3 NOVEMBER 2001. - [Wet van 3 november 2001 tot oprichting van de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden.]<W2017-11-23/16, art. 48, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2018> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-11-2001 en tekstbijwerking tot 01-07-2022)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Art. 1
HOOFDSTUK Ibis. [1 - Definities]1
Art. 1bis
HOOFDSTUK II. - Oprichting van de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden.
Art. 2, 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 3, 3bis, 3ter, 3quater, 3quinquies, 3sexies, 4, 4bis, 4ter, 4quater, 4quinquies, 4sexies, 4septies, 5, 5bis, 6-9, 9bis, 10
HOOFDSTUK III.
Art. 11-14
HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding.
Art. 15
2014015071 2014A15071 2016015161 2017011339 2018014910 2018015396 2018015630 2018A15396 2020031268 2021020255 2021033943 2022043106 2024007436
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
HOOFDSTUK Ibis. [1 - Definities]1
----------
(1)
Art. 1bis.[1 In deze wet wordt verstaan onder:
1° "MKMO" (Micro-, Kleine en Middelgrote Ondernemingen): de ondernemingen die de maxima met betrekking tot jaaromzet en balanstotaal zoals vastgelegd door de Europese Commissie, niet bereiken (aanbeveling 2003/361/EC van 6 mei 2003);
2° "interventieland": het ontwikkelingsland dat behoort tot de volgende door het Comité voor ontwikkelingshulp van de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling (OESO) bepaalde categorieën:
- de minst ontwikkelde landen;
- de landen met een laag inkomen;
- de landen met een gemiddeld inkomen, lagere schijf;
- de landen met een gemiddeld inkomen, hogere schijf;
3° "technische assistentie": het geheel van maatregelen bedoeld om de competenties van de ondernemingen te versterken en hun activiteiten te ondersteunen op technisch, financieel, administratief, sociaal en milieugebied, evenals op het gebied van beheer [2 , goed bestuur en digitalisering]2. Technische assistentie heeft als doelstelling [2 ...]2 de verbetering van hun prestaties op economisch en sociaal vlak, en op het vlak van milieu en ontwikkeling;
4° "haalbaarheidsstudie": de studie die onderzoekt of een project technisch haalbaar en economisch rendabel is. De studie concretiseert een project in termen van becijferde, realistische, meetbare en haalbare doelstellingen in een bepaalde context en geeft de middelen aan die nodig zijn om deze te realiseren;
[2 4/1° "de belanghebbende partijen": de economische actoren in de productie- en marktketen van de onderneming in het interventieland;]2
5° "tussenstructuur": de investeringsfondsen, holdings of investeringsmaatschappijen uitsluitend gericht op ondernemingen gevestigd in de interventielanden, alsook de bancaire en niet-bancaire financiële instellingen, zoals commerciële of coöperatieve banken, microkrediet-instellingen en -banken, leasingmaatschappijen, factoringmaatschappijen en verzekeringsmaatschappijen die diensten aanbieden aan de ondernemingen en de bevolking van de interventielanden;
6° "finale begunstigde": de onderneming gevestigd in het interventieland die de interventie ontvangt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-07-21/21, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 21-08-2016>
(2)<W 2018-10-25/14, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
HOOFDSTUK II. - Oprichting van de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden.
Art.2.De Belgische Staat en de Belgische Maatschappij voor Internationale Investering N.V. kunnen samen de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden, afgekort BIO, oprichten. BIO wordt opgericht als een naamloze vennootschap.
De Belgische Staat en de Belgische Maatschappij voor Internationale Investering N.V. kunnen participeren in het kapitaal van BIO en elke andere vorm van bedrijfsfinanciering verstrekken. Vennootschappen die een bijzondere ervaring bezitten wat betreft investeren in het buitenland of vennootschappen die een specifieke ervaring hebben op het gebied van financiering van lokaal ondernemerschap [1 of op het gebied van de sociale economie]1 in ontwikkelingslanden [1 evenals de organisaties en ondernemingen waarvan de financiering van het lokaal ondernemerschap van de ontwikkelingslanden inbegrepen is in het maatschappelijk doel]1 , kunnen eveneens participeren in het kapitaal van BIO of andere vormen van bedrijfsfinanciering verstrekken.
De Belgische Staat wordt bij de oprichting vertegenwoordigd door het regeringslid dat Ontwikkelingssamenwerking onder zijn bevoegdheid heeft. Dit regeringslid vertegenwoordigt eveneens de Belgische Staat op de algemene vergadering.
----------
(1)<W 2014-01-20/09, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 23-02-2014>
Art. 2bis.[1 § 1. De raad van bestuur bestaat uit twaalf leden en telt evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden.
§ 2. De raad van bestuur is samengesteld zodat hij collectief een nuttige en aantoonbare ervaring heeft op het vlak van:
1° internationale ontwikkeling en ontwikkelings--samenwerking;
2° internationale investeringen;
3° financiële analyse;
4° bedrijfsbeheer.
De raad van bestuur wordt met name samengesteld uit personen afkomstig uit:
1° federale overheidsinstellingen;
2° de bedrijfswereld;
3° het academisch milieu;
4° organisaties van de civiele maatschappij, institutionele en gouvernementele actoren en internationale organisaties.
Het kan daarbij zowel om personen in actieve loopbaan als om gepensioneerde personen gaan.
Minstens een lid van de raad van bestuur toont een bijkomende kennis en expertise aan op het vlak van audit en organisatiebeheer.
Minstens een lid van de raad van bestuur toont een bijkomende kennis en expertise aan op het vlak van personeel en personeelsevaluatie.
Minstens een lid van de raad van bestuur toont een specifieke kennis en expertise aan op het vlak van investeringen.
§ 3. In zijn samenstelling respecteert de raad van bestuur de wetgeving inzake gender.
§ 4. De leden van de raad van bestuur worden benoemd en afgezet bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
§ 5. De leden van de raad van bestuur worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar.
§ 6. De algemene vergadering stelt de bezoldiging vast van de leden van de raad van bestuur. Die bezoldiging is ten laste van BIO.
§ 7. Wanneer een mandaat van lid van de raad van bestuur vacant wordt, voorzien de overblijvende leden van de raad van bestuur voorlopig in deze vacature tot de definitieve benoeming van een nieuw lid in overeenstemming met paragraaf 4.
§ 8. Onverminderd andere beperkingen bepaald bij of krachtens een wet of door de statuten van BIO, is het mandaat van lid van de raad van bestuur onverenigbaar met de volgende mandaten of functies:
1° lid van het Europees Parlement of de Europese Commissie;
2° lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers of van de Senaat;
3° lid van de federale regering of lid van de beleidscel van de federale minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking;
4° lid van een gemeenschaps- of gewestparlement;
5° lid van een gemeenschaps- of gewestregering;
6° gouverneur van een provincie, met inbegrip van de adjunct-gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant en de commissaris van de federale regering die de titel van vicegouverneur voert, aangesteld in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, arrondissements-commissaris of lid van de bestendige deputatie van een provincieraad;
7° lid van het personeel van BIO;
8° burgemeester, schepen of voorzitter van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van een gemeente met meer dan 50 000 inwoners;
9° houder van een voltijds mandaat of een voltijdse functie in een intercommunale of haar afgeleide structuren.
Wanneer een lid van de raad van bestuur de bepalingen van het eerste lid miskent, moet hij binnen een termijn van één maand de betrokken mandaten of functies neerleggen. Indien hij nalaat dit te doen, wordt hij na verloop van deze termijn van rechtswege geacht zijn mandaat bij BIO te hebben neergelegd, zonder dat dit afbreuk doet aan de rechtsgeldigheid van de handelingen die hij ondertussen heeft gesteld of van de beraadslagingen waaraan hij in de betrokken periode heeft deelgenomen.
§ 9. De Directeur-generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp vertegenwoordigt de Directie generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp van de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking in de schoot van de raad van bestuur. Hij is niet stemgerechtigd. Zijn vergoeding is gelijk aan die van de leden van de raad van bestuur en is ten laste van BIO.
§ 10. Alle leden van de raad van bestuur ondertekenen het charter van het lid van de raad van bestuur van overheidsbedrijven, zoals aangepast aan BIO en opgenomen in bijlage bij het beheerscontract.]1
----------
(1)<W 2018-10-25/14, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.2ter. [1 Onder de leden van de raad van bestuur benoemt de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorzitter van de raad van bestuur evenals de vicevoorzitter, die van de andere taalrol en van het andere geslacht is dan de voorzitter.
De voorzitter en de vicevoorzitter worden afgezet bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad op eensluidend met redenen omkleed advies van de raad van bestuur, goedgekeurd bij volstrekte meerderheid.
De afzetting van de voorzitter of van de vicevoorzitter in hun hoedanigheid van lid van de raad van bestuur brengt van rechtswege zijn afzetting als voorzitter of als vicevoorzitter teweeg.
In geval van staking van stemmen in de raad van bestuur, is de stem van de voorzitter of, bij diens afwezigheid, van de vicevoorzitter, beslissend.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-10-25/14, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.2quater. [1 De raad van bestuur richt een auditcomité, een investeringscomité en een human resources-comité op.
Deze comités hebben een raadgevende stem.
De raad van bestuur kan elk ander comité oprichten dat hij nodig acht om de raad van bestuur bij te staan.
De raad van bestuur bepaalt de samenstelling, de bevoegdheden en de werking van de comités en stelt voor elk comité een huishoudelijk reglement op.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-10-25/14, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.2quinquies. [1 § 1. BIO is verantwoordelijk voor de kwaliteitsvolle uitvoering van haar maatschappelijk doel en de opdrachten die haar worden toegewezen, overeenkomstig de bepalingen van deze wet en andere toepasselijke wetgeving, het beheerscontract en de statuten.
§ 2. Het beheerscontract tussen de Belgische Staat en BIO bepaalt de criteria van de beheerscapaciteit waaraan BIO moet voldoen om zich te kwijten van deze verantwoordelijkheden, de van toepassing zijnde procedures van de toetsing ervan en de gevolgen wanneer BIO niet voldoet aan de bovenvermelde criteria.
§ 3. In het kader van de voorbereiding van een nieuw beheerscontract wordt, tijdens het laatste jaar van het lopende beheerscontract, nagegaan of BIO aan deze criteria voldoet. Bij het sluiten van een nieuw beheerscontract wordt BIO, voor de duur van dat beheerscontract, geacht over de gevraagde beheerscapaciteit te beschikken.
§ 4. BIO heeft de verantwoordelijkheid om tijdens de duur van het beheerscontract te voldoen aan deze criteria.
§ 5. BIO kan accreditaties verkrijgen van erkende organismes of internationale organisaties. Het verkrijgen van een accreditatie geldt als bewijs van de beheerscapaciteit voor het voorwerp van de accreditatie voor de duur van de accreditatie.
De Koning bepaalt bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de lijst van erkende en internationale accreditaties die hiervoor in aanmerking komen.
§ 6. Tijdens de duur van het beheerscontract kan elke regeringscommissaris, na bespreking in de raad van bestuur en na het mislukken van remediërende maatregelen, voorstellen dat wordt nagegaan of BIO nog aan deze criteria voldoet.
De minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking neemt een formeel met redenen omklede beslissing binnen veertien dagen na de kennisgeving van het advies van één of beide regeringscommissarissen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-10-25/14, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.3.[1 BIO heeft als maatschappelijk doel rechtstreeks of onrechtstreeks te investeren in de ontwikkeling van:
1° MKMO's en ondernemingen van de sociale economie, gevestigd in de interventielanden;
2° MKMO's en ondernemingen gevestigd in de interventielanden, die ofwel (i) bijdragen tot de verbetering van de toegang tot energie voor de bedrijven en de bevolking in de interventielanden, ofwel (ii) bijdragen tot de verbetering van de toegang tot digitale technologieën voor de bedrijven en de bevolking in de interventielanden dan wel (iii) bijdragen tot de strijd tegen de klimaatverandering in de interventielanden;
3° MKMO's en ondernemingen gevestigd in de interventielanden, die actief zijn in de productie, de verwerking, de handel of de vermarkting van landbouwgrondstoffen, landbouw- en voedingsproducten en zo rechtstreeks of onrechtstreeks bijdragen tot de versterking van de voedselzekerheid in de interventielanden;
4° MKMO's en ondernemingen gevestigd in de interventielanden die tot doel hebben basisdiensten te verstrekken aan de bevolking van die landen.
BIO kan investeren indien de interventies bedoeld in het eerste lid, 1° tot 4° aan de volgende voorwaarden beantwoorden:
1° beogen bij te dragen tot de economische en sociale vooruitgang van de interventielanden en aldus een voldoende perspectief op ontwikkelingsrendement bieden;
2° direct of indirect leiden tot duurzame productieve werkgelegenheid, met eerbiediging van de fundamentele sociale rechten zoals gedefinieerd in de conventies van de Internationale Arbeidsorganisatie;
3° [2 een perspectief op rendement bieden dat beantwoordt aan de rendementsdoelstelling bepaald overeenkomstig artikel 9, § 2, wat betreft de interventies gefinancierd met de inbrengen in kapitaal en buiten kapitaal en overeenkomstig artikel 9, § 4, eerste lid, wat betreft kapitaalsubsidies]2;
4° additioneel zijn.
BIO oefent haar taken ongebonden uit. Rechtstreekse of onrechtstreekse financieringen hebben niet als voorwaarde de aankoop van goederen of diensten bij Belgische ondernemingen.
BIO voert een ambitieus beleid inzake gelijkheid tussen mannen en vrouwen, om op het vlak van de rechtstreeks of onrechtstreeks toegekende financieringen een billijke verdeling te bereiken.]1
----------
(1)<W 2016-07-21/21, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 21-08-2016>
(2)<W 2018-10-25/14, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 3bis.[1 Met het oog op de realisatie van haar maatschappelijke doel kan BIO met name, aan marktconforme voorwaarden, de volgende handelingen stellen:
1° buitenlandse ondernemingen oprichten, alleen of samen met andere investeerders;
2° een beheersmaatschappij naar Belgisch recht oprichten met het oog op de oprichting van investeringsfondsen;
3° rechtstreeks deelnemen in het kapitaal van Belgische of buitenlandse ondernemingen, met inbegrip van de verwerving van inschrijvingsrechten of andere financiële instrumenten die converteerbaar zijn in kapitaal;
4° financiering toekennen op middellange of lange termijn, onder de vorm van leningen of onder andere vormen, zoals de inschrijving op obligaties of andere schuldinstrumenten. De schuld kan achtergesteld zijn of niet, vergezeld zijn van een conversierecht in kapitaal of niet, vergezeld zijn van zekerheden of niet;
5° ontwikkelingsfondsen, investeringsfondsen, investeringsmaatschappijen of -holdings uitsluitend gericht op de interventielanden oprichten naar Belgisch of buitenlands recht of daar een minderheidsparticipatie in nemen, voor zover het maatschappelijke doel van die fondsen of maatschappijen verenigbaar is met haar maatschappelijke doel. Indien BIO de exclusieve beheerder is van dergelijke ontwikkelingsfondsen of investeringsfondsen, dan worden deze naar Belgisch recht opgericht;
6° de fondsen of maatschappijen bedoeld in 5° beheren of adviseren en andere diensten leveren ter ondersteuning van de activiteit van dergelijke fondsen of maatschappijen, alleen of in samenwerking met anderen, ofwel rechtstreeks, ofwel onrechtstreeks via ondernemingen die zij met dit doel opricht of waarin zij een participatie neemt;
[2 6° /1 middelen van derden beheren met het oog op de realisatie van investeringen in de interventielanden overeenkomstig de nadere regels overeen te komen met de betrokken derden of advies verlenen aan derden inzake investeringen in interventielanden;]2
7° waarborgen toekennen;
8° haar belangen en participaties beheren, valoriseren en te gelde maken, alsook rechtstreeks of onrechtstreeks deelnemen aan het beheer, de directie, de controle en de vereffening van vennootschappen, ondernemingen en associaties;
9° projecten bestuderen, ontwikkelen en beheren op vraag van derden;
10° alle industriële, commerciële, financiële, promo-tionele, roerende of onroerende handelingen stellen die nodig of nuttig zijn voor de verwezenlijking van haar maatschappelijke doel.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-07-21/21, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 21-08-2016>
(2)<W 2018-10-25/14, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 3ter.[1 § 1. BIO kent subsidies toe voor de financiering van de volgende interventies:
1° de opleidingsprogramma's;
2° de programma's voor technische assistentie;
3° de haalbaarheidsstudies;
4° de investeringssteun voor innoverende MKMO's, onder de vorm van een financiële tussenkomst voor bepaalde kosten en activa met het oog op het opstarten of het verbeteren van een onderneming of een nieuwe activiteit;
5° de analyse- en opmaakkosten van investeringsdossiers in het kader van een waarschijnlijke financiering door BIO.
De in het eerste lid bedoelde interventies zijn bestemd voor de ontwikkeling van:
1° de ondernemingen bedoeld in artikel 3, eerste lid, op voorwaarde dat de betrokken onderneming, op het ogenblik van de toekenning van de subsidie, rechtstreeks of onrechtstreeks gefinancierd wordt door BIO door een financiering bedoeld in artikel 3bis, 1°, 3°, 4°, 5° of 7° of in aanmerking komt voor een dergelijke financiering, maar nog geen dergelijke financiering heeft ontvangen;
2° de belanghebbende partijen van ondernemingen bedoeld in 1°, mits het aantoonbaar is dat een positieve economische impact kan verwacht worden voor de ondernemingen bedoeld in de bepaling onder 1°, alsook een belangrijke ontwikkelingsimpact op de betrokken belanghebbende partijen;
3° de tussenstructuren gefinancierd door BIO;
4° de ondernemingen verbonden met de ondernemingen bedoeld in de bepaling onder 1° in de zin van artikel 11, 1°, van het Wetboek van Vennootschappen, mits het aantoonbaar is dat een positieve economische impact kan verwacht worden voor de ondernemingen bedoeld in 1° ;
5° de op te richten ondernemingen bedoeld in artikel 3, eerste lid, die rechtstreeks of onrechtstreeks in aanmerking komen voor een financiering door BIO zoals bedoeld in artikel 3bis, 1°, 3°, 4°, 5° of 7°.
De interventies bedoeld in het eerste lid, 2°, kunnen eveneens betrekking hebben op de beroepsverenigingen of -organisaties waarvan de ondernemingen bedoeld in het tweede lid, 1°, lid zijn, op voorwaarde dat de betrokken interventie rechtstreeks betrekking heeft op de activiteiten van de ondernemingen bedoeld in het tweede lid, 1°.
§ 2. De begunstigden van de subsidies zijn:
1° de ondernemingen bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 1°, 3° en 4° en derde lid;
2° de promotor van de ondernemingen bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 5° ;
3° de fondsenbeheerder in het kader van een investeringsfonds gefinancierd door BIO waarbij de subsidie bestemd is om interventies te financieren ten voordele van de ondernemingen gefinancierd door dat investeringsfonds.
Indien de subsidies worden toegekend om interventies te financieren bestemd voor de ontwikkeling van belanghebbende partijen, is de begunstigde steeds een onderneming bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, 1°.
§ 3. De subsidie bedraagt maximum 350 000 euro per onderneming bedoeld in paragraaf 1, tweede en derde lid.
Wanneer de subsidie de financiering van een haalbaarheidsstudie betreft, is het bedrag bedoeld in het eerste lid beperkt tot 100 000 euro.
§ 4. De subsidie van BIO dekt slechts een deel van de kosten van de betrokken interventie, in een verhouding te bepalen door BIO.
Wanneer de subsidie de financiering van een haalbaarheidsstudie betreft, beperkt de financiering van BIO zich tot maximum 50 percent van de kosten van de haalbaarheidsstudie.
De subsidie moet additioneel zijn.
§ 5. De toekenning van de subsidie gebeurt door de ondertekening van een overeenkomst tussen BIO en de begunstigde.
De subsidieovereenkomst bevat:
1° de beschrijving van de interventies;
2° de nadere regels van de financiering;
3° de rapportageverplichtingen, met inbegrip van de verantwoording van het gebruik van de middelen, de controlemogelijkheden van BIO en de terugbetalingsvoorwaarden van de subsidie.
§ 6. De interventies bedoeld in paragraaf 1 worden gefinancierd met de subsidies bedoeld in artikel 9, § 1, 4°, en zijn niet onderworpen aan een rendementsdoelstelling.]1
----------
(1)<W 2018-10-25/14, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 3quater.[1 § 1. BIO voert zelf interventies bedoeld in artikel 3ter, § 1, eerste lid, uit, bestemd voor de ontwikkeling van één of meerdere ondernemingen bedoeld in artikel 3ter, § 1, tweede en derde lid, door de tussenkomst van experten die zij aanstelt.
§ 2. De onderneming of de ondernemingen voor dewelke de interventies bedoeld in paragraaf 1 bestemd zijn, worden duidelijk geïdentificeerd.
§ 3. De kosten van de interventie ondersteund door BIO bedragen maximum 350 000 euro per interventie.
Wanneer de interventie een haalbaarheidsstudie betreft, wordt het bedrag bedoeld in het eerste lid beperkt tot 100 000 euro.
§ 4. BIO draagt slechts een deel van de kosten van de betrokken interventie, in een verhouding te bepalen door BIO.
Wanneer de interventie een haalbaarheidsstudie betreft, beperken de kosten gedragen door BIO zich tot maximum 50 percent van de kosten van de interventie.
§ 5. De interventies bedoeld in paragraaf 1 worden gefinancierd door de subsidies bedoeld in artikel 9, § 1, 4°, en zijn niet onderworpen aan een rendementsdoelstelling.]1
----------
(1)<W 2018-10-25/14, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 3quinquies.[1 § 1. BIO mag niet rechtstreeks of via een tussenstructuur investeren, indien de finale begunstigde van de interventie of de tussenstructuur gevestigd zijn in een land bedoeld in artikel 307, § 1, vijfde lid, a), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, met uitzondering van interventielanden die door het Global Forum on Transparency and Exchange of Information for Tax Purposes van de OESO beschouwd worden als landen die gedurende een periode van minder dan vijf jaar de standaard van de OESO niet substantieel en effectief hebben toegepast.
§ 2. BIO mag niet rechtstreeks of via een tussenstructuur investeren, als de finale begunstigde van de interventie of de tussenstructuur gevestigd zijn in een land bedoeld in artikel 307, § 1, vijfde lid, b), van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992. Deze lijst wordt bepaald bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
§ 3. BIO mag niet rechtstreeks of via een tussenstructuur investeren, indien de finale begunstigde van de interventie of de tussenstructuur gevestigd zijn in een land dat op de lijst staat van de Staten die weigeren om een akkoord te onderhandelen en te ondertekenen, overeenkomstig de normen van de OESO, inzake de automatische uitwisseling van fiscale en bankinlichtingen met België vanaf 2015. Deze lijst wordt bepaald bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
§ 4. [2 De beperkingen bedoeld in paragrafen 1 tot 3 gelden ook voor de interventies die worden gefinancierd door de subsidies die BIO toekent of die rechtstreeks door BIO worden uitgevoerd.]2]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-07-21/21, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 21-08-2016>
(2)<W 2018-10-25/14, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.3sexies. [1 De Belgische Staat kan, indien het Directie-generaal Ontwikkelingssamenwerking en Humanitaire Hulp van de FOD Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking zelf niet over de vereiste expertise beschikt, BIO opdrachten toevertrouwen betreffende:
1° diensten van beheer of advies in het kader van de participaties die de Belgische Staat aanhoudt in de ontwikkelingsbanken;
2° diensten inzake adviesverlening en opleiding betreffende de ontwikkeling van de private sector in de interventielanden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-10-25/14, art. 12, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.4. BIO is een naamloze vennootschap waarop het Wetboek van vennootschappen van toepassing is, voor zover hiervan niet wordt afgeweken door deze wet.
De statuten van BIO en de wijzigingen ervan worden vastgesteld door de algemene vergadering. Ten minste vijftien dagen vóór de vergadering wordt samengeroepen, wordt het ontwerp van beraadslaging van deze vergadering meegedeeld aan de regeringscommissarissen.
Art. 4bis.[1 § 1. De bijzondere regels en voorwaarden volgens dewelke BIO haar maatschappelijk doel uitvoert worden vastgelegd in een beheerscontract gesloten tussen de Belgische Staat en BIO.
§ 2. Het beheerscontract regelt tenminste de volgende onderwerpen :
1° het beleidskader;
2° de opdracht en waarden van BIO;
3° de strategische prioriteiten van het investeringsbeleid van BIO in termen van geografische, sectorale en thematische concentratie, evenals van nadere regels voor investering en van toekenningscriteria voor financieringen;
4° de financieringsmodaliteiten van BIO, zowel in de vorm van inbreng in het eigen vermogen als in de vorm van subsidies ten laste van de algemene uitgavenbegroting van de Federale Staat;
5° de specifieke en meetbare doelstellingen die BIO moet bereiken;
6° de nadere regels voor de samenwerking en de ontwikkeling van synergieën tussen BIO en de andere actoren van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking;
7° de procedures en objectieve parameters voor de jaarlijkse toetsing van het beheerscontract;
8° de financiële sancties in geval van niet-naleving door een partij van haar verbintenissen voortvloeiend uit het beheerscontract;
9° de verplichtingen inzake interne controle [2 ;]2
[2 10° de manier waarop BIO de wetten en conventies inzake gender uitvoert;
11° de verplichtingen inzake wederzijdse communicatie;
12° de criteria en de procedures van toetsing van de beheerscapaciteit waaraan BIO voldoet alsook de gevolgen wanneer BIO niet voldoet aan de criteria van beheerscapaciteit bedoeld in artikel 2quinquies;
13° de financiële nadere regels betreffende:
a) de ter beschikkingstelling van middelen aan BIO;
b) de financiële rapportering en verantwoording;
14° het charter van het lid van de raad van bestuur van overheidsbedrijven, zoals aangepast aan BIO;
15° de nadere regels betreffende de kapitaalsubsidies bedoeld in artikel 9, § 4, met name:
a) de minimale rendementsdoelstellingen verbonden aan de kapitaalsubsidies;
b) de strategische oriëntatie inzake geografische en sectorale concentratie van de interventies gefinancierd met de kapitaalsubsidies;
c) de aard en de omvang van de investeringen gefinancierd met de kapitaalsubsidies;
16° de nadere regels betreffende de opdrachten bedoeld in artikel 3bis, 6° /1;
17° de nadere regels voor de toekenning van de subsidies bedoeld in artikel 3ter en de in dat kader van toepassing zijnde selectiecriteria, waaronder de additionaliteit, de complementariteit en de synergie;
18° de bijkomende voorwaarden en de nadere regels betreffende de interventies bedoeld in artikel 3quater;
19° de nadere regels van de samenwerking tussen de Belgische Staat en BIO in het kader van de opdrachten bedoeld in artikel 3sexies.]2
§ 3. Elke uitdrukkelijk ontbindende voorwaarde in het beheerscontract wordt voor niet geschreven gehouden.
[3 De artikelen 5.90 tot 5.96 van het Burgerlijk Wetboek zijn]3 niet van toepassing op het beheerscontract. De partij jegens wie een verbintenis in het beheerscontract niet is uitgevoerd kan slechts de andere partij noodzaken de verbintenis uit te voeren en, in voorkomend geval, schadevergoeding eisen, onverminderd de toepassing van iedere sanctie bepaald in het beheerscontract.]1
[2 § 4. Het beheerscontract is geen akte of reglement bedoeld in artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
Alle clausules ervan worden geacht contractueel te zijn.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-01-20/09, art. 9, 003; Inwerkingtreding : 23-02-2014>
(2)<W 2018-10-25/14, art. 13, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(3)<W 2022-04-28/25, art. 36, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 4ter. [1 § 1. Bij de onderhandelingen over en het sluiten van het beheerscontract, wordt de Federale Staat vertegenwoordigd door de minister die Ontwikkelingssamenwerking onder zijn bevoegdheid heeft.
§ 2. Bij de onderhandelingen over het beheerscontract wordt BIO vertegenwoordigd in overeenstemming met de wet en de statuten. Het beheerscontract wordt voorgelegd aan de bevoegde instantie van BIO, die beslist in overeenstemming met de wet en de statuten.
§ 3. Het beheerscontract treedt slechts in werking na goedkeuring door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op de datum vastgesteld in dit besluit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-01-20/09, art. 10, 003; Inwerkingtreding : 23-02-2014>
Art. 4quater. [1 § 1. Het beheerscontract wordt jaarlijks getoetst en desgevallend aangepast aan de wijzigingen in de wetgeving die van toepassing is op BIO en op de ontwikkelingen in de sector waarin BIO evolueert, volgens een objectieve procedure en objectieve parameters bepaald in het beheerscontract.
§ 2. Iedere andere wijziging van het beheerscontract dan de wijzigingen bedoeld in § 1, die wordt voorgesteld door één of beide partijen, gebeurt in overeenstemming met artikel 4ter.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-01-20/09, art. 11, 003; Inwerkingtreding : 23-02-2014>
Art. 4quinquies. [1 § 1. Het beheerscontract wordt gesloten voor een duur van vijf jaar.
§ 2. Uiterlijk zes maanden vóór het verstrijken van een beheerscontract, legt BIO aan de minister die Ontwikkelingssamenwerking onder zijn bevoegdheid heeft een ontwerp van nieuw beheerscontract voor.
Indien bij het verstrijken van het beheerscontract geen nieuw beheerscontract in werking is getreden, wordt het contract van rechtswege verlengd tot op het ogenblik dat een nieuw beheerscontract in werking is getreden. Deze verlenging wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad door de minister die Ontwikkelingssamenwerking onder zijn bevoegdheid heeft.
Indien een jaar na de in het tweede lid bedoelde verlenging, geen nieuw beheerscontract in werking is getreden, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorlopige regels vaststellen betreffende de aangelegenheden bedoeld in artikel 4ter, § 2. Deze voorlopige regels gelden als nieuw beheerscontract en zijn van toepassing tot op het ogenblik dat een nieuw beheerscontract, gesloten in overeenstemming met artikel 4ter, in werking treedt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-01-20/09, art. 12, 003; Inwerkingtreding : 23-02-2014>
Art. 4sexies. [1 De besluiten tot goedkeuring van een beheerscontract of tot aanpassing ervan, evenals de besluiten tot vaststelling van de voorlopige regels, worden in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
De bepalingen van het beheerscontract worden bekendgemaakt in de bijlagen bij het koninklijk besluit, met uitzondering van de bepalingen waarvoor door of krachtens de wet een plicht tot geheimhouding werd ingesteld of waarvan de bekendmaking strijdig zou zijn met de openbare orde.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-01-20/09, art. 13, 003; Inwerkingtreding : 23-02-2014>
Art.4septies. [1 BIO maakt jaarlijks een ondernemingsplan op dat wordt goedgekeurd door de raad van bestuur. Het ondernemingsplan omvat de strategische en operationele doelstellingen, met in begrip van de daaraan verbonden indicatoren en een financieel meerjarenplan.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-10-25/14, art. 14, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.5.[1 § 1. BIO staat onder het toezicht van de minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking en de minister bevoegd voor Begroting.
Dit toezicht wordt uitgeoefend door twee regeringscommissarissen.
Elk van beide ministers benoemt één regeringscommissaris en één plaatsvervanger. De plaatsvervangers beschikken, in voorkomend geval, over dezelfde bevoegdheden als de regeringscommissarissen.
Elke regeringscommissaris heeft het recht om:
1° kennis te nemen van alle beslissingen van de algemene vergadering, de raad van bestuur, de door de raad van bestuur opgerichte comités en het orgaan belast met het dagelijks bestuur;
2° alle nodige controles uit te voeren;
3° zich alle voor de in de bepaling onder 2° bedoelde controles nodige inlichtingen te doen verstrekken.
Wanneer zij het nuttig achten, wonen zij de vergaderingen van de algemene vergadering, de raad van bestuur, de door de raad van bestuur opgerichte comités en het orgaan belast met het dagelijks bestuur, bij. Zij zetelen er met raadgevende stem. De agenda's van deze vergadering worden hen steeds tijdig bezorgd. De regeringscommissarissen ontvangen de verslagen van deze vergaderingen.
§ 2. Elke regeringscommissaris kan ten allen tijde ter plaatse inzage nemen van de boeken, de briefwisseling, verslagen en van alle documenten en alle geschriften van BIO.
Elke regeringscommissaris kan van de leden van de raad van bestuur, van het orgaan belast met het dagelijks bestuur en van de medewerkers van BIO alle verduidelijkingen of inlichtingen vorderen en alle verificaties verrichten die hem nodig lijken voor de uitvoering van zijn mandaat.
BIO bezorgt onmiddellijk aan elke regeringscommissaris de opmerkingen van de in artikel 5bis bedoelde commissarissen evenals de op deze opmerkingen gegeven antwoorden. Elke regeringscommissaris communiceert schriftelijk met de commissarissen betreffende de aangelegenheden die tot zijn bevoegdheid behoren.
BIO stelt de regeringscommissarissen de menselijke en materiële middelen ter beschikking die nodig zijn voor de uitvoering van hun mandaat.
De minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking en de minister bevoegd voor Begroting kunnen, elk voor hun bevoegdheid en indien ze dat nuttig achten, de regeringscommissarissen laten bijstaan door deskundigen. De bezoldiging van de deskundigen is ten laste van BIO.
§ 3. Elke regeringscommissaris kan, bij de minister dat hem heeft benoemd, een schorsend beroep aantekenen tegen elke beslissing die hij strijdig acht met de wetten, de besluiten, de statuten, het beheerscontract, het ondernemingsplan of met het algemeen belang.
De regeringscommissaris aangewezen door de minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking, ziet bovendien toe op de inbedding van ontwikkelingssamenwerking als één van de instrumenten van het Belgische buitenlandse beleid, alsook op de coherentie van het buitenlandse optreden van België.
De regeringscommissaris aangeduid door de minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking vergewist zich eveneens van de overeenstemming van elke investeringsbeslissing met de criteria bepaald door het Comité voor Ontwikkelingshulp van de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling bedoeld in artikel 32 van de wet van 19 maart 2013 betreffende Belgische Ontwikkelingssamenwerking.
Voor het indienen van het beroep bedoeld in het eerste lid, beschikken de regeringscommissarissen over een termijn van zeven dagen vanaf de kennisname van de beslissing.
De minister beschikt over een termijn van veertien dagen vanaf de indiening van het schorsend beroep om de geschorste beslissing te vernietigen.
Hij brengt zijn beslissing ter kennis aan de voorzitter van de raad van bestuur.
Indien de minister de schorsing niet vernietigt of zich binnen deze termijn niet uitspreekt, mag de beslissing ten uitvoer worden gelegd.
De raad van bestuur kan op met redenen omklede wijze de dringende noodzakelijkheid inroepen. De regeringscommissarissen beschikken in dat geval over een termijn van vier dagen vanaf de kennisname van de beslissing om een schorsend beroep in te dienen bij de minister. De in het vijfde lid voorgeschreven termijn wordt in dat geval teruggebracht tot vier dagen.
§ 4. De vergoeding van de regeringscommissarissen wordt vastgesteld door de Koning. Zij wordt gedragen door BIO.
§ 5. Wanneer de naleving van de wetten, besluiten, statuten, het beheerscontract, het ondernemingsplan of het algemeen belang dit vereist, kan de minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking of elke regeringscommissaris het bevoegde bestuursorgaan verplichten om, binnen de door hem gestelde termijn, hierover te beraadslagen.
Wanneer de inbedding van ontwikkelingssamenwerking als een van de instrumenten van het Belgisch buitenlandse beleid of de coherentie van het buitenlandse optreden van België dit vereist, kan de minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking of de regeringscommissaris die door hem is aangeduid, het bevoegde bestuursorgaan verplichten om, binnen de door hem gestelde termijn, hierover te beraadslagen.]1
----------
(1)<W 2018-10-25/14, art. 15, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 5bis.<W 2002-12-24/31, art. 459; Inwerkingtreding : 10-01-2003> § 1. De controle op de financiële toestand, op de jaarrekeningen en op de regelmatigheid, vanuit het oogpunt van de wet en van de statuten van BIO, van de verrichtingen weer te geven in de jaarrekeningen, wordt opgedragen aan twee commissarissen.
§ 2. Het Rekenhof benoemt een commissaris onder de leden van het Hof. De andere commissaris wordt benoemd door [1 de algemene vergadering]1, onder de leden, natuurlijke personen of rechtspersonen, van het Instituut voor bedrijfsrevisoren.
§ 3. De commissarissen worden benoemd voor een hernieuwbare termijn van drie jaar.
----------
(1)<W 2018-10-25/14, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.6. BIO kan onderhandse leningen aangaan op de binnenlandse of buitenlandse kapitaalmarkt. De Koning kan aan deze leningen de Staatswaarborg hechten.
Art.7.BIO stelt elk jaar een verslag op dat door het regeringslid dat de Ontwikkelingssamenwerking onder zijn bevoegdheid heeft aan de Kamer van volksvertegenwoordigers wordt meegedeeld. Het regeringslid dat de Ontwikkelingssamenwerking onder zijn bevoegdheid heeft, kan aan dit verslag de opmerkingen aanbrengen die hij nodig acht.
[1 [2 BIO maakt jaarlijks een verantwoordingsrapport betreffende de aanwending van de middelen bedoeld in artikel 9, § 1, 3° en 4°, over aan de minister bevoegd voor Ontwikkelingssamenwerking.]2
Het rapport bevat de volgende gegevens:
1° het overzicht van de uitgevoerde activiteiten;
2° het financieel overzicht;
3° de evaluatie van de behaalde ontwikkelings- en financiële resultaten;
4° de eventueel te overwegen wijzigingen van de gevolgde strategie met naleving van het beheerscontract.]1
----------
(1)<W 2016-07-21/21, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 21-08-2016>
(2)<W 2018-10-25/14, art. 17, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.8.[1 § 1. De interventies van BIO sluiten aan bij de algemene doelstelling van de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, met name de duurzame menselijke ontwikkeling bedoeld in artikel 3 van de wet van 19 maart 2013 betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking.
§ 2. De interventies van BIO moeten bovendien voldoen aan de criteria bepaald door het Comité voor Ontwikkelingshulp van de Organisatie voor economische samenwerking en ontwikkeling bedoeld in artikel 32 van de wet van 19 maart 2013 betreffende de Belgische Ontwikkelingssamenwerking, te weten de relevantie, de effectiviteit, de efficiëntie, de levensvatbaarheid, de impact en de duurzaamheid.]1
----------
(1)<W 2014-01-20/09, art. 15, 003; Inwerkingtreding : 23-02-2014>
Art.9.[1 § 1. De Belgische Staat kan middelen toekennen aan BIO door:
1° inbrengen in kapitaal;
2° inbrengen buiten kapitaal, door de inschrijving op winstbewijzen die ontwikkelingscertificaten genoemd worden;
3° kapitaalsubsidies;
4° subsidies andere dan kapitaalsubsidies;
5° vergoedingen voor de opdrachten bedoeld in artikel 3sexies.
§ 2. De aanwending door BIO van de middelen bedoeld in paragraaf 1, 1° en 2°, is gebonden aan een rendementsdoelstelling die maakt dat de inbreng steeds kan worden geclassificeerd als een deelneming binnen de overheidssector overeenkomstig het Europees stelsel van nationale en regionale rekeningen.
§ 3. De winstbewijzen bedoeld in paragraaf 1, 2°, zijn op dezelfde wijze als het kapitaal onbeschikbaar. Zij genieten dezelfde fiscale behandeling als de inbreng in kapitaal.
§ 4. De kapitaalsubsidies bedoeld in paragraaf 1, 3°, kunnen worden aangewend om investeringen te realiseren die een lagere rendementsdoelstelling hebben dan de rendementsdoelstelling bedoeld in paragraaf 2.
Het cumulatief bedrag van de kapitaalsubsidies toegekend door de Belgische Staat aan BIO vertegenwoordigt maximum 15 percent van de som van de middelen bedoeld in paragraaf 1, 1° en 2°.
De investeringen gefinancierd met de kapitaalsubsidies moeten apart kunnen worden opgevolgd in de boekhouding van BIO.
De provisies voor waardeverminderingen en de minderwaarden op deze investeringen worden rechtstreeks ten laste gelegd van de kapitaalsubsidie, net als de kosten verbonden aan het beheer van de investeringen die gebeuren met de kapitaalsubsidies.
Het geïnvesteerde bedrag dat BIO terugkrijgt ingevolge de terugbetaling van leningen of de verkoop van kapitaalparticipaties gefinancierd met kapitaalsubsidies kan enkel worden aangewend voor nieuwe investeringen bedoeld in het eerste lid. De opbrengsten van deze investeringen worden aangewend voor nieuwe investeringen bedoeld in het eerste lid en voor het beheer van investeringen gefinancierd met kapitaalsubsidies.
§ 5. De subsidies bedoeld in paragraaf 1, 4°, worden aangewend om de interventies bedoeld in de artikelen 3ter en 3quater te financieren en zijn niet onderworpen aan een rendementsdoelstelling.]1
----------
(1)<W 2018-10-25/14, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 9bis. [1 De personeelsleden van BIO worden aangeworven bij arbeidsovereenkomst overeenkomstig de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Voor zover BIO niet zelf beschikt over de nodige expertise, kan zij beroep doen op een derde, die over een erkende competentie beschikt, met het oog op de voorbereiding van investeringsbeslissingen en de controle van hun uitvoering.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-07-21/21, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 21-08-2016>
Art.10. § 3. In artikel 161, 1°, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten worden de woorden "de akten verleden ten name of ten bate van de naamloze vennootschap BIO" toegevoegd na de woorden "de akten in der minne verleden ter name of ten bate van de naamloze vennootschap A.S.T.R.I.D.".
HOOFDSTUK III.
Art.11.
<Opgeheven bij W 2018-10-25/14, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.12.
<Opgeheven bij W 2018-10-25/14, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.13.
<Opgeheven bij W 2018-10-25/14, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.14.
<Opgeheven bij W 2018-10-25/14, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
HOOFDSTUK IV. - Inwerkingtreding.
Art. 15. Deze wet treedt in werking op de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.