Details





Titel:

20 JULI 2000. - Besluit 2000/279 van het College van de Franse Gemeenschapscommissie houdende toepassing van het decreet betreffende de toekenning van de erkenning en van subsidies aan de opvangtehuizen (VERTALING). (NOTA 1 : art. 51 tot 53 opgeheven door <BESL2007-10-25/47, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2011>) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-10-2000 en tekstbijwerking tot 09-07-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Erkenningsvoorwaarden en -wijze voor de huizen.
Art. 3-6, 6/1, 6/2, 6/3, 6/4
HOOFDSTUK III. - Erkenningsprocedure.
Afdeling 1. [1 - Aanvraagprocedure voor voorlopige erkenning en erkenning]1
Art. 7-10
Afdeling 2. - Hernieuwingsprocedure voor de erkenning.
Art. 11
Afdeling 3. [1 - Procedure voor de aanpassing, opschorting, vermindering of intrekking van voorlopige erkenning of van erkenning]1
Art. 12-15
Afdeling 4. - Vrijwillige sluitingsprocedure.
Art. 16
Afdeling 5. [1 - Procedure voor erkenning van specifieke opdrachten]1
Art. 16/1
HOOFDSTUK IV. - Architectuurnormen.
Art. 17-29, 29bis, 29/1
HOOFDSTUK V. - Functionele normen.
Art. 30-35
HOOFDSTUK VI. - Financiële bijdrage.
Art. 36-38
HOOFDSTUK VII. - Begeleidingsnormen.
Art. 39-45
HOOFDSTUK VII.
HOOFDSTUK VIII. [1 - Subsidiëring]1
Art. 46-54
HOOFDSTUK IX. [1 - De representatieve en coördinatie-instelling]1
Afdeling 1. [1 - Procedures in verband met de erkenning]1
Art. 54/1, 54/2
Afdeling 2. [1 - Wijzigingen van erkenning]1
Art. 54/3
Afdeling 3. [1 - Intrekking van erkenning of gedwongen wijziging van erkenning]1
Art. 54/4
Afdeling 4. [1 - Werking]1
Art. 54/5
Afdeling 5. [1 - Subsidies]1
Art. 54/6
HOOFDSTUK VIII.
HOOFDSTUK X. [1 - Intrekkingsbepaling]1
Art. 55
HOOFDSTUK IX.
HOOFDSTUK XI. [1 - Overgangsmaatregelen en inwerkingtreding]1
Art. 56-59
BIJLAGEN.
Art. N1-N10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Dit artikel regelt een aangelegenheid bedoeld in artikel 128 van de Grondwet krachtens artikel 138 van de Grondwet.

Art.2.Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :
  1° het tehuis : het opvangtehuis dat als taken heeft : het onthaal, het verschaffen van onderdak en psychosociale hulp aan de begunstigden om hun zelfstandigheid, hun [1 algemeen welzijn]1 en hun herinschakeling in de maatschappij te bevorderen.
  2° de sociale herinschakeling : proces dat de begunstigden in staat moet stellen zich opnieuw hun rechten eigen te maken zoals onder meer hun recht op arbeid, op huisvesting, op sociale zekerheid, zodat ze opnieuw zelfstandig worden. De herinschakeling gebeurt gecoördineerd met de overnachting.
  [1 3° het lid van het College: het Collegelid bevoegd voor Sociale Actie en Gezin.]1

  ----------
  (1)<BESL 2018-07-12/17, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

HOOFDSTUK II. - Erkenningsvoorwaarden en -wijze voor de huizen.
Art.3. De maximaal erkende opvangcapaciteit wordt voor elke categorie vastgesteld in functie van het aantal bedden en in naleving van de in hoofdstuk IV bedoelde architectuurnormen.

Art.4. Het tehuis moet voldoen aan de onderstaande algemene voorwaarden :
  1° voor zijn organisatie uitsluitend aanzien worden als horend onder de Franse Gemeenschap;
  2° instaan voor de bijscholing van het personeel in functie van zijn activiteit;
  3° zich onderwerpen aan evaluaties, bezoeken en door het bestuur gecoördineerde controles;
  4° aan het bestuur alle verantwoordingsstukken verstrekken die vereist zijn voor de uitvoering van de controle;
  5° het bestuur binnen twee weken op de hoogte stellen van iedere wijziging die verband houdt met de erkennings- en subsidiëringsnormen;
  6° met eerbiediging van de levensbeschouwelijke en godsdienstige overtuiging van eenieder de betrokken begunstigden op de hoogte stellen van het bestaan van centra voor maatschappelijke en medische bijstand en, in voorkomend geval, ze hiernaar door verwijzen;
  7° zich ertoe verbinden op grond van artikel 3, 11°, van het decreet overeenkomsten op te stellen met de door de Franse Gemeenschapscommissie bekende of erkende diensten die specifiek belast werden met de doorverwijzing van begunstigden, onverminderd de overige overeenkomsten die overeenkomstig dit artikel worden opgesteld;
  8° op anonieme basis de gegevens verzamelen, bedoeld in bijlage 2 van dit besluit, die betrekking hebben op de begunstigden en deze doorsturen naar de door het College aangestelde diensten en instellingen volgens een door het College bepaalde frequentie.

Art.5.Om erkend te worden, moet het tehuis daarenboven een dossier samenstellen met de onderstaande gegevens en documenten :
  1° de benaming en het adres van de maatschappelijke zetel en van de plaatsen waar de activiteiten plaatsvinden;
  2° [1 het ondernemingsnummer]1;
  3° de bijgewerkte lijst met de leden van de Algemene Vergadering;
  4° de naam van de persoon die verantwoordelijk is voor het dagelijks beheer en van de persoon die gemachtigd is om het tehuis te vertegenwoordigen;
  5° de lijst van het personeel en voor elk personeelslid een afschrift van het arbeidscontract of van de overeenkomst die het aan het tehuis bindt;
  6° het huishoudelijk reglement;
  7° het gemeenschappelijk project van het tehuis met het standpunt van het personeel met arbeidscontract;
  8° de plattegrond van de kantoren en ieder document waaruit blijkt dat ze het tehuis in gebruik heeft;
  9° (een document dat aantoont dat het tehuis een verzekering inzake burgerlijke aansprakelijkheid heeft afgesloten, een verzekering inzake objectieve burgerlijke aansprakelijkheid, evenals een verzekering die het risico " brand " dekt, en de kwitanties die de betaling van de desbetreffende premies aantonen "); <BESL 2007-10-25/47, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  10° (Een attest met betrekking tot de brandveiligheid afgeleverd door de Burgemeester, op basis van een verslag van de brandweer dat dateert van minder dan een jaar voor de indiening van de aanvraag, en in elk geval dateert van na alle door het gebouw ondergane verbouwingswerken, dat de exploitatie van het opvangtehuis toestaat.) <BESL 2007-10-25/47, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  11° een afschrift van de samenwerkingsovereenkomsten bedoeld in artikel 3, 11°, van het decreet van 27 mei 1999 betreffende de toekenning van de erkenning en van subsidies aan de opvangtehuizen, hierna het decreet genoemd;
  12° een nota ter verantwoording van de oordeelkundige vestiging op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in verhouding tot het gemeenschappelijk project van het tehuis.
  Het dossier moet worden ondertekend, gedateerd, voor echt, volledig en eensluidend verklaard door de persoon of personen die gemachtigd is of zijn om het tehuis te vertegenwoordigen.
  ----------
  (1)<BESL 2018-07-12/17, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.6.(§ 1. Het collectief project bepaalt het geheel van de door het opvangtehuis bepaalde doelstellingen en middelen voor de vervulling van zijn opdrachten. Het houdt rekening met de sociale en economische omgeving van het opvangtehuis.
  Indien het collectief project vrijwilligersactiviteiten voorziet die worden georganiseerd door het tehuis of door een verwante vereniging, dan dienen de volgende voorwaarden te worden vervuld :
  1° deze activiteiten mogen geen beroepsbezigheid in de weg staan, studies of opleidingen, of stappen tot sociale herinschakeling of met betrekking tot de gezondheid en mogen de 4 dagen per week niet overschrijden;
  2° het collectief project heeft tot doel, de herinschakeling van de opgenomen personen in het sociaal en beroepsleven maximaal bevorderen;
  3° het inschakelingsproject en het reglement van inwendige orde worden aangepast in functie van de in de punten 1° en 2° uiteengezette beginselen.
  § 2. Het reglement van inwendige orde bepaalt de leefregels in het opvangtehuis en verduidelijkt met name de procedures inzake vertrek, bestraffing en uitsluiting. [1 Een kopie van dit reglement wordt aan elke begunstigde tegen ontvangstbewijs bij zijn toelating alsook voor de inwerkingtreding van iedere wijziging tijdens verblijf afgegeven.]1) <BESL 2007-10-25/47, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  (§ 3.) <BESL 2007-10-25/47, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2008> Het overzicht van het gemeenschappelijk project, het model van het inschakelingsproject, het tehuishoudelijk reglement en het model van het activiteitenverslag bedoeld in artikel 3, 4°, 5°, 7° en 9° van het decreet werden ook aan dit besluit aangehecht als bijlagen 1, 2, 3 en 4.
  ----------
  (1)<BESL 2018-07-12/17, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 6/1.[1 Voor de opdracht van opvolging na residentiële opvang, moeten de volgende modaliteiten nageleefd worden:
   1° aan de persoon die zijn verblijf in het opvangtehuis beëindigt een kortetermijnbegeleiding bieden met als doelstelling de inschakeling in zijn nieuwe leefomgeving;
   2° aan de personen die hierom vragen een algemene begeleiding voor transitie aanbieden tussen het einde van het verblijf in het opvangtehuis en de vestiging in de nieuwe leefomgeving waardoor het psychosociale werk dat tijdens het verblijf in het opvangtehuis gerealiseerd is, verdergezet kan worden. De begeleiding na residentiële opvang is gebaseerd op de activering en de inzet van de middelen van de persoon. De begeleiding na residentiële opvang is beperkt tot een duur van 3 maanden die [2 driemaal hernieuwbaar]2 is;
   3° de begeleiding na residentiële opvang uitvoeren, dit is een gratis begeleiding die op vrijwillige basis gebeurt, in samenwerking met het ondersteunend netwerk dat aan de behoeften van de personen aangepast is, waarbij het doorgeven van de fakkel aan dit netwerk vanzelfsprekend is;
   4° een overeenkomst met de begunstigde opstellen waarin de modaliteiten en de duur van de begeleiding volgens het in bijlage 8 vastgelegde model omschreven worden;
   5° een dossier voor iedere opgevolgde persoon of gezin openen. Dit dossier omvat de ondertekende overeenkomst tussen het opvangtehuis en de persoon, [2 de ondersteuningsinitiatieven alsook de evaluatie]2 bij het afsluiten van het dossier;
   6° [2 ...]2;
   7° de opdracht van begeleiding na residentiële opvang in het collectief project nader omschrijven;
   8° een afzonderlijk hoofdstuk over de opdracht na residentiële opvang in het activiteitenverslag opstellen;
   9° gegevens betreffende de opvolgingen na residentiële opvang volgens het in bijlage 11 vastgelegde model inzamelen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-07-12/17, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (2)<BESL 2024-03-14/31, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 6/2.[1 In aanvulling op de basisopdrachten kan het tehuis [2 ...]2 voor de specifieke opdracht van steun aan het ouderschap erkend worden indien het de volgende modaliteiten naleeft:
   1° intensievere individuele en collectieve begeleiding en ondersteuning bieden aan de ouders die in de uitoefening van hun ouderschap moeilijkheden ondervinden [2 en aan hun kinderen]2;
   2° de relatie tussen [2 de ouders en de kinderen]2 ondersteunen;
   3° de ouders in de uitoefening van hun opvoedkundige rol ondersteunen;
   4° de rollen en de vaardigheden van ouders valoriseren (verantwoordelijkheid en gezag, zelfvertrouwen, bescherming en ontwikkeling van het kind, ...) ;
   5° moeilijkheden voorkomen waarmee ouders in de uitoefening van hun ouderlijk gezag geconfronteerd kunnen worden;
  [2 5° /1 geweld in de ouder-kindrelatie voorkomen en zo nodig specifieke begeleiding bieden;]2
   6° informatiesessies of educatieve workshops oprichten;
   7° de individuele ondersteuningsinitiatieven in het individueel dossier van de begunstigde bijhouden;
   8° de collectieve ondersteuningsactiviteiten in een afzonderlijk dossier bijhouden;
   9° de specifieke opdracht van steun aan het ouderschap in het collectief project nader omschrijven;
   10° een afzonderlijk hoofdstuk over de specifieke opdracht van steun aan het ouderschap in het activiteitenverslag opstellen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-07-12/17, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (2)<BESL 2024-03-14/31, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 6/3.[1 In aanvulling op de basisopdrachten kan het tehuis voor de specifieke opdracht van ondersteuning van slachtoffers van familiaal of partnergeweld erkend worden indien het de volgende modaliteiten naleeft:
   1° bij voorrang slachtoffers van familiaal of partnergeweld, al dan niet vergezeld van kinderen, opvangen en hun residentiële opvang alsook hun beveiliging mogelijk maken;
   2° specifieke individuele of collectieve, administratieve of juridische, psychosociale begeleiding aan slachtoffers van familiaal of partnergeweld en hun kinderen bieden;
  [2 2° /1 de ouder-kindrelatie, indien nodig, ondersteunen;]2
   3° met andere actoren inzake familiaal of partnergeweld samenwerken;
   4° gedetailleerde gegevens over de verschillende vormen van familiaal of partnergeweld betreffende in het opvangtehuis residentieel opgevangen slachtoffers volgens het in bijlage 10 vastgelegde model inzamelen;
   5° de individuele ondersteuningsinitiatieven in het individueel dossier van de begunstigde bijhouden;
   6° de collectieve ondersteuningsactiviteiten in een afzonderlijk dossier bijhouden;
   7° de specifieke opdracht van ondersteuning van slachtoffers van familiaal of partnergeweld in het collectief project nader omschrijven;
   8° een afzonderlijk hoofdstuk over de specifieke opdracht van ondersteuning van slachtoffers van familiaal of partnergeweld in het activiteitenverslag opstellen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-07-12/17, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (2)<BESL 2024-03-14/31, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 6/4.[1 In aanvulling op de basisopdrachten kan het tehuis voor de specifieke opdracht van begeleid wonen erkend worden indien het de volgende modaliteiten naleeft:
   1° intensieve thuisbegeleiding op middellange of lange termijn, met het oog op het thuis kunnen blijven wonen en het verwerven van zelfredzaamheid, aan kansarme personen bieden die in een opvangtehuis verbleven hebben en die in een zelfstandige woning leven die niet tot een sociale of zorginstelling behoort;
   2° aan de personen die hierom vragen psychosociale begeleiding bieden [2 om de persoon te ondersteunen]2 die begeleiding nodig heeft om zijn zelfstandigheid terug te vinden of om moeilijkheden te overwinnen; met budgetbegeleiding [2 ...]2; met administratieve begeleiding met het oog op, meer bepaald, de hulp om zijn sociale rechten te vrijwaren of zijn woning te behouden of om een andere woning te vinden;
   3° [2 een ondersteunend netwerk creëren dat aangepast is aan de behoeften van de personen om hun begeleiding in partnerschap met dat netwerk te verzekeren]2;
   4° een overeenkomst met de begunstigde opstellen waarin de modaliteiten en de duur van de begeleiding volgens de in bijlage 9 vastgestelde minimale gegevens omschreven worden; De begeleiding heeft betrekking op een maximumperiode van een jaar die jaarlijks hernieuwbaar is;
   5° [2 de begeleiding verzekeren van personen via regelmatige contacten en indien nodig, via huisbezoeken]2;
   6° een specifieke telefonische permanentie verzorgen voor de personen die begeleiding krijgen;
   7° een dossier voor iedere opgevolgde persoon of gezin openen. Dit dossier omvat de ondertekende overeenkomst tussen het opvangtehuis en de persoon, [2 de ondersteuningsinitiatieven alsook de evaluatie]2 bij het einde van iedere begeleidingsperiode en bij het afsluiten van het dossier;
   8° de lijst met eventuele partnerschappen met de beheerders van woningen (private of publieke eigenaars, sociale huisvestingsmaatschappijen, sociale verhuurkantoren) afleveren;
   9° de specifieke opdracht van begeleid wonen in het collectief project nader omschrijven;
   10° een afzonderlijk hoofdstuk over de specifieke opdracht van begeleid wonen in het activiteitenverslag opstellen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-07-12/17, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (2)<BESL 2024-03-14/31, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK III. - Erkenningsprocedure.
Afdeling 1. [1 - Aanvraagprocedure voor voorlopige erkenning en erkenning]1   ----------   (1)
Art.7.[1 De aanvraag voor voorlopige erkenning van een tehuis wordt door middel van aangetekende zending ingediend of bij het bestuur tegen ontvangstbewijs afgegeven of via elektronische weg op het door het bestuur vermelde e-mailadres ingediend.
   Om ontvankelijk te zijn, moet ze de in artikel 5, 1° tot 4°, 8° tot 10°, 12° bedoelde inlichtingen en documenten alsook de lijst met het personeel van het aanwezige en vermoede basisteam, het ontwerp van huishoudelijk reglement, en het collectief project dat het opvangtehuis van plan is om uit te voeren, omvatten. Ze omschrijft bovendien nader de categorie(ën) waarvoor de erkenning gevraagd wordt, en ook, voor iedere categorie, de maximale opvangcapaciteit.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-07-12/17, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.8.Binnen twee maanden na ontvangst van de [1 voorlopige]1 erkenningsaanvraag deelt het bestuur het tehuis mee dat zij ontvankelijk is of, bij onvolledigheid, verzoekt het de aanvraag aan te vullen binnen een termijn van één maand na deze bekendmaking.
  ----------
  (1)<BESL 2018-07-12/17, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.9.[1 Wanneer de aanvraag ontvankelijk is, onderzoekt het bestuur de voorlopige erkenningsaanvraag en verricht hij een bezoek om na te gaan of het tehuis aan de voorlopige erkenningsvoorwaarden beantwoordt.
   Het Collegelid legt de voorlopige erkenningsaanvraag aan de afdeling "opvang" van de Franstalige Brusselse Adviesraad voor Bijstand aan personen en Gezondheid voor zoals die door het decreet van de vergadering van de Franse Gemeenschapscommissie van 5 juni 1997, hierna "de Adviesraad" genoemd, opgericht is, die zijn advies geeft binnen de twee maanden nadat het dossier bij hem aanhangig is gemaakt.
   Is deze termijn verstreken, dan wordt de procedure bij gebrek aan advies verdergezet. Het Collegelid kan in geval van dringendheid een kortere termijn vaststellen.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-07-12/17, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.10.[1 Zes maanden voor het verstrijken van de voorlopige erkenning, dient het opvangtehuis een erkenningsaanvraag in die van het geactualiseerde dossier vergezeld gaat. Op basis van het in overeenstemming met artikel 4/3 van het decreet geactualiseerde administratieve dossier, en met bijvoeging van het inspectieverslag betreffende de naleving van de normen en de verwezenlijking van het in artikel 4/2, § 1, 5° van het decreet bedoelde collectief project, alsook van het pedagogische inspectieverslag van het Office de la Naissance et de l'Enfance voor de categorieën 2 en 3, en na advies van de Adviesraad, neemt het College, ten laatste vijftien dagen voor het verstrijken van de voorlopige erkenning, over de toekenning of de weigering van de erkenning of over de vernieuwing van de voorlopige erkenning een beslissing.
   Het advies van het in artikel 3, 3° van het decreet bedoelde advies van het Office de la Naissance et de l'Enfance heeft betrekking op:
   1° het collectief project in verband met de opvang van de kinderen;
   2° de conformiteit van de collectieve ruimten voor de opvang van de kinderen;
   3° de terbeschikkingstelling van educatieve uitrustingen;
   4° de individuele projecten in verband met zwangere vrouwen en opgevangen kinderen, met inbegrip van de voorschoolse integratie.
   Het advies wordt door De Dienst (ONE) gegeven binnen de drie maanden nadat het dossier bij hem aanhangig werd gemaakt.
   Wanneer deze termijn verstreken is, wordt het geacht gunstig te zijn.
   Van de beslissing tot toekenning of weigering van erkenning wordt ten laatste twee maanden na het advies van de Adviesraad door middel van aangetekende zending kennisgegeven.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-07-12/17, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Afdeling 2. - Hernieuwingsprocedure voor de erkenning.
Art.11.Het tehuis behoudt zijn erkenning tot er wordt geoordeeld over de aanvraag tot hernieuwing van de erkenning op grond van de [1 erkenningsprocedure]1.
  Ten laatste negen maanden voordat de lopende erkenning verstrijkt, moet deze hernieuwingsaanvraag bij ter post aangetekend schrijven ingediend of tegen ontvangstbewijs afgegeven worden bij het bestuur.
  Zij gaat vergezeld van in artikel 5 van dit besluit bedoelde documenten en gegevens die wijzigingen hebben ondergaan.
  [1 Het College doet een uitspraak over de aanvraag voor vernieuwing van de erkenning en deelt ten laatste twee maanden na het advies van de Adviesraad zijn beslissing aan het tehuis mee.]1

  ----------
  (1)<BESL 2018-07-12/17, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Afdeling 3. [1 - Procedure voor de aanpassing, opschorting, vermindering of intrekking van voorlopige erkenning of van erkenning]1   ----------   (1)
Art.12.Elke aanvraag tot aanpassing [1 van de voorlopige erkenning of van de erkenning]1 verduidelijkt en motiveert het voorwerp van de aanpassing.
  Het bestuur stelt het tehuis op de hoogte van de gegevens die nodig zijn om de aanvraag tot aanpassing [1 van de voorlopige erkenning of van de erkenning]1 te onderzoeken op grond van de in de eerste afdeling van dit besluit bedoelde regels die gelden voor de [1 aanvraag van de voorlopige erkenning of van de erkenning]1.
  ----------
  (1)<BESL 2018-07-12/17, art. 13, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.13.Als een bepaling van het decreet of van dit besluit niet wordt nageleefd, dan stuurt het bestuur het tehuis een aangetekend schrijven toe, waarin het erop aandringt dat dit zich binnen een termijn van twee maanden in regel stelt.
  [1 Als na het verstrijken van deze termijn de toestand niet geregulariseerd is, dan stelt het bestuur aan het Collegelid een opschorting, een vermindering, een intrekking of een wijziging van voorlopige erkenning of van erkenning voor.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-07-12/17, art. 14, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.14.[1 Het Collegelid stelt het tehuis er bij aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs van op de hoogte dat een procedure loopt tot opschorting, vermindering, intrekking of wijziging van voorlopige erkenning of van erkenning]1.
  Vanaf de dag van deze bekendmaking beschikt het tehuis over een termijn van dertig dagen om bij de Minister een verantwoordingsnota in te dienen. Deze stuurt ze door naar de Adviesraad.
  Van zodra de Adviesraad de verantwoordingsnota heeft ontvangen, kan een afgevaardigde van het tehuis, indien hij daarom verzoekt, binnen een termijn van twee weken door de Raad gehoord worden.
  De Adviesraad stelt de datum en het tijdstip van de hoorzitting vast en brengt het tehuis hiervan bij ter post aangetekend schrijven op de hoogte. De persoon die door het tehuis als vertegenwoordiger is aangesteld, mag zich door een tweede persoon laten vergezellen.
  De Adviesraad maakt zijn advies aan de Minister bekend binnen twee maanden nadat het dossier aanhangig is gemaakt.
  ----------
  (1)<BESL 2018-07-12/17, art. 15, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.15.[1 De beslissing van het College tot opschorting, vermindering, intrekking of tot aanpassing van de voorlopige erkenning of van de erkenning wordt aan het tehuis bij aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs bekendgemaakt.
   De beslissing tot intrekking, tot opschorting, tot vermindering of tot aanpassing van de voorlopige erkenning of van de erkenning brengt met zich dat de subsidies aan het tehuis helemaal of gedeeltelijk worden opgeschort drie maanden na de dag waarop de beslissing werd bekendgemaakt.
   Het tehuis is verplicht de beslissing tot opschorting, vermindering, intrekking of aanpassing, van zodra deze werd bekendgemaakt, mee te delen aan de begunstigden of hun wettelijke vertegenwoordigers, aan het personeel en aan al wie het aanbelangt.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-07-12/17, art. 16, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Afdeling 4. - Vrijwillige sluitingsprocedure.
Art.16. Wanneer de inrichtende macht beslist het tehuis vrijwillig te sluiten, dan deelt zij deze beslissing aan de Minister mee ten laatste drie maanden voordat zij van kracht wordt.

Afdeling 5. [1 - Procedure voor erkenning van specifieke opdrachten]1   ----------   (1)
Art. 16/1. [1 § 1. De erkenningsaanvraag voor een of meerdere specifieke opdrachten wordt door het erkende tehuis, of door het voorlopig erkende tehuis ten vroegste zes maanden voor het verstrijken van de voorlopige erkenning, via aangetekende zending ingediend of bij het bestuur tegen ontvangstbewijs afgegeven of via elektronische weg op het door het bestuur vermelde e-mailadres ingediend.
   § 2. De aanvraag gaat vergezeld van een motivatienota die meer bepaald omvat:
   1° een beschrijving van de geplande specifieke opdracht;
   2° een beschrijving van het betrokken publiek;
   3° het aantal bedoelde personen;
   4° de middelen en het personeel die voor de opdracht bestemd worden;
   5° de in artikel 5 vastgestelde documenten die wijziging ondergaan hebben.
   § 3. Binnen de twee maanden na de ontvangst van de aanvraag, maakt het bestuur aan het tehuis de ontvankelijkheid ervan bekend of, indien ze onvolledig is, wordt het uitgenodigd, om binnen een maand vanaf deze bekendmaking, haar te vervolledigen.
   Wanneer de aanvraag ontvankelijk is, onderzoekt het bestuur de erkenningsaanvraag en verricht hij een bezoek om na te gaan of het tehuis aan de modaliteiten voor erkenning voor de gevraagde opdracht(en) beantwoordt.
   § 4. Het Collegelid legt de erkenningsaanvraag aan de afdeling "Opvang" van de Adviesraad voor die haar advies binnen de twee maanden geeft nadat het dossier bij haar aanhangig gemaakt is. Is deze termijn verstreken, dan wordt de procedure bij gebrek aan advies verdergezet. Het Collegelid kan in geval van dringendheid een kortere termijn vaststellen.
   § 5. "Het College doet een uitspraak over de erkenningsaanvraag en deelt ten laatste twee maanden na het advies van de Adviesraad zijn beslissing aan het tehuis mee. De erkenning voor een of meerdere specifieke opdrachten vult de erkenning voor de duur hiervan aan.
   De beslissing van toekenning of van weigering van erkenning wordt door aangetekende zending bekendgemaakt.
   § 6. De aanvraag voor vernieuwing van de erkenning van een of meerdere specifieke opdrachten wordt gezamenlijk met de aanvraag voor vernieuwing van de erkenning van het opvangtehuis ingediend.
   § 7. Tot 30 juni 2021 kunnen de opvangtehuizen voor maximum één specifieke opdracht, in afwachting van een algemene evaluatie van de voorziening, erkend worden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-07-12/17, art. 17, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


HOOFDSTUK IV. - Architectuurnormen.
Art.17. Het tehuis moet opgericht worden of zich bevinden op een gezonde plaats die geschikt is voor de sociale herinschakeling van de begunstigden.

Art.18. De gebouwen moeten regelmatig onderhouden worden en vocht of inwatering moet bestreden.
  De verwarming moet de temperatuur in de verblijfsruimten op ten minste 18 °C kunnen brengen, ongeacht de weersomstandigheden.
  De verluchting en natuurlijke verlichting moeten in alle ruimten toereikend zijn.
  Drinkbaar water van het distributienet moet overal in de gebouwen vlot toegankelijk zijn.

Art.19.Het tehuis moet afzonderlijke verblijfsruimten bieden voor educatieve activiteiten.
  In een tehuis dat kinderen opvangt, moet de uitrusting van de gemeenschappelijke ruimten een familiaal en pedagogisch klimaat waarborgen.
  [1 Alle lokalen zijn lokalen voor niet-rokers, met uitzondering van de rookkamers die hiervoor voorzien zijn]1.
  ----------
  (1)<BESL 2018-07-12/17, art. 18, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.20.[1 Sanitair moet gemakkelijk toegankelijk zijn.]1. Deze ruimten moeten over een efficiënte ventilatie beschikken.
  ----------
  (1)<BESL 2018-07-12/17, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.21. Het tehuis beschikt minstens over :
  1° één toilet per tien begunstigden;
  2° één bad of een douche per tien begunstigden;
  3° één voor iedereen toegankelijke wastafel met warm en koud stromend water per vier begunstigden in een gemeenschappelijke of individuele kamer;
  4° één wastafel met warm en koud stromend water per gezinskamer.
  Er is voldoende afzonderlijk sanitair voorzien voor het personeel.

Art.22. De kamers die zijn voorbehouden voor de begunstigden, hebben een vloeroppervlakte van minstens 4 m2 per persoon en 3 m2 per persoon in kamers die zijn uitgerust met stapelbedden voor hoogstens twee personen.
  Tussen de bedden moet een afstand van minstens 80 centimeter vrijgelaten worden.

Art.23. De kamers zijn voorzien van vensteropeningen naar buiten. In de doorloopruimten moet nachtverlichting zijn aangebracht.

Art.24. Het tehuis beschikt over voldoende tehuishoudelijke apparaten. De keuken is zodanig ingericht dat ze geen geurhinder veroorzaakt en dat het propere en het vuile circuit gescheiden blijven; zij mag niet in verbinding staan met de ziekenboeg.

Art.25. <BESL 2007-10-25/47, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2008> Het tehuis beschikt over een lokaal dat op slot kan of over een kast die op slot kan in een lokaal voorbehouden aan het personeel, voor het materieel van eerste hulp en de geneesmiddelen.

Art.26. Als het tehuis beschikt over een wasruimte, dan wordt dit lokaal zodanig ingericht dat het geen geur- of stoomhinder veroorzaakt en dat het propere en het vuile circuit gescheiden blijven. De wasruimte mag niet in verbinding staan met de ziekenboeg of de keuken.

Art.27. De verblijfsruimten (salon, eetkamer, speelkamer) hebben een oppervlakte van minstens 2 m2 per begunstigde in een individuele kamer en van minstens 4 m2 per begunstigde in een gemeenschappelijke of gezinskamer.
  In voorkomend geval mag de oppervlakte van de kamers de kleine afmetingen van de verblijfsruimten compenseren.

Art.28. Het tehuis dat onderdak biedt aan meer dan vijf kinderen jonger dan twaalf jaar oud moet beschikken over een ruimte die specifiek is voorbehouden om te spelen.

Art.29. Het tehuis beschikt over voldoende afzonderlijke ruimten voorbehouden voor :
  1° het nachtpersoneel;
  2° het personeel;
  3° het beheer van het tehuis;
  4° individuele gesprekken met de begunstigden.

Art. 29bis.
  <Opgeheven bij BESL 2018-07-12/17, art. 20, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 29/1. [1 <ingevoegd bij BESL 2005-07-14/59, art. 2; Inwerkingtreding : 01-07-2005> § 1. Elk opvangtehuis dat al bestond op de dag van het in werking treden van dit besluit en wegens een bijzondere inrichting, een technisch probleem of de grote omvang van de uit te voeren werken, niet in overstemming kan worden gebracht met de bouwkundige normen die door hoofdstuk IV van het besluit van 20 juli worden opgelegd, kan een degelijk gemotiveerde aanvraag om afwijking indienen bij het bevoegde Lid van het College, binnen de volgende perken :
  1° voor de norm opgelegd door artikel 22, tweede lid :
  a) in gezinskamers mogen twee tegen elkaar geschoven éénpersoons bedden staan (voor koppels) voorzover er aan beide kanten van de bedden minstens 50 cm loopruimte vrij blijft
  b) in gemeenschappelijke kamers met éénpersoons bedden die van elkaar gescheiden zijn door wanden die de privacy van de begunstigden beschermen moet er minstens 50 cm loopruimte vrij blijven tussen het bed en een van de wanden
  2° voor de normen opgelegd door artikel 27 :
  a) naast de oppervlakte van de salons, eetkamers en speelkamers, kan voor de berekening van de oppervlakte van de verblijfslokalen, en in functie van de specifieke kenmerken van het gemeenschappelijk project, ook rekening worden gehouden met de oppervlakte van de andere gemeenschappelijke verblijfsruimten die ter beschikking van de begunstigden worden gesteld;
  b) een tehuis met verblijfslokalen met een oppervlakte van minstens 80 % van de vereiste oppervlakte moet, in functie van de specifieke kenmerken van het gemeenschappelijk project, bewijzen dat deze ruimten en lokalen wel beantwoorden aan de noden van de begunstigden.
  § 2. Elk opvangtehuis met gemeenschappelijke of gezinskamers en met verblijfslokalen waarvan de oppervlakte minstens 2 m2 per begunstigde bedraagt, kan een aanvraag indienen voor het verkrijgen van een bijkomende termijn van twee jaar voor het in overstemming brengen met de bouwkundige normen die door artikel 27 worden opgelegd. Aan voornoemde aanvraag moet een programma van de overwogen werken worden toegevoegd, met tijdsplanning en kostprijs berekening.
  § 3. De administratie onderzoekt de aanvraag om afwijking of om verlenging van termijn en ze voert plaatsbezoeken uit om, enerzijds, de omvang van de overtreding van de bouwkundige normen vast te stellen, en, anderzijds, de motivering van de aanvraag te controleren en de technische problemen en het volume van de uit te voeren werken vast te stellen.
  Het bevoegde Lid van het College legt de aanvraag om afwijking of om verlenging van termijn en het dossier voor aan de Adviesraad die binnen de drie maanden advies moet geven.
  Ten laatste twee maanden na dat de Adviesraad advies heeft gegeven moet het College zijn beslissing aan het opvangtehuis mededelen.
  § 4. De afwijking geldt voor de duur van de erkenning. Hernieuwing van de afwijking kan verkregen worden volgens de procedure vastgesteld in § 3 van dit artikel.
  De in § 2 bedoelde bijkomende termijn van twee jaar kan worden hernieuwd indien er effectief een programma van werken wordt uitgevoerd dat periodiek wordt geëvalueerd door de administratie. Voor deze hernieuwing wordt de in § 3 van dit artikel bedoelde procedure gevolgd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-07-12/17, art. 20, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


HOOFDSTUK V. - Functionele normen.
Art.30. Het tehuis moet toegankelijk zijn volgens het hieronder vastgestelde dienstrooster.
  Wanneer de in artikel 39 bedoelde personeelsformatie volledig gesubsidieerd is, moeten de begunstigden effectief opgevangen worden tijdens een periode die minstens strekt van maandag tot vrijdag, tussen 8 en 20 uur, of minstens 60 uren per week.
  Wanneer de in artikel 39 bedoelde personeelsformatie niet volledig gesubsidieerd is (of in het tehuis dat de aanwezigheid 24 uur op 24 vervangt door een systeem van oproepbare wacht), moeten de begunstigden effectief opgevangen worden tijdens een periode die minstens strekt van maandag tot vrijdag, tussen 8 en 18 uur, of minstens 50 uren per week. <BESL 2007-10-25/47, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2008>

Art.31. Het personeel dat de opvang verzorgt, moet de taken van het tehuis uitdrukkelijk kunnen formuleren en instaan voor een eerste opvang.
  Het moet onmiddellijk kunnen voorzien in een eerste analyserende of oriënterende raadpleging en in voorkomend geval de begunstigden doorverwijzen naar diensten die specifiek voor zulke doorverwijzing bevoegd zijn.

Art.32. Buiten de vooropgestelde openingsuren moet steeds een antwoordapparaat bereikbaar zijn met nauwkeurige vermelding van de door de Franse Gemeenschapscommissie erkende of bekende diensten die specifiek bevoegd zijn voor de doorverwijzing van begunstigden, alsook eventueel van huizen die de klok rond functioneren.
  In het kantoor van het personeel dat de opvang verzorgt, moet duidelijk zichtbaar een bord zijn aangebracht waarop de erkenning van het tehuis en de in artikel 37 van dit besluit bedoelde prijzen voor overnachting per nacht staan vermeld, samen met de volgende gegevens : het telefoonnummer met vermelding van het antwoordapparaat, de openingsuren en alle gegevens over eventuele dringende opvang en inzonderheid de gegevens van de door de Franse Gemeenschapscommissie erkende of bekende diensten die specifiek bevoegd zijn voor de doorverwijzing van begunstigden.

Art.33. Een opvangtehuis van meer dan vijftig bedden verzorgt de klok rond een aanwezigheid.
  In een opvangtehuis van minder dan vijftig bedden kan deze aanwezigheid vervangen worden door een stelsel van op te roepen wacht.

Art.34.Voor elk lid van het team moet een dossier bijgehouden worden waarin individueel de volgende elementen zijn opgenomen :
  1° een afschrift van het voor eensluidend verklaard diploma;
  2° de functie;
  3° het contract;
  4° de anciënniteit;
  5° het type prestaties;
  6° [1 het uittreksel uit het strafregister]1;
  7° een document met de gevolgde opleidingen.
  ----------
  (1)<BESL 2018-07-12/17, art. 21, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.35.Minstens één keer [1 per jaar]1 moeten de inrichtende macht en het personeel van het tehuis overleg plegen. De verslagen van deze [1 jaarlijkse]1 vergaderingen worden minstens vijf jaar bijgehouden en zijn ter beschikking van het personeel, de inrichtende macht en het bestuur.
  ----------
  (1)<BESL 2018-07-12/17, art. 22, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

HOOFDSTUK VI. - Financiële bijdrage.
Art.36.<BESL 2007-10-25/47, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2008> § 1. De begunstigde levert een financiële bijdrage tot de kosten van zijn verblijf in het tehuis. Deze financiële bijdrage wordt gevraagd door het tehuis dat onderdak verleent. Dit tehuis stelt de lijst vast van de diensten die door deze financiële bijdrage worden gedekt. Deze omvat tenminste : het onderkomen, evenals voor de tehuizen die het onderdak verlenen, het voedsel, de melk en de aangepaste voeding voor de kinderen. Het stelt tevens de lijst vast van de bijkomende diensten die aanleiding kunnen geven tot eventuele supplementen, evenals het bedrag van de eventuele waarborgen. Het tehuis dat enkel onderkomen verleent onder de vorm van een individuele of eengezinswoning, uitgerust met privaat sanitair en kookruimte, kan de storting vragen van een waarborg om eventuele schade te dekken. In dat geval wordt een boedelbeschrijving opgesteld bij de aankomst en het vertrek van de resident. De waarborg mag niet meer bedragen dan een financiële bijdrage voor twee maanden en kan in schijven worden gestort. De modaliteiten van storting en terugbetaling van deze waarborg, evenals de modaliteiten van terugbetaling van de herstellingskosten van opzettelijke schade worden bepaald in het reglement van inwendige orde van het tehuis.
  § 2. De dagprijs bedraagt maximum 20,00 euro per volwassene (maximum 12,00 euro per kind dat een ouder vergezelt), indien onderdak wordt verleend, en maximum 11,50 euro (maximum 7,00 euro per kind) in het tegengesteld geval.
  De persoonlijke financiële bijdrage van de begunstigde mag niet meer bedragen dat twee derden van zijn dagelijkse inkomsten indien onderdak wordt verleend, en een derde van zijn daginkomsten in het tegengesteld geval.
  In huizen van categorie 1, die enkel onderkomen verschaffen in individuele woningen die zijn uitgerust met privaat sanitair en kookruimte, kan de financiële bijdrage op 50 % worden gebracht van de inkomsten, lasten inbegrepen (water, gas, verwarming, elektriciteit).
  Het bedrag van de dagprijs die wordt gevraagd door het tehuis, evenals de lijst van de door de dagprijs gedekte diensten, zijn opgenomen in het reglement van inwendige orde.
  Het tehuis deelt binnen de vijftien dagen aan de bestuur de wijzigingen mee die zijn aangebracht aan de dagprijs.
  § 3. Onder inkomsten van de begunstigde verstaat men inkomsten uit werk, vervangingsinkomens, inkomsten uit vastgoed, het leefloon en sociale hulp.
  [1 § 4. Geen enkele financiële bijdrage wordt opgeëist voor de opvolging na residentiële opvang en de specifieke opdrachten.]1

  ----------
  (1)<BESL 2018-07-12/17, art. 23, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.37. <BESL 2007-10-25/47, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2008> § 1. Het tehuis houdt voor elke begunstigde een individuele rekening bij. Deze maakt op gedetailleerde wijze melding van de ontvangsten en uitgaven, evenals van de leveringen en diensten die voor hem zijn verricht. Deze individuele rekening kan worden geraadpleegd door de begunstigde of zijn mandataris. Een gedetailleerde maandelijkse afrekening, vergezeld van alle bewijsstukken, stelt de balans tussen de verschuldigde sommen en de ontvangsten vast. Deze wordt ter beschikking gehouden van de begunstigde of zijn mandataris. Het geheel van de individuele rekeningen maakt het voorwerp uit van een bijzondere rekening in de globale boekhouding van het tehuis of van een eigen boekhouding.
  § 2. De verplichting tot storting van de inkomsten van de residenten op een rekening van het tehuis of het gedeeld budgetbeheer mogen niet systematisch zijn en moeten beantwoorden aan een noodzaak die geval per geval wordt beoordeeld;
  Indien de inkomsten van de gehuisveste persoon rechtstreeks worden gestort aan het tehuis, dan staat dit hem het deel af dat hem toekomt overeenkomstig artikel 36, §§ 1 en 2, volgens de modaliteiten die zijn vastgelegd in het reglement van inwendige orde.

Art.38. <BESL 2007-10-25/47, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2008> De modaliteiten voor de inning van de financiële bijdrage, evenals de modaliteiten voor de inning van eventuele schulden zijn vastgelegd in het reglement van inwendige orde.
  Er kan anticipatief een provisie voor de lopende maand worden gevraagd. De provisies, evenals de inning van eventuele schulden moeten rekening houden met de inkomsten van de begunstigde en hem een minimale geldsom laten tot bevordering van zijn deelname aan het sociale leven. Dat minimum kan niet lager liggen dan 3,00 euro /dag voor een volwassene en 1,50 euro /dag voor een kind dat een ouder vergezelt. Desgevallend wordt een plan uitgewerkt voor de gespreide terugbetaling van de schulden. Men kan in geen geval al de inkomsten. Van de begunstigde ontnemen.

HOOFDSTUK VII. - Begeleidingsnormen.
Art.39.Op voorwaarde dat aan het tehuis voldoende subsidies worden toegekend, is de personeelsformatie van de opvangtehuizen als volgt opgebouwd :
  1° basisteam :
  a) een tehuis met meer dan twintig bedden beschikt over minstens één voltijds directeur, één voltijds maatschappelijk assistent en twee voltijdse opvoeders (van klasse 1); <BESL 2001-10-18/53, art. 57, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
  b) een tehuis met minder dan twintig bedden beschikt over minstens één voltijds directeur, één voltijds maatschappelijk assistent en één voltijds opvoeder (van klasse 1). <BESL 2001-10-18/53, art. 57, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
  2° bijkomende maatschappelijk assistenten :
  a) een tehuis met minder dan twintig bedden dat erkend is in categorie 1 beschikt over één bijkomend voltijds maatschappelijk assistent of verpleger [1 of assistent in de psychologie]1 per volledige schijf van twintig bedden;
  b) een tehuis met vijfenzeventig of meer bedden dat erkend is in categorie 1 beschikt over één bijkomend voltijds maatschappelijk assistent of verpleger [1 of assistent in de psychologie]1 per volledige schijf van vijfentwintig bedden;
  c) een tehuis dat erkend is in categorie 2 en/of categorie 3 beschikt over één bijkomend voltijds maatschappelijk assistent of verpleger [1 of assistent in de psychologie]1 per volledige schijf van vijftien bedden.
  3° bijkomende opvoeders :
  a) een tehuis dat erkend is in categorie 1 beschikt over één bijkomend voltijds opvoeder (...) per volledige schijf van vijftien bedden; <BESL 2001-10-18/53, art. 57, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
  b) een tehuis dat erkend is in categorie 2 en/of categorie 3 beschikt over één bijkomend voltijds opvoeder (...) per volledige schijf van tien bedden; <BESL 2001-10-18/53, art. 57, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
  c) een tehuis dat de klok rond een aanwezigheid organiseert, beschikt over één bijkomend voltijds opvoeder (...); <BESL 2001-10-18/53, art. 57, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
  d) een tehuis dat de klok rond een opvang organiseert, beschikt over één bijkomend voltijds opvoeder (...). <BESL 2001-10-18/53, art. 57, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
  (4° het tehuis mag niet over meer dan een derde opvoeders klasse 4 beschikken;) <BESL 2001-10-18/53, art. 57, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
  [1 5° Bijkomende sociaal-agogische functie voor de opdracht van opvolging na residentiële opvang:
   het tehuis beschikt over een bijkomende halftijdse maatschappelijk assistent of een opvoeder klasse 1 voor de begeleiding na residentiële opvang van de begunstigden;]1
  [1 6° Bijkomende sociaal-agogische functie in verband met de specifieke opdracht:
   het voor een specifieke opdracht erkende tehuis beschikt over een bijkomende halftijdse maatschappelijke assistent of een opvoeder klasse 1. Voor de opdrachten van steun aan het ouderschap en ondersteuning van slachtoffers van familiaal of partnergeweld, kan deze functie ook door een psycholoog uitgeoefend worden.]1
  ----------
  (1)<BESL 2018-07-12/17, art. 24, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.40. <BESL 2001-10-18/53, art. 86, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002> De arbeidsduur die in aanmerking wordt genomen bij de berekening van de subsidies voor de bezoldiging en de compenserende aanwerving wordt vastgelegd op 37 uur per week voor een VTE.

Art.41. In een tehuis dat erkend is in categorie 1, 2 en 3 moet de overnachtingscapaciteit in de categorieën 2 en 3 overwegen om recht te geven op de begeleiding die aan deze categorieën verbonden is.

Art.42. De bekwaamheden van de personeelsleden die voor subsidiëring in aanmerking komen, moeten overeenstemmen met bijlage 6 bij dit besluit.
  In functie van het gemeenschappelijk project van het tehuis kan de Minister afwijkingen toestaan om de bijkomende betrekkingen voor maatschappelijk assistenten en opvoeders te laten innemen door personeelsleden met een ander diploma. Deze functies worden gesubsidieerd op grond van de weddeschalen die van toepassing zijn op de maatschappelijk assistenten en de opvoeders.

Art.43. Elk lid van het team heeft recht op bijscholing, ongeacht het geldende arbeidsstelsel. Het vermeldt met betrekking tot de bijscholingen van het team de volgende elementen in een document : aantal, duur, plaats, inhoud, naam van de deelnemers en naam van de trainers.

Art.44. Binnen de vereniging zonder winstoogmerk mag geen enkele bezoldigde functie gecombineerd worden met een bestuursmandaat.

Art.45. Het personeel van het tehuis is permanent onderworpen aan de verantwoordelijkheid van een personeelslid met een diploma van het hoger onderwijs, dat hiertoe werd aangesteld.

HOOFDSTUK VII.   
HOOFDSTUK VIII. [1 - Subsidiëring]1   ----------   (1)
Art.46. <BESL 2007-10-25/47, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2008> § 1. Binnen de grenzen van de beschikbare kredieten, zijn de toegekende subsidies bestemd om te dekken :
  1° de loonkosten van het in artikel 39 van onderhavig besluit bedoeld personeel;
  2° de supplementaire loonkosten voor nachtprestaties en prestaties tijdens weekeinden en op feestdagen van het personeel dat onontbeerlijk is voor de werking van het tehuis, volgens de in bijlage 7 bedoelde modaliteiten;
  3° de vergoedingen van de wachten die kunnen worden opgeroepen buiten de periodes van effectief onthaal;
  4° de kosten voor de voortgezette opleiding van het personeel;
  5° de werkingskosten.
  § 2. Het tehuis licht ten laatste op 31 januari het bestuur in over het gemiddeld bezettingspercentage tijdens het voorbije jaar. Dit wordt als volgt berekend :
  Gemiddeld bezettingspercentage = bezettingspercentage tijdens de twee voorbije volledige kalenderjaren/2.
  Het tehuis van categorie 2 of 3 geeft bovendien het gemiddeld percentage van de overnachtingen van kinderen op dat als volgt wordt berekend :
  gemiddeld percentage overnachtingen kinderen = aantal overnachtingen van kinderen die hun ouder(s) vergezellen tijdens de twee voorbije volledige kalenderjaren/totaal aantal overnachtingen tijdens de twee voorbije volledige kalenderjaren.
  Voor een gemiddeld bezettingspercentage gelijk of hoger dan 80 % worden de in artikel 39 van onderhavig besluit bedoelde omkaderingsnormen berekend op 100 % van de erkende capaciteit.
  Voor een bezettingspercentage tussen 70 en 79 %, worden de in artikel 39 van onderhavig besluit bedoelde omkaderingsnormen berekend op 80 % van de erkende capaciteit voor het jaar dat volgt op de twee referentiejaren.
  Een bezettingspercentage lager dan 70 % leidt tot een procedure tot erkenningswijziging.
  Het bezettingspercentage wordt uitgedrukt in percentage van het aantal bedden bepaald in de erkende onthaalcapaciteit.
  Indien een opvangkamer gedeeltelijk wordt ingenomen door alleenstaande volwassenen met kind(eren) of door een gezin, dan gaat men ervan uit dat alle bedden van die kamer bezet zijn. Bij een tijdelijke onbeschikbaarheid van een opvangkamer ingevolge een geval van overmacht of ingevolge de uitvoering van belangrijke herstellingswerken, dan kan het tehuis, dat hiervan vooraf de diensten van het College verwittigt, of onmiddellijk in geval van overmacht, de neutralisatie vragen van de overeenkomstige niet-bezette overnachtingen in de berekening van het bezettingspercentage.

Art.47. <BESL 2001-10-18/53, art. 58, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2001> De subsidie van de personeelskosten van het gesubsidieerde team wordt berekend op basis van de in bijlage I NM bepaalde barema's. Zij omvat de werkgeverslasten en andere voordelen bepaald in bijlage V NM op basis van de in bijlage IV NM bepaalde anciënniteit. De weddeschalen per functie worden bepaald in bijlage II NM. De gesubsidieerde functies en de specifieke toegangsvoorwaarden tot deze functies worden bepaald in bijlage III NM. (NOTA : het gaat om bijlagen van het BESL 2001-10-18/53.)

Art.48. De subsidie voor de bijscholingskost van het team beloopt 1 % van de gesubsidieerde loonmassa bedoeld in artikel 46, punt 1°.

Art.49.<BESL 2007-10-25/47, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2007> § 1. [1 Voor de subsidie voor de werkingskosten gelden de volgende jaarlijkse maxima, per erkend bed:
   1° voor het tehuis dat overwegend is erkend in categorie 1:
   25 eerste bedden1.650 euro
   van het 26e tot het 50e bed 1.150 euro
   van het 51e tot het 75e bed 750 euro
   vanaf het 76e bed 450 euro
   2° voor het tehuis dat overwegend is erkend in categorie 2 of 3:
   25 eerste bedden 1.850 euro
   van het 26e tot het 50e bed 1.350 euro
   van het 51e tot het 75e bed 950 euro
   vanaf het 76e bed 650 euro]1.
  De aanvullende subsidie bedraagt 600,00 euro, vermenigvuldigd met de erkende capaciteit en met het gemiddeld percentage van de overnachtingen van kinderen.
  § 2. De totale subsidie voor werkingskosten, berekend volgens § 1, wordt toegekend aan het tehuis waarvan het gemiddeld bezettingspercentage, zoals bepaald in artikel 46, gelijk of hoger is dan 90 %.
  Voor een bezettingspercentage tussen 85 en 90 % wordt de subsidie uitgekeerd ten belope van 90 %.
  Voor een bezettingspercentage tussen 80 en 85 % wordt de subsidie uitgekeerd ten belope van 85 %.
  Voor een bezettingspercentage lager dan 80 % wordt de subsidie uitgekeerd naar verhouding van het bezettingspercentage.
  § 3. Worden aanvaard als aanvaardbare uitgaven inzake werkingskosten, de kosten ingeschreven in de boekhoudkundige rubrieken vastgesteld in bijlage 5 bij onderhavig besluit, met aftrek van terugbetalingen en opbrengsten die erop betrekking hebben. Het dossier met bewijsstukken betreffende de werkingssubsidie moet bevatten :
  - de rekeningen van ontvangsten en uitgaven en de balans van de vzw;
  - de rekeningen van ontvangsten en uitgaven van het tehuis waarbij tenminste de rubrieken worden opgenomen met betrekking tot de aanvaardbare uitgaven;
  - de afschrijvingstabellen.
  ----------
  (1)<BESL 2024-03-14/31, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.50. Het tehuis voert overeenkomstig de beginselen vervat in de wet van 17 juli 1975 een boekhouding op grond van het minimum genormaliseerd boekhoudplan van het Koninklijk besluit van 8 oktober 1976 betreffende de jaarrekening van de ondernemingen.
  Het bestuur staat in voor de boekhoudkundige inspectie van de erkende huizen.
  (Per erkenning wordt een analytische boekhouding gevoerd.) <BESL 2007-10-25/47, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2008>

Art.51. Als een tehuis omwille van zijn specifiek educatief project en van het gemeenschappelijk project meent dat het niet dient te beschikken over het personeel bedoeld in artikel 39 van dit besluit, dan kan het bij de bevoegde Minister een verzoek tot afwijking indienen op grond van een volledig dossier, waardoor een deel van de subsidie die wordt uitgekeerd met het oog op de bezoldiging van het personeel, bestemd kan worden voor de werking van het tehuis.
  Het tehuis dat van deze maatregel gebruik maakt, kan de subsidies bedoeld in artikel 46, 2° en 3° niet aanvragen.

Art.52. De Minister legt het verzoek om afwijking samen met het dossier voor aan de Adviesraad, die binnen drie maanden na deze aanhangigmaking advies uitbrengt.
  Het College oordeelt over het verzoek om afwijking en deelt zijn beslissing ten laatste twee maanden na het advies van de Adviesraad aan het tehuis mee.
  De beslissing van het College wordt met bijzondere redenen omkleed als zij niet overeenstemt met het advies van de Adviesraad.

Art.53. De afwijking geldt voor de duur van de erkenning.

Art.54. <BESL 2007-10-25/47, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2008> De in de artikelen 36 en 38 hernomen bedragen en de in artikel 49 bedoelde subsidies kunnen worden herzien en zijn gekoppeld aan de referentiële gezondheidsindex van december 2006.
  Vanaf 1 januari 2008 worden de in de artikelen 36, 38 en 49 hernomen bedragen jaarlijks op 1 januari aangepast, hierbij rekening houdend met de index der consumptieprijzen die is bedoeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 houdende uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's Lands concurrentievermogen, hierna gezondheidsindex genaamd, volgens de volgende formule :
  Basisbedrag x gezondheidsindex december van het vorig jaar/gezondheidsindex december 2006.
  De subsidies bestemd voor de bezoldigingskost worden geïndexeerd volgens de regels van toepassing op de bezoldigingen in het openbaar ambt.

HOOFDSTUK IX. [1 - De representatieve en coördinatie-instelling]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 - Procedures in verband met de erkenning]1   ----------   (1)
Art. 54/1. [1 Een kandidatenoproep wordt in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd met het oog op het verkrijgen van de erkenning als representatieve en coördinatie-instelling.
   De kandidatuuroproep bevat minstens de volgende vermeldingen:
   1° de termijn waarbinnen en de wijze waarop de erkenningsaanvraag opgestuurd moet worden;
   2° de adres-, email- en telefoongegevens van een contactpersoon bij de administratie;
   3° een tot de kandidaten gericht verzoek om kennis te nemen van het kandidatuurdossier dat gepubliceerd is op de website van het bestuur. Dit dossier bevat de minimum volgende documenten:
   a) een model van kandidatuurformulier dat uitgewerkt is door het bestuur en dat het geheel van informatie en documenten vermeldt die in de erkenningsaanvraag opgenomen moeten zijn;
   b) een document met alle opdrachten van de instelling en de erkenningsvoorwaarden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-07-12/17, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


Art. 54/2. [1 § 1. De kandidatuur wordt gericht aan het Collegelid bevoegd voor Sociale Actie en Gezin. Ze bevat de volgende documenten:
   1° de naam van de vereniging zonder winstgevend oogmerk;
   2° de naam van de instelling;
   3° het ondernemingsnummer;
   4° de lijst van haar aangeslotenen;
   6° het adres van de maatschappelijke zetel;
   7° de bankidentiteitskaart;
   8° de naam van de persoon die gemachtigd is om de vereniging zonder winstoogmerk te vertegenwoordigen en het bewijs van zijn aanstelling in overeenstemming met de statutaire bepalingen;
   9° een attest dat het bewijs levert van de verzekering voor de aansprakelijkheid van de bestuurders;
   10° het adres van de activiteitenzetel(s);
   11° de naam van de persoon die belast is met de algemene coördinatie van de instelling en het bewijs van zijn mandaat;
   12° een document dat staaft dat de dienst over het genot van de lokalen beschikt;
   13° de samenstelling van het personeel met functies, kwalificaties en werktijden;
   14° de budgettaire vooruitzichten van de instelling met vermelding van alle verworven of aangevraagde overheidssubsidies alsook het bedrag van de bijdrage;
   15° het laatste activiteitenverslag en de laatste rekeningen en balans van de vzw;
   16° een nota met verduidelijking van de manier waarop de instelling antwoordt op of voorstelt om te antwoorden op de opdrachten waarvoor zij de erkenning vraagt en die de doelstellingen van de instelling en de modaliteiten voor hun verwezenlijking beschrijft.
   § 2. Het bestuur bevestigt de ontvangst van de kandidaturen en onderzoekt ze. Elke kandidatuur wordt ontvankelijk verklaard indien ze alle in § 1 bedoelde documenten bevat die voor waar en conform verklaard zijn en indien ze ondertekend zijn door de persoon die gemachtigd is om de vereniging zonder winstoogmerk te vertegenwoordigen.
   § 3. Wanneer het bestuur over het volledige en ontvankelijke dossier beschikt, licht hij de aanvrager in over de ontvankelijkheid van zijn aanvraag en vangt hij het onderzoek ervan aan. Hij maakt zijn conclusies aan het Collegelid over binnen de drie maanden van de ontvankelijkheid van de aanvraag. Bij gebrek aan een volledig dossier, brengt het bestuur de betrokken vzw op de hoogte over de ontbrekende of onvolledige elementen en nodigt haar uit om hieraan te verhelpen.
   § 4. Het College verricht een selectie, onder de ontvankelijke kandidaturen, op basis van de volgende criteria:
   1° de kwaliteit van het project en van de voorgestelde doelstellingen in antwoord op de in artikel 10/2 van het decreet vastgestelde opdrachten en voorwaarden;
   2° de ervaring van de personen die zich met de uitvoering van de activiteiten bezighouden.
   § 5. Zes maanden voor het verstrijken van de voorlopige erkenning actualiseert de instelling op vraag van het College haar dossier.
   Op basis van het geactualiseerde administratief dossier dat het inspectieverslag betreffende de naleving van de opdrachten en erkenningsvoorwaarden bevat, neemt het College, ten laatste vijftien dagen voor het verstrijken van de voorlopige erkenning, zijn beslissing over de toekenning of de weigering van de erkenning of de vernieuwing van de voorlopige erkenning.
   Van de beslissing tot toekenning of weigering wordt ten laatste twee maanden na de beslissing van het College door middel van aangetekende zending kennisgegeven.
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-07-12/17, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


Afdeling 2. [1 - Wijzigingen van erkenning]1   ----------   (1)
Art. 54/3. [1 De aanvraag voor wijziging van de erkenning wordt bij het Collegelid ingediend. Ze omvat de elementen die de aanvraag voor wijziging van erkenning, zoals bedoeld in artikel 10/6, § 1 van het decreet, verantwoorden.
   Wanneer het bestuur over het volledige en ontvankelijke dossier beschikt, betekent hij de aanvrager een ontvangstbewijs, onderzoekt de aanvraag, verricht een inspectie en maakt hij zijn conclusies aan het Collegelid binnen de drie maanden van de ontvankelijkheid van de aanvraag over. Het College doet een uitspraak over de aanvraag tot wijziging van de erkenning.
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-07-12/17, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


Afdeling 3. [1 - Intrekking van erkenning of gedwongen wijziging van erkenning]1   ----------   (1)
Art. 54/4. [1 1. Wanneer de representatieve en coördinatie-instelling niet langer de in artikel 10/2 bedoelde opdrachten en erkenningsvoorwaarden van het decreet naleeft, stuur het bestuur haar een aangetekende brief die haar uitnodigt om binnen een termijn van twee maanden zijn zaken in orde te brengen.
   Wanneer deze termijn verstreken is en bij het niet in orde brengen of bij gebrek aan vraag tot wijziging van erkenning van de instelling, stelt het bestuur aan het Collegelid een intrekking of een gedwongen wijziging van erkenning voor.
   § 2. Het Collegelid stelt de representatieve en coördinatie-instelling er bij aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs van op de hoogte dat er een procedure loopt tot intrekking of wijziging van erkenning.
   Vanaf de dag van deze bekendmaking beschikt de representatieve en coördinatie-instelling over een termijn van dertig dagen om bij het Collegelid een verantwoordingsnota in te dienen die er een kopie van aan de Adviesraad overmaakt.
   Die nodigt de instelling uit om gehoord te worden. Hij stelt de datum en het tijdstip van de hoorzitting vast en brengt de instelling hiervan op de hoogte. De persoon die door de representatieve en coördinatie-instelling als vertegenwoordiger is aangesteld, mag zich door een andere persoon van zijn keuze laten vergezellen.
   De adviesraad hoort de instelling en onderzoekt het voorstel tot intrekking of wijziging van erkenning.
   Hij maakt zijn advies aan het Collegelid bekend binnen de maand volgend op de hoorzitting of binnen de twee maanden nadat het dossier aanhangig is gemaakt indien de representatieve en coördinatie-instelling niet wenst gehoord te worden.
   § 3. De beslissing van het College tot intrekking of tot aanpassing van de erkenning wordt aan de instelling met aangetekend schrijven tegen ontvangstbewijs bekendgemaakt.
   De beslissing tot intrekking of tot aanpassing van de erkenning brengt de schrapping of de vermindering van de subsidies met zich drie maanden na de dag waarop de beslissing werd bekendgemaakt.
   De instelling deelt vanaf de bekendmaking de beslissing van intrekking of van aanpassing van erkenning aan zijn aangeslotenen mee.
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-07-12/17, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


Afdeling 4. [1 - Werking]1   ----------   (1)
Art. 54/5. [1 Het in artikel 10/9, § 1, van het decreet bedoelde verslag wordt voor de eerste keer op het einde van de periode van 5 jaar volgend op de inwerkingtreding van dit besluit overgemaakt.
   Het in § 2 van hetzelfde artikel van het decreet bedoelde verslag wordt binnen een termijn van 6 maanden na het in lid 1 bedoelde verslag overgemaakt.
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-07-12/17, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>


Afdeling 5. [1 - Subsidies]1   ----------   (1)
Art. 54/6.[1 § 1. De aan de representatieve instelling toegekende subsidie wordt op [2 44.400 euro per jaar]2 vastgelegd.
   § 2. De soorten kosten en de verantwoordingsstukken bedoeld in artikel 10/10 § 3, van het decreet komen met het door het bestuur afgeleverde model overeen en moeten minstens omvatten:
   1° de samenvatting van de salariskosten van elk teamlid;
   2° het attest dat de betaling van de R.S.Z.-bijdragen bewijst;
   3° het attest dat de betaling van de bedrijfsvoorheffing bewijst;
   4° het bewijs van de betaling van de honoraria aan de zelfstandigen;
   5° een kopie van de inkomsten en uitgavenrekening en van de balans;
   6° indien van toepassing, het bewijs van de neerlegging op de Griffie van de Rechtbank van koophandel van de rekeningen en balans;
   7° het activiteitenverslag.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-07-12/17, art. 26, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (2)<BESL 2024-03-14/31, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

HOOFDSTUK VIII.   
HOOFDSTUK X. [1 - Intrekkingsbepaling]1   ----------   (1)
Art.55. Het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 11 oktober 1983 tot vaststelling van de erkennings- en betoelagingsvoorwaarden van opvangcentra voor volwassenen met moeilijkheden en het besluit van de Franse Gemeenschapsregering van 4 mei 1995 betreffende de subsidiëring van de opvangcentra voor volwassenen worden ingetrokken.

HOOFDSTUK IX.   
HOOFDSTUK XI. [1 - Overgangsmaatregelen en inwerkingtreding]1   ----------   (1)
Art.56. Aan personeelsleden die bij de inwerkingtreding van dit besluit in dienst zijn en niet beschikken over de in bijlage 6 bedoelde kwalificaties staat de Minister een afwijking toe.

Art.57. Tijdens een twee jaar durende overgangsperiode die ingaat bij de inwerkingtreding van dit besluit mogen de voor het jaar 2000 aan het tehuis toegekende bedragen in geen geval afnemen als gevolg van de berekeningswijze van de subsidies.
  Een bestaand tehuis beschikt bij de inwerkingtreding van dit besluit over (vijf jaar) om zich in regel te stellen met de in hoofdstuk IV gestelde voorwaarden. <BESL 2003-09-04/39, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 09-10-2003>

Art.58. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2000, behoudens artikel 4, 7° en 8°, dat in werking treedt op de door het College vastgestelde dag.

Art.59. Het Lid van het College bevoegd voor Sociale Actie en Gezin wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. Gemeenschappelijk project van het tehuis
  1. Algemene doelstellingen van het tehuis
  2. Eigenschappen van het project
  2.1. Algemene presentatie van het opvangtehuis
  - Aard en onderdelen van het tehuis (erkenningen e.d...)
  - Aanliggende entiteiten (aanwezigheid van een crèche, sociaal restaurant, vestiaire, kribbe e.d...)
  - Levensbeschouwelijke opties van het tehuis
  - Ethisch actiekader (handvest, e.d...)
  - Omgeving, locatie
  - Doel van het gemeenschappelijk project
  2.2. Opgevangen doelgroep
  - Capaciteit/geslacht/leeftijd
  - Kenmerken (medisch, sociaal, cultureel, economisch, geografisch...)
  - Herkomst (instellingen, gerechtelijke maatregelen, gezinnen, ziekenhuizen, e.d...)
  2.3. Interne middelen
  2.3.1. Infrastructuur
  - Interne infrastructuur ter beschikking van de begunstigden en aanpassing aan de doelgroep (zoals specifieke ruimten voor bepaalde activiteiten)
  2.3.2. Netwerk
  - Partners, samenwerking
  2.3.3. Organisatie en werking
  2.3.3.1. Personeel
  - Organogram voor functies en hiërarchie
  - Taakverdeling voor de verschillende categorieën van hulpverstrekkers
  - Structuurlogica van het werkschema.
  - Maatregelen gericht op samenwerking, overleg en coördinatie tussen de werknemers onderling (type vergaderingen, ritme, voorwerp, hulpverstrekkers)
  2.3.3.2. Comfort
  - Woonomstandigheden (eenpersoons- of gemeenschappelijke kamers, diëtetiek . )
  - Vrijetijdsbesteding (TV, spellen, . )
  - Aantal maaltijden en organisatie hiervan
  - Kwalitatieve en kwantitatieve beschrijving van de maaltijden en naleving van het dieet
  - Verwante diensten
  2.3.3.3. Onthaal
  - Organisatie van het onthaal voor de persoon met behoefte aan onderdak
  2.3.4. Algemene methodologie en procedures
  - Criteria en procedure voor opname, heroriëntering en uitsluiting
  2.3.5. Opname
  - Interdisciplinaire coördinatie van de opname (referent die het project kan opvolgen, e.d.)
  - Maatregelen met het oog op samenwerking en overleg, coördinatie en evaluatie in het opvangtehuis; samen met de begunstigden : voorziene overlegmethode, ritme en beheer van de vergaderingen; externe samenwerking, begeleiding of bemiddeling bij de gezinnen.
  - Vaststelling en organisatie van de sociale, juridische, administratieve, medische en paramedische aspecten van de opnames : criteria, logica, procedure, evaluatie.
  (2.3.6. Wijze organisatie van de activiteiten van de opgenomen personen :
  - stappen tot herinschakeling
  - opleidingen
  - activiteiten als vrijwilliger
  - professionele activiteiten.) <BESL 2007-10-25/47, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  2.4. Hernieuwde maatschappelijke zelfstandigheid
  - Organisatie van de menselijke verhoudingen tussen de opgevangen mensen en hun omgeving
  - Plaats waar de opgevangen mensen zich kunnen ontplooien (handelszaken, gespecialiseerde diensten die met het opvangtehuis samenwerken, sport, culturele evenementen, vrijetijdsbesteding, vakantie).
  3. Uitwerking van het individueel project en evaluatie
  - Evaluatie van de capaciteiten en behoeften van elke opgevangen persoon rekening houdend met diens levensloop.
  - Vaststelling van de doelstellingen en uitwerking van een gepersonaliseerd project
  - Evaluatie van de bereikte resultaten en van de gekozen strategieën en toegepaste instrumenten
  - Uitwerking en opvolging van de acties (partners, verantwoordelijkheden, termijnen)
  - Concrete plaats die voor de betrokkene en diens gezin wordt voorbehouden
  - Voornaamste hulpverstrekkers
  [1 4. Organisatie van de opdracht van opvolging na residentiële opvang]1
  [1 5. Organisatie van specifieke opdrachten]1
  [1 6]1. Voor het personeel met arbeidscontract
  De schuingedrukte bepalingen hebben een indicatief karakter.
  ----------
  (1)<BESL 2018-07-12/17, art. 29, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. N2. Bijlage 2. Inschakelingsontwerp.
  (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 11-10-2000, p. 34366.)
  Bijlage vervangen door:
  <BESL 2018-07-12/17, art. 30, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. N3. <BESL 2007-10-25/47, art. 12 en N1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2008> Bijlage 3 REGLEMENT VAN INWENDIGE ORDE
  Het reglement van inwendige orde bepaalt :
  1. de rechten en plichten van de begunstigden;
  2. de eisen en verplichtingen van het tehuis.
  Het vermeldt :
  1. de naam van de verantwoordelijke van het tehuis;
  2. de beschrijving van het opvangtehuis, de werking en uurregeling, met name de modaliteiten inzake de deelname van de opgenomen personen aan sociale, educatieve of professionele activiteiten;
  3. de procedures inzake aankomst en vertrek;
  4. de financiële aspecten :
  - het bedrag van de financiële bijdrage;
  - de lijst van de diensten die door de bijdrage worden gedekt;
  - de lijst van de complementaire diensten die aanleiding kunnen geven tot eventuele supplementen, evenals het bedrag van de eventuele waarborgen of garanties;
  - de modaliteiten inzake de inning van de financiële bijdrage en de invordering van eventuele schulden;
  - de modaliteiten inzake de terugbetaling van bedragen die teveel werden geïnd door het tehuis;
  - de modaliteiten inzake de storting en de terugbetaling van eventueel gevraagde waarborgen;
  - de modaliteiten inzake de storting en de terugbetaling van de eventueel gevraagde waarborg voor een individuele of eengezinswoning;
  5. de maatregelen die worden genomen indien een persoon ingaat tegen de leef- en werkingsregels van het tehuis, met name :
  - de procedures van bestraffing en uitsluiting,
  - de modaliteiten inzake de terugbetaling van de herstellingskosten van opzettelijke schade;
  6. de veiligheidsmaatregelen;
  7. de modaliteiten inzake de indiening van klachten en hun wijze van behandeling;
  8. de gegevens van het bestuur.

Art. N4. Bijlage 4. Activiteitenverslag
  Naam van het opvangtehuis
  Adres
  Telefoon
  Fax
  e-mail.
  MODEL
  1. Algemeen
  2. Statistieken over de opgevangen personen
  3. Uitvoering van het gemeenschappelijk project en van losstaande activiteiten
  4. De verwezenlijkingen inzake maatschappelijke en beroepsintegratie van de opgevangen personen
  5. Evaluatie van de samenwerkingsovereenkomsten
  6. De opleidingen die door het personeel worden gevolgd
  [1 7. De uitvoering van de opdracht van opvolging na residentiële opvang en de statistische elementen die ermee verband houden]1
  [1 8. De uitvoering van de specifieke opdrachten en de statistische elementen die ermee verband houden.]1
  Dit document moet gedateerd worden en goedgekeurd door de Algemene Vergadering van het tehuis.
  ----------
  (1)<BESL 2018-07-12/17, art. 31, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. N5.<BESL 2007-10-25/47, art. 12 en N2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2008> Bijlage 5. AANVAARDBARE UITGAVEN TER RECHTVAARDIGING VAN DE SUBSIDIE VOOR WERKINGSKOSTEN
  N.B. Een uitgave is aanvaardbaar mits aftrek van de ontvangst die erop betrekking heeft.
  Beheerskosten personeel
  [1 Personeelskosten ten belope van maximaal 10% in overeenstemming met de vastgelegde barema's voor het personeelskader]1
  Abonnementen op professionele tijdschriften en documentatie
  Sociaal secretariaat
  Huur en huurlasten
  Huur gebouwen
  Erfpachten
  Huurlasten gebouwen
  Huur materieel en uitrusting
  Water/Energie
  Stookolie verwarming
  Elektriciteit
  Gas
  Water
  Onderhoud en herstellingen
  Schoonmaak
  Onderhoud en herstellingen
  Verplichte controles uitgevoerd door derden
  Meubilair en rollend materieel
  Onderhoud en herstelling meubilair
  Onderhoud en herstelling kantoormaterieel
  Onderhoud en herstelling informaticamaterieel
  Onderhoud en herstelling rollend materieel
  Verzekeringen
  Verzekeringen burgerlijke aansprakelijkheid
  Verzekeringen diefstal, brand en schade, objectief
  Verzekeringen auto's en voertuigen van de instellingen
  Allerhande verzekeringen
  Vervoer en verplaatsingen
  Brandstof voor dienstvoertuigen
  Huur dienstvoertuigen
  Verplaatsingen personeel voor opdracht
  Verzorging - Hygiëne
  Aankoop van farmaceutische goederen - courante producten
  Aankoop van klein verzorgingsmateriaal en hygiënische producten
  Linnen
  Aankoop van huishoudlinnen
  Aankoop van klein materieel en bedlinnen
  Vrijetijdsbesteding
  Aankoop van goederen en diensten inzake vrijetijdsbesteding
  Waskeuken
  Aankoop van producten voor de waskeuken
  Externe wasdiensten
  Andere algemene kosten
  Kantoorbenodigdheden
  Informaticabenodigdheden
  Gereedschap
  Telefoon, fax
  Fotokopieën
  Portkosten
  Internet
  Teledistributie
  Kosten vergaderingen raden en zittingen
  Externe informaticadiensten (andere dan onderhoud en herstellingen)
  Honoraria externe boekhoudkundigen
  Honoraria revisor
  Honoraria advocaten en notarissen
  Honoraria preventieconsulent
  Andere honoraria
  Reclame, wettelijke publicaties, aankondigingen en advertenties
  Kosten lidmaatschap verschillende instellingen
  Opleidingen personeel die niet in aanmerking worden genomen voor de specifieke subsidie voor opleidingen
  Aankoop van klein keukenmateriaal
  Afschrijvingen (mits aftrek van het afgeschreven gedeelte van de investeringssubsidies)
  N.B. Het afschrijvingspercentage is berekend in functie van de economische levensduur van het goed (cfr toegestane percentage met betrekking tot de subsidie - tussen haakjes). De activeringsdrempel bedraagt 500,00 euro.
  Afschrijvingen op kosten van eerste vestiging
  Dotatie afschrijvingen immateriële activa (20-33 %)
  Dotatie afschrijvingen bouwwerken (3 %)
  Dotatie afschrijvingen installaties (10 %)
  Dotatie afschrijvingen meubilair en rollend materieel (20-25 %)
  Dotatie afschrijvingen gehuurde activa, financieringen en aanverwante rechten (20-25 %)
  Dotatie afschrijvingen andere materiële activa
  Andere exploitatielasten
  Onroerende voorheffing
  Registratierechten
  Belasting op het patrimonium van de VZW
  Verkeersbelasting
  Lokale belastingen (vuilnis, riolering, enz.)
  Financiële lasten
  Financiële lasten op schulden (financiering van investeringen)
  Interesten voor leningen ingevolge vertragingen subsidies
  Bankkosten
  Interesten op leasing
  ----------
  (1)<BESL 2024-03-14/31, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. N6. <BESL 2001-10-18/53, art. 59, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2001> (Bijlage 6). Bijlage III NM. - Gesubsidieerde functies per sector - vereiste diploma's en toelatingsvoorwaarden.
  1. Sector Gezinsplanning
  * Psycholoog, seksuoloog en jurist : universitair niveau
  * Sociaal werker of maatschappelijk verpleegkundige : HOBU
  * Gezinsadviseur : HOBU of HSO met opleidingsgetuigschrift
  * Hulpbediende, onthaalfunctie (uitstervend) : LSO
  2. Sector CGSA
  * Coördinator : HOBU
  * Sociaal werker : HOBU
  * Hulpbediende : HSO of gelijkgesteld
  3. Sector Opvangtehuizen
  * Directeur : universitair niveau
  * Directeur : HOBU met een sociale, psychologische, paramedische of pedagogische oriëntering en 3 jaar anciënniteit in de sector
  * Sociaal werker en verpleegkundige : HOBU
  * Opvoeder klasse 1 : HOBU met een sociale, psychologische, paramedische of pedagogische oriëntering.
  * Opvoeder klasse 2 : HSO
  * Opvoeder klasse 3 : 6B met een sociale, sanitaire of gezinsoriëntering of een opleidingsgetuigschrift gezinshulp of gelijkgesteld overeenkomstig het besluit "thuishulp".
  * Opvoeder klasse 4 : LSO
  4. Sector Druggebruik
  * Psychiater : doctor in de geneeskunde met een specialisatie
  * Huisarts : doctor in de geneeskunde
  * Psycholoog, criminoloog, socioloog, licentiaat in de communicatie, filosoof, kinesitherapeut : universitair niveau
  * Assistent, assistent in de psychologie of maatschappelijk helper en verpleegkundige : HOBU
  * Secretaris : HSO
  5. Sector Diensten voor geestelijke gezondheidszorg
  * Psychiater en kinderpsychiater : doctor in de geneeskunde met een specialisatie
  * Logopedist, kinesitherapeut, psycholoog, criminoloog, socioloog : universitair niveau
  * Assistent of maatschappelijk helper, verpleegkundige, maatschappelijk verpleegkundige, assistent in de psychologie, logopedist, ergotherapeut en kinesitherapeut : HOBU
  * Secretaris : HSO
  6. Sector Teleonthaal
  * Directeur : universitair niveau (Psycholoog, criminoloog, socioloog) of HOBU met een psycho-medisch-sociale oriëntering.
  * Opleidingsverantwoordelijke : universitair niveau of HOBU met een sociale, paramedische, psychologische, pedagogische oriëntering of een oriëntering in de communicatie
  * Secretaris : HSO
  7. Sector Medische Huizen
  * Onthaalfunctie : HOBU of HSO
  * Functie van gemeenschappelijke gezondheid : huisarts, universitair niveau of HOBU met een sociale, paramedische, psychologische of pedagogische oriëntering.
  8. Sector Coördinatiecentra voor de thuisverzorging en thuishulp
  * Directeur : universitair niveau of HOBU
  * Hulpbediende : HSO
  * Coördinatieambtenaar : HOBU met een sociale, paramedische of psychologische oriëntering.
  9. Sector Diensten voor palliatieve zorg en nazorg
  * Universitair niveau : met een psycho-medisch-sociale oriëntering
  * HOBU : met een psycho-medisch-sociale oriëntering
  * Secretaris : HSO
  10. Sector Socio-professionele Inschakeling
  * Pedagogisch coördinator : HOBU of gelijkgestelden (HSO + 10 jaar nuttige ervaring)
  * Opleider klasse 1 : HOBU of gelijkgestelden (HSO + 6 jaar nuttige ervaring of LSO + 9 jaar nuttige ervaring)
  * Opleider klasse 2 : HSO of gelijkgestelden (6 jaar nuttige ervaring) Onder nuttige ervaring wordt verstaan :
  * Voor de opleiders : ervaring opgedaan bij een onderneming van de professionele sector die betrokken is bij de opleidingen verstrekt in het kader van de vervulling van taken die een voldoende hoog verantwoordelijkheidsniveau veronderstellen.
  * Voor de pedagogische coördinatoren : gedurende een periode van tien jaar taken hebben vervuld die verband houden met deze functie
  (ontwerpen en creëren van opleidingssystemen, ontwikkelen van hulpmiddelen aangepast aan de te bereiken oriënteringen en doelstellingen, coördinatie en beheer van de opleidingsacties en -projecten).
  11. Sector Dagcentra en onthaalcentra
  * Directeur : universitair niveau met een pedagogische, psychologische, sociale, juridische, paramedische, sociologische, criminologische, economische, seksuologische, gezins- en ziekenhuisoriëntering of gelijkgesteld (directeur universitair niveau in functie op 31/12/00); HOBU met een pedagogische, psychologische, sociale, paramedische, artistieke oriëntering of gelijkgesteld (directeur HOBU of HSO in functie op 31/12/00) en 3 jaar ervaring in de gehandicaptensector.
  * Onderdirecteur : universitair niveau met een pedagogische, psychologische, sociale, juridische, paramedische, sociologische, criminologische, economische, seksuologische, gezins- en ziekenhuisoriëntering, of HOBU met een pedagogische, psychologische, sociale, paramedische of artistieke oriëntering of gelijkgesteld (kwalificaties vereist voor de opvoeders klasse 11 en minstens tien jaar educatieve functies in een dagcentrum of een onthaalcentrum) of gesubsidieerde onderdirecteur op 31/12100.
  * Huisarts : doctor in de geneeskunde, heelkunde en verloskunde.
  * Geneesheer-specialist : doctor in de geneeskunde, heelkunde en verloskunde met een specialisatietitel.
  * Psycholoog : universitair niveau.
  * Psychopedagoog : universitair niveau
  * Pedagoog : universitair niveau.
  * Assistent in de psychologie : HOBU
  * Paramedische functies : universitair niveau (kinesitherapeut of logopedist), of HOBU (ergotherapeut, kinesitherapeut, logopedist, wederopvoeder in de psychomotoriek, audioloog, orthoptist).
  * Sociaal werker : HOBU.
  * Gegradueerde verpleegkundige : HOBU.
  * Gegradueerde maatschappelijke verpleegkundige : HOBU.
  * Gebrevetteerde verpleegkundige : getuigschrift van verpleegkundige of ziekenhuisassistent.
  * Opvoeder-groepschef : hoofdopvoeder met minstens een jaar dienst in deze functie.
  * Hoofdopvoeder : HOBU met een pedagogische, psychologische, sociale, paramedische of artistieke oriëntering of gelijkgesteld (kwalificaties vereist voor de opvoeders klasse 11 en minstens vijf jaar educatieve functies in een dagcentrum of een onthaalcentrum).
  * Opvoeder - klasse 1 : HOBU met een pedagogische, psychologische, sociale, paramedische of artistieke oriëntering (evenals de gelijkgeschakelde en op 31 december 2000 betoelaagde opvoeders klasse 1). <W 2007-04-26/70, art. 2; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
  * Opvoeder - klasse 2 : HSO of gelijkgesteld (opvoeder klasse IIA of IIB op 31/12/00).
  * Opvoeder - klasse 3 : 6B met een sociale, sanitaire of gezinsoriëntering of een opleidingsgetuigschrift gezinshulp of gelijkgesteld overeenkomstig het besluit "thuishulp".
  * Opvoeder - klasse 4 : LSO.
  * Directiesecretaris : HOBU-diploma dat deze titel verleent
  * Boekhouder : HOBU met een economische of boekhoudkundige oriëntering of een diploma van de "Chambre belge des Comptables" of een specialisatiediploma in het beheer van de diensten en instellingen van de non-profit sector of gelijkgesteld (boekhouder klasse 1 op 31/12/00).
  * Assistent-boekhouder : HSO met een economische oriëntering.
  * Administratief assistent : HSO of gelijkgesteld (opsteller of econoom op 31/12/00).
  * Hulpbediende : LSO.
  * Technicus klasse 1 : HOBU met een elektronica- of informaticaoriëntering.
  * Technicus klasse 2 : HSO met een elektronica- of informaticaoriëntering of gelijkgesteld (opleiding Braille).
  * Technicus klasse 3 : 6B met een technische oriëntering.
  * Arbeider-werkmeester : geschoold arbeider die verantwoordelijk is voor een ploeg arbeiders.
  * Geschoold arbeider : kwalificatiegetuigschrift of getuigschrift van leertijd uitgereikt door het IFPME.
  * Arbeider : geen bijzondere vereisten.
  12. Sector Diensten voor begeleiding
  * Directeur : universitair niveau met een pedagogische, psychologische, sociale, juridische, paramedische, sociologische, criminologische, economische, seksuologische, gezins- en ziekenhuisoriëntering; HOBU met een pedagogische, psychologische, sociale, paramedische of artistieke oriëntering en 3 jaar ervaring in de gehandicaptensector.
  * Begeleider klasse 1 : HOBU met een pedagogische, psychologische, sociale, paramedische of artistieke oriëntering.
  * Begeleider klasse 2 : HSO.
  * Psycholoog : universitair niveau.
  * Pedagoog : universitair niveau
  * Psychopedagoog : universitair niveau
  * Licentiaat in gezins- en seksuologische wetenschappen : universitair niveau
  * Licentiaat in medisch-sociale en ziekenhuiswetenschappen : universitair niveau
  * Gegradueerde maatschappelijke verpleegkundige : HOBU
  * Kinderverzorgster : getuigschrift van kinderverzorgster of geslaagd zijn voor een 6e jaar beroepsonderwijs met een sociale, sanitaire of gezinsoriëntering.
  * Assistent in de psychologie : HOBU.
  * Sociaal werker : HOBU.
  * Geneesheer-specialist : huisarts met een specialisatie.
  * Directiesecretaris : HOBU-diploma dat deze titel verleent.
  * Boekhouder : HOBU met een economische of boekhoudkundige oriëntering of een diploma van de "Chambre belge des Comptables" of een specialisatiediploma in het beheer van de diensten en instellingen van de non-profit sector.
  * Administratief assistent : HSO.
  * Geschoold arbeider : kwalificatiegetuigschrift of getuigschrift van leertijd uitgereikt door het IFPME.
  (* Licentiaat in de kinesitherapie : universitair) <W 2007-04-26/70, art. 3; Inwerkingtreding : 01-04-2007>
  13. Sector Diensten voor dovenvertolking
  * Directeur : universitair niveau of HOBU.
  * Administratief assistent : HSO.

Art. N7. <ingevoegd bij BESL 2007-10-25/47, art. N3; Inwerkingtreding : 01-01-2008> Bijlage 7. AANVAARDBARE KOSTEN VOOR DE RECHTVAARDIGING VAN DE SUBSIDIE VOOR LOONSUPPLEMENTEN VOOR ONREGELMATIGE PRESTATIES (prestaties verricht 's nachts, tijdens weekeinden en op feestdagen)
  I. Premies en supplementen voor prestaties van het omkaderingspersoneel
  Zijn aanvaardbaar :
  - de supplementaire kosten voor nachten, weekeinden en feestdagen (educatief en sociaal personeel, met uitzondering van de directeur) :
  - voor een persoon in de tehuizen van minder dan 100 bedden;
  - voor twee personen in de tehuizen van 100 of meer bedden.
  - eventueel de supplementaire kosten voor weekeinden en feestdagen voor supplementaire personeel, ten belope van :
  - maximum 12 uur/dag in de tehuizen van 50 en meer bedden,
  - maximum 8 uur/dag in de tehuizen van minder dan 50 bedden.
  - eventueel de supplementaire kosten voor nachten voor het bijkomend educatief en sociaal personeel dat avondprestaties verricht tussen 20 en 24 uur, ten belope van maximum 4 uur/avond.
  Voor de tehuizen van minder dan 50 bedden, die het systeem van de oproepbare wacht toepassen, mogen de supplementen voor nachten, weekeinden en feestdagen voor een zelfde periode niet worden gecumuleerd met de oproepbare wacht. Zij mogen evenwel naast elkaar bestaan voor verschillende periodes (voorbeeld : weekeinden : dag - aanwezigheid van een werknemer en nacht - oproepbare wacht).
  II. Supplementen voor prestaties van het personeel dat geen deel uitmaakt van het kader maar niettemin onontbeerlijk is voor de werking van het tehuis 's avonds, tijdens weekeinden en op feestdagen
  Het bedoeld personeel is keuken- of onderhoudspersoneel. Deze personeelscategorieën mogen slechts in aanmerking worden genomen indien het opvangtehuis voornamelijk leefruimten aanbiedt (voorbeeld : slaapzaal, refters, gemeenschappelijk sanitair, enz.) waarvan het onderhoud of werking niet kan worden verzekerd, zelfs niet tijdelijk, door de gasten alleen.
  - een maximum van 75 % van de verzekerde aanwezigheid tijdens de week kan worden gesubsidieerd tijdens de weekeinden en feestdagen;
  - een maximum van 2 uren/avond voor de prestaties tussen 20 en 22 uur;
  - het personeel moet verband houden met de huisvestingsactiviteiten van het tehuis waarvoor de erkenning werd verkregen;
  - in geval van gemengde activiteiten (voorbeeld : maaltijden voor gasten en externe personen), de verhouding van de prestaties bestemd voor de gasten dient te worden berekend;
  - de subsidie voor supplementen voor onregelmatige prestaties wordt berekend op basis van de loonschalen vastgesteld in bijlage I 'NM' volgens de loonschalen bepaald in bijlage II 'NM' en die overeenstemmen met de volgende functies :
  - arbeider (ongeschoold);
  - arbeider (geschoold);
  - arbeider (ploegleider).

Art. N8. [1 Bijlage 8.

   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 24-09-2018, p. 73419)]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-07-12/17, art. 32, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>



Art. N9. [1 Bijlage 9.

   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 24-09-2018, p. 73420)]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-07-12/17, art. 33, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>



Art. N10.[1 Bijlage 10.

   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 24-09-2018, p. 73421)]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BESL 2018-07-12/17, art. 34, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018>