Details





Titel:

31 AUGUSTUS 2001. - Besluit van de Vlaamse regering houdende de organisatie van het schooljaar in het secundair onderwijs (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-10-2001 en tekstbijwerking tot 23-11-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Organisatie van het schooljaar in het secundair onderwijs.
Art. 1-11
HOOFDSTUK II. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 17 april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basis- en secundair onderwijs, in het deeltijds onderwijs en in het onderwijs voor sociale promotie, georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap.
Art. 12-18
HOOFDSTUK III. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 13 maart 1991 betreffende de organisatie van het voltijds secundair onderwijs.
Art. 19
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 20-21



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1991035461  1991035857 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Organisatie van het schooljaar in het secundair onderwijs.
Artikel 1.§ 1. Dit besluit is van toepassing op het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs en op het deeltijds beroepssecundair onderwijs, erkend, gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap.
  [1 De bepalingen van dit besluit die van toepassing zijn op het deeltijds beroepssecundair onderwijs zijn, met uitzondering van artikel 9, eveneens van toepassing op de deeltijdse vorming als vermeld in het decreet van 10 juli 2008 betreffende het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap. In afwijking hiervan gelden evenwel voor wat het artikel 3 betreft de bepalingen van het voltijds secundair onderwijs voor zover de deeltijdse vorming de organisatie van persoonlijke ontwikkelingstrajecten betreft.]1
  § 2. In dit besluit wordt onder " betrokken personen " verstaan, de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen of in rechte of in feite de minderjarige leerplichtige onder hun bewaring hebben of de meerderjarige leerling zelf.
  ----------
  (1)<BVR 2008-10-24/64, art. 41, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2008>

Art.2. Het schooljaar begint op 1 september en eindigt op 31 augustus van het daaropvolgende kalenderjaar.

Art.3.§ 1. In het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs worden de lessen gespreid over 9 halve lesdagen van maandag tot en met vrijdag. De lessen vangen op zijn vroegst om 8 uur aan en eindigen op zijn vroegst om 15 uur en uiterlijk om 17 uur. Er is een middagpauze van ten minste 50 minuten. Deze bepaling geldt niet voor stages. [3 Met toepassing van artikel 357/3, 357/39 en 357/58 van de Codex Secundair Onderwijs van 17 december 2010 is dit artikel niet van toepassing op duale structuuronderdelen en aanloopstructuuronderdelen.]3
  § 2. [1 In het deeltijds beroepssecundair onderwijs worden de lessen gespreid over maximum 4 halve lesdagen van maandag tot en met vrijdag.]1 De lessen vangen op zijn vroegst om 8 uur aan en eindigen op zijn vroegst om 15 uur en uiterlijk om 17 uur. Er is een middagpauze van ten minste 50 minuten.
  ----------
  (1)<BVR 2008-10-24/64, art. 42, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  (2)<BVR 2018-09-14/10, art. 18, 007; Inwerkingtreding : 01-10-2018>
  (3)<BVR 2019-04-26/51, art. 9, 008; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.4.Stages in het voltijds gewoon en buitengewoon secundair onderwijs kunnen op elk tijdstip van het schooljaar onder de volgende voorwaarden worden georganiseerd :
  1° de stage is in overeenstemming met de bepalingen van de arbeidswet van 16 maart 1971 en haar uitvoeringsbesluiten;
  2° de stage verloopt volgens de in de stageverlenende onderneming of instelling geldende arbeids- of dienstregeling;
  3° [2 ...]2
  4° [2 ...]2
  5° het maximum aantal effectieve lesuren inclusief stage-uren, uitgedrukt in klokuren, per leerling bedraagt :
  a) per etmaal : 8;
  b) per week : 38;
  c) per schooljaar : 1 200;
  6° aan elke leerling worden [1 in de periode juni tot en met augustus]1 ten minste 4 aaneensluitende weken vakantie toegekend;
  [1 7° het tijdstip waarop stage wordt georganiseerd mag nooit afbreuk doen aan voldoende stagebegeleiding, ook op de stageplaats, door de school;]1
  [1 8° ter vrijwaring van de stagedoelstellingen, zijnde leerdoelstellingen, kunnen stages nooit een middel zijn ter compensatie van de afwezigheid of ontstentenis van reguliere werknemers en dient er door de stageplaats voorzien te zijn in voldoende stagebegeleiding.]1
  ----------
  (1)<BVR 2012-09-07/24, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (2)<BVR 2017-07-07/38, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 01-09-2017>

Art.5.[1 § 1. In het voltijds gewoon secundair onderwijs en in het buitengewoon secundair onderwijs, opleidingsvorm 4, mogen per schooljaar maximaal 30 lesdagen aan evaluatie worden besteed. Die dagen kunnen verschillen per leerlingengroep.
   Onder evaluatie als vermeld in het eerste lid wordt verstaan :
   1° de organisatie van vooraf aangekondigde examens of proeven over grotere leerstofgehelen, met uitzondering van [3 ...]3 de bekwaamheidsproeven, opgelegd in het kader van externe certificering ";
   2° elk besluitvormingsproces van de klassenraad tijdens het schooljaar, met inbegrip van de deliberatie. Die deliberatie kan op zijn vroegst van start gaan op de vijfde laatste lesdag van :
   a) hetzij de maand juni;
   b) hetzij de maand januari. Dit besluitvormingsproces in de maand januari kan alleen georganiseerd worden voor de structuuronderdelen, aangeduid als Se-n-Se, die eindigen op 31 januari van het lopende schooljaar en voor de modules van de HBO5-opleiding verpleegkunde die eindigen op 31 januari van het lopende schooljaar;
  [2 Zolang stages aan gang zijn, mag evenwel de deliberatie voor de betrokken leerlingen niet beëindigd worden.]2
   3° de evaluatiegesprekken met de leerlingen en, eventueel, de betrokken personen.
   Voor scholen die uitsluitend een systeem van permanente evaluatie hanteren en de examens of proeven, vermeld in het tweede lid, 1°, niet organiseren, en voor het buitengewoon secundair onderwijs, opleidingsvormen 1, 2 en 3, wordt het maximum op 9 lesdagen vastgesteld. Die dagen kunnen verschillen per leerlingengroep.
  [2 4° de lesdagen tussen het laatste examen en het begin van de daaropvolgende vakantie, tenzij op die dagen onderwijsactiviteiten, die ook stages kunnen zijn, worden georganiseerd.]2
   § 2. Het schoolbestuur kan beslissen dat op de dagen waarop de evaluatie, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 1° of 3°, wordt georganiseerd, de leerling, na akkoord van de betrokken personen, alleen tijdens zijn examens of proeven of tijdens zijn evaluatiegesprekken op school aanwezig hoeft te zijn. Als de betrokken personen daar niet mee akkoord gaan, voorziet de school in opvang. Het schoolbestuur bepaalt, na overleg met de schoolraad, de inhoudelijke invulling van de opvang.
   Het schoolbestuur kan beslissen dat op de dagen waarop de evaluatie, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 2°, wordt georganiseerd, de leerling, na akkoord van de betrokken personen, niet op school aanwezig hoeft te zijn. Als de betrokken personen daar niet mee akkoord gaan, voorziet de school in opvang. Het schoolbestuur bepaalt, na overleg met de schoolraad, de inhoudelijke invulling van de opvang.]1
  ----------
  (1)<BVR 2013-09-13/13, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
  (2)<BVR 2015-07-10/13, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
  (3)<BVR 2023-09-22/14, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 01-09-2023>

Art.6. De volgende dagen waarop de lessen kunnen worden geschorst, worden vastgelegd :
  1° 1 halve dag per schooljaar om, bij het begin ervan, administratieve en onthaalformaliteiten voor te bereiden. Deze halve dag kan verschillen per leerlingengroep;
  2° 1 dag per schooljaar voor het houden van een pedagogische studiedag voor leraars. Deze dag kan verschillen per leerlingengroep;
  3° 1 halve dag onmiddellijk na parlementaire, provinciale of gemeentelijke verkiezingen in die scholen waar stem- en/of stemopnemingsbureaus waren gevestigd.

Art.7. De volgende vakantieperiodes worden vastgelegd :
  1° de herfstvakantie, die begint op de maandag van de week waarin 1 november valt en 1 week duurt. Indien 1 november op een zondag valt, dan begint de herfstvakantie op 2 november;
  2° de kerstvakantie, die begint op de maandag van de week waarin 25 december valt en 2 weken duurt. Indien 25 december op een zaterdag of zondag valt, dan begint de kerstvakantie de maandag na 25 december;
  3° de krokusvakantie, die begint op de 7de maandag vóór Pasen en 1 week duurt;
  4° de paasvakantie, die begint op de eerste maandag van april en 2 weken duurt. Indien Pasen in de maand maart valt, dan begint de paasvakantie op de maandag na Pasen. Indien Pasen na 15 april valt, dan begint de paasvakantie op de tweede maandag vóór Pasen;
  5° de zomervakantie, die begint op 1 juli en eindigt op 31 augustus;
  6° 11 november, paasmaandag, hemelvaartsdag en de dag nadien, 1 mei, pinkstermaandag;
  7° voor het voltijds gewoon secundair onderwijs en het deeltijds beroepssecundair onderwijs : 1 volledige of 2 halve facultatieve vakantiedag(en), eventueel verschillend per vestigingsplaats. Voor het buitengewoon secundair onderwijs : 2 volledige of 4 halve facultatieve vakantiedagen, eventueel verschillend per vestigingsplaats.

Art.8.De inrichtende macht kan op grond van exceptionele organisatorische, onderwijskundige of levensbeschouwelijke argumenten beslissen om voor alle leerlingen of voor een leerlingengroep af te wijken van de bepalingen van artikel 3 en van artikel 7 voor de vakantieperiodes, vermeld onder 1° tot en met 5°.
  Een afwijking moet steeds impliceren dat :
  1° het normaal aantal lessen op schooljaarbasis en de afwerking van de goedgekeurde leerplannen is gewaarborgd;
  2° aan elke leerling tijdens de maanden juli en augustus ten minste 4 aaneensluitende weken vakantie worden toegekend;
  [1 3° in afwijking van 2° en voor zover betrekking hebbend op stage : aan elke leerling in de periode juni tot en met augustus ten minste 4 aaneensluitende weken vakantie worden toegekend.]1
  [2 Overeenkomstig artikel 19 van het decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen gelden de bovenstaande bepalingen niet.]2
  ----------
  (1)<BVR 2012-09-07/24, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (2)<BVR 2019-07-19/20, art. 15, 009; Inwerkingtreding : 01-09-2019>

Art.9.§ 1. De vastlegging door de inrichtende macht van de organisatie van het schooljaar per school op basis van de bepalingen van artikel 3 tot en met 8, vindt uiterlijk op 30 juni van het voorafgaande schooljaar plaats :
  1° na onderhandeling in het bevoegde orgaan;
  2° na advies van de schoolraad voor wat betreft het gemeenschapsonderwijs en van de participatieraad voor wat betreft het gesubsidieerd onderwijs.
  [1 In afwijking van de datum, vermeld in het eerste lid, vindt de vastlegging van de organisatie van het schooljaar 2013-2014 uiterlijk op 20 september 2013 plaats. ]1
  § 2. De toepassing van § 1 op de stages, heeft slechts betrekking op de grote krachtlijnen ervan en niet op de individuele stageovereenkomsten.
  ----------
  (1)<BVR 2013-09-13/13, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-09-2013>

Art.10. Indien, onder verantwoordelijkheid van de bevoegde inspectie van de Vlaamse Gemeenschap, wordt vastgesteld dat door toepassing van de bepalingen van artikel 4, 5 of 8 ernstig nadeel wordt berokkend aan de onderwijsdoelstellingen in het algemeen en/of aan het individueel leerlingenbelang in het bijzonder, dan moet de betrokken inrichtende macht onmiddellijk de organisatie van het schooljaar of de stageregeling aanpassen in overleg met de inspectie.
  De toepassing van de bepalingen van artikel 4, 5 of 8 kan slechts aanleiding geven tot een overtreding zoals bedoeld in artikel 11, indien de inrichtende macht de bedoelde aanpassing weigert.

Art.11. § 1. Overtredingen op de bepalingen van dit besluit worden onder de verantwoordelijkheid van de inspectie vastgesteld. De vaststelling wordt per aangetekende brief meegedeeld aan de betrokken inrichtende macht.
  § 2. Binnen een termijn van 1 maand na de betekening van de aangetekende brief kan de inrichtende macht bij de inspectie een verweerschrift indienen. De betekening wordt geacht te gebeuren op de derde werkdag na het versturen van de aangetekende brief.
  § 3. Op basis van het verslag van de inspectie en het eventueel verweerschrift van de inrichtende macht oordeelt de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, of de overtreding wordt gesanctioneerd.
  § 4. Voor een gemeenschapsschool is de sanctie een inhouding op de werkingsmiddelen van de scholengroep waartoe de kwestieuze school behoort.
  De inhouding bedraagt maximum 1/5 bij een eerste overtreding, respectievelijk maximum 1/3 vanaf een tweede overtreding, van de werkingsmiddelen waarop deze school recht had tijdens het schooljaar dat voorafgaat aan het schooljaar waarin de overtreding, bedoeld in § 1, is vastgesteld.
  Voor een gesubsidieerde school is de sanctie een terugvordering van de werkingstoelagen.
  De terugvordering bedraagt maximum 1/5 bij een eerste overtreding, respectievelijk maximum 1/3 vanaf een tweede overtreding, van de werkingstoelagen waarop deze school recht had tijdens het schooljaar dat voorafgaat aan het schooljaar waarin de overtreding, bedoeld in § 1, is vastgesteld.

HOOFDSTUK II. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 17 april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basis- en secundair onderwijs, in het deeltijds onderwijs en in het onderwijs voor sociale promotie, georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap.
Art.12. § 1. In het opschrift van het besluit van de Vlaamse regering van 17 april 1991 tot organisatie van het schooljaar in het basis- en secundair onderwijs, in het deeltijds onderwijs en in het onderwijs voor sociale promotie, georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, worden de woorden " basis- en secundair onderwijs " vervangen door het woord " basisonderwijs ".
  § 2. Het opschrift van HOOFDSTUK I van hetzelfde besluit wordt vervangen door het opschrift " Basisonderwijs ".

Art.13. Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
  " Artikel 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de instellingen voor gewoon en buitengewoon basisonderwijs, georganiseerd, erkend of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap. ".

Art.14. In artikel 3 van hetzelfde besluit :
  1° wordt § 1 vervangen door wat volgt :
  " § 1. De lessen worden in aantal gelijkmatig gespreid over vijf dagen, van maandag tot en met vrijdag. De lessen vangen ten vroegste aan om 8 uur en eindigen ten vroegste om 15 uur en ten laatste om 17 uur. De woensdagnamiddag is vrij. Er is een middagpauze van tenminste één uur. ";
  2° worden § 2 en 4 opgeheven.

Art.15. Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
  " Artikel 6. De instellingen voor basisonderwijs kunnen bijkomend over twee facultatieve vakantiedagen beschikken. Deze dagen kunnen opgesplitst worden in halve dagen en verschillen per vestigingsplaats van de instelling. ".

Art.16. In artikel 8 van hetzelfde besluit :
  1° worden in § 1 de woorden " scholen, scholengroepen of centra " vervangen door de woorden " scholen of scholengroepen ";
  2° worden in § 2 de woorden " scholen, scholengroepen of centra voor beroepssecundair onderwijs " vervangen door de woorden " scholen of scholengroepen ";
  3° wordt § 3 opgeheven;
  4° worden in § 4 de woorden " de in § 3 bedoelde afwijkingen dienen eveneens bij de desbetreffende bevoegde administratie aangevraagd doch uiterlijk één maand vóór de aanvang van de betrokken stageperiode " geschrapt.

Art.17. In artikel 9 van hetzelfde besluit :
  1° wordt het eerste lid vervangen door wat volgt :
  " Ten laatste op 15 juni vóór de aanvang van het volgend schooljaar leggen de instellingen de facultatieve vakantiedagen en de dagen dat de lessen, in toepassing van artikel 3, § 3, geschorst worden, vast. ";
  2° worden in het tweede lid de woorden " en de centra " geschrapt.

Art.18. In artikel 10 van hetzelfde besluit worden de woorden " en centra " telkens geschrapt.

HOOFDSTUK III. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 13 maart 1991 betreffende de organisatie van het voltijds secundair onderwijs.
Art.19. Artikel 70sexies van het besluit van de Vlaamse regering van 13 maart 1991 betreffende de organisatie van het voltijds secundair onderwijs, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 30 mei 1996, wordt opgeheven.

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.20. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2001.

Art. 21. De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.