8 JULI 1996. - Decreet houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1996. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-10-1996 en tekstbijwerking tot 05-08-2011)
HOOFDSTUK I. - Leefmilieu.
Afdeling 1. - Oppervlaktewateren.
Art. 1-3
Afdeling 2. - Gewestelijk Milieubeleidsplan.
Art. 4
HOOFDSTUK II. - Financiën en Begroting.
Art. 5-8
HOOFDSTUK III. - Huisvesting.
Art. 9
HOOFDSTUK IV. - Stedelijk Beleid.
Art. 10-11
HOOFDSTUK V. - Onderwijs.
Art. 12-13
HOOFDSTUK VI. - Economie.
Art. 14-16
HOOFDSTUK VII. - Cultuur.
Art. 17-18
HOOFDSTUK VIII. - Inwerkingtreding.
Art. 19
BIJLAGEN.
Art. N1
1970121050 1971032613 1991036247 1994036572 1995035716 1995036812 1996035111
1997036095 1997801878 1998035213 1999035496 1999036089 2002035044
HOOFDSTUK I. - Leefmilieu.
Afdeling 1. - Oppervlaktewateren.
Artikel 1. Aan artikel 32septies, § 2, van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, gewijzigd bij decreet van 12 december 1990 en bij decreet van 22 december 1993, wordt een tweede lid toegevoegd :
"In de in het eerste lid vermelde taken is tevens begrepen de technische kwaliteitsbewaking over de conceptie en de uitvoering van de projecten, die voorkomen op het in artikel 32duodecies, § 2, van de voornoemde wet van 26 maart 1971, bedoelde subsidiëringsprogramma. De Vlaamse regering stelt de nadere regels omtrent voormelde kwaliteitsbewaking vast."
Art.2. § 1. Het opschrift van hoofdstuk IIbis van dezelfde wet, gewijzigd bij het decreet van 22 december 1995, wordt aangevuld als volgt : "en inzake kleinschalige rioolwaterzuiveringsinstallaties".
§ 2. Aan artikel 32duodecies, § 1, van dezelfde wet. gewijzigd bij decreet van 22 december 1995, wordt een tweede lid toegevoegd :
"In afwijking van de bepalingen van artikel 32septies kunnen de gemeenten, onder de voorwaarden vastgesteld door de Vlaamse regering, de taken vermeld in artikel 32septies, § 2, op zich nemen wat betreft rioolwaterzuiveringsinstallaties met een capaciteit van maximum 500 inwonersequivalenten. Het Vlaamse Gewest kan onder de voorwaarden en in de verhouding die de Vlaamse regering vaststelt eveneens bijdragen in de kosten verbonden aan de bouw en de verbetering door de gemeenten van dergelijke kleinschalige rioolwaterzuiveringsinstallaties."
Art.3. In artikel 35quinquies decies van dezelfde wet, ingevoegd bij decreet van 12 december 1990 en gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992, 18 december 1992, 6 juli 1994 en 22 december 1995, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1, eerste lid, worden de woorden "bij de ambtenaar van de Maatschappij daartoe aangewezen door de regering" vervangen door de woorden "bij de adjunct-leidend ambtenaar van de Maatschappij";
2° in § 2, eerste lid, worden de woorden "De Ambtenaar van de Maatschappij bedoeld in § 1" vervangen door de woorden "De adjunct-leidend ambtenaar van de Maatschappij of de door hem gedelegeerde ambtenaar".
Afdeling 2. - Gewestelijk Milieubeleidsplan.
Art.4. Artikel 2.1.9, § 4, van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid wordt vervangen door de volgende bepaling :
"§ 4. Binnen dertig dagen, te rekenen vanaf het verstrijken van de in § 2 bedoelde termijn, sturen de gemeenten de ingediende opmerkingen, samen met het met redenen omkleed advies van de gemeenteraad naar het planningsteam.
Indien de gemeenteraad binnen de voormelde dertig dagen zijn advies niet kan uitbrengen omdat hij niet vergadert gedurende de maanden juli en augustus, dient het advies aan het planningsteam te worden toegestuurd vóór 1 oktober volgend op de in § 2 bedoelde termijn."
HOOFDSTUK II. - Financiën en Begroting.
Art.5.
<Opgeheven bij DVR 2011-07-08/09, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art.6.
<Opgeheven bij DVR 2011-07-08/09, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art.7. Het Vlaams Parlement bekrachtigt aanhangsel 1 van de overeenkomst van 1 juni 1995, tussen de Vlaamse Gemeenschap en de vzw. "Egalisatiefonds Responsabiliseringsbijdrage Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Pensioenfonds".
Art.8. De Vlaamse regering wordt ertoe gemachtigd de waarborg van het Vlaamse Gewest te hechten aan leningen, dit maximaal ten belope van het saldo aan niet gewaarborgde opgenomen leningen in uitvoering van artikel 28 van het decreet van 18 december 1992 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1993 en artikel 41, § 1, 2°, van het decreet van 25 juni 1992 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1992.
HOOFDSTUK III. - Huisvesting.
Art.9. Artikel 80 van de Huisvestingscode, gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 1970 en bekrachtigd door de wet van 2 juli 1971, vervangen bij decreet van 5 juli 1989, wordt vervangen als volgt :
"Artikel 80. § 1. Onder de door de Vlaamse regering vastgestelde voorwaarden, kan het Vlaamse Gewest in de volgende gevallen geheel of gedeeltelijk de kosten ten laste nemen voor het uitvoeren van infrastructuurwerken, voor het bouwrijp maken van de percelen en voor het oprichten van gemeenschapsvoorzieningen :
1° wanneer de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, een door de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij erkende sociale huisvestingsmaatschappij, een gemeente, een vereniging van gemeenten, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, een vereniging van die centra of het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, hetzij afzonderlijk, hetzij in onderlinge samenwerking :
a) volkswoningen, kleine landeigendommen of daarmee gelijkgestelde woningen bouwt of op hun grond door een houder van een recht van opstal of erfpacht laat bouwen;
b) een sociale verkaveling realiseert waarop particulieren met volkswoningen of kleine landeigendommen gelijkgestelde woningen kunnen bouwen;
c) gebouwen waarvoor de infrastructuur onbestaande of onvoldoende is, saneert, verbetert of aanpast voor huisvestingsdoeleinden;
2° wanneer de werken kaderen in een renovatieproject voor woningen van een wijk of buurt, waaraan een in 1° vermelde initiatiefnemer deelneemt.
In afwijking van de bepalingen van het eerste lid kunnen, samen met de overeenkomstig 1°, litterae a) en b) van hetzelfde lid te bouwen woningen, ook middelgrote woningen zoals bepaald in artikel 54 worden gebouwd, in een verhouding die niet meer mag bedragen dan een door de Vlaamse regering vast te stellen percentage van het totaal aantal woningen. Het aantal middelgrote woningen mag nooit meer bedragen dan één derde van het totaal aantal woningen.
De in het eerste lid vermelde instellingen of besturen kunnen door de Vlaamse regering worden gemachtigd zelf de werken uit te voeren. In dit geval bekomen zij een door de Vlaamse regering vast te stellen forfaitaire tegemoetkoming.
§ 2. De in § 1, eerste lid, 1°, b), vermelde particulieren moeten hun woning bouwen of laten bouwen binnen de termijn en overeenkomstig de voorwaarden vastgesteld door de Vlaamse regering, op straffe van terugbetaling, aan het Vlaamse Gewest en aan de betrokken instellingen of besturen, van het respectieve gedeelte van de infrastructuurwerken met betrekking tot hun perceel.
§ 3. De in § 1 bedoelde infrastructuurwerken en gemeenschapsvoorzieningen, alsmede de grond waarop ze worden uitgevoerd, worden kosteloos aan de gemeente overgedragen en ingelijfd in het openbaar domein, overeenkomstig een door de Vlaamse regering vastgestelde procedure, die de nodige waarborgen biedt voor de gemeente.
§ 4. De bepalingen van § 1, eerste lid, en § 3, kunnen door de Vlaamse regering van toepassing worden verklaard op andere dan de in § 1, eerste lid, 1°, vermelde initiatiefnemers.
Dit geldt evenwel slechts voor zover de door de Vlaamse regering aangeduide initiatiefnemers :
1°
a) de in § 1, eerste lid, 1°, a) of c) bedoelde operaties uitvoeren om woningen te verhuren aan particulieren met een bescheiden inkomen;
b) de voorwaarden naleven, gedurende de hele duur van de overeenkomst afgesloten met :
- het Vlaamse Gewest indien het een door de Vlaamse regering aangeduid woonnoodgebied betreft;
- de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij overeenkomstig artikel 10, tweede lid, 9°;
2°
a) de in § 1, eerste lid, 1°, a) of c) bedoelde operaties uitvoeren om woningen te verkopen aan :
- de in § 1, eerste lid, 1° vermelde initiatiefnemers;
- particulieren met een bescheiden inkomen;
b) de wettelijke, decretale en reglementaire voorschriften terzake naleven op straffe van schadeloosstelling aan het Vlaamse Gewest volgens de in 1°, b) vermelde overeenkomst;
c) vooraf de toestemming tot verkoop vanwege de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en de betrokken erkende maatschappij bekomen hebben, indien de overeenkomst met de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij werd afgesloten.
Als waarborg voor de uitvoering van de prestaties waartoe de bouwheer zich in de in het tweede lid, 1°, b) vermelde overeenkomst verbonden heeft, worden de door hem gerealiseerde bouwwerken ten voordele van het Vlaamse Gewest bezwaard met een hypotheek van eerste rang, ten belope van de overeenkomstig § 1 door het Vlaamse Gewest ten laste genomen kosten, vermeerderd met de wettelijke interesten. Deze hypotheek wordt doorgehaald op de door de Vlaamse regering bepaalde wijze bij de vervreemding van de woningen overeenkomstig tweede lid, 2°, a).
§ 5. De bepalingen van § 1, eerste lid en § 3 kunnen door de Vlaamse regering van toepassing worden verklaard op initiatiefnemers, opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk, overeenkomstig de wet van 27 juni 1921, waarbij aan verenigingen zonder winstgevend doel en aan instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend.
Dit geldt evenwel slechts voor zover de door de Vlaamse regering aangeduide initiatiefnemers :
1° de in § 1, eerste lid, 1° a) of c) bedoelde operaties uitvoeren om de woningen te verhuren aan particulieren met een bescheiden inkomen;
2° de voorwaarden naleven gedurende de hele duur van de overeenkomst afgesloten met het Vlaamse Gewest."
HOOFDSTUK IV. - Stedelijk Beleid.
Art.10. § 1. Artikel 39, § 1, tweede lid, van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Behoudens in geval van overmacht, brengen de verschuldigde sommen bij wanbetaling vanaf het einde van de tweede maand die volgt op de datum van toezending van het aanslagbiljet voor de duur van het verwijl een intrest op die is vastgesteld op 0,5 percent per kalendermaand. Wanneer het beroep, ingesteld overeenkomstig § 2, geheel of gedeeltelijk wordt afgewezen, zijn op de te betalen sommen de nalatigheidsintresten verschuldigd vanaf het einde van de tweede maand die volgt op de datum van de toezending van het aanslagbiljet."
§ 2. Artikel 39, § 2, laatste lid, van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Bij de terugbetaling van ten onrechte geïnde gelden wordt een moratoriumintrest toegekend tegen een rentevoet van 0,5 percent per kalendermaand vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van betaling en tot de laatste dag van de maand die voorafgaat aan de datum van terugbetaling. De Vlaamse regering kan, wanneer zulks ingevolge de op de geldmarkt toegepaste rentevoeten verantwoord is, dit tarief aanpassen."
Art.11. Artikel 40 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een § 6 dat luidt als volgt :
"§ 6. De ambtenaren die belast zijn met de uitvoerbaarverklaring van de heffing verlenen ambtshalve ontheffing van de heffingen die voortvloeien uit materiële vergissingen, als mede van de heffingen waarvoor de belastingplichtige nieuwe bescheiden of feiten overlegt of inroept en waarvan de belastingplichtige het te late overleggen of inroepen verantwoordt door wettige redenen en op voorwaarde dat :
1° de vergissingen, bescheiden of feiten door de ambtenaren worden vastgesteld of hen door de belastingplichtige worden meegedeeld voor het verstrijken van de vestigingstermijn, bedoeld in artikel 26;
2° de aanslag niet reeds het voorwerp is geweest van een bezwaarschrift, dat aanleiding heeft gegeven tot een definitieve beslissing aangaande de grond van de zaak."
HOOFDSTUK V. - Onderwijs.
Art.12. Aan artikel 52 van het decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995, gewijzigd bij decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996, wordt een derde lid toegevoegd :
"Dit artikel heeft uitwerking ten opzichte van de Autonome Raad voor het Gemeenschapsonderwijs met ingang van 1 januari 1993."
Art.13. Artikel 5 van het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996 wordt als volgt gewijzigd :
In § 1 wordt het bedrag van "3 839,8" vervangen door "3 902,9" en het bedrag van "13 489,0" door "13 494,5".
In § 2 wordt het bedrag van "5 125,9" vervangen door "5 131,4".
HOOFDSTUK VI. - Economie.
Art.14. In artikel 7 van het decreet van 22 november 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 1995, wordt na de woorden : "Fonds tot Bevordering van het Industrieel Onderzoek in Vlaanderen" de zinsnede : "van artikel 16 van het decreet van 15 december 1993 tot bevordering van de economische expansie in het Vlaamse Gewest" ingevoegd.
Art.15. De artikelen 7 en 8 van de overeenkomst gesloten tussen GIMVINDUS en het Vlaamse Gewest op 20 december 1995 worden bekrachtigd. Deze bepalingen worden opgenomen in bijlage 1 bij dit decreet.
Art.16. De Vlaamse regering wordt ertoe gemachtigd de gelden die de T.V. Rekin in het Grindfonds stortte naar aanleiding van de ontginning van het gebied "Kleizone" voor 1 januari 1995, vermeerderd met de intresten, aan te houden als waarborg in het Grindfonds.
HOOFDSTUK VII. - Cultuur.
Art.17. Artikel 7, § 1, 3, van het decreet van 19 juni 1978 betreffende het Nederlandstalig openbaar bibliotheekwerk, zoals gewijzigd bij het decreet van 22 november 1995 houdende bepalingen tot de aanpassing van de begroting 1995, wordt voor het begrotingsjaar 1996 opgeschort.
Art.18. Artikel 10, § 1, 2, van het decreet van 24 juli 1991 betreffende de erkenning en subsidiëring van de Nederlandstalige culturele centra die het culturele leven in de Vlaamse Gemeenschap bevorderen, zoals gewijzigd bij het decreet van 18 december 1992 wordt vervangen door de volgende bepaling :
"2. de cultuurfunctionarissen moeten in het bezit zijn van een einddiploma van het universitair onderwijs, van het hoger onderwijs van het lange type of van het hoger onderwijs van het korte type."
HOOFDSTUK VIII. - Inwerkingtreding.
Art.19. Tenzij anders bepaald in dit decreet treden de bepalingen van dit decreet in werking op 1 juli 1996.
Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
Brussel, 8 juli 1996.
De minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Wetenschap en Technologie,
L. VAN DEN BRANDE
De minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken,
L. VAN DEN BOSSCHE
De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling,
Th. KELCHTERMANS
De Vlaamse minister van Financiën, Begroting en Gezondheidsbeleid,
Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER
De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Stedelijk Beleid en Huisvesting,
L. PEETERS
De Vlaamse minister van Openbare Werken, Vervoer en Ruimtelijke Ordening,
E. BALDEWIJNS
De Vlaamse minister van Cultuur, Gezin en Welzijn,
L. MARTENS
De Vlaamse minister van Economie, KMO, Landbouw en Media,
E. VAN ROMPUY
De Vlaamse minister van Brusselse Aangelegenheden en Gelijke Kansenbeleid,
Mevr. A. VAN ASBROECK
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. De artikelen 7 en 8 van de overeenkomst gesloten tussen GIMVINDUS en het Vlaamse Gewest op 20 december 1995 luiden als volgt :
7.1. " Artikel 7. De Schuld van GIMVINDUS aan het Vlaamse Gewest ad 5 423 796 510 BEF uit hoofde van de afrekening van de scheepsbouwsteunenveloppe per 1 januari 1995, wordt ten belope van 1 721 146 601 BEF betaald door middel van schuldvergelijking met de schuldvordering die GIMVINDUS op het Vlaamse Gewest heeft per 31 december 1994 voor eenzelfde bedrag. Dit in toepassing van artikel 9, tweede alinea van de overeenkomst van 21 december 1994.
7.2. Het Vlaamse Gewest zal, tegelijk met de kapitaalverhoging van GIMVINDUS door een inbreng in geld van 675 miljoen BEF en een inbreng van een schuldvordering van 143 453 589 BEF (i.e. 126 miljoen BEF in hoofdsom plus intresten) per 20 december 1995, en na de compensatie vermeld in artikel 7.1 haar schuldvordering op GIMVINDUS uit hoofde van het saldo van de scheepsbouwsteunenveloppe ten belope van 3 702 649 909 BEF op 20 december 1995 inbrengen in het kapitaal van GIMVINDUS.
De kapitaalinbreng door het Vlaamse Gewest bij GIMVINDUS over de jaren 1995 tot en met 2008 ten belope van 675 miljoen BEF per jaar zal, wat te jaren 1996 en 1997 betreft, gebeuren telkens op uiterlijk 30 juni van die jaren.
- Artikel 8. De eigen vermogensgarantie bepaald in de derde alinea van artikel 10 van de overeenkomst tussen partijen d.d. 21 december 1994, wordt opgeheven met ingang van het boekjaar 1995. "