16 SEPTEMBER 2002. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap houdende toepassing van artikel 29 van het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs (VERTALING) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 13-11-2002 en tekstbijwerking tot 01-10-2010)
HOOFDSTUK I. - Beeldende, visuele en ruimtekunsten.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Vertoningkunsten en technieken voor de verspreiding en de communicatie.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Muziek.
Art. 3
HOOFDSTUK IV. - Toneelkunst en woordkunsten.
Art. 4
HOOFDSTUK V. - De Commissie voor gelijkstelling.
Art. 5-12
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art. 13-14
BIJLAGE.
Art. N
HOOFDSTUK I. - Beeldende, visuele en ruimtekunsten.
Artikel 1.§ 1. De bekwaamheidsbewijzen uitgereikt vóór het academiejaar 2002/2003 door de onderwijsinstellingen op het gebied van de beeldende, visuele en ruimtekunsten, bedoeld bij artikel 1 van het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs, worden gelijkgesteld [1 met de graden van gegradueerde in de beeldende, visuele en ruimtekunsten, kandidaat in de beeldende, visuele en ruimtekunsten, licentiaat in de beeldende, visuele en ruimtekunsten en geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs voor de vakken beeldende, visuele en ruimtekunsten]1, onder de voorwaarden, bepaald bij dit artikel.
§ 2. De houders van een diploma van gegradueerde in de beeldende kunsten, gegradueerde architectuurtekening, gegradueerde fotografie, uitgereikt door een instelling gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van het korte type bij toepassing van de artikelen 2 en 4 van de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs worden beschouwd als houder van de graad en het diploma van gegradueerde beeldende, visuele en ruimtekunsten.
De houders van een diploma van gegradueerde industrieel design, uitgereikt door het " Institut supérieur Saint-Luc " te Luik op het einde van een cyclus van vier studiejaren erkend bij ministeriële aanschrijving van 13 maart 1964 en gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van het korte type bij toepassing van de artikelen 2 en 4 van de voormelde wet van 7 juli 1970 worden beschouwd als houder van de graad en het diploma van licentiaat in de beeldende, visuele en ruimtekunsten.
§ 3. De houders van een diploma van kunstonderwijs, gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van de tweede graad, bij toepassing van het koninklijk besluit van 31 augustus 1978 betreffende de voorwaarden voor de rangschikking van het onderwijs van de beeldende kunsten met volledig leerplan in de drie graden van het hoger kunstonderwijs, worden beschouwd als houder van de graad en het diploma van licentiaat beeldende, visuele en ruimtekunsten.
De houders van een diploma van kunstonderwijs, gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van de derde graad, bij toepassing van het voormeld koninklijk besluit van 31 augustus 1978, worden beschouwd als houder van de graad en het diploma van licentiaat beeldende, visuele en ruimtekunsten.
§ 4. De houders van een diploma van hoger kunstonderwijs, uitgereikt vóór 1 oktober 1980 door een afdeling met volledig leerplan, die studies bekrachtigt georganiseerd in een cyclus van vier jaar, worden beschouwd als houder van de graad en het diploma van licentiaat beeldende, visuele en ruimtekunsten.
De houders van een diploma van hoger kunstonderwijs, uitgereikt vóór 1 oktober 1980, door een afdeling met volledig leerplan, die studies bekrachtigt georganiseerd in een cyclus van twee of drie jaar, worden beschouwd als houder van de graad en het diploma van licentiaat beeldende, visuele en ruimtekunsten.
----------
(1)<BFG 2010-08-26/49, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 11-10-2010>
HOOFDSTUK II. - Vertoningkunsten en technieken voor de verspreiding en de communicatie.
Art.2.§ 1. De bekwaamheidsbewijzen uitgereikt vóór het academiejaar 2002/2003 door de onderwijsinstellingen op het gebied van de vertoningkunsten en technieken voor de verspreiding en de communicatie, bedoeld bij artikel 1 van het voormeld decreet van 17 mei 1999, worden gelijkgesteld [1 met de graden van gegradueerde in de vertoningskunsten en de technieken voor de verspreiding en de communicatie, kandidaat in de vertoningskunsten en de technieken voor de verspreiding en de communicatie, licentiaat in de vertoningskunsten en de technieken voor de verspreiding en de communicatie en geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs voor de vakken vertoningskunsten en technieken voor de verspreiding en de communicatie]1, onder de voorwaarden bepaald bij dit artikel.
§ 2. De houders van een diploma van gegradueerde vertoningkunsten en technieken voor de verspreiding, uitgereikt door een instelling gerangschikt in het hoger kunstonderwijs van het korte type, afdeling vertoningkunsten en technieken voor de verspreiding, bij toepassing van de artikelen 2 en 4 van de voormelde wet van 7 juli 1970, worden beschouwd als houder van de graad en het diploma van gegradueerde vertoningkunsten en technieken voor de verspreiding en de communicatie.
De houders van een diploma vertoningkunsten en technieken voor de verspreiding, uitgereikt overeenkomstig het koninklijk besluit van 15 april 1965 houdende regeling in de derde graad van het hoger technisch onderwijs, van de studiën ter verkrijging van het diploma voor cultuurspreidingstechnieken, worden beschouwd als houder van de graad en het diploma van licentiaat vertoningkunsten en de technieken voor de verspreiding en de communicatie.
----------
(1)<BFG 2010-08-26/49, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 11-10-2010>
HOOFDSTUK III. - Muziek.
Art.3.§ 1. De bekwaamheidsbewijzen uitgereikt door de onderwijsinstellingen op het gebied van de muziek, bedoeld bij artikel 1 van het voormeld decreet van 17 mei 1999 worden gelijkgesteld [1 met de graden van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs in de muziek, kandidaat in de muziek, licentiaat in de muziek en geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs voor het muziekdomein]1, onder de voorwaarden bepaald bij dit artikel.
§ 2. De bekwaamheidsbewijzen uitgereikt vóór het academiejaar 2002/2003 door het Instituut voor kerkmuziek en muziekpedagogie worden gelijkgesteld met de graden vastgesteld bij artikel 13 van voormeld decreet van 17 mei 1999, onder de hierna bepaalde voorwaarden.
De houders van een diploma van regent muziekpedagogie, uitgereikt door het Instituut voor kerkmuziek en muziekpedagogie behaald op het einde van een cyclus van drie studiejaren hoger kunstonderwijs met volledig leerplan worden beschouwd als houder van de graad en het diploma van geaggregeerde van het lager secundair muziekonderwijs.
De houders van een diploma van laureaat, uitgereikt door het Instituut voor kerkmuziek en muziekpedagogie behaald op het einde van een cyclus van vijf studiejaren hoger kunstonderwijs met volledig leerplan worden beschouwd als houder van de graad en het diploma van licentiaat in de muziek.
§ 3. [1 De bijlage bij dit besluit bepaalt de lijst met de automatische gelijkstellingen van de diploma's van eerste prijs, van de hogere diploma's en van de diploma's voor pedagogische bekwaamheid, uitgereikt voor de vervaldatum van de overgangsstelsels vastgesteld bij de artikelen 462 tot 464 van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten), door de Koninklijke Conservatoria.]1
§ 4. [1 ...]1
§ 5. [1 De houders van een attest, uitgereikt door het " Conservatoire royal de musique de Bruxelles ", voor het verkrijgen van een eerste prijs van de afdeling jazz, aangevuld met het slagen voor gelijklopende vakken bepaald overeenkomstig het studieprogramma goedgekeurd door de Minister op 6 september 1988, worden beschouwd als houders van de graad en het diploma van kandidaat in de muziek, afdeling jazz en lichte muziek.]1
§ 6. [1 ...]1
----------
(1)<BFG 2010-08-26/49, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 11-10-2010>
HOOFDSTUK IV. - Toneelkunst en woordkunsten.
Art.4.§ 1. De bekwaamheidsbewijzen uitgereikt door de onderwijsinstellingen op het gebied van de toneelkunst en de woordkunsten, bedoeld bij artikel 1 van het voormeld decreet van 17 mei 1999, worden gelijkgesteld [1 met de graden van kandidaat in de toneelkunst en in de woordkunsten, licentiaat in de toneelkunst en in de woordkunsten en geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs voor het domein van de toneelkunst en van de woordkunsten]1, onder de voorwaarden bepaald bij dit artikel.
[1 De bijlage bij dit besluit bepaalt de lijst met de automatische gelijkstellingen van de diploma's van eerste prijs, van de hogere diploma's en van de diploma's voor pedagogische bekwaamheid, uitgereikt voor de vervaldatum van de overgangsstelsels vastgesteld bij de artikelen 462 tot 464 van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten), door de Koninklijke Conservatoria.]1
§ 2. [2 ...]2
§ 3. [2 ...]2
----------
(1)<BFG 2010-08-26/49, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 11-10-2010>
(2)<BFG 2010-08-26/49, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 11-10-2010>
HOOFDSTUK V. - De Commissie voor gelijkstelling.
Art.5.
<Opgeheven bij BFG 2010-08-26/49, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 11-10-2010>
Art.6.
<Opgeheven bij BFG 2010-08-26/49, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 11-10-2010>
Art.7.
<Opgeheven bij BFG 2010-08-26/49, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 11-10-2010>
Art.8.
<Opgeheven bij BFG 2010-08-26/49, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 11-10-2010>
Art.9.
<Opgeheven bij BFG 2010-08-26/49, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 11-10-2010>
Art.10.
<Opgeheven bij BFG 2010-08-26/49, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 11-10-2010>
Art.11.
<Opgeheven bij BFG 2010-08-26/49, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 11-10-2010>
Art.12.
<Opgeheven bij BFG 2010-08-26/49, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 11-10-2010>
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art.13. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2002.
Art.14. De Minister tot wier bevoegdheid het Hoger Onderwijs behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 16 september 2002.
Vanwege de Regering van de Franse Gemeenschap :
De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor sociale promotie en Wetenschappelijk Onderzoek,
Mevr. F. DUPUIS.
BIJLAGE.
Art. N.[1 (Bijlage niet vertaald, zie Franse versie)]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BFG 2010-08-26/49, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 11-10-2010>