel zijn aangebracht. Deze maatregelen zijn evenwel niet noodzakelijk voor een sluitingssysteem dat niet opnieuw kan worden gebruikt. De volgende sluitingssystemen voor verpakking worden geacht aan deze voorwaarde te voldoen :
  1° de sluiting van papieren of plastic zakken die geen andere opening hebben dan de vulopening, die voorzien is van een zelfklevende of zelflassende sluiting die na het vullen zodanig wordt gesloten dat ze niet kan worden geopend zonder te worden beschadigd;
  2° de sluiting van zakken van een niet-geweven stof die met een naad worden gesloten, op voorwaarde dat op ten minste een kant van de opening een onuitwisbare opdruk voorkomt met een schaal van nummers die begint met het nummer 1 aan de bovenkant, of een soortgelijke opdruk (letters, tekening), die dient om aan te tonen dat de zakken nog hun oorspronkelijke afmetingen hebben.
  § 2. Een, eventueel herhaalde, nieuwe sluiting mag alleen officieel of onder officieel toezicht gebeuren. In dat geval moet eveneens op het etiket, bedoeld in artikelen 9 en 10, melding worden gemaakt van de laatste sluiting, de datum van aanbrenging daarvan en de (bevoegde entiteit) die de sluiting heeft aangebracht. <MB 2006-04-28/51, art. 92, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  § 3. De minister kan afwijkingen van § 1 vaststellen voor kleine verpakkingen gesloten op het Vlaamse grondgebied overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie.

Art.9. § 1. (Verpakkingen van basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad zijn aan de buitenkant voorzien van een nog niet gebruikt officieel etiket dat voldoet aan de vereisten van bijlage IV. De gegevens worden op het etiket vermeld in een van de officiële talen van de Europese Gemeenschap.
  De kleur van het etiket is wit voor basiszaad, blauw voor gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering vanaf basiszaad, rood voor gecertificeerd zaad van volgende vermeerderingen vanaf basiszaad en bruin voor handelszaad. De kleur van het etiket is blauw met een diagonaal lopende groene streep voor gecertificeerd zaad van een mengras.
  Als in het etiket een gaatje is gemaakt, wordt bij de bevestiging van dat etiket steeds een officieel zegel gebruikt.
  Als, in een geval als vermeld in artikel 4, het basiszaad niet voldoet aan de voorwaarden van bijlage II met betrekking tot de kiemkracht, is dat op het etiket vermeld.
  Het gebruik van officiële kleefetiketten is toegestaan.
  Het is toegestaan dat de voorgeschreven vermeldingen onder officieel toezicht onuitwisbaar op de verpakking worden aangebracht volgens het model van het etiket.) <BVR 2005-12-16/49, art. 5, 002 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006>
  § 2. Verpakkingen van basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad bevatten een officieel certificaat in de kleur van het etiket en met ten minste de gegevens die in bijlage IV, deel A, sub a), punt 4, 5 en 6 voor het etiket en sub b), punt 2, 5 en 6 voor handelszaad zijn voorgeschreven. Het certificaat heeft een zodanige vorm dat het niet kan worden verward met het in § 1 bedoelde etiket;
  Het certificaat is niet vereist als de gegevens onuitwisbaar op de verpakking zijn aangebracht of als overeenkomstig het bepaalde in § 1 een kleefetiket of een etiket van scheurvrij materiaal is gebruikt.

Art.10. De verpakkingen van prebasiszaad zijn aan de buitenkant voorzien van een officieel etiket waarop ten minste de volgende gegevens zijn vermeld :
  1° certificeringsdienst en lid-Staat of desbetreffend kenteken;
  2° partijnummer;
  3° maand en jaar van de sluiting of maand en jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van de certificering;
  4° soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de namen van de auteurs, in Latijns schrift;
  5° ras, ten minste vermeld in Latijns schrift;
  6° aanduiding " prebasiszaad ";
  7° aantal generaties dat aan het zaad van de categorie " gecertificeerd zaad " of van de categorie " gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering " voorafgaat.
  Het etiket is wit van kleur en heeft een diagonaal lopende paarse streep. Als in een geval als bedoeld in artikel 4, het zaad niet voldoet aan de in bijlage II opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht, is dat op het etiket vermeld.

Art.11. <BVR 2005-12-16/49, art. 6, 002 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006> § 1. Zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering dat officieel is goedgekeurd in een of meer lidstaten of in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap maar dat krachtens artikel 14, § 1, gelijkstelling heeft verkregen, of dat rechtstreeks afkomstig is van kruising van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een lidstaat met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap en dat in een andere lidstaat is geoogst, kan op verzoek, en onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, officieel worden goedgekeurd als gecertificeerd zaad, als het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de in bijlage I voor de categorie in kwestie vermelde voorwaarden en als bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.
  Als het zaad in dergelijke gevallen rechtstreeks is gewonnen uit officieel goedgekeurd zaad van vermeerderingen die aan het basiszaad voorafgaan, kan de minister machtiging verlenen voor de officiële goedkeuring als basiszaad, als voldaan is aan de voor die categorie vastgestelde voorwaarden.
  § 2. Zaad van oliehoudende planten en vezelgewassen dat in de Europese Gemeenschap is geoogst en dat bestemd is voor goedkeuring overeenkomstig § 1, moet :
  1° worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden, opgesomd onder A en B van bijlage V, overeenkomstig de bepalingen van artikel 8, § 1;
  2° vergezeld zijn van een document dat voldoet aan de voorwaarden, opgesomd onder C van bijlage V.
  § 3. Zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen dat in een land is geoogst dat geen lid is van de Europese Gemeenschap kan op verzoek officieel worden goedgekeurd als :
  1° het rechtstreeks afkomstig is van :
  a) basiszaad of gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering dat officieel is goedgekeurd in een of meer lidstaten of in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap maar dat krachtens artikel 14, § 1, gelijkstelling heeft verkregen;
  b) kruising van basiszaad dat officieel in een lidstaat is goedgekeurd met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap als vermeld in a);
  2° het onderworpen is aan een veldkeuring die voldoet aan de voorwaarden die voor de categorie in kwestie zijn vastgesteld in een krachtens artikel 14, § 2, 1°, vastgestelde beschikking betreffende de gelijkstelling;
  3° bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.

Art.12. Voor zaad van een ras dat genetisch is gemodificeerd, moet op elk officieel dan wel ander etiket of document dat krachtens het bepaalde in dit besluit op de partij zaad is aangebracht of deze partij vergezelt, duidelijk zijn vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd.

Art.13. In geval van een chemische behandeling van het prebasiszaad, het basiszaad, het gecertificeerd zaad van alle aard of het handelszaad, moet hiervan op het officiële etiket dan wel op een etiket van de leverancier, alsmede op of in de verpakking melding zijn gemaakt.
  Bovendien moet de naam van elke werkzame stof van het gebruikte product of de gebruikte producten vermeld worden op een door de leverancier aangebracht aanvullend etiket.
  Het is verboden zaaizaad in de handel te brengen dat scheikundig werd behandeld met een product dat hiertoe niet werd erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik. Voor zaaizaad dat reeds scheikundig behandeld wordt ingevoerd, volstaat evenwel dat de werkzame bestanddelen werden toegelaten overeenkomstig de voormelde reglementering.
  De minister kan, onder de voorwaarden die hij vaststelt, afwijkingen bepalen met het oog op wetenschappelijke opzoekingen en proefnemingen.

Afdeling III. - Overige bepalingen.
Art.14. <BVR 2005-12-16/49, art. 7, 002 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006> § 1. Zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, dat geen prebasiszaad is en dat in een land is geoogst dat geen lid is van de Europese Gemeenschap, mag enkel in de handel gebracht worden als de Raad vooraf heeft vastgesteld dat het in dat land geoogste zaad dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, en dat het zaad in dat opzicht gelijkwaardig is aan zaad dat in de Europese Gemeenschap is geoogst en dat beantwoordt aan de bepalingen van dit besluit.
  Bovendien moeten, in voorkomend geval, de bijzondere voorwaarden zijn vervuld, vastgesteld door de instellingen van de Europese Gemeenschap.
  § 2. De bepalingen van § 1 zijn eveneens van toepassing :
  1° op prebasiszaad, met dien verstande dat dit zaad alleen in de handel mag worden gebracht als de gelijkwaardigheid voor het basiszaad werd vastgesteld. De minister kan hiervoor afwijkingen bepalen;
  2° op het zaaizaad dat werd geoogst in iedere nieuwe lidstaat gedurende de periode vanaf zijn toetreding tot het tijdstip waarop hij aan de bepalingen van de voormelde Richtlijn 2002/57/EG moet voldoen.

Art.15. (Om tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich voordoen bij de algemene voorziening met basiszaad of gecertificeerd zaad van allerlei aard of handelszaad, en die niet op een andere manier overwonnen kunnen worden, kan de dienst, mits hij hiertoe gemachtigd is door de Europese Commissie, voor een vastgestelde periode de voor het oplossen van de voorzieningsmoeilijkheden nodige hoeveelheden zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld, of zaad van rassen die noch in de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen noch in de nationale rassencatalogus voorkomen, tot de handel toelaten.) <BVR 2005-12-16/49, art. 8, 002 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006>
  Als het een categorie zaad van een bepaald ras betreft, is het officiële etiket het etiket dat voor de overeenkomstige categorie is vastgesteld. Bij zaad van rassen die niet op bovengenoemde lijsten voorkomen, is het officiële etiket het voor handelszaad voorgeschreven etiket. In elk geval wordt op het etiket vermeld dat het zaad betreft dat tot een categorie behoort waaraan minder strenge eisen zijn gesteld.

Art.16. De minister kan de bijlagen van dit besluit aanvullen en wijzigen overeenkomstig de voorschriften van de instellingen van de Europese Gemeenschap.

HOOFDSTUK III. - De keuring.
Art.17. <BVR 2005-12-16/49, art. 9, 002 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006> De (bevoegde entiteit) is belast met de uitvoering van de controle op de productie van het inlandse zaaizaad. Die controle omvat : <MB 2006-04-28/51, art. 92, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  1° het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de aanvragen tot keuring van teelten, bestemd voor de productie van zaaizaad;
  2° de keuring van het gewas op het veld;
  3° het toezicht op de geoogste producten bij het vervoer, de inontvangstneming, het opslaan, het bereiden en het conditioneren;
  4° het onderzoek in laboratoria;
  5° het toezicht op het verrichten van de officiële sluitingen en het aanbrengen van officiële etiketten en certificaten overeenkomstig de bepalingen in artikel 7, 8, 9, 10, 11, 12,13;
  6° de controles op de onderzoeken onder officieel toezicht, zoals bepaald in artikel 17bis, 19 en 22.

Art. 17bis. <ingevoegd bij BVR 2005-12-16/49, art. 10 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006> De veldkeuring onder officieel toezicht als vermeld in artikel 1, § 1, 3°, d), 4°, a), 2), 4°, b), 3), 5°, d), 6°, d), 7°, d), 8°, d), 9°, d), en 10°, c), moet voldoen aan de volgende eisen :
  1° de keurmeesters nemen de volgende eisen in acht :
  a) ze moeten beschikken over de nodige technische vakbekwaamheid;
  b) ze halen geen persoonlijk voordeel uit de door hen uitgevoerde keuringen;
  c) ze zijn officieel erkend door de overheden die voor certificering bevoegd zijn. Dat houdt ofwel in dat ze beëdigd zijn, ofwel dat ze een verklaring hebben ondertekend waarin zij zichzelf ertoe verbinden de regels voor officiële onderzoeken in acht te nemen;
  d) zij voeren de keuringen onder officieel toezicht uit overeenkomstig de regels die voor officiële keuringen gelden;
  2° het te keuren zaadgewas wordt geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd waarvan de resultaten bevredigend waren;
  3° een gedeelte van de zaadgewassen wordt door officiële keurmeesters gecontroleerd. Dat gedeelte is ten minste 5 %;
  4° een gedeelte van de monsters van het van de zaadgewassen geoogste zaad wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtesten om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren;
  5° de minister kan beslissen dat een officieel erkende keurmeester die bewust of door nalatigheid de regels voor de officiële veldkeuring overtreedt, zijn erkenning als vermeld in 1°, c, verliest. Als een dergelijke overtreding wordt vastgesteld, wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad in kwestie nog steeds aan alle eisen voldoet.

Art.18. In het keurings- en certificeringsreglement, bedoeld in artikel 23, zijn de volgende voorwaarden opgenomen :
  1° de voorwaarden en bepalingen met betrekking tot de controle, bedoeld in artikel 17;
  2° de voorwaarden waaraan de natuurlijke of rechtspersonen moeten voldoen om gerechtigd te zijn, om een aanvraag tot keuring in te dienen voor teelten bestemd voor de productie van zaaizaad, en om de geoogste producten te onderwerpen aan de controles, bedoeld in artikel 17.
  Deze personen worden door de (bevoegde entiteit) erkend als uit een onderzoek blijkt dat de voorwaarden zijn vervuld. <MB 2006-04-28/51, art. 92, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2006>

Art.19. <BVR 2005-12-16/49, art. 11, 002 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006> § 1. Het officiële zaadonderzoek of het zaadonderzoek onder officieel toezicht als vermeld in artikel 1, § 1, 3°, d), 4°, a), 2), 4°, b), 3), 5°, d), 6°, d), 7°, d), 8°, d), 9°, d), en 10°, c), vindt plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of, bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de minister worden vastgesteld.
  § 2. Het zaadonderzoek onder officieel toezicht waarvan sprake is in § 1 moet voldoen aan de volgende eisen :
  1° zaadcontrole wordt verricht in laboratoria voor zaadcontrole die daartoe onder de in 2° tot en met 4° vermelde voorwaarden officieel zijn erkend door de overheden die voor certificering bevoegd zijn;
  2° het zaadcontrolelaboratorium moet een leidinggevende zaadcontroleur in dienst hebben die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de technische werkzaamheden van het laboratorium. Die zaadcontroleur moet over de vereiste bekwaamheid beschikken om in technisch opzicht een zaadcontrolelaboratorium te leiden.
  De zaadanalisten van het laboratorium moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken, die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële zaadanalisten geldende voorwaarden zijn georganiseerd, en die met officiële examens worden afgesloten.
  De lokalen waarin en de installaties waarmee het zaad door het laboratorium wordt behandeld, moeten officieel volgens de overheden die bevoegd zijn voor certificering voldoen voor de zaadcontrole waarvoor het laboratorium is erkend;
  3° het zaadcontrolelaboratorium moet aan een van de volgende kenmerken voldoen :
  a) een onafhankelijk laboratorium zijn;
  b) tot een zaadbedrijf behoren.
  In het in b) vermelde geval mag het laboratorium alleen zaadcontrole verrichten op partijen zaad die worden geproduceerd voor het zaadbedrijf waartoe het laboratorium behoort, tenzij tussen dat zaadbedrijf, degene die de certificering heeft aangevraagd en de overheden bevoegd voor certificering anders is overeengekomen;
  4° de overheden die bevoegd zijn voor certificering oefenen op de door het laboratorium uitgevoerde zaadcontrole deugdelijk toezicht uit;
  5° voor de doeleinden van het onder 4° vermelde toezicht wordt en percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad aan een officiële zaadcontrole onderworpen. Dat percentage moet zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, en over de geleverde rassen, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt ten minste 5 %.
  6° de minister kan overgaan tot de intrekking van de onder 1° vermelde erkenning van de officieel erkende zaadcontrolelaboratoria die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, het overtreden van de regels betreffende de officiële zaadcontrole. Als een dergelijke overtreding wordt vastgesteld, wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad in kwestie nog steeds aan alle eisen voldoet.

Art.20. De voor de keuring eventueel vereiste beschrijving van de genealogische bestanddelen wordt, op verzoek van de kweker, geheimgehouden.

Art.21. De minister kan om gegronde economische redenen, wat de inlandse productie betreft, voor de keuring van prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad van alle soorten strengere voorwaarden stellen dan die welke opgenomen zijn in bijlagen I en II.

Art.22. <BVR 2005-12-16/49, art. 12, 002 ; Inwerkingtreding : 02-02-2006> § 1. Bij het onderzoek van het zaad met het oog op de goedkeuring en bij het onderzoek van handelszaad gebeurt de bemonstering officieel of onder officieel toezicht als vermeld in artikel 1, § 1, 3°, d), 4°, a), 2), 4°, b), 3), 5°, d), 6°, d), 7°, d), 8°, d), 9°, d), en 10°, c), volgens de gebruikelijke internationale methoden of, bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de minister worden vastgesteld. Zaadbemonstering met het oog op de in artikel 25 vermelde controles moet echter officieel gebeuren.
  § 2. De bemonstering gebeurt uit homogene partijen. Het maximumgewicht van een partij en het minimumgewicht van een monster worden in bijlage III vermeld. Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt onder een homogene partij verstaan een hoeveelheid zaad die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit.
  § 3. De bemonstering onder officieel toezicht waarvan sprake is in § 1 moet voldoen aan de volgende eisen :
  1° zaadbemonstering wordt verricht door monsternemers die daartoe onder de in 2° tot en met 4° vermelde voorwaarden door de overheden die bevoegd zijn voor certificering zijn gemachtigd;
  2° monsternemers moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële monsternemers geldende voorwaarden zijn georganiseerd en die met officiële examens zijn afgesloten;
  3° monsternemers behoren tot een van de volgende categorieën :
  a) onafhankelijke natuurlijke personen;
  b) personen die in dienst zijn van natuurlijke personen of van rechtspersonen die niet betrokken zijn bij de productie, de teelt, de bewerking van of de handel in zaad;
  c) personen die in dienst zijn van natuurlijke personen of van rechtspersonen die zaad produceren, telen of bewerken dan wel zaad in de handel brengen.
  In het in c) vermelde geval mag een monsternemer alleen monsters nemen van partijen zaad die voor zijn werkgever worden geproduceerd, tenzij tussen zijn werkgever, degene die de certificering heeft aangevraagd en de overheden bevoegd voor certificering anders is overeengekomen;
  4° de overheden die bevoegd zijn voor certificering oefenen op de door de monsternemers verrichte bemonsteringen deugdelijk toezicht uit. Bij automatische bemonstering moeten passende procedures worden gevolgd en met officieel toezicht worden uitgeoefend;
  5° voor de doeleinden van het onder 4° vermelde toezicht worden van een percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad door officiële monsternemers steekproefsgewijs monsters genomen. Dat percentage moet zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, en over de geleverde rassen, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt ten minste 5 %. Die steekproefsgewijze bemonstering is niet van toepassing op automatische bemonstering.
  De overheden die bevoegd zijn voor certificering vergelijken de officieel genomen zaadmonsters met die welke onder officieel toezicht van dezelfde partij zaad zijn genomen;
  6° de minister kan overgaan tot de intrekking van de onder 1° vermelde erkenning van de officieel erkende monsternemers die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, het overtreden van de regels betreffende de officiële bemonstering. Als een dergelijke overtreding wordt vastgesteld, wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad in kwestie nog steeds aan alle eisen voldoet.

Art.23. Op voorstel van (de bevoegde entiteit) stelt de minister een keurings- en certificeringsreglement van zaaizaden van oliehoudende planten en vezelgewassen vast. <MB 2006-04-28/51, art. 92, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2006>

HOOFDSTUK IV. - Controle van de handel en strafbepalingen.
Art.24. Door officiële steekproeven wordt nagegaan of het in de handel gebrachte zaad van oliehoudende planten en vezelgewassen beantwoordt aan de in dit besluit opgenomen voorwaarden. De bemonstering en het officiële zaadonderzoek vinden plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de minister worden vastgesteld. De bemonstering gebeurt uit homogene partijen en het maximumgewicht van een partij wordt vermeld in bijlage III.
  Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt onder een homogene partij verstaan een hoeveelheid die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit.

Art.25. Onverminderd het vrije verkeer van zaad binnen de Europese Gemeenschap neemt de minister de nodige maatregelen opdat hij bij het in de handel brengen van uit derde landen ingevoerde hoeveelheden zaad van meer dan 2 kg van de volgende gegevens in kennis wordt gesteld :
  1° soort;
  2° ras;
  3° categorie;
  4° producerend land en officiële keuringsdienst;
  5° land van verzending;
  6° invoerder;
  7° hoeveelheid zaaizaad.

Art.26. § 1. Om rekening te houden met de ontwikkelingen op de volgende gebieden, en volgens de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie, kan de minister specifieke voorwaarden vaststellen :
  1° waaronder chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht;
  2° waaronder zaad in de handel mag worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzame gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen, met inbegrip van zaadmengsels van soorten waarvan ook soorten zijn opgenomen in artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogus voor landbouwgewassen, en die worden geassocieerd met specifieke natuurlijke en semi-natuurlijke habitats en die bedreigd worden door genetische erosie;
  3° waaronder voor de biologische teelt geschikt zaad in de handel mag worden gebracht.
  § 2. De in § 1 bedoelde specifieke voorwaarden omvatten met name de volgende punten :
  1° in het onder § 1, 2° bedoelde geval is het zaad van deze soorten van een bekende herkomst die is erkend door de minister;
  2° in het onder § 1, 2° bedoelde geval passende kwantitatieve beperkingen.

Art.27. De termijn, waarvoor de bij artikel 6 van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt bedoelde overheidspersonen, op grond van artikel 13 van die wet, de bij dit besluit gereglementeerde producten bij administratieve maatregel voorlopig in beslag mogen nemen, is vastgesteld op drie maanden.

Art.28. De facturen, contracten, catalogi, omzendbrieven, offerten voor verkoop en andere gelijksoortige documenten moeten de aanduidingen dragen, die naar gelang van het geval, zijn voorgeschreven voor het etiket in bijlage IV, A, a) 5, 6, 7 en 10 of in bijlage IV, A, b) 2, 6, 7 en 9.

Art.29. De bereiders, invoerders en verkopers moeten de aankoopfactuur, een afschrift van de verkoopfactuur en de vervoersdocumenten, bewaren gedurende drie jaar vanaf 1 januari van het jaar dat op de datum van de documenten volgt, om ze zonder verplaatsing aan de beambten, belast met het toezicht over de toepassing van dit besluit, op hun verzoek voor te leggen.

Art.30. Overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt.

HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen.
Art.31. Dit besluit doet geen afbreuk aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 3 mei 1994 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen en van zijn uitvoeringsbesluiten.

Art.32. De Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid, kan de bijlagen bij dit besluit wijzigen voorzover de wijziging in overeenstemming is met de Richtlijn.

Art.33. Het koninklijk besluit van 2 mei 2001 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, wordt opgeheven.

Art.34. Het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van zaaizaden van oliehoudende planten en vezelgewassen, genomen ter uitvoering van het koninklijk besluit, bedoeld in artikel 33, blijft van toepassing tot het uitdrukkelijk wordt opgeheven.

Art.35. De Vlaamse minister, bevoegd voor het Landbouwbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art.36. Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

BIJLAGEN.
Art. N1.[1 Bijlage I. - Voorwaarden waaraan het zaad moet voldoen
   1. Op het perceel mag geen voorvrucht zijn verbouwd die zich niet verdraagt met de productie van zaaizaad van de soort en het ras van het betrokken gewas. Het perceel moet ook voldoende vrij zijn van opslag van de voorvrucht.
   In het geval van hybriden van Brassica napus moet het gewas geteeld worden op percelen waar sedert vijf jaar geen planten van Brassicaceae (Cruciferae) meer zijn geteeld.
   2. Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste vreemdbestuiving kunnen leiden :


gewasminimumafstand
  
andere Brassica spp. dan Brassica napus, andere Cannabis sativa dan eenhuizige Cannabis sativa, Carthamus tinctorius, Carum carvi, andere Gossypium spp. dan hybriden van Gossypium hirsutum en/of Gossypium barbadense, Sinapis alba :
  
- voor de productie van basiszaad400 m
  
- voor de productie van gecertificeerd zaad200 m
  
Brassica napus :
  
- voor de productie van basiszaad van andere rassen dan hybriden200 m
  
- voor de productie van basiszaad van hybriden500 m
  
- voor de productie van gecertificeerd zaad van andere rassen dan hybriden100 m
  
- voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriden300 m
  
Cannabis sativa, eenhuizige Cannabis sativa :
  
- voor de productie van basiszaad5000 m
  
- voor de productie van gecertificeerd zaad1000 m
  
Helianthus annuus :
  
- voor de productie van basiszaad van hybriden1500 m
  
- voor de productie van basiszaad van andere rassen dan hybriden750 m
  
- voor de productie van gecertificeerd zaad500 m
  
Gossypium hirsutum en/of Gossypium barbadense :
  
- voor de productie van basiszaad van ouderlijnen van Gossypium hirsutum100 m
  
- voor de productie van basiszaad van ouderlijnen van Gossypium barbadense200 m
  
- voor de productie van gecertificeerd zaad van niet-hybride soorten en intraspecifieke hybriden van Gossypium hirsutum, geproduceerd zonder cytoplasmatische mannelijke steriliteit (CMS)30 m
  
- voor de productie van gecertificeerd zaad van intraspecifieke hybriden van Gossypium hirsutum, geproduceerd met CMS800 m
  
- voor de productie van gecertificeerd zaad van niet-hybride soorten en intraspecifieke hybriden van Gossypium barbadense, geproduceerd zonder CMS150 m
  
- voor de productie van gecertificeerd zaad van intraspecifieke hybriden van Gossypium barbadense, geproduceerd met CMS800 m
  
- voor de productie van basiszaad van stabiele interspecifieke hybriden van Gossypium hirsutum en Gossypium barbadense200 m
  
- voor de productie van gecertificeerd zaad van stabiele interspecifieke hybriden van Gossypium hirsutum en Gossypium barbadense en hybriden, geproduceerd zonder CMS150 m
  
- voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriden van Gossypium hirsutum en Gossypium barbadense, geproduceerd met CMS800 m

   Deze afstanden hoeven niet in acht genomen te worden als er voldoende bescherming tegen ongewenste vreemdbestuiving aanwezig is.
   3. Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn. Een gewas van een ingeteelde stam moet voldoende echt en zuiver zijn met betrekking tot zijn eigenschappen.
   Bij de productie van zaad van hybriderassen zijn de bovenstaande bepalingen ook van toepassing op de eigenschappen van de kruisingspartners, inclusief mannelijke steriliteit of herstel van de fertiliteit.
   In het bijzonder moeten gewassen van Brassica juncea, Brassica nigra, Cannabis sativa, Carthamus tinctorius, Carum carvi, Gossypium spp. en hybriden van Helianthus annuus en Brassica napus aan de volgende andere normen of voorwaarden voldoen.
   A. Brassica juncea, Brassica nigra, Cannabis sativa, Carthamus tinctorius, Carum carvi en Gossypium spp., andere dan hybriden :
   het aantal planten van deze soorten dat duidelijk niet tot het betrokken ras behoort, mag niet meer bedragen dan :
   1° 1 per 30 m2 voor de productie van basiszaad;
   2° 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad.
   B. Hybriden van Helianthus annuus :
   a) het percentage aan planten die duidelijk niet tot de ingeteelde stam of de kruisingspartner behoren, mag niet meer bedragen dan :


aa) voor de productie van basiszaad :
  
i) ingeteelde stammen0,2 %
  
ii) enkelvoudige hybriden :
  
- mannelijke kruisingspartner, planten die stuifmeel hebben afgegeven wanneer 2 % of meer van de vrouwelijke planten bevrucht kan worden0,2 %
  
- vrouwelijke kruisingspartner0,5 %
  
bb) voor de productie van gecertificeerd zaad :
  
- mannelijke kruisingspartner, planten die stuifmeel hebben afgegeven wanneer 5 % of meer van de vrouwelijke planten bevrucht kan worden0,5 %
  
- vrouwelijke kruisingspartner1,0 %

   b) voor de productie van zaad van hybriderassen moet aan de volgende andere normen of voorwaarden worden voldaan :
   aa) de planten van de mannelijke kruisingspartner moeten voldoende stuifmeel afgeven wanneer de planten van de vrouwelijke kruisingspartner in bloei staan;
   bb) wanneer de planten van de vrouwelijke kruisingspartner bevrucht kunnen worden, mag het percentage aan planten van de vrouwelijke kruisingspartner die stuifmeel hebben afgegeven of afgeven, niet meer bedragen dan 0,5 %;
   cc) voor de productie van basiszaad mag het totale percentage aan planten van de vrouwelijke kruisingspartner die duidelijk niet tot de kruisingspartner behoren en die stuifmeel hebben afgegeven of afgeven, niet meer bedragen dan 0,5 %;
   dd) wanneer niet aan de voorwaarden vermeld in bijlage II, deel I, punt 2, kan worden voldaan, moet aan de volgende voorwaarde worden voldaan : voor de productie van gecertificeerd zaad moet een mannelijke steriele kruisingspartner worden gebruikt in combinatie met een mannelijke kruisingspartner die een of meer specifieke lijnen voor herstel van de fertiliteit bevat, zodat niet minder dan een derde van de planten die worden gekweekt uit de verkregen hybride, stuifmeel produceert dat in alle opzichten normaal lijkt.
   C. Hybriden van Brassica napus, geproduceerd door gebruik te maken van mannelijke steriliteit :
   a) het percentage aan planten die duidelijk niet tot de ingeteelde stam of de kruisingspartner behoren, mag niet meer bedragen dan :


aa) voor de productie van basiszaad :
  
i) ingeteelde stammen0,1 %
  
ii) enkelvoudige hybriden :
  
- mannelijke kruisingspartner0,1 %
  
- vrouwelijke kruisingspartner0,2 %
  
bb) voor de productie van gecertificeerd zaad :
  
- mannelijke kruisingspartner0,3 %
  
- vrouwelijke kruisingspartner1,0 %

   b) voor de productie van basiszaad moet de mannelijke steriliteit ten minste 99 % bedragen en voor de productie van gecertificeerd zaad ten minste 98 %. De mate van mannelijke steriliteit moet worden bepaald door bloemen te onderzoeken op de afwezigheid van vruchtbare helmknoppen.
   D. Hybriden van Gossypium hirsutum en Gossypium barbadense :
   a) in gewassen voor de productie van basiszaad van ouderlijnen van Gossypium hirsutum en Gossypium barbadense moet de minimale raszuiverheid van zowel de vrouwelijke als de mannelijke ouderlijn 99,8 % bedragen wanneer 5 % of meer van de zaaddragende planten kan worden bevrucht. De mate van mannelijke steriliteit van de zaaddragende ouderlijn moet worden bepaald door de bloemen te onderzoeken op de aanwezigheid van steriele helmknoppen, en mag niet minder bedragen dan 99,9 %.
   b) in gewassen voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriderassen van Gossypium hirsutum en/of Gossypium barbadense moet de minimale raszuiverheid van zowel de zaaddragende ouderlijn als de stuifmeelouderlijn 99,5 % bedragen wanneer 5 % of meer van de zaaddragende planten kan worden bevrucht. De mate van mannelijke steriliteit van de zaaddragende ouderlijn moet worden bepaald door de bloemen te onderzoeken op de aanwezigheid van steriele helmknoppen, en mag niet minder bedragen dan 99,7 %.
  [3 3/1. Als na de toepassing van punt 1 en 3 twijfel blijft bestaan over de rasechtheid van het zaad, kan de bevoegde entiteit voor het onderzoek naar die rasechtheid een internationaal erkende en reproduceerbare biochemische of moleculaire techniek gebruiken, conform de toepasselijke internationale normen.]3
   4. [2 Het gewas is nagenoeg vrij van plaagorganismen die de bruikbaarheid en de kwaliteit van het teeltmateriaal verminderen. Het gewas voldoet ook aan de volgende eisen:
   1° de eisen voor EU-quarantaineorganismen, plaagorganismen met quarantainestatus voor een beschermd gebied en gereguleerde niet-quarantaineorganismen die zijn opgenomen in de uitvoeringshandelingen die zijn vastgesteld krachtens verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad;
   2° de eisen, vermeld in de maatregelen die krachtens artikel 30, lid 1, van de voormelde verordening zijn vastgesteld.
   De aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op de gewassen voldoet aan de eisen, vermeld in de volgende tabel:


<td colspan="5" valign="top">schimmels en oömyceten
gereguleerde niet-quarantaine-organismen of symptomen veroorzaakt door gereguleerde niet quarantaineorganismen voor opplant bestemde planten (geslacht of soort) drempel-waarden voor de productie van prebasiszaad drempel-waarden voor de productie van basiszaad drempel-waarden voor de productie van gecertificeerd zaad
Plasmopara halstedii (Farlow) Berlese & de Toni [PLASHA] Helianthus annuus L. 0 % 0 % 0 %
Onder de voormelde gereguleerde niet-quarantaineorganismen wordt verstaan: de door de EU gereguleerde niet-quarantaineorganismen, vermeld in artikel 36 van de voormelde verordening.]2
   5. Of aan de bovenvermelde andere normen of voorwaarden is voldaan, wordt voor basiszaad vastgesteld door middel van officiële veldkeuringen, en voor gecertificeerd zaad door middel van officiële veldkeuringen of veldkeuringen uitgevoerd onder officieel toezicht. Bij de veldkeuringen moeten de volgende punten in acht worden genomen :
   A. De stand en het ontwikkelingsstadium van het gewas moeten een afdoend onderzoek mogelijk maken.
   B. Voor andere gewassen dan hybriden van Helianthus annuus, Brassica Napus, Gossypium hirsutum en Gossypium barbadense moet ten minste één keuring worden verricht.
   Voor hybriden van Helianthus annuus moeten ten minste twee keuringen worden verricht.
   Voor hybriden van Brassica napus moeten ten minste drie keuringen worden verricht : de eerste moet vóór de bloei plaatsvinden, de tweede tijdens de vroege bloei en de derde aan het einde van de bloei.
   Voor hybriden van Gossypium hirsutum en/of Gossypium barbadense moeten ten minste drie keuringen worden verricht : de eerste moet tijdens de vroege bloei plaatsvinden, de tweede vóór het einde van de bloei en de derde aan het einde van de bloei nadat, indien nodig, de stuifmeelouderplanten zijn verwijderd.
   C. De grootte, het aantal en de verdeling van de perceelsgedeelten waarvoor moet worden nagegaan of aan de bepalingen van deze bijlage wordt voldaan, moeten worden vastgesteld volgens daartoe passende methoden.]1
  ----------
  (1)<BVR 2010-05-21/06, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 30-06-2010>
  (2)<MB 2020-07-23/05, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 31-05-2020>
  (3)<MB 2022-03-24/12, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2022>

Art. N2.[1 Bijlage II. - Voorwaarden waaraan het zaaizaad moet voldoen
   I. BASISZAAD EN GECERTIFICEERD ZAAD
   1. Het zaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn. In het bijzonder moet zaad van de onderstaande soorten voldoen aan de volgende andere normen of voorwaarden :


soorten en categorieënminimale mechanische zuiverheid (%)
  
Arachis hypogaea :
  
- basiszaad99,7
  
- gecertificeerd zaad99,5
  
Brassica napus, andere dan hybriden, met uitzondering van de uitsluitend voor voederdoeleinden bestemde rassen; Brassica rapa, met uitzondering van de uitsluitend voor voederdoeleinden bestemde rassen :
  
- basiszaad99,9
  
- gecertificeerd zaad99,7
  
Brassica napus spp., andere dan hybriden, uitsluitend voor voederdoeleinden bestemde rassen, Brassica rapa, uitsluitend voor voederdoeleinden bestemde rassen. Helianthus annuus andere dan hybriderassen, met inbegrip van de kruisingspartners ervan, Sinapis alba :
  
- basiszaad99,7
  
- gecertificeerd zaad99,0
  
Glycine max :
  
- basiszaad99,5
  
- gecertificeerd zaad99,0
  
Linum usitatissimum :
  
- basiszaad99,7
  
- gecertificeerd zaad, eerste vermeerdering98,0
  
- gecertificeerd zaad, tweede en derde vermeerdering97,5
  
Papaver somniferum :
  
- basiszaad99,0
  
- gecertificeerd zaad98,0

   Of aan de eisen van minimale raszuiverheid is voldaan, wordt hoofdzakelijk nagegaan door middel van de veldkeuringen, vermeld in bijlage I.
   2. Voor hybriden van Brassica napus die geteeld zijn door gebruik te maken van mannelijke steriliteit, moet het zaad voldoen aan de normen en voorwaarden, vermeld in a) tot en met d) :
   a) Het zaaizaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn wat betreft de kenmerken van de kruisingspartners, met inbegrip van de mannelijke steriliteit of herstel van de fertiliteit.
   b) [2 De minimale raszuiverheid van het zaaizaad moet als volgt zijn:
   1) basiszaad, vrouwelijke kruisingspartner: 99,0 %;
   2) basiszaad, mannelijke kruisingspartner: 99,9 %;
   3) gecertificeerd zaad van winterkoolzaadrassen: 90,0 %;
   4) gecertificeerd zaad van zomerkoolzaadrassen: 85,0 %.]2
   c) Zaaizaad wordt alleen gecertificeerd als gecertificeerd zaaizaad als naar behoren rekening is gehouden met de resultaten van een officiële nacontrole in het veld met gebruikmaking van officiële monsters van basiszaad, die is verricht tijdens het groeiseizoen van het zaaizaad waarvoor certificering als gecertificeerd zaaizaad is aangevraagd, om na te gaan of het basiszaad voldoet aan de eisen ten aanzien van de identiteit, wat betreft de kenmerken van de kruisingspartners, met inbegrip van mannelijke steriliteit, en aan de normen van basiszaad bepaald voor de minimale raszuiverheid, vermeld in b).
   In het geval van basiszaad van hybriden kan de raszuiverheid worden beoordeeld met geschikte biochemische methoden.
   d) De naleving van de normen voor de minimale raszuiverheid van gecertificeerd zaad van hybriden, vermeld in b), moet worden bewaakt door middel van officiële nacontroles met gebruikmaking van een adequaat gedeelte van de officieel genomen zaadmonsters. Geschikte biochemische methoden mogen worden gebruikt.
   3. Als niet aan de voorwaarden, vermeld in bijlage I, punt 3, B, b), dd), kan worden voldaan, moet aan de volgende voorwaarde worden voldaan : als voor de productie van gecertificeerd zaad van hybriden van Helianthus annuus gebruik is gemaakt van een vrouwelijke, mannelijke steriele kruisingspartner en een mannelijke kruisingspartner die de mannelijke fertiliteit niet herstelt, moet het door de mannelijke steriele kruisingspartner geproduceerde zaad worden gemengd met door de volledig vruchtbare kruisingspartner geproduceerd zaad. De verhouding tussen het zaad van de mannelijke steriele kruisingspartner en dat van de mannelijke fertiele kruisingspartner mag niet groter zijn dan 2:1.
   4. Het zaaizaad moet voor kiemkracht, mechanische zuiverheid en gehalte aan zaden van andere plantensoorten (inclusief Orobanche spp.) aan de volgende andere normen of voorwaarden voldoen :
   A. Tabel :


<td colspan="5" valign="top">maximumgehalte aan zaden van andere plantensoorten in een monster waarvan het gewicht is aangegeven in bijlage III, kolom 4 (totaal per kolom)<td colspan="7" valign="top">
soorten en categorieënminimum-kiemkracht (% zuiver zaad)mechanische zuiverheid
  minimale mechanische zuiverheid (gewichts- %)maximumgehalte aan zaad van andere plantensoorten (gewichts- %)andere plantensoorten a)Avena fatua, Avena sterilisCuscuta spp.Raphanus raphanistrumRumex spp. andere dan Rumex acetosellaAlopecurus myosuroidesLolium remotumvoorwaarden voor het gehalte aan zaden van Orobranche
123456789101112
  
Arachis hypogaea7099-500 (c)    
  
Brassica spp.          
  
- basiszaad85980,3-00 (c) (d)102  
  
- gecertificeerd zaad85980,3-00 (c) (d)105  
  
Cannabis sativa7598-30 (b)00 (c)    (e)
  
Carthamus tinctorius7598-500 (c)    (e)
  
Carum carvi7097-25 (b)00 (c) (d)10 3 
  
Glycine max8098-500 (c)    
  
Gossypium spp.8098-1500 (c)    
  
Helianthus annuus8598-500 (c)    
  
Linum usitatissimum :          
  
- vlas9299-1500 (c) (d)  42
  
- lijnzaad8599-1500 (c) (d)  42
  
Papaver somniferum8098-25 (b)00 (c) (d)    
  
Sinapis alba :          
  
- basiszaad85980,3-00 (c) (d)102  
  
- gecertificeerd zaad85980,3-00 (c) (d)105  

   B. Andere normen of voorwaarden waaraan moet worden voldaan, als daarnaar wordt verwezen in de tabel, vermeld in deel I, punt 4, A :
   a) het maximumgehalte aan zaden, vermeld in kolom 5, omvat ook de zaden van de soorten, vermeld in kolom 6 tot en met 11;
   b) het totale aantal zaden van andere plantensoorten wordt alleen bepaald als er twijfel over bestaat of aan de voorwaarden, vermeld in kolom 5, is voldaan;
   c) het aantal zaden van Cuscuta spp. wordt alleen bepaald als er twijfel over bestaat of aan de voorwaarden, vermeld in kolom 7, is voldaan;
   d) de aanwezigheid van één zaadkorrel van Cuscuta spp. in een monster van het voorgeschreven gewicht geldt niet als onzuiverheid als een tweede monster van hetzelfde gewicht vrij is van zaden van Cuscuta spp.;
   e) het zaad moet volledig vrij zijn van Orobanche spp. : de aanwezigheid van één zaadkorrel van Orobanche spp. in een monster van 100 g geldt evenwel niet als onzuiverheid als een tweede monster van 200 g volledig vrij is van Orobanche spp.
   5. [3 Het zaad is nagenoeg vrij van plaagorganismen die de bruikbaarheid en de kwaliteit van het teeltmateriaal verminderen. Het zaad voldoet ook aan de volgende eisen:
   1° de eisen voor EU-quarantaineorganismen, plaagorganismen met quarantainestatus voor een beschermd gebied en gereguleerde niet-quarantaineorganismen die zijn opgenomen in de uitvoeringshandelingen die zijn vastgesteld krachtens verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad;
   2° de eisen, vermeld in de maatregelen die krachtens artikel 30, lid 1, van de voormelde verordening zijn vastgesteld.
   De aanwezigheid van gereguleerde niet-quarantaineorganismen op het zaad en de respectieve categorieën voldoet aan de eisen, vermeld in de volgende tabel:


<td colspan="5" valign="top">schimmels en oömyceten
gereguleerde niet-quarantaine-organismen of symptomen veroorzaakt door gereguleerde niet-quarantaine-organismen voor opplant bestemde planten (geslacht of soort) drempel waarden voor prebasiszaad drempel waarden voor basiszaad drempel waarden voor gecertificeerd zaad
Alternaria linicola Groves & Skolko [ALTELI] Linum usitatissimum L. 5 %
   5% aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp.
5 %
   5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp.
5 %
   5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp.
Boeremia exigua var. linicola (Naumov & Vassiljevsky) Aveskamp, Gruyter & Verkley [PHOMEL] Linum usitatissimum L. - vezelvlas 1 %
   5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp.
1 %
   5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp.
1 %
   5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp.
Boeremia exigua var. Linicola (Naumov & Vassiljevsky) Aveskamp, Gruyter & Verkley [PHOMEL] Linum usitatissimum L. - lijnzaad 5 %
   5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp.
5 %
   5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp.
5 %
   5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp.
Botrytis cinerea de Bary [BOTRCI] Helianthus annuus L., Linum usitatissimum L. 5 % 5 % 5 %
Colletotrichum lini Westerdijk [COLLLI] Linum usitatissimum L. 5 %
   5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp.
5 %
   5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp.
5 %
   5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp.
Diaporthe caulivora (Athow & Caldwell) J.M. Santos, Vrandecic & A.J.L. Phillips [DIAPPC]
   Diaporthe phaseolorum var. sojae Lehman [DIAPPS]
Glycine max (L.) Merr 15 % voor besmetting met het Phomopsis-complex 15 % voor besmetting met het Phomopsis-complex 15 % voor besmetting met het Phomopsis-complex
Fusarium (anamorf geslacht) Link [1FUSAG]
   met uitzondering van Fusarium oxysporum f. sp. albedinis (Kill. & Maire) W.L. Gordon [FUSAAL] en Fusarium circinatum Nirenberg & O'Donnell [GIBBCI]
Linum usitatissimum L. 5 %
   5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp.
5 %
   5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp.
5 %
   5 % aangetast door Alternaria linicola, Boeremia exigua var. linicola, Colletotrichium lini en Fusarium spp.
Plasmopara halstedii (Farlow) Berlese & de Toni [PLASHA] Helianthus annuus L. 0 % 0 % 0 %
Sclerotinia sclerotiorum (Libert) de Bary [SCLESC] Brassica rapa L. var. silvestris (Lam.) Briggs, niet meer dan vijf sclerotiën of delen van sclerotiën aangetroffen bij een laboratorium-onderzoek van een representatief monster van elke partij zaad, van een in bijlage III, kolom 4, aangegeven formaat niet meer dan vijf sclerotiën of delen van sclerotiën aangetroffen bij een laboratorium-onderzoek van een representatief monster van elke partij zaad, van een in bijlage III, kolom 4, aangegeven formaat niet meer dan vijf sclerotiën of delen van sclerotiën aangetroffen bij een laboratorium-onderzoek van een representatief monster van elke partij zaad, van een in bijlage III, kolom 4, aangegeven formaat
Sclerotinia sclerotiorum (Libert) de Bary [SCLESC] Brassica napus L. (partim), Helianthus annuus L. niet meer dan tien sclerotiën of delen van sclerotiën aangetroffen bij een laboratorium-onderzoek van een representatief monster van elke partij zaad, van een in bijlage III, kolom 4, aangegeven formaat niet meer dan tien sclerotiën of delen van sclerotiën aangetroffen bij een laboratorium-onderzoek van een representatief monster van elke partij zaad, van een in bijlage III, kolom 4, aangegeven formaat niet meer dan tien sclerotiën of delen van sclerotiën aangetroffen bij een laboratorium-onderzoek van een representatief monster van elke partij zaad, van een in bijlage III, kolom 4, aangegeven formaat
Sclerotinia sclerotiorum (Libert) de Bary [SCLESC] Sinapis alba L. niet meer dan vijf sclerotiën of delen van sclerotiën aangetroffen bij een laboratorium-onderzoek van een representatief monster van elke partij zaad, van een in bijlage III, kolom 4, aangegeven formaat niet meer dan vijf sclerotiën of delen van sclerotiën aangetroffen bij een laboratorium-onderzoek van een representatief monster van elke partij zaad, van een in bijlage III, kolom 4, aangegeven formaat niet meer dan vijf sclerotiën of delen van sclerotiën aangetroffen bij een laboratorium-onderzoek van een representatief monster van elke partij zaad, van een in bijlage III, kolom 4, aangegeven formaat".
]3]1
  ----------
  (1)<BVR 2010-05-21/06, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 30-06-2010>
  (2)<MB 2016-06-03/12, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (3)<MB 2020-07-23/05, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 31-05-2020>

Art. N3.[1 Bijlage III. - Gewicht van een partij zaaizaad en van een monster


soortmaximumgewicht van een partij (ton)minimumgewicht van een monster dat van een partij wordt genomen (gram)gewicht van een monster voor de bepaling van het aantal, vermeld in bijlage II, deel I, punt 4, A, kolom 5 tot en met 11, en in bijlage II, deel I, punt 4, A, kolom 5 (gram)
  
1234
  
Arachis hypogaea3010001000
  
Brassica juncea1010040
  
Brassica napus10200100
  
Brassica nigra1010040
  
Brassica rapa1020070
  
Cannabis sativa10600600
  
Carthamus tinctorius25900900
  
Carum carvi1020080
  
Glycine max3010001000
  
Gossypium spp.2510001000
  
Helianthus annuus2510001000
  
Linum usitatissimum10300150
  
Papaver somniferum105010
  
Sinapis alba10400200

  Het maximumgewicht van de partij mag niet met meer dan 5 % worden overschreden.]1
  ----------
  (1)<BVR 2010-05-21/06, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 30-06-2010>

Art. N4.Bijlage IV. - Etiket.
  A. Te vermelden gegevens :
  a) Voor basiszaad en gecertificeerd zaad :
  1. " EG-systeem ";
  2. keuringsdienst en lidstaat of desbetreffend kenteken;
  [1 2/1. Officieel volgnummer;]1
  3. - maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven " gesloten in........ " (maand en jaar);
  - maand en jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van het besluit van certificering, op de volgende wijze aangegeven " monster genomen in........ " (maand en jaar);
  4. partijnummer;
  5. soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift;
  6. ras, ten minste vermeld in Latijns schrift;
  7. categorie;
  8. producerend land;
  9. opgegeven netto- of brutogewicht;
  10. als het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht van de zuivere zaden en het totaalgewicht;
  11. bij rassen die hybriden of ingeteelde stammen zijn :
  1) voor basiszaad waarvan de hybride of de ingeteelde stam waartoe het zaad behoort, officieel aanvaard is overeenkomstig het bepaalde in Richtlijn 2002/53/EG : de naam van deze kruisingspartner, waaronder het officieel is aanvaard, met of zonder verwijzing naar het uiteindelijke ras, waaraan, in geval van hybriden of ingeteelde stammen die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als kruisingspartner voor de uiteindelijke rassen, het woord " kruisingspartner " wordt toegevoegd;
  2) voor basiszaad in andere gevallen : de naam van de kruisingspartner waartoe het basiszaad behoort, die in code mag worden gegeven, met daarbij een verwijzing naar het uiteindelijke ras, met of zonder vermelding van de functie (mannelijk of vrouwelijk), waaraan het woord " kruisingspartner " wordt toegevoegd;
  3) voor gecertificeerd zaad : de naam van het ras waartoe het zaad behoort, met daarbij het woord " hybride ";
  12. waar tenminste voor de kiemkracht nacontrole werd verricht, mogen de woorden " Nacontrole verricht... (maand en jaar) ", en de voor deze nacontrole verantwoordelijke dienst worden vermeld. Deze gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket.
  b) Voor gecertificeerd zaad van een mengras :
  de onder a) vereiste informatie, behalve dat in plaats van de naam van het ras de naam van het mengras moet worden vermeld (het woord " mengras " en de naam daarvan), alsmede, per ras, het gewichtspercentage van de verschillende kruisingspartners; indien het gewichtspercentage schriftelijk aan de koper is meegedeeld, op diens verzoek, en officieel is vastgelegd, hoeft slechts de naam van het mengras te worden vermeld.
  c) Voor handelszaad :
  1. " EG-systeem ";
  2. " handelszaad (niet naar het ras goedgekeurd) ";
  3. keuringsdienst en lidstaat of desbetreffend kenteken;
  [1 3/1. Officieel volgnummer;]1
  4. maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven " gesloten in.... " (maand en jaar);
  5. partijnummer;
  6. soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift;
  7. teeltgebied;
  8. opgegeven netto- of brutogewicht;
  9. als het gewicht vermeld wordt en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht van de zuivere zaden en het totaalgewicht;
  10. waar ten minste voor de kiemkracht nacontrole werd verricht, mogen de woorden " Nacontrole verricht... (maand en jaar) " en de voor deze nacontrole verantwoordelijke dienst worden vermeld. Deze gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket.
  B. Minimumafmetingen : 110 mm x 67 mm.
  ----------
  (1)<MB 2016-12-22/43, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2017>

Art. N5.Bijlage V. - Etiket en document voor niet definitief goedgekeurd zaad dat is geoogst in een andere lid-Staat.
  A. Op het etiket te vermelden gegevens :
  1. voor de veldkeuring verantwoordelijke instantie en lidstaat of hun kenteken;
  [1 1/1. Officieel volgnummer;]1
  2. soort, tenminste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift;
  3. ras, tenminste vermeld in Latijns schrift; voor rassen (ingeteelde stammen, hybriden) die uitsluitend bestemd zijn voor gebruik als kruisingspartner voor hybride rassen, wordt het woord " kruisingspartner " toegevoegd;
  4. categorie;
  5. bij hybride rassen, de vermelding " hybride ";
  6. referentienummer van het veld of van de partij;
  7. opgegeven netto- of brutogewicht;
  8. de vermelding " niet definitief goedgekeurd zaad ";
  B. Kleur van het etiket :
  Grijs.
  C. Op het document te vermelden gegevens :
  1. instantie die het document afgeeft;
  [1 1/1. Officieel volgnummer;]1
  2. soort, tenminste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift;
  3. ras, tenminste vermeld in Latijns schrift;
  4. categorie;
  5. referentienummer van het gebruikte zaad en naam van het land of de landen dat/die dit zaad heeft/hebben goedgekeurd;
  6. referentienummer van het veld of van de partij;
  7. oppervlakte die is beteeld voor de productie van de bij het document behorende partij;
  8. geoogste hoeveelheid zaad en aantal verpakkingen;
  9. voor gecertificeerd zaad, het aantal generaties na het basiszaad;
  10. verklaring dat bij de teelt waarvan het zaad afkomstig is aan de vastgestelde voorwaarden is voldaan;
  11. in voorkomend geval, de uitkomsten van een voorlopige analyse van het zaad.
  ----------
  (1)<MB 2016-12-22/43, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-04-2017>