28 SEPTEMBER 2003. - [Koninklijk besluit tot invoering van een verlof voorafgaand aan het pensioen ten gunste van sommige ambtenaren in dienst in de buitendiensten van het Directoraat-generaal EPI - Penitentiaire Inrichtingen] <Opschrift vervangen door KB2011-04-28/05, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2009> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 02-10-2003 en tekstbijwerking tot 09-08-2016)
Art. 1-2, 2bis, 3-9, 9bis, 10-11
Artikel 1.[1 Dit besluit is van toepassing op de ambtenaren verbonden aan de continudienst van de buitendiensten van het Directoraat-generaal EPI - Penitentiaire Inrichtingen, die :
1° bekleed zijn met één van de hierna vermelde graden :
- penitentiair bewakingsassistent;
- penitentiair bewakingsassistent ploegchef;
- penitentiair technisch assistent;
- penitentiair technisch assistent ploegchef;
- penitentiair technisch deskundige (medische functies);
2° bekleed zijn met één van de hierna vermelde afgeschafte graden :
- adjunct-penitentiair assistent;
- adjunct-technisch assistent;
- penitentiair assistent;
- technisch assistent;
- hoofdpenitentiair assistent;
- hoofdtechnisch assistent;
- penitentiair verpleegassistent;
- penitentiair gebrevetteerd verpleger.]1
----------
(1)<KB 2011-04-28/05, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-11-2009>
Art.2.[1 § 1. De ambtenaren bedoeld in artikel 1, kunnen op hun verzoek in verlof voorafgaand aan het pensioen worden gesteld.
§ 2. Het verlof vangt ten vroegste aan, onder de volgende cumulatieve voorwaarden :
1°. [3 Op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de aanvrager de volle leeftijd heeft bereikt van :
- 55 jaar voor het verlof dat ingaat in 2012;
- 55 jaar en 6 maanden voor het verlof dat ingaat in 2013;
- 56 jaar voor het verlof dat ingaat in 2014;
- 56 jaar en 6 maanden voor het verlof dat ingaat in 2015;
- 57 jaar voor het verlof dat ingaat in 2016;
- 57 jaar en 6 maanden voor het verlof dat ingaat in 2017;
- 58 jaar voor het verlof dat ingaat vanaf 2018.]3
2° [2 Onverminderd de leeftijdsvoorwaarden vervat in 1° kan het verlof ten vroegste ingaan op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de aanvrager het vereiste aantal dienstjaren heeft bereikt om tot het vervroegd pensioen vóór de leeftijd van 65 jaar te worden toegelaten overeenkomstig artikel 46 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, verminderd met vijf dienstjaren;
Voor de ambtenaren die niet het vereiste aantal dienstjaren hebben om te kunnen genieten van het vervroegd pensioen vóór de leeftijd van 65 jaar, kan het verlof ten vroegste aanvangen de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop de aanvrager 37 dienstjaren telt die overeenkomstig artikel 46 van voormelde wet van 15 mei 1984, in aanmerking worden genomen voor de opening van het recht op pensioen.]2
[4 In afwijking van het tweede lid worden de in dat lid bedoelde 37 dienstjaren gebracht op :
1° 38 dienstjaren voor de verloven die ingaan tussen 1 januari 2017 en 31 december 2018;
2° 39 dienstjaren voor de verloven die ingaan vanaf 1 januari 2019.
In afwijking van het eerste lid en tweede lid wordt de in deze leden bedoelde leeftijd van 65 jaar gebracht op :
1° 66 jaar indien het pensioen ingaat tussen 1 februari 2025 en 31 januari 2030;
2° 67 jaar indien het pensioen ingaat vanaf 1 februari 2030.]4
3° Van de in 2° bedoelde dienstjaren moeten de laatste 15 jaren werkelijk gepresteerd zijn in penitentiaire inrichtingen in één van de graden bedoeld in artikel 1.
§ 3. De aanvraag voor het verlof moet samen met de aanvraag voor het al dan niet vervroegd pensioen, bij aangetekend schrijven gericht worden tot de directeur-generaal van het Directoraat-generaal EPI - Penitentiaire Inrichtingen. Een kopie van deze aanvragen moet tevens verzonden worden naar het inrichtingshoofd.
[5 De aanvragen moeten worden ingediend ten vroegste 1 jaar vóór de eerste dag van de maand waarin het verlof een aanvang neemt en ten laatste 9 maanden vóór de eerste dag van de maand waarin het verlof een aanvang neemt, tenzij de overheid op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.]5
Het verlof voorafgaand aan pensioen vangt aan op de eerste dag van een kalendermaand.]1
----------
(1)<KB 2013-01-09/03, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<KB 2014-07-21/14, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(3)<KB 2016-08-03/07, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 10-08-2016>
(4)<KB 2016-08-03/07, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 10-08-2016>
(5)<KB 2016-08-03/07, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 10-08-2016>
Art. 2bis.
<Opgeheven bij KB 2013-01-09/03, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art.3.[1 § 1. De duur van het in artikel 2 bedoeld verlof is vastgesteld op maximum vijf jaar.
De verlofperiode wordt met dienstactiviteit gelijkgesteld en de ambtenaar behoudt tijdens deze periode zijn rechten op bevordering in de weddenschaal die hij genoot vóór de aanvang van het verlof.
§ 2. Wanneer de ambtenaar tijdens de verlofperiode bedoeld in § 1 de minimale voorwaarden vervult om aanspraak te kunnen maken op het vervroegd pensioen overeenkomstig artikel 46 van voormelde wet van 15 mei 1984, [2 ...]2 eindigt zijn verlof de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop hij die voorwaarden vervult. Het verlof eindigt in elk geval de eerste dag van de maand volgend op die waarin de ambtenaar de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt.
§ 3. De aanvraag voor verlof voorafgaand aan het pensioen dient eveneens als aanvraag voor het al dan niet vervroegd pensioen, pensioen bedoeld in artikel 46 van voormelde wet van 15 mei 1984 [2 ...]2.]1
----------
(1)<KB 2013-01-09/03, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<KB 2014-07-21/14, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art.4.De ambtenaar, met verlof voorafgaand aan het pensioen, ontvangt :
1° [1 een wachtgeld gelijk aan vijfenzeventig procent van de wedde waarop de ambtenaar recht zou hebben gehad, binnen de weddenschaal die hij genoot op de dag voorafgaand aan de aanvang van het verlof, indien hij effectief voltijds in dienst zou zijn gebleven; de ambtenaar behoudt het recht op de tussentijdse verhogingen binnen diezelfde weddenschaal;]1
2° een forfaitair jaarlijks bedrag van 2.000 EUR, gekoppeld aan het spilindexcijfer dat van kracht is op 1 januari 2004.
----------
(1)<KB 2014-07-21/14, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art.5. De ambtenaar ontvangt tevens :
- het vakantiegeld;
- de Copernicuspremie;
- de eindejaarstoelage;
- de haard- en standplaatstoelage. <Erratum, zie B.St. 31.10.2003, p. 53307>
Art.6. Op de datum van pensionering en op deze van de daaraan voorafgaandelijke inverlofstelling kan na het indienen van de aanvraag niet meer teruggekomen worden.
Art.7. Gedurende de verlofperiode worden de ambtenaren buiten de personeelsformatie geplaatst en zij worden in hun betrekking vervangen door statutaire personeelsleden.
Art.8.[1 De ambtenaren die genieten van het in artikel 2 bedoeld verlof mogen, mits voorafgaande toelating, andere beroepsactiviteiten uitoefenen.
Indien de inkomsten uit die beroepsactiviteiten de grenzen inzake cumulatie bepaald bij de artikelen 80 en 84 tot en met 86 van de Programmawet van 28 juni 2013 overschrijden, worden het wachtgeld en het forfaitair jaarlijks bedrag vermeld in artikel 4, 2°, verminderd of geschorst op dezelfde wijze als een rustpensioen bepaald bij de artikelen 87 tot en met 89 van de Programmawet van 28 juni 2013.]1
----------
(1)<KB 2014-07-21/14, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art.9.§ 1. [1 De ambtenaren bedoeld in artikel 1 die in dienst blijven, kunnen 5 jaar vóór de ingangsdatum van het al dan niet vervroegd pensioen, waarop zij aanspraak kunnen maken overeenkomstig de bepalingen van artikel 46 van voormelde wet van 15 mei 1984, [2 ...]2 het genot van een jaarlijkse toelage van 2.500 vragen. Bij onvolledige prestaties wordt deze toelage uitbetaald naar rato van de geleverde prestaties.]1
§ 1bis. [1 De ambtenaren bedoeld in artikel 1, 2°, met uitzondering van de penitentiair verpleegassistent en penitentiair gebrevetteerd verpleger, kunnen vanaf 5 jaar vóór de aanvangsdatum van het al dan niet vervroegd pensioen, waarop zij aanspraak kunnen maken overeenkomstig de bepalingen van artikel 46 van voormelde wet van 15 mei 1984, zoals die bepaling van toepassing zal zijn vanaf 1 januari 2013, het genot vragen van de jaarlijkse toelage bedoeld in § 1, in geval van bevordering in de graad van technisch deskundige.]1
§ 2. De toelage bedoeld in § 1 wordt maandelijks en na vervallen termijn betaald.
De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel der ministeries geldt eveneens voor deze toelage.
Zij wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer dat van kracht is op 1 januari 2004.
§ 3. De toelage bedoeld in § 1 wordt geschorst overeenkomstig de bepalingen van artikel 5 van het koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel der ministeries.
----------
(1)<KB 2013-01-09/03, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<KB 2014-07-21/14, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art. 9bis.[1 § 1. De ambtenaren in verlof voorafgaand aan het pensioen op 1 januari 2012 blijven onderworpen aan de bepalingen van dit besluit zoals deze van toepassing waren op deze datum.
§ 2. De eerste paragraaf is eveneens van toepassing op de in artikel 1 bedoelde ambtenaren die vóór 1 januari 2012 een aanvraag indienden voor verlof voorafgaand aan het pensioen dat werkelijk ingaat binnen het jaar volgend op de aanvraag en ten laatste op 1 december 2012.
§ 3. De eerste paragraaf is eveneens van toepassing op de in artikel 1 bedoelde ambtenaren die na 31 december 2011 en ten vroegste één jaar voorafgaand aan de begindatum van het verlof, een aanvraag indienden voor verlof voorafgaand aan het pensioen op voorwaarde dat deze door de Minister van Justitie of zijn afgevaardigde werd ingewilligd vóór 5 maart 2012.
§ 4. [2 Voor de in artikel 1 bedoelde ambtenaren van 55 jaar of ouder in 2012 die geen aanvraag voor verlof voorafgaand aan het pensioen indienden vóór 1 januari 2012, is de jaarlijkse toelage van 2.500 , betaald naar rato van de geleverde prestaties, verworven.]2
§ 5. In afwijking van artikel 2, § 3, tweede lid, moet de aanvraag voor het verlof dat ingaat in 2012, ten minste 6 maanden vóór de aanvang van het verlof ingediend worden, tenzij de overheid op verzoek van de betrokkene een kortere termijn aanvaardt.
§ 6. De aanvragen voor een verlof dat ingaat in 2012, ingediend door ambtenaren die geen aanspraak kunnen maken op de toepassing van § 2 of 3, kunnen enkel ingewilligd worden voor zover de aanvrager de in artikel 2, § 2, bepaalde cumulatieve voorwaarden vervult, rekening houdend met artikel 46 van voormelde wet van 15 mei 1984 [2 ...]2.
§ 7. In afwijking van artikel 3, § 2 kan de ambtenaar van wie het verlof ingaat vóór 1 januari 2018 en die de minimale voorwaarden vervult om, vóór de leeftijd van 62 jaar, aanspraak te kunnen maken op het vervroegd pensioen overeenkomstig artikel 46 van voormelde wet van 15 mei 1984, zoals die bepaling van toepassing zal zijn vanaf 1 januari 2013, vragen om zijn verlof te verlengen tot uiterlijk de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop hij de leeftijd van 62 jaar heeft bereikt, voor zover de duur van zijn verlof de 5 jaar niet overschrijdt.
§ 8. In afwijking van artikel 3, § 2, kan de ambtenaar van wie het verlof ingaat tussen 1 januari 2018 en 31 december 2022 en die de minimale voorwaarden vervult om vóór de leeftijd van 61 jaar aanspraak te kunnen maken op het vervroegd pensioen overeenkomstig artikel 46 van voormelde wet van 15 mei 1984, zoals die bepaling van toepassing zal zijn vanaf 1 januari 2013, vragen om zijn verlof te verlengen tot uiterlijk de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop hij de leeftijd van 61 jaar heeft bereikt, voor zover de duur van zijn verlof de 5 jaar niet overschrijdt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-01-09/03, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<KB 2014-07-21/14, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art.10. In uitzondering van artikel 2 dat in werking treedt op 1 november 2003, treedt dit besluit in werking op 1 januari 2004.
Art. 11. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.