Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

14 APRIL 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van verschillende teksten betreffende de rechtspositie van het personeel van de politiediensten aangaande de eerste aanwijzing van de personeelsleden van het operationeel kader



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Wijzigingsbepalingen
Art. 1-14
HOOFDSTUK 2. - Overgangs- en slotbepalingen
Art. 15-17



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2001000327  2001001108 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Wijzigingsbepalingen
Artikel 1. In artikel IV.I.3 RPPol worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende :
  " Voor wat de basisopleiding van het basiskader betreft, bezorgt, naar gelang van het geval, de commissaris-generaal, de gemeente- of politieraad, hem daartoe het aantal vacante betrekkingen die niet overeenkomstig de regeling inzake de mobiliteit bedoeld in deel VI, titel II, hoofdstuk II kunnen worden ingevuld. De commissaris-generaal en de gemeente- of politieraad geven tevens aan of een beroep wordt gedaan op de onmiddellijke toelating bedoeld in artikel IV.I.33, § 1, eerste lid. ";
  2° in het vroegere tweede lid, dat het derde lid wordt, wordt het woord " bezorgen " vervangen door de woorden " bezorgt, voor wat de overige basisopleidingen betreft, ".

Art.2. Artikel IV.I.33 RRPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2009, wordt vervangen als volgt :
  " Art. IV.I.33. § 1. De kandidaten-inspecteur van politie die in het raam van de aanwerving de voorkeur hebben geuit om te worden aangewezen in een politiedienst die een beroep heeft gedaan op de onmiddellijke toelating, worden voor de andere kandidaten-inspecteur van politie tot de basisopleiding toegelaten. De kandidaten die op gelijke datum hun voorkeur voor een bepaalde politiedienst hebben geuit, worden tot de basisopleiding toegelaten in volgorde van hun rangschikking overeenkomstig artikel IV.I.30, § 2.
  De onmiddellijke toelating voor de betrokken politiedienst wordt afgesloten als het aantal kandidaten die overeenkomstig het eerste lid tot de basisopleiding worden toegelaten gelijk is aan het aantal betrekkingen waarvoor de politiedienst een beroep heeft gedaan op de onmiddellijke toelating.
  Voor wat de overige kandidaten-inspecteur van politie betreft, bepaalt de rangschikking overeenkomstig artikel IV.I.30, § 2, de volgorde van toelating tot de basisopleiding.
  § 2. De rangschikking van de kandidaten-commissaris van politie overeenkomstig artikel IV.I.32 bepaalt de volgorde van toelating tot de basisopleiding. ".

Art.3. In artikel V.II.2 RPPol worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in paragraaf 1 wordt het eerste lid vervangen als volgt :
  " Het personeelslid van het operationeel kader dat geslaagd is in de betrokken basisopleiding wordt benoemd in de graad waarin het als aspirant was aangesteld. ";
  2° de tweede paragraaf wordt vervangen als volgt :
  " § 2. De in § 1 bedoelde benoeming vindt, in voorkomend geval, ten vroegste plaats op de door de directeur van de directie van de mobiliteit en het personeelsbeheer bepaalde datum. ".

Art.4. In artikel V.II.3 RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2009, worden de woorden " , indien het personeelslid bij toepassing van artikel VI.II.4bis een betrekking heeft verkregen in een korps van de lokale politie, indien het personeelslid overeenkomstig artikel VI.II.4quater ambtshalve werd aangewezen voor een betrekking in een korps van de lokale politie " ingevoegd tussen de woorden " een betrekking bij mobiliteit heeft verkregen in een korps van de lokale politie " en de woorden " , indien het personeelslid bij toepassing van artikel VI.II.15, § 3, werd aangeworven ".

Art.5. In deel VI, titel II, hoofdstuk I, RPPol wordt afdeling 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 februari 2004 en het koninklijk besluit van 2 maart 2007, die de artikelen VI.II.1 tot VI.II.4 bevat, vervangen als volgt :
  " AFDELING 1. - DE EERSTE AANWIJZING VAN EEN PERSONEELSLID VAN HET OPERATIONEEL KADER
  Art. VI.II.1. Deze afdeling is enkel toepasselijk op het personeelslid dat is benoemd overeenkomstig de artikelen V.II.2 en V.II.3.
  Art. VI.II.2. De eerste aanwijzing van een politieambtenaar geschiedt steeds in een betrekking van de personeelsformatie van het operationeel kader.
  De eerste aanwijzing van een agent van politie geschiedt steeds in een betrekking van het kader van agenten van politie.
  Art. VI.II.3. De minister kan de nadere regels bepalen van de procedure te volgen door de overheden bedoeld in deze afdeling.
  Onderafdeling 1. - De eerste aanwijzing binnen het basiskader
  Art. VI.II.4. De aspiranten-inspecteur van politie die overeenkomstig artikel VI.II.15, § 3, worden aangeworven, worden na het slagen voor de basisopleiding door de korpschef aangewezen voor een betrekking in de politiedienst waarvoor zij werden aangeworven.
  Art. VI.II.4bis. De aspiranten-inspecteur van politie die overeenkomstig artikel IV.I.33, § 1, eerste lid, tot de opleiding werden toegelaten, worden na het slagen voor de basisopleiding door de korpschef of, naar gelang van het geval, de commissaris-generaal of de door deze aangewezen directeur-generaal aangewezen voor een betrekking in de politiedienst waarvoor zij in het raam van de aanwerving hun voorkeur hebben geuit.
  Art. VI.II.4ter. In de loop van de basisopleiding wordt een mobiliteitscyclus georganiseerd die voorbehouden is voor de aspiranten-inspecteur van politie met uitzondering van de aspiranten-inspecteur van politie bedoeld in de artikelen VI.II.4 en VI.II.4bis.
  De oproep tot kandidaatsstelling van de in het eerste lid bedoelde mobiliteitscyclus bevat enkel de betrekkingen die overeenkomstig artikel IV.I.3, tweede lid, aan de minister werden bezorgd.
  De aspirant-inspecteur van politie postuleert in het raam van die mobiliteitscyclus slechts voor één betrekking. Tegelijkertijd deelt hij de twee andere betrekkingen mee die in het raam van een eventuele ambtshalve aanwijzing overeenkomstig artikel VI.II.4quater zijn voorkeur hebben.
  De betrokken politiedienst werft de aspiranten-inspecteur van politie die postuleren in het raam van die mobiliteitscyclus daadwerkelijk aan en dit ten belope van maximum het aantal door die politiedienst overeenkomstig artikel IV.I.3, tweede lid, aangegeven betrekkingen. Bij een overaanbod aan kandidaten kiest de betrokken politiedienst de meest geschikte(n).
  De laureaten van die mobiliteit worden na het slagen voor de basisopleiding door de korpschef of, naar gelang van het geval, de commissaris-generaal of de door deze aangewezen directeur-generaal aangewezen voor de betrekking die zij via mobiliteit kregen toegewezen.
  Art. VI.II.4quater. Bij gebreke aan laureaten in het raam van de in artikel VI.II.4ter bedoelde mobiliteit, worden de in artikel IV.I.3, tweede lid, bedoelde betrekkingen ingevuld via een ambtshalve aanwijzing door de minister van aspiranten-inspecteur van politie die geen betrekking kregen toegewezen overeenkomstig de artikelen VI.II.4, VI.II.4bis en VI.II.4ter.
  De in het eerste lid bedoelde aanwijzing geschiedt op gezamenlijk voorstel van een vertegenwoordiger van de federale politie aangewezen door de commissaris-generaal en een vertegenwoordiger van de lokale politie aangewezen door de vaste commissie voor de lokale politie. Bij dit voorstel wordt rekening gehouden met de door de aspiranten-inspecteur van politie overeenkomstig artikel VI.II.4ter, derde lid, meegedeelde voorkeuren, de keuze van de korpschef of, naar gelang van het geval, de commissaris-generaal of de door hem aangewezen directeur-generaal van de politiedienst waartoe de betrekking behoort waarin het personeelslid ambtshalve wordt aangewezen, of de functionele noden. Indien het voorstel voor een betrekking enkel afhangt van de door de aspiranten-inspecteur van politie meegedeelde voorkeuren, wordt, bij gelijke voorkeur de rangschikking bepaald overeenkomstig artikel IV.I.30, § 2.
  Art. VI.II.4quinquies. De overige aspiranten-inspecteur van politie worden na het slagen voor de basisopleiding door de korpschef of, naar gelang van het geval, de commissaris-generaal of de door deze aangewezen directeur-generaal aangewezen voor de betrekking die zij overeenkomstig de bepalingen betreffende de mobiliteit, vervat in hoofdstuk II van deze titel, hebben bekomen.
  De in het eerste lid bedoelde aspiranten-inspecteur van politie die geen betrekking hebben bekomen overeenkomstig de regels inzake de mobiliteit, vervat in hoofdstuk II van deze titel, worden na het slagen voor de basisopleiding door de commissaris-generaal of de door deze aangewezen directeur-generaal ambtshalve aangewezen voor een betrekking in de federale politie.
  Onderafdeling 2. - De eerste aanwijzing binnen het kader van agenten van politie of het gespecialiseerd middenkader
  Art. VI.II.4sexies. De aspiranten-agent van politie en de aspiranten-hoofdinspecteur van politie met bijzondere specialisatie of met specialiteit politie-assistent worden na het slagen voor de basisopleiding door de korpschef of, naar gelang van het geval, de commissaris-generaal of de door deze aangewezen directeur-generaal aangewezen voor een betrekking in de politiedienst waarvoor zij werden aangeworven.
  Onderafdeling 3. - De eerste aanwijzing binnen het middenkader of het officierskader Art. VI.II.4septies. De aspiranten-hoofdinspecteur van politie en de aspiranten-commissaris van politie worden na het slagen voor de basisopleiding door de korpschef of, naar gelang van het geval, de commissaris-generaal of de door deze aangewezen directeur-generaal aangewezen voor de betrekking die zij overeenkomstig de bepalingen betreffende de mobiliteit, vervat in hoofdstuk II van deze titel, hebben bekomen.
  De aspiranten-hoofdinspecteur van politie en de aspiranten-commissaris van politie die geen betrekking hebben bekomen overeenkomstig de regels inzake de mobiliteit, vervat in hoofdstuk II van deze titel, worden na het slagen voor de basisopleiding door de commissaris-generaal of de door deze aangewezen directeur-generaal ambtshalve aangewezen voor een betrekking in de federale politie. ".

Art.6. In artikel VI.II.10, tweede lid, RPPol, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 maart 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  a) in de bepaling onder 1° worden de woorden " vanaf de dag dat hij toegelaten wordt tot de stage als bedoeld in artikel V.II.7 " vervangen door de woorden " na het slagen voor de basisopleiding en, in voorkomend geval ten vroegste op de in artikel V.II.2, § 2, bedoelde datum ";
  b) in de bepaling onder 2° worden de woorden " de stagiair die overeenkomstig artikel VI.II.3, tweede lid, " vervangen door de woorden " de aspirant die overeenkomstig artikel VI.II.4septies, tweede lid, ";
  c) er wordt een bepaling onder 2bis° ingevoegd, luidende :
  " 2bis° de aspirant die overeenkomstig de artikelen VI.II.4quater en VI.II.4quinquies, tweede lid, ambtshalve is aangewezen na een aanwezigheidstermijn van twee jaar te rekenen vanaf de ambtshalve aanwijzing. Mits toestemming van de korpschef voor de lokale politie of van de commissaris-generaal of van de betrokken directeur-generaal voor de federale politie, komt het personeelslid evenwel in aanmerking voor de mobiliteit na een termijn van één jaar; ";
  d) de bepaling onder 5° wordt opgeheven.

Art.7. In artikel VI.II.15, RPPol laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 mei 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° paragraaf 2 wordt opgeheven;
  2° in paragraaf 3 worden de woorden " Onverminderd de maatregelen bedoeld in § 2, kan een deficitaire zone binnen het deficitair saldo " vervangen door de woorden " Een deficitaire zone kan, binnen het deficitair saldo ";
  3° in paragraaf 4 worden de woorden " de maatregelen bedoeld in § 2 en § 3 " vervangen door de woorden " de maatregel bedoeld in § 3 ".

Art.8. In artikel VI.II.25 RPPol, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 december 2005 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 7 juni 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid worden de woorden " artikel VI.II.24, tweede lid, 1° en 2° " vervangen door de woorden " artikel VI.II.24, tweede lid, 2° en 3° ";
  2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende :
  " Behoudens indien de overheden bedoeld in artikel VI.II.24, tweede lid, 2° en 3° een vervroegde inplaatsstelling overeenkomen, kan de inplaatsstelling overeenkomstig het eerste lid van het personeelslid bedoeld in artikel VI.II.10, tweede lid, 2bis°, ten vroegste drie jaar na de ambtshalve aanwijzing plaatsvinden. ";
  3° in het derde lid worden de woorden " en het tweede " ingevoegd tussen de woorden " bedoeld in het eerste " en de woorden " lid en ".

Art.9. In artikel VI.II.26, eerste lid, 3°, RPPol, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 december 2005, worden de woorden " artikel VI.II.24, tweede lid, 1° en 2° " vervangen door de woorden " artikel VI.II.24, tweede lid, 2° en 3° ".

Art.10. In artikel XI.IV.13, 17°, RPPol worden de woorden " zoals bedoeld in artikel VI.II.3 en VI.II.6, " vervangen door de woorden " zoals bedoeld in deel VI, titel II, hoofdstuk I, RPPol ".

Art.11. In artikel 4 van het koninklijk besluit van 20 november 2001 tot vaststelling van de nadere regels inzake de mobiliteit van het personeel van de politiediensten, vervangen bij het koninklijk besluit van 3 februari 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het enig lid worden de woorden " Onverminderd artikel VI.II.3bis RPPol " vervangen door de woorden " Behoudens in het raam van de mobiliteitscyclus bedoeld in artikel VI.II.4ter RPPol ";
  2° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende :
  " In het raam van de mobiliteitscyclus bedoeld in artikel VI.II.4ter RPPol kunnen de aspiranten zich vanaf het begin van hun opleiding rechtsgeldig kandidaat stellen. ".

Art.12. In artikel 17bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 20 december 2005, worden de woorden " Het personeelslid kan " vervangen door de woorden " Behoudens in het raam van de mobiliteitscyclus bedoeld in artikel VI.II.4ter, derde lid, RPPol, kan het personeelslid ".

Art.13. In artikel 19, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden " Bij elke ambtshalve aanwijzing van een personeelslid voor een betrekking licht de commissaris-generaal " vervangen door de woorden " Met uitzondering van de in de artikelen VI.II.4quater, VI.II.4quinquies, tweede lid, en VI.II.4septies, tweede lid, RPPol bedoelde ambtshalve aanwijzing, licht de commissaris-generaal bij elke ambtshalve aanwijzing van een personeelslid voor een betrekking ".

Art.14. In bijlage 1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 20 december 2005, worden in de Franse tekst van de bepaling onder 1° de woorden " visé à l'article V.II.12bis PJPol " vervangen door de woorden " visé à l'article VI.II.12bis PJPol ".

HOOFDSTUK 2. - Overgangs- en slotbepalingen
Art.15. De artikelen 1 tot 7, 8, 2° en 3°, en 10 tot 14 van dit besluit zijn van toepassing op de personeelsleden die deelnemen aan een basisopleiding die begint op of na 1 september 2013.
  De personeelsleden die deelnemen of hebben deelgenomen aan een basisopleiding die is begonnen voor 1 september 2013 en die bij de federale politie zijn aangewezen op grond van artikel VI.II.3, tweede lid, RPPol, zoals dit van kracht was voor de inwerkingtreding van dit besluit, kunnen door de minister, op vraag van de korpschef of, naar gelang van het geval, de commissaris-generaal of de door hem aangewezen directeur-generaal van een politiedienst, ambtshalve worden aangewezen voor een betrekking binnen die politiedienst die ingevolge een vacantverklaring overeenkomstig artikel VI.II.15, § 1, RPPol, niet is begeven.
  De in het tweede lid bedoelde personeelsleden kunnen zich, in afwijking van artikel VI.II.10, eerste lid, 1°, RPPol, rechtsgeldig kandidaat stellen voor een bij mobiliteit vacant verklaarde betrekking na een aanwezigheidstermijn van twee jaar te rekenen vanaf de in het tweede lid vermelde ambtshalve aanwijzing door de minister. Mits toestemming van de korpschef voor de lokale politie of van de commissaris-generaal of van de betrokken directeur-generaal voor de federale politie, komt het personeelslid evenwel in aanmerking voor de mobiliteit na een termijn van één jaar.
  Behoudens indien de overheden bedoeld in artikel VI.II.24, tweede lid, 2° en 3°, RPPol een vervroegde inplaatsstelling overeenkomen, kan de inplaatsstelling overeenkomstig artikel VI.II.25, eerste lid, RPPol van het personeelslid bedoeld in het tweede lid, ten vroegste drie jaar na de ambtshalve aanwijzing plaatsvinden.

Art.16. De artikelen 8, 1°, en 9 van dit besluit hebben uitwerking met ingang van 30 januari 2006.

Art. 17. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de minister bevoegd voor Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

  Gegeven te Brussel, 14 april 2013.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen,
  Mevr. J. MILQUET
  De Minister van Justitie,
  Mevr. A. TURTELBOOM