Details





Titel:

28 MEI 2002. - Wet betreffende de euthanasie. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-06-2002 en tekstbijwerking tot 29-03-2024)



Inhoudstafel:


Art. 1
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 2
HOOFDSTUK II. - Voorwaarden en procedure.
Art. 3, 3bis, 3ter
HOOFDSTUK III. - De wilsverklaring.
Art. 4
HOOFDSTUK IV. - Aangifte.
Art. 5
HOOFDSTUK V. - De Federale Controle- en Evaluatiecommissie.
Art. 6-13
HOOFDSTUK V/1. [1 - Financiële bepalingen.]1
Art. 13/1, 13/2
HOOFDSTUK V/2. [1 - Strafbepalingen.]1
Art. 13/3
HOOFDSTUK VI. - Bijzondere bepalingen.
Art. 14-16



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art.2. Voor de toepassing van deze wet wordt onder euthanasie verstaan het opzettelijk levensbeëindigend handelen door een andere dan de betrokkene, op diens verzoek.

HOOFDSTUK II. - Voorwaarden en procedure.
Art.3.§ 1. De arts die euthanasie toepast, pleegt geen misdrijf wanneer hij er zich van verzekerd heeft dat :
  - [1 de patiënt een handelingsbekwame meerderjarige, of een handelingsbekwame ontvoogde minderjarige, of nog een oordeelsbekwame minderjarige is en bewust is op het ogenblik van zijn verzoek;]1
  - het verzoek vrijwillig, overwogen en herhaald is, en niet tot stand gekomen is als gevolg van enige externe druk;
  - de [1 meerderjarige of ontvoogde minderjarige]1 patiënt zich in een medisch uitzichtloze toestand bevindt van aanhoudend en ondraaglijk fysiek of psychisch lijden dat niet gelenigd kan worden, en dat het gevolg is van een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening;
  [1 - de minderjarige patiënt die oordeelsbekwaam is, zich in een medisch uitzichtloze toestand bevindt van aanhoudend en ondraaglijk fysiek lijden dat niet gelenigd kan worden en dat binnen afzienbare termijn het overlijden tot gevolg heeft, en dat het gevolg is van een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoe-ning;]1
  en hij de in deze wet voorgeschreven voorwaarden en procedures heeft nageleefd.
  § 2. Onverminderd bijkomende voorwaarden die de arts aan zijn ingrijpen wenst te verbinden, moet hij vooraf en in alle gevallen :
  1° de patiënt inlichten over zijn gezondheidstoestand en zijn levensverwachting, met de patiënt overleg plegen over zijn verzoek tot euthanasie en met hem de eventueel nog resterende therapeutische mogelijkheden, evenals die van de palliatieve zorg, en hun gevolgen bespreken. Hij moet met de patiënt tot de overtuiging komen dat er voor de situatie waarin deze zich bevindt geen redelijke andere oplossing is en dat het verzoek van de patiënt berust op volledige vrijwilligheid;
  2° zich verzekeren van het aanhoudend fysiek of psychisch lijden van de patiënt en van het duurzaam karakter van zijn verzoek. Daartoe voert hij met de patiënt meerdere gesprekken die, rekening houdend met de ontwikkeling van de gezondheidstoestand van de patiënt, over een redelijke periode worden gespreid;
  3° een andere arts raadplegen over de ernstige en ongeneeslijke aard van de aandoening en hem op de hoogte brengen van de redenen voor deze raadpleging. De geraadpleegde arts neemt inzage van het medisch dossier, onderzoekt de patiënt en moet zich vergewissen van het aanhoudend en ondraaglijk fysiek of psychisch lijden dat niet gelenigd kan worden. Hij stelt een verslag op van zijn bevindingen.
  De geraadpleegde arts moet onafhankelijk zijn ten opzichte van zowel de patiënt als de behandelende arts en bevoegd om over de aandoening in kwestie te oordelen. De behandelende arts brengt de patiënt op de hoogte van de resultaten van deze raadpleging;
  4° indien er een verplegend team is, dat in regelmatig contact staat met de patiënt, het verzoek van de patiënt bespreken met het team of leden van dat team;
  5° indien de patiënt dat wenst, het verzoek van de patiënt bespreken met zijn naasten die hij aanwijst;
  6° zich ervan verzekeren dat de patiënt de gelegenheid heeft gehad om over zijn verzoek te spreken met de personen die hij wenste te ontmoeten.
  [1 7° indien de patiënt een niet-ontvoogde minderjarige is, bovendien een kinder- en jeugdpsychiater of een psycholoog raadplegen en hem op de hoogte brengen van de redenen voor deze raadpleging.
   De geraadpleegde specialist neemt kennis van het medisch dossier, onderzoekt de patiënt, vergewist zich van de oordeelsbekwaamheid van de minderjarige en attesteert dit schriftelijk.
   De behandelende arts brengt de patiënt en zijn wettelijke vertegenwoordigers op de hoogte van het resultaat van deze raadpleging.
   Tijdens een onderhoud met de wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige bezorgt de behandelende arts hen alle in § 2, 1°, bedoelde informatie, en vergewist hij zich ervan dat zij hun akkoord geven betreffende het verzoek van de minderjarige patiënt.]1
  § 3. Indien de arts van oordeel is dat de [1 meerderjarige of ontvoogde minderjarige]1 patiënt kennelijk niet binnen afzienbare tijd zal overlijden, moet hij bovendien :
  1° een tweede arts raadplegen, die psychiater is of specialist in de aandoening in kwestie, en hem op de hoogte brengen van de redenen voor deze raadpleging. De geraadpleegde arts neemt inzage van het medisch dossier, onderzoekt de patiënt en moet zich vergewissen van het aanhoudend en ondraaglijk fysiek of psychisch lijden dat niet gelenigd kan worden, en van het vrijwillig, overwogen en herhaald karakter van het verzoek. Hij stelt een verslag op van zijn bevindingen. De geraadpleegde arts moet onafhankelijk zijn ten opzichte van zowel de patiënt als de behandelende arts en de eerste geraadpleegde arts. De behandelende arts brengt de patiënt op de hoogte van de resultaten van deze raadpleging;
  2° minstens één maand laten verlopen tussen het schriftelijke verzoek van de patiënt en het toepassen van de euthanasie.
  § 4. [1 Het verzoek van de patiënt, alsook de instemming van de wettelijke vertegenwoordigers indien de patiënt minderjarig is, worden op schrift gesteld]1. Het document wordt opgesteld, gedateerd en getekend door de patiënt zelf. Indien de patiënt daartoe niet in staat is, gebeurt het op schrift stellen door een meerderjarige persoon die gekozen is door de patiënt en geen materieel belang mag hebben bij de dood van de patiënt.
  Deze persoon maakt melding van het feit dat de patiënt niet in staat is om zijn verzoek op schrift te formuleren en geeft de redenen waarom. In dat geval gebeurt de opschriftstelling in bijzijn van de arts en noteert die persoon de naam van die arts op het document. Dit document dient bij het medisch dossier te worden gevoegd.
  De patiënt kan te allen tijde het verzoek herroepen, waarna het document uit het medisch dossier wordt gehaald en aan de patiënt wordt teruggegeven.
  [1 § 4/1. Nadat de arts het verzoek van de patiënt heeft behandeld, wordt aan de betrokkenen de mogelijkheid van psychologische bijstand geboden.]1
  § 5. Alle verzoeken geformuleerd door de patiënt, alsook de handelingen van de behandelende arts en hun resultaat, met inbegrip van het (de) verslag(en) van de geraadpleegde arts(en), worden regelmatig opgetekend in het medisch dossier van de patiënt.
  ----------
  (1)<W 2014-02-28/03, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 22-03-2014>

Art. 3bis. <ingevoegd bij W 2005-11-10/68, art. 2; Inwerkingtreding : 23-12-2005> De apotheker die een euthanaticum aflevert, pleegt geen misdrijf wanneer hij handelt op basis van een voorschrift waarop de arts uitdrukkelijk vermeldt dat hij handelt in overeenstemming met deze wet.
  De apotheker levert persoonlijk het voorgeschreven euthanaticum aan de arts af. De Koning bepaalt de zorgvuldigheidsregels en voorwaarden waaraan het voorschrift en de aflevering van geneesmiddelen die als euthanaticum worden gebruikt, moeten voldoen.
  De Koning neemt de nodige maatregelen om de beschikbaarheid van euthanatica te verzekeren, ook in officina-apotheken die toegankelijk zijn voor het publiek.

Art.3ter. [1 De arts of de psycholoog die in het kader van de toepassing van artikel 3, § 2, 3° en 7°, artikel 3, § 3, 1° of artikel 4, § 2, tweede lid, 1°, een advies aflevert, kan voor dit feit alleen niet worden bestraft als dader of deelnemer aan de strafbare feiten bedoeld in artikel 13/3.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2024-03-27/02, art. 134, 008; Inwerkingtreding : 08-04-2024>


HOOFDSTUK III. - De wilsverklaring.
Art.4.§ 1. Elke handelingsbekwame meerderjarige of ontvoogde minderjarige kan, voor het geval dat hij zijn wil niet meer kan uiten, schriftelijk in een wilsverklaring zijn wil te kennen geven dat een arts euthanasie toepast indien deze arts er zich van verzekerd heeft :
  - dat hij lijdt aan een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening;
  - hij niet meer bij bewustzijn is;
  - en deze toestand volgens de stand van de wetenschap onomkeerbaar is.
  In de wilsverklaring kunnen één of meer meerderjarige vertrouwenspersonen in volgorde van voorkeur aangewezen worden, die de behandelende arts op de hoogte brengen van de wil van de patiënt. Elke vertrouwenspersoon vervangt zijn of haar in de wilsverklaring vermelde voorganger in geval van weigering, verhindering, onbekwaamheid of overlijden. De behandelende arts van de patiënt, de geraadpleegde arts en de leden van het verplegend team kunnen niet als vertrouwenspersoon optreden.
  De wilsverklaring kan op elk moment worden opgesteld. Zij moet schriftelijk worden opgemaakt ten overstaan van twee meerderjarige getuigen, van wie er minstens een geen materieel belang heeft bij het overlijden van de patiënt en moet gedateerd en ondertekend worden door degene die de verklaring aflegt, door de getuigen en, in voorkomend geval, door de vertrouwensperso(o)n(e)n.
  Indien de persoon die een wilsverklaring wenst op te stellen fysiek blijvend niet in staat is om een wilsverklaring op te stellen en te tekenen, kan hij een meerderjarig persoon, die geen enkel materieel belang heeft bij het overlijden van de betrokkene, aanwijzen, die zijn verzoek schriftelijk opstelt, ten overstaan van twee meerderjarige getuigen, van wie er minstens een geen materieel belang heeft bij het overlijden van de patiënt. De wilsverklaring vermeldt dat de betrokkene niet in staat is te tekenen en waarom. De wilsverklaring moet gedateerd en ondertekend worden door degene die het verzoek schriftelijk opstelt, door de getuigen en, in voorkomend geval, door de vertrouwenspersoon of vertrouwenspersonen.
  Bij de wilsverklaring wordt een medisch getuigschrift gevoegd als bewijs dat de betrokkene fysiek blijvend niet in staat is de wilsverklaring op te stellen en te tekenen.
  [1 De wilsverklaring is geldig voor onbepaalde duur.]1
  De wilsverklaring kan op elk moment aangepast of ingetrokken worden.
  De Koning bepaalt hoe de wilsverklaring wordt opgesteld, geregistreerd en herbevestigd of ingetrokken en via de diensten van het Rijksregister aan de betrokken artsen wordt meegedeeld.
  § 2. De arts die euthanasie toepast, tengevolge een wilsverklaring zoals voorzien in § 1, pleegt geen misdrijf indien deze arts er zich van verzekerd heeft dat de patiënt :
  - lijdt aan een ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening;
  - hij niet meer bij bewustzijn is;
  - en deze toestand volgens de stand van de wetenschap onomkeerbaar is;
  en hij de in deze wet voorgeschreven voorwaarden en procedures heeft nageleefd.
  [1 Onverminderd de bijkomende voorwaarden die de arts aan zijn ingrijpen wenst te verbinden en op voorwaarde dat de enige of de in laatste instantie aangewezen vertrouwenspersoon zich niet in één van de vier in § 1, tweede lid, tweede zin, beoogde situaties bevindt, moet hij vooraf:]1
  1° een andere arts raadplegen over de onomkeerbaarheid van de medische toestand van de patiënt en hem op de hoogte brengen van de redenen voor deze raadpleging. De geraadpleegde arts neemt inzage van het medisch dossier en onderzoekt de patiënt. Hij stelt een verslag op van zijn bevindingen. Indien in de wilsverklaring een vertrouwenspersoon wordt aangewezen brengt de behandelende arts deze vertrouwenspersoon op de hoogte van de resultaten van deze raadpleging.
  De geraadpleegde arts moet onafhankelijk zijn ten opzichte van zowel de patiënt als de behandelende arts en bevoegd om over de aandoening in kwestie te oordelen;
  2° indien er een verplegend team is dat in regelmatig contact staat met de patiënt, de inhoud van de wilsverklaring bespreken met het team of leden van dat team;
  3° indien in de wilsverklaring een vertrouwenspersoon wordt aangewezen, het verzoek van de patiënt met hem bespreken;
  4° indien in de wilsverklaring een vertrouwenspersoon wordt aangewezen, de inhoud van de wilsverklaring bespreken met de naasten van de patiënt die door de vertrouwenspersoon zijn aangewezen.
  De wilsverklaring en, alsook alle handelingen van de behandelende arts en hun resultaat, met inbegrip van het verslag van de geraadpleegde arts, worden regelmatig opgetekend in het medisch dossier van de patiënt.
  ----------
  (1)<W 2020-03-15/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 02-04-2020>

HOOFDSTUK IV. - Aangifte.
Art.5. De arts die euthanasie heeft toegepast, bezorgt binnen vier werkdagen het volledig ingevulde registratiedocument bedoeld in artikel 7 van deze wet aan de in artikel 6 bedoelde federale controle- en evaluatiecommissie.

HOOFDSTUK V. - De Federale Controle- en Evaluatiecommissie.
Art.6.§ 1. Er wordt een Federale Controle- en Evaluatiecommissie ingesteld inzake de toepassing van deze wet, hierna te noemen " de commissie ".
  § 2. De commissie bestaat uit zestien leden. Zij worden aangewezen op basis van hun kennis en ervaring inzake de materies die tot de bevoegdheid van de commissie behoren. Acht leden zijn doctor in de geneeskunde, [2 [3 van wie er minstens twee]3 docent, hoogleraar of emeritus hoogleraar zijn]2 aan een Belgische universiteit. [2 Vier leden zijn docent, hoogleraar of emeritus hoogleraar in de rechten aan een Belgische universiteit]2, of advocaat. Vier leden komen uit kringen die belast zijn met de problematiek van ongeneeslijk zieke patiënten.
  Het lidmaatschap van de commissie is onverenigbaar met het mandaat van lid van een van de wetgevende vergaderingen en met het mandaat van lid van de federale regering of van een gemeenschaps- of gewestregering.
  De leden van de commissie worden, met inachtneming van de taalpariteit - waarbij elke taalgroep minstens drie kandidaten van elk geslacht telt - en op grond van pluralistische vertegenwoordiging, bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, benoemd uit een dubbele lijst, voorgedragen door [1 Kamer van volksvertegenwoordigers]1, voor een termijn van vier jaar, die kan worden verlengd. Het mandaat wordt van rechtswege beëindigd indien het lid de hoedanigheid waarin hij zetelt verliest. De kandidaten die niet als effectief lid zijn aangewezen, worden tot plaatsvervanger benoemd, in de orde van opvolging die volgens een lijst bepaald wordt. De commissie wordt voorgezeten door een Nederlandstalige en een Franstalige voorzitter. Deze voorzitters worden verkozen door de commissieleden van de desbetreffende taalgroep.
  De commissie kan slechts geldig beslissen als twee derden van de leden aanwezig zijn.
  § 3. De commissie stelt haar huishoudelijk reglement op.
  ----------
  (1)<W 2014-01-06/63, art. 21, 002; Inwerkingtreding : 25-05-2014>
  (2)<W 2016-06-16/09, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 10-07-2016>
  (3)<W 2023-06-19/05, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 09-10-2023>

Art.7.[1 § 1. De commissie stelt een registratiedocument op dat door de arts, telkens wanneer hij euthanasie toepast, ingevuld moet worden.
   Dit document bevat de volgende gegevens:
   1° de naam, de voornamen, het registratienummer bij het RIZIV, de correspondentiegegevens en de woonplaats van de arts die de euthanasie heeft uitgevoerd en aangegeven;
   2° de naam, de voornamen en de woonplaats van de patiënt, alsook het geslacht, de spreektaal, de datum en plaats van geboorte, en indien het gaat om een minderjarige of hij/zij oordeelsbekwaam is;
   3° de datum, de plaats en het uur van overlijden van de patiënt;
   4° de naam, de voornamen, de woonplaats en de hoedanigheid van de wettelijke vertegenwoordigers van de minderjarige die hun akkoord gaven voor de euthanasie;
   5° de naam, de voornamen, de hoedanigheid, het registratienummer bij het RIZIV en de woonplaats van de verplicht geraadpleegde arts(en) en in voorkomend geval, psycholoog; het opgestelde advies van deze arts(en) en in voorkomend geval van deze psycholoog en de data van de raadplegingen;
   6° de naam, de voornamen, de hoedanigheid en de woonplaats van alle personen en instanties die door de arts die de euthanasie heeft uitgevoerd en aangegeven, werden geraadpleegd, alsook de data van de raadplegingen;
   7° indien er een wilsverklaring is waarin één of meerdere vertrouwenspersonen worden aangewezen, de naam en de voornamen van de betrokken vertrouwensperso(o)n(en);
   8° Indien de euthanasie is uitgevoerd op basis van een wilsverklaring, moet de toestand van bewustzijn of niet meer bij bewustzijn van de patiënt op het moment van de euthanasie, vermeld worden;
   9° de naam, de voornamen, het registratienummer bij het RIZIV en het adres van de apotheker die de producten heeft afgeleverd, de afgeleverde producten en hun hoeveelheid en eventueel het overschot dat aan de apotheker werd terugbezorgd;
   10° de wijze waarop de euthanasie is toegepast en de gebruikte middelen;
   11° de aard van de ernstige en ongeneeslijke, door ongeval of ziekte veroorzaakte aandoening waaraan de patiënt leed;
   12° de aard van de aanhoudende en ondraaglijke fysieke en/of psychische pijn;
   13° de redenen waarom dit lijden niet gelenigd kon worden;
   14° de geschatte korte of niet korte termijn van het overlijden;
   15° de elementen waaruit blijkt dat het verzoek vrijwillig, overwogen en herhaald is en niet tot stand is gekomen als gevolg van enige externe druk;
   16° het bestaan van een wilsverklaring bedoeld in artikel 4, de datum wanneer deze werd opgesteld en of deze werd opgesteld door de patiënt of door een derde, of het bestaan van een schriftelijk verzoek bedoeld in artikel 3, § 4, de datum wanneer dit werd opgesteld en of het werd opgesteld door de patiënt of door een derde;
   17° de procedure die de arts gevolgd heeft.
   § 2. Onverminderd artikel 8, derde lid, kan het in paragraaf 1 bedoelde registratiedocument enkel aan de leden van de commissie en aan het administratief personeel dat ter beschikking van de commissie is gesteld worden meegedeeld en kan het aan geen andere persoon of instantie worden meegedeeld.
   § 3. De gegevens die worden verzameld in het in paragraaf 1 bedoelde registratiedocument worden verwijderd na het verstrijken van de termijn van twintig jaar na het overlijden van de persoon waarop het registratiedocument betrekking heeft. Indien een rechtsvordering is ingesteld, wordt deze termijn verlengd tot op het ogenblik waarop omtrent deze vordering een in kracht van gewijsde gegane beslissing werd getroffen.]1
  ----------
  (1)<W 2024-03-27/02, art. 135, 008; Inwerkingtreding : 08-04-2024>

Art.8.[1 De commissie onderzoekt het volledig ingevulde registratiedocument dat haar door de arts die de euthanasie heeft uitgevoerd, is overgezonden. Zij gaat op basis van het registratiedocument na of de euthanasie is uitgevoerd onder de voorwaarden en volgens de procedure bepaald in deze wet. De commissie kan bij de arts die de euthanasie heeft uitgevoerd, elk element uit het medisch dossier dat betrekking heeft op de euthanasie opvragen.
   De commissie spreekt zich binnen twee maanden uit.
   Als de commissie bij beslissing genomen door een tweederdemeerderheid van oordeel is dat de in deze wet bepaalde voorwaarden niet zijn nageleefd, dan zendt zij het dossier over aan de procureur des Konings van de plaats van overlijden van de patiënt.
   Als uit het registratiedocument blijkt dat er feiten of omstandigheden bestaan waardoor de onafhankelijkheid of de onpartijdigheid van het oordeel van een lid van de commissie in het gedrang komt, neemt het lid geen deel aan de beraadslagingen van de commissie over de betrokken zaak.]1
  ----------
  (1)<W 2024-03-27/02, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 08-04-2024>

Art.9.Ten behoeve van de Wetgevende Kamers stelt de commissie de eerste keer binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze wet en nadien tweejaarlijks :
  a) [1 een statistisch verslag gebaseerd op de gegevens in de ontvangen registratiedocumenten bedoeld in artikel 7, waarbij die gegevens worden geanonimiseerd;]1
  b) een verslag op waarin de toepassing van de wet wordt aangegeven en geëvalueerd;
  c) in voorkomend geval, aanbevelingen op die kunnen leiden tot een wetgevend initiatief en/of andere maatregelen inzake de uitvoering van deze wet.
  Teneinde deze opdrachten te vervullen, kan de commissie alle bijkomende inlichtingen inwinnen bij de diverse overheidsdiensten en instellingen. [1 De inlichtingen die de commissie inwint kunnen door de commissie aan geen andere persoon of instantie worden meegedeeld.]1
  Geen van deze documenten mag de identiteit vermelden van personen die genoemd worden in de dossiers die aan de commissie zijn overgezonden in het kader van haar controletaak zoals bepaald in artikel 8.
  De commissie kan besluiten om aan universitaire onderzoeksteams die een gemotiveerd verzoek daartoe doen, statistische en zuiver technische gegevens mee te delen, met uitsluiting van alle persoonsgegevens. Zij kan deskundigen horen.
  ----------
  (1)<W 2024-03-27/02, art. 137, 008; Inwerkingtreding : 08-04-2024>

Art.10. De Koning stelt een administratief kader ter beschikking van de commissie voor het uitvoeren van haar wettelijke opdrachten. De formatie en het taalkader van het administratief personeel worden bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op voordracht van de minister bevoegd voor de Volksgezondheid en de minister bevoegd voor de Justitie.

Art.11.De werkingskosten en de personeelskosten van de commissie, alsook de vergoeding van haar leden, komen voor de ene helft ten laste van de begroting van de minister bevoegd voor de Volksgezondheid en voor de andere helft ten laste van de begroting van de minister bevoegd voor de Justitie.
  [1 De Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu wordt aangewezen als de verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4.7) van de Algemene Verordening voor Gegevensbescherming nr. 2016/679, van de gegevens in de ontvangen registratiedocumenten bedoeld in artikel 7. De doelstelling van deze gegevensverwerking is enerzijds toezicht te houden op de rechtmatigheid van euthanasie, zoals bepaald in artikel 8, en anderzijds verslagen en aanbevelingen op te stellen, zoals bepaald in artikel 9.]1
  ----------
  (1)<W 2024-03-27/02, art. 138, 008; Inwerkingtreding : 08-04-2024>

Art.12. Eenieder die, in welke hoedanigheid ook, zijn medewerking verleent aan de toepassing van deze wet, is verplicht tot geheimhouding van de gegevens die hem in de uitoefening van zijn opdracht worden toevertrouwd en die hiermee verband houden. Artikel 458 van het Strafwetboek is op hem van toepassing.

Art.13.[1 Binnen zes maanden na het indienen van het eerste verslag en, in voorkomend geval, van de aanbevelingen van de commissie, bedoeld in artikel 9, vindt hierover een debat plaats in de Kamer van volksvertegenwoordigers. Die termijn van zes maanden wordt geschorst gedurende de periode dat de Kamer van volksvertegenwoordigers is ontbonden en/of dat er geen Regering is die het vertrouwen heeft van de Kamer van volksvertegenwoordigers.]1
  ----------
  (1)<W 2014-01-06/63, art. 22, 002; Inwerkingtreding : 25-05-2014>

HOOFDSTUK V/1. [1 - Financiële bepalingen.]1   ----------   (1)
Art.13/1. [1 De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, voorzien in een vergoeding voor de arts die de euthanasie toepast.
   De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het bedrag, de voorwaarden en de modaliteiten van deze vergoeding bepalen evenals de regels voor de betaling van deze vergoeding.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-05-18/08, art. 148, 006; Inwerkingtreding : 09-06-2022>


Art.13/2. [1 De kosten voor de vergoedingen worden aangerekend op de globale jaarlijkse begrotingsdoelstelling van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2022-05-18/08, art. 148, 006; Inwerkingtreding : 09-06-2022>


HOOFDSTUK V/2. [1 - Strafbepalingen.]1   ----------   (1)
Art.13/3. [1 § 1. De arts die een euthanasie uitvoert, waarbij één van de grondvoorwaarden bepaald in artikel 3, § 1, derde of vierde gedachtestreepje of artikel 4, § 2, eerste lid, 1e tot 3e streepje, niet wordt nageleefd, wordt gestraft met opsluiting van tien jaar tot vijftien jaar.
   § 2. De arts die een euthanasie uitvoert, waarbij één of meerdere van de procedurele voorwaarden bepaald in artikel 3, § 2, 3° en 7°, en § 3, 1°, of artikel 4, § 2, tweede lid, 1°, niet worden nageleefd, wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en een geldboete van 26 euro tot 1.000 euro, of één van die straffen alleen.
   Indien verzachtende omstandigheden aanwezig zijn, kunnen de gevangenisstraf, de werkstraf, de autonome probatiestraf en de geldboete respectievelijk tot beneden acht dagen, vijfenveertig uren, twaalf maanden en zesentwintig euro worden verminderd, zonder dat zij lager mogen zijn dan politiestraffen. De rechter kan ook een van die straffen afzonderlijk toepassen.
   § 3. De bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de misdrijven bepaald in dit artikel.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2024-03-27/02, art. 140, 008; Inwerkingtreding : 08-04-2024>


HOOFDSTUK VI. - Bijzondere bepalingen.
Art.14.Het verzoek en de wilsverklaring bedoeld in de artikelen 3 en 4 van deze wet hebben geen dwingende waarde.
  Geen arts kan worden gedwongen euthanasie toe te passen.
  Geen andere persoon kan worden gedwongen mee te werken aan het toepassen van euthanasie.
  [1 Geen enkele al dan niet schriftelijke clausule mag een arts beletten om met inachtneming van de wettelijke voorwaarden euthanasie toe te passen.]1
  [1 Weigert de geraadpleegde arts op grond van zijn gewetensvrijheid euthanasie toe te passen, dan moet hij dit de patiënt of de eventuele vertrouwenspersoon tijdig en ten laatste binnen zeven dagen na de eerste formulering van het verzoek laten weten, waarbij hij de redenen van zijn weigering toelicht en de patiënt of de vertrouwenspersoon doorverwijst naar een andere door de patiënt of door de vertrouwenspersoon aangewezen arts.
   Weigert de geraadpleegde arts euthanasie toe te passen op een medische grond, dan dient hij dit de patiënt of de eventuele vertrouwenspersoon tijdig te laten weten, waarbij hij de redenen van zijn weigering toelicht. In dat geval wordt die medische grond opgetekend in het medisch dossier van de patiënt.]1
  [1 De arts die weigert in te gaan op een euthanasieverzoek moet de patiënt of de vertrouwenspersoon in elk geval de contactgegevens bezorgen van een centrum of een vereniging die in euthanasierecht zijn gespecialiseerd, alsook op vraag van de patiënt of de vertrouwenspersoon, binnen vier dagen volgend op die vraag het medisch dossier van de patiënt bezorgen aan de door de patiënt of door de vertrouwenspersoon aangewezen arts.]1
  ----------
  (1)<W 2020-03-15/02, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 02-04-2020>

Art.15. Een persoon die overlijdt ten gevolge van euthanasie toegepast met toepassing van de voorwaarden gesteld door deze wet, wordt geacht een natuurlijke dood te zijn gestorven wat betreft de uitvoering van de overeenkomsten waarbij hij partij was, en met name de verzekeringsovereenkomsten.
  De bepalingen van artikel 909 van het Burgerlijk Wetboek zijn mede van toepassing op de in artikel 3 bedoelde leden van het verplegend team.

Art. 16. Deze wet treedt in werking ten laatste drie maanden nadat ze in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.