22 DECEMBER 1995. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering in functie van het eerste werkervaringscontract. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 13-01-1996 en tekstbijwerking tot 06-04-1996.)
Art. 1-14
Artikel 1. Art. 51, § 1, laatste lid van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 juni 1992, 2 oktober 1992 en 22 november 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Een beroepsopleiding, de stage en het eerste werkervaringscontract bedoeld in het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces, worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld met een dienstbetrekking.".
Art.2. Artikel 56, § 3, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
"§ 3. Voor de toepassing van dit artikel worden de stage en het eerste werkervaringscontract, bedoeld in het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces, gelijkgesteld met een dienstbetrekking.".
Art.3. In hetzelfde besluit wordt een artikel 78bis ingevoegd, luidend als volgt :
"Art. 78bis. In afwijking van artikel 44 is de jonge werknemer die wachtuitkeringen geniet op het tijdstip van de aanvang van een eerste werkervaringscontract met een halftijdse uurregeling, zoals bedoeld in het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces, gedurende de periode tijdens dewelke hij verbonden is door dit contract, gerechtigd op de verlaagde wachtuitkering bedoeld in artikel 131ter.
De jonge werknemer wordt gedurende de duur van het contract vrijgesteld van de toepassing van de bepalingen van hoofdstuk III afdelingen 1 tot 3 en van de artikelen 68 en 71.
De vrijstelling bedoeld in het vorig lid doet evenwel geen afbreuk aan de verplichtingen die voortvloeien uit het statuut van deeltijdse werknemer met behoud van rechten indien de jonge werknemer eveneens een inkomensgarantie-uitkering geniet of uit het statuut van tijdelijk werkloze indien de jonge werknemer uitkeringen ontvangt voor de uren van tijdelijke werkloosheid.".
Art.4. In artikel 99 van hetzelfde besluit worden het 4° en het 5° opgeheven.
Art.5. Artikel 106, eerste lid van hetzelfde besluit vervangen bij het koninklijk besluit van 22 november 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"De voltijdse werknemer, de deeltijdse werknemer met behoud van rechten die geen inkomensgarantie-uitkering geniet en de jonge werknemer die verbonden is met een eerste werkervaringscontract met een halftijdse uurregeling bedoeld in artikel 78bis, kunnen in geval van tijdelijke werkloosheid uitkeringen genieten voor de uren van tijdelijke werkloosheid.".
Art.6. Artikel 109, § 2, 1° wordt vervangen door de volgende bepaling :
"1° voor de volledige werkloze die halve uitkeringen geniet overeenkomstig artikel 103, voor elke zondag en elke niet vergoedbare dag waarop hij een activiteit in de zin van artikel 45 verricht heeft;".
Art.7. In hetzelfde besluit wordt een artikel 131ter ingevoegd, luidend als volgt :
"Art. 131 ter. Het bedrag van de verlaagde wachtuitkering waarop de jonge werknemer bedoeld in artikel 78bis gerechtigd is, bedraagt 6.000 F voor iedere kalendermaand waarin hij verbonden is door een eerste werkervaringscontract met een halftijdse uurregeling.
Het voormelde bedrag is evenwel slechts gelijk aan de nettovergoeding bedoeld in artikel 23, § 1, derde lid van het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces, waarop de jonge werknemer voor de betreffende maand recht heeft, indien dit bedrag lager is dan 6 000 F.".
Art 8. Artikel 133, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijke besluiten van 25 mei 1993, 9 november 1994, 14 maart 1995 en 22 november 1995, wordt aangevuld met een 9°, luidend als volgt :
"9° de jonge werknemer, die verbonden is door een eerste werkervaringscontract met een halftijdse uurregeling, en die de verlaagde wachtuitkering bedoeld in artikel 131 ter aanvraagt, bij de aanvang van de tewerkstelling.".
Art 9. Artikel 137, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 januari 1993, 25 mei 1993 en 22 november 1995, wordt aangevuld met een 4°, luidend als volgt :
"4° aan de jonge werknemer die verbonden is met een eerste werkervaringscontract met een halftijdse uurregeling, na het verstrijken van iedere maand een "EWE-vergoedingsbewijs". Het voormelde bewijs vervangt de controlekaart voor de toepassing van artikel 160.".
Art.10. In artikel 144, § 2, eerste lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 14 september 1992, 2 oktober 1992, 25 mei 1993, 14 december 1994 en 22 november 1995 worden het 6° en 7° respectievelijk vervangen door de volgende bepalingen :
"6° het recht op uitkeringen wordt ontzegd op grond van de artikelen 55, 2°, 4° tot 7°, 60 tot 70, 73, 74 § 2, derde lid, 75, 76 of 78bis of indien het recht op uitkeringen geschorst wordt op grond van de artikelen 80 tot 85;
7° het recht op uitkeringen ontzegd wordt op grond van de bepalingen betreffende de berekening van de uitkeringen vermeld in de artikelen 99 tot 129 en in de artikelen 131 tot 131ter;".
Art.11. (opgeheven) <KB 1996-03-26/30, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 01-04-1996>
Art.12. Artikel 50 van het koninklijk besluit van 22 november 1995 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering in het kader van het meerjarenplan voor de werkgelegenheid wordt aangevuld met de volgende leden, luidend als volgt :
"Voor de werkloze die, vóór 1 januari 1996, de verwittiging bedoeld in artikel 81 van voornoemd besluit ontvangen heeft, doch niet de beslissing bedoeld in artikel 83 van hetzelfde besluit en die, vóór de ontvangst van de beslissing, voldoet aan de vereisten van het eerste lid, wordt de voormelde verwittiging ingetrokken en als niet bestaande beschouwd.
Aan de werkloze die, vóór 1 januari 1996, de verwittiging bedoeld in artikel 81 van voornoemd besluit ontvangen heeft, doch niet de beslissing bedoeld in artikel 83 van hetzelfde besluit, wordt deze beslissing niet meer betekend indien hij het bewijs levert van twintig jaar beroepsverleden in de zin van artikel 114, § 4, van hetzelfde besluit, gelegen vóór 1 januari 1996.".
Art.13. Dit besluit treedt in werking op de dag van de inwerkingtreding van de wet van 22 december 1995 houdende maatregelen tot uitvoering van het meerjarenplan voor de werkgelegenheid, met uitzondering van de artikelen 4, 6 en 12 die in werking treden op 1 januari 1996 en artikel 11 dat in werking treedt op 1 juni 1996.
Art. 14. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 22 december 1995.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,Mevr. M. SMET