Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

20 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de nadere regels inzake de mobiliteit van het personeel van de politiediensten. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 31-01-2002 en tekstbijwerking tot 27-05-2013)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied.
Afdeling 1. - Definities.
Art. 1
Afdeling 2. - Toepassingsgebied.
Art. 2
HOOFDSTUK II. - De directie van de mobiliteit en het loopbaanbeheer.
Art. 3
HOOFDSTUK III. - De nadere regels inzake de kandidaatstelling van de aspiranten.
Art. 4
HOOFDSTUK IV. - De nadere regels inzake de aanwezigheidstermijn.
Art. 5-7
HOOFDSTUK V. - Het mobiliteitsdossier.
Art. 8
HOOFDSTUK VI. - De nadere regels inzake de procedurevoorschriften betreffende de mobiliteit.
Art. 9-17, 17bis, 17ter
HOOFDSTUK VII. - De nadere regels inzake de aanwijzing van deskundigen bij de selectiecommissies.
Art. 18
HOOFDSTUK VIII. - De nadere regels inzake de ambtshalve aanwijzing.
Art. 19
HOOFDSTUK IX. - Slotbepaling.
Art. 20-21
BIJLAGEN.
Art. N1-N3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2003000914  2005000681  2007000216  2009009301  2013000204  2014000101 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied.
Afdeling 1. - Definities.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden begrepen onder :
  1° "RPPol" : het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten;
  2° "de minister": de Minister van Binnenlandse Zaken;
  3° "de algemene directie personeel": de algemene directie bedoeld in artikel 11 van het koninklijk besluit van 3 september 2000 met betrekking tot de commissaris-generaal en de algemene directies van de federale politie;
  4° "de directie van de mobiliteit en het loopbaanbeheer" : de directie belast met de opdrachten bedoeld in artikel 11, 1° en 2°, van het koninklijk besluit van 3 september 2000 met betrekking tot de commissaris-generaal en de algemene directies van de federale politie.

Afdeling 2. - Toepassingsgebied.
Art.2. Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden bedoeld in artikel 1.I.1, 3°, RPPol.

HOOFDSTUK II. - De directie van de mobiliteit en het loopbaanbeheer.
Art.3. De in de artikelen VI.II.17, VI.II.18, eerste lid, VI.II.19, § 1, eerste lid, VI.II.46, eerste lid en VI.II.52, eerste lid, RPPol, bedoelde dienst, is de directie van de mobiliteit en het loopbaanbeheer.

HOOFDSTUK III. - De nadere regels inzake de kandidaatstelling van de aspiranten.
Art.4.<KB 2004-02-03/32, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 13-02-2004> [1 Behoudens in het raam van de mobiliteitscyclus bedoeld in artikel VI.II.4ter RPPol]1, kunnen de aspiranten zich vanaf de vierde maand vóór het voorziene einde van hun opleiding, rechtsgeldig kandidaat stellen voor een overeenkomstig artikel VI.II.10, tweede lid, 1°, RPPol vacant verklaarde betrekking.
  [1 In het raam van de mobiliteitscyclus bedoeld in artikel VI.II.4ter RPPol kunnen de aspiranten zich vanaf het begin van hun opleiding rechtsgeldig kandidaat stellen.]1
  ----------
  (1)<KB 2013-04-14/24, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 06-06-2013. Is van toepassing op de personeelsleden die deelnemen aan een basisopleiding die begint op of na 1 september 2013. >

HOOFDSTUK IV. - De nadere regels inzake de aanwezigheidstermijn.
Art.5. De aanwezigheidstermijn in een betrekking vangt aan op de datum van benoeming, aanwijzing of herplaatsing van het personeelslid in de betrokken betrekking. Een uitstel van deze inplaatsstelling bij mobiliteit zoals bedoeld in artikel 6.II.26, RPPol, doet geen afbreuk aan die regel.
  Indien deze benoeming, aanwijzing of herplaatsing, buiten het geval van de eerste inplaatsstelling, door een functionele opleiding wordt voorafgegaan, begint de aanwezigheidstermijn op de eerste dag van die opleiding.

Art.6. De aanwezigheidstermijn wordt opgeschort tijdens de periodes gedurende dewelke het personeelslid zich niet in een toestand bevindt waar het zijn aanspraken op bevordering en baremische loopbaan kan doen gelden.

Art.7. De aanwezigheidstermijn wordt eveneens geschorst gedurende de periode waarin het personeelslid één van de stelsels geniet bedoeld in de artikelen VIII.IV.2, VIII.IV.3, VIII.XII.1 en VIII.XII.2, VIII.XIII.1 en VIII.XV.1 tot en met VIII.XV.5, RPPol.

HOOFDSTUK V. - Het mobiliteitsdossier.
Art.8. <KB 2005-12-20/41, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 30-01-2006> Een mobiliteitsdossier zoals bedoeld in artikel VI.II.13 RPPol, wordt door de in artikel 15 bedoelde overheid waarvan het personeelslid afhangt of door het personeelslid dat zij aanwijst, samengesteld voor elke vacante betrekking die een personeelslid aanvraagt.

HOOFDSTUK VI. - De nadere regels inzake de procedurevoorschriften betreffende de mobiliteit.
Art.9. De mededeling van de vacatures bedoeld in artikel 6.II.17, RPPol, moet ten minste de gegevens bepaald in bijlage 1 bevatten.

Art.10. De publicatie van de oproep tot kandidaatstelling, bedoeld in artikel 6.II.18, RPPol, vindt plaats volgens een model vastgesteld door de directeur-generaal van de algemene directie personeel en richt zich tot alle betrokken personeelsleden.

Art.11. Het in artikel 6.II.19, § 1, 1°, RPPol, bedoelde modelformulier van kandidaatstelling voor mobiliteit en de in artikel 6.II.13, 2°, RPPol bedoelde mobiliteitsfiche worden respectievelijk vastgesteld in de bijlagen 2 en 3.

Art.12. De uittreksels of afschriften uit het persoonlijk dossier die ten minste bij het mobiliteitsdossier worden gevoegd overeenkomstig artikel 6.II.13, 3°, RPPol, zijn :
  1° het blad der tuchtstraffen, zelfs indien blanco;
  2° de evaluatieverslagen bedoeld in artikel 7.I.47, 6°, RPPol;
  3° alle stukken bedoeld in artikel 7.I.47, 5°, RPPol, die sinds de laatste evaluatie bij het evaluatiedossier werden gevoegd;
  4° een getuigschrift van afwezigheid van een maatregel van inwendige orde lastens betrokken personeelslid of, in voorkomend geval, de stukken met betrekking tot dergelijke maatregelen.

Art.13. De directie van de mobiliteit en het loopbaanbeheer neemt alle beslissingen betreffende de aanwijzingen bij mobiliteit op in het personeelsbulletin.
  De nadere regels betreffende de inhoud en de verspreiding van het personeelsbulletin worden door de minister bepaald.

Art.14. Elk personeelslid dat op het personeelsbulletin wordt vermeld, dateert en ondertekent voor "Kennis genomen op..." het uittreksel van dit bulletin waarop zijn naam voorkomt.
  De hiërarchische overheid waarvan het personeelslid afhangt zendt het origineel van het getekend en gedateerd uittreksel naar de directie van de mobiliteit en het loopbaanbeheer terug.

Art.15. De in artikel 7.I.3, 4°, RPPol, bedoelde overheid, waarvan het betrokken personeelslid afhangt of, voor de commissaris-generaal en de inspecteur-generaal, de minister of de door hem aangewezen dienst en voor de korpschefs van de lokale politie, naar gelang van het geval, de burgemeester of de voorzitter van het politiecollege, bezorgt het mobiliteitsdossier binnen de vijftien dagen na de uiterste datum van indiening van de betrokken kandidaatstelling aan de directie van de mobiliteit en het loopbaanbeheer.

Art.16. Indien het personeelslid zijn kandidaatstelling indient per aangetekende brief of door middel van een brief rechtstreeks overhandigd aan de directie van de mobiliteit en het loopbaanbeheer, bezorgt het van die brief een kopie aan de in artikel 15 bedoelde overheid waarvan het personeelslid afhangt.
  In het in het eerste lid bedoelde geval, is de overheid niet gehouden de stukken bedoeld in artikel 6.II.13, 2° en 5°, RPPol, bij het mobiliteitsdossier te voegen.

Art.17. <KB 2005-12-20/41, art. 26, 003; Inwerkingtreding : 30-01-2006> Op het einde van de toewijzingsprocedure van de betrekkingen, bezorgt de in (artikel VI.II.15, § 1,) eerste lid, RPPol bedoelde overheid de benoemingsakte aan de directie van de mobiliteit en het loopbaanbeheer. De documenten betreffende de procedure worden ter plaatse bewaard door de korpschef of het diensthoofd die de selectie heeft uitgevoerd. <KB 2007-03-02/32, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 06-03-2007>

Art. 17bis.<Ingevoegd bij KB 2005-12-20/41, art. 27; Inwerkingtreding : 30-01-2006> [1 Behoudens in het raam van de mobiliteitscyclus bedoeld in artikel VI.II.4ter, derde lid, RPPol, kan het personeelslid]1 per mobiliteitscyclus maximum voor drie betrekkingen postuleren.
  ----------
  (1)<KB 2013-04-14/24, art. 12, 006; Inwerkingtreding : 06-06-2013. Is van toepassing op de personeelsleden die deelnemen aan een basisopleiding die begint op of na 1 september 2013. >

Art. 17ter.<Ingevoegd bij KB 2005-12-20/41, art. 28; Inwerkingtreding : 30-01-2006> Indien een betrekking vacant wordt verklaard en er bij toepassing van [1 artikel VI.II.27bis RPPol]1 een wervingsreserve werd samengesteld, kan de benoemende overheid overgaan tot de benoeming van een geschikte kandidaat. <KB 2007-03-02/32, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 06-03-2007>
  ----------
  (1)<KB 2009-05-31/04, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 22-06-2009>

HOOFDSTUK VII. - De nadere regels inzake de aanwijzing van deskundigen bij de selectiecommissies.
Art.18. De voorzitters van de in de artikelen VI.II.41, VI.II.44, VI.II.46, VI.II.52, VI.II.55 en VI.II.59, RPPol, bedoelde selectiecommissies wijzen de deskundigen bij die selectiecommissies aan.
  De in het eerste lid bedoelde deskundigen moeten een ervaring kunnen aantonen van ten minste vijf jaar in het domein met betrekking tot de in artikel (VI.II.18, tweede lid, 1°, RPPol), bedoelde functiebeschrijving. <KB 2005-12-20/41, art. 29, 003; Inwerkingtreding : 30-01-2006>

HOOFDSTUK VIII. - De nadere regels inzake de ambtshalve aanwijzing.
Art.19.[1 Met uitzondering van de in de artikelen VI.II.4quater, VI.II.4quinquies, tweede lid, en VI.II.4septies, tweede lid, RPPol bedoelde ambtshalve aanwijzing, licht de commissaris-generaal bij elke ambtshalve aanwijzing van een personeelslid voor een betrekking]1, overeenkomstig artikel 6.II.69, RPPol, het betrokken personeelslid in van zijn gemotiveerde beslissing tot ambtshalve aanwijzing voor een betrekking.
  Het personeelslid beschikt over zeven werkdagen te rekenen vanaf de datum van de in het eerste lid bedoelde kennisgeving om de commissaris-generaal de omstandigheden mee te delen die tot de herziening van de beslissing zouden kunnen leiden.
  Na onderzoek van de door betrokkene aangehaalde omstandigheden, bevestigt de commissaris-generaal al dan niet zijn beslissing en deelt die mee aan betrokkene.
  ----------
  (1)<KB 2013-04-14/24, art. 13, 006; Inwerkingtreding : 06-06-2013. Is van toepassing op de personeelsleden die deelnemen aan een basisopleiding die begint op of na 1 september 2013.>

HOOFDSTUK IX. - Slotbepaling.
Art.20. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art.21. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 20 november 2001.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Binnenlandse Zaken,
  A. DUQUESNE
  De Minister van Justitie,
  M. VERWILGHEN

BIJLAGEN.
Art. N1. <KB 2005-12-20/41, art. 30, 003; Inwerkingtreding : 30-01-2006> Bijlage 1. - MINIMUM INHOUD VAN DE MEDEDELING VAN DE VACATURES AAN DE DIRECTIE VAN DE MOBILITEIT EN HET LOOPBAANBEHEER.
  1° de benaming van de betrekking, het aantal vacante betrekkingen en, in voorkomend geval, of het een gespecialiseerde betrekking is waaraan eventueel een functietoelage wordt gekoppeld of een betrekking bedoeld in artikel VI.II.12bis RPPol;
  2° een korte functiebeschrijving van de te begeven betrekking;
  3° het gewenste profiel;
  4° de gewone plaats van het werk;
  5° de categorieën van het personeel die zich voor de vacature mogen inschrijven;
  6° de wijze van selectie onder de kandidaten en inzonderheid of de betrekking wordt begeven naar anciënniteit in de zin van artikel VI.II.22 RPPol of indien de testen en geschiktheidsproeven een uitsluitend karakter hebben (artikel VI.II.21, eerste lid, 6°, RPPol);
  7° het adres, het telefoonnummer en de dienst waar alle nadere toelichtingen te verkrijgen zijn over de vacante betrekking;
  In voorkomend geval :
  8° de samenstelling van de bevoegde selectiecommissie dan wel of een beroep zal worden gedaan op de nationale selectiecommissie voor officieren van de lokale politie bedoeld in artikel VI.II.46 RPPol of, naargelang van het geval, de nationale selectiecommissie voor personeelsleden van niveau A van de lokale politie bedoeld in artikel VI.II.52 RPPol;
  9° of het een betrekking betreft die maar binnen een bepaalde termijn werkelijk vacant zal zijn.

Art. N2. Bijlage 2. - Kandidaatstelling voor mobiliteit.
  (Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 31-01-2002, p. 3262-3263)
  (Gewijzigd bij :)
  <KB 2005-12-20/41, art. 31; Inwerkingtreding : 30-01-2006; zie B.S. 30-01-2006, p. 4956-72>

Art. N3. Bijlage 3. - Mobiliteitsfiche.
  (Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 31-01-2002, p. 3266-3267)
  (Gewijzigd bij :)
  <KB 2005-12-20/41, art. 32; Inwerkingtreding : 30-01-2006; zie B.S. 30-01-2006, p. 4956-72>