Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

30 MAART 1995. - Koninklijk besluit tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de gerechtelijke politie bij de parketten inzake de opdrachten en bevoegdheden van de officier-commissaris-generaal voor gerechtelijke opdrachten.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I.- Wijziging van het koninklijk besluit van 2 september 1991 betreffende het Commissariaat-generaal van de gerechtelijke politie bij de parketten.
Art. 1-3, 3-4, 4-10
HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 1991 betreffende de werving van gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten.
Art. 11-14
HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 9 november 1992 houdende herstructurering van de School voor criminologie en criminalistiek wegens de integratie ervan in het Nationaal instituut voor criminalistiek.
Art. 15-16
HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 13 februari 1985 houdende reorganisatie van de dienst telecommunicatie van de gerechtelijke politie bij de parketten.
Art. 17
HOOFDSTUK V. - Wijziging Van het koninklijk besluit van 2 december 1969 betreffende bepaalde nieuwe graden in de hiërarchie van de gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten en van het technisch personeel van de laboratoria voor wetenschappelijke politie.
Art. 18
HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 3 april 1929 houdende inrichting van de Openbare Veiligheid
Art. 19-21, 3ter, 3quater, 22
HOOFDSTUK VII. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 23-25



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1929040301  1949053005  1969120201  1985009195  1991010190  1991010544  1992010185 



Uitvoeringsbesluit(en):

1995009347 



Artikels:

HOOFDSTUK I.- Wijziging van het koninklijk besluit van 2 september 1991 betreffende het Commissariaat-generaal van de gerechtelijke politie bij de parketten.
Artikel 1. Art. 1 van het koninklijk besluit van 2 september 1991 betreffende het Commissariaat-generaal van de gerechtelijke politie bij de parketten wordt aangevuld met het volgende lid : "Het commissariaat-generaal is de centrale dienst van de gerechtelijke politie bij de parketten, opgericht om aan de brigades de nodige middelen ter beschikking te stellen en hun de nodige steun te verlenen bij de uitvoering van hun wettelijke opdrachten."

Art.2. Art. 2 van hetzelfde besluit wor dt vervangen door de volgende bepaling : "Art. 2. De commissaris-generaal is belast met :
  1° de voorbereiding en het beheer van het budget toegekend aan de gerechtelijke politie;
  2° de studie en de voorbereiding van aankopen betreffende de gerechtelijke politie;
  3° het beheer van de bewapening, de uitrusting en het materieel van de brigades en van het Commissariaat-generaal;
  4° de organisatie en de verspreiding van politiële en operationele informatie ;
  5° de organisatie van de documentatie van de gerechtelijke politie;
  6° het uitoefenen van het gezag over de dienst telecommunicatie;
  7° de organisatie van het werk in de brigades alsook met de uitwerking en de toepassing van richtlijnen met betrekking tot de methoden inzake beheer, opsporing en interventie;
  8° de hiërarchische controle op de werking van de gerechtelijke politie;
  9° het zenden van agenten en officieren ter versterking naar de brigades, overeenkomstig de door Ons vastgestelde modaliteiten;
  10° de opleiding van het personeel van de gerechtelijke politie binnen de School voor criminologie en criminalistiek, overeenkomstig de door Ons vastgestelde modaliteiten;
  11° de organisatie van de stage, van de wervings- en bevorderingsexamens en van de opleidingssteun;
  12° de deelname van de gerechtelijke politie aan de vergaderingen op nationaal en internationaal niveau en haar vertegenwoordiging, alsook met de coordinatie hiervan op de andere niveaus;
  13° het geven van een gemotiveerd advies aan de bevoegde gerechtelijke overheid over de benoemingen en bevorderingen tot de graden van gerechtelijk officier, laboratoriumchef, eerstaanwezend laboratoriumchef eerste klasse en officier-eerstaanwezend commissaris eerste klasse voor gerechtelijke opdrachten, met uitzondering van dezen bedoeld bijartikel 7, tweede lid;
  14° de organisatie van de betrekkingen met de directie en de afdelingen van de Algemene Politiesteundienst.
  De opdrachten bedoeld onder 1°, 2° en 11° worden uitgevoerd in samenwerking met het Ministerie van Justitie.
  Voor de uitoefening van zijn bevoegdheden ten aanzien van de arrondissementsbrigades, handelt de commissaris-generaal door middel van algemene onderrichtingen gericht tot de officieren belast met de operationele en functionele leiding ervan. Behalve in geval van dringende noodzaak, raadpleegt hij vooraf de raad van bestuur.
  De commissaris-generaal maakt de ontwerpen van algemene onderrichtingen over aan de voorzitter van de raad van overleg van de gerechtelijke politie. Ze zijn uitvoerbaar binnen de maand na deze overmaking, behalve wanneer de voorzitter van mening is dat zij van aard zijn het strafrechtelijk beleid in gevaar te brengen. In dat geval vat hij de raad van overleg van de gerechtelijke politie die zich binnen veertien dagen uitspreekt."

Art.3. Hoofdstuk III van hetzelfde besluit, opgeheven door het koninklijk besluit van 11 juli 1994, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing :
  "HOOFDSTUK III. - De bijzondere brigade
Art.3. Het commissariaat-generaal van de gerechtelijke politie omvat een bijzondere brigade belast met de repressie van de zware criminaliteit, te weten alle misdaden en wanbedrijven die door hun omvang of hun weerslag nationale of internationale proporties aannemen of kunnen aannemen.
  De bijzondere brigade treedt op in de volgende gevallen :
  1° in de gevallen en volgens de modaliteiten bepaald door de onderrichtingen bedoeld in artikel 2, derde lid, of door de richtlijnen van de minister van Justitie of van de Procureurs-generaal;
  2° in het kader van een welbepaald onderzoek, als punctuele en gespecialiseerde ondersteuning, op verzoek van de officier belast met de operationele en functionele leiding van een brigade.
  Bovendien treedt de bijzondere brigade in uitzonderlijke gevallen op, na advies van de magistraat bedoeld in artikel 4, eerste lid, ter uitvoering van een vordering van de gerechtelijke overheden.

Art.4. De juridische leiding over de bijzondere brigade wordt, op voordracht van de Procureurs-generaal, door de minister van Justitie toevertrouwd aan een magistraat van het openbaar ministerie.
  De functionele leiding over de bijzondere brigade wordt aan de Commissaris-generaal toevertrouwd. De operationele leiding wordt toevertrouwd aan een officier van het commissariaat-generaal die door de commissaris-generaal wordt afgevaardigd na advies van de raad van overleg van de gerechtelijke politie. "
Art.4. In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de twee eerste leden vervangen door de volgende bepalingen :
  "De commissaris-generaal staat onder het gezag van de procureurs-generaal.
  W anneer zij vaststellen dat de uitvoering van het strafrechtelijk beleid in gevaar wordt gebracht door een slechte werking van het commissariaat-generaal, kunnen zij een magistraat van het parketgeneraal aanwijzen om hun gezag uit te oefenen teneinde dit te verhelpen."

Art.5. Het opschrift van hoofdstuk V van hetzelfde besluit wordt vervangen door het volgende opschrift :
  "HOOFDSTUK V.- De raad van bestuur en de raad van overleg van de gerechtelijke politie."

Art.6. In artikel 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzi- gingen aangebracht :
  a) In het eerste lid worden de woorden "en aan de procureursgeneraal" vervangen door de woorden "of aan de commissarisgeneraal" ;
  b) in het tweede lid worden de woorden "de bevelvoering over een brigade" vervangen door de woorden "de operationele en functionele leiding van een brigade of de technische leiding van een regionaal laboratorium van technische en wetenschappelijke politie";
  c) het artikel wordt aangevuld met de volgende leden :
  "Wanneer de raad van bestuur een advies geeft over de kandidaten voor een functie waaraan de technische leiding van een regionaal laboratorium van technische en wetenschappelijke politie verbonden is, maken de directeurs van een regionaal laboratorium bovendien deel uit van die raad.
  Op eensluidend advies van de raad van bestuur, bezorgt de commissaris-generaal aan de Minister van Justitie voorstellen tot verandering van administratieve standplaats van de gerechtelijke agenten en officieren. Deze voorstellen worden binnen de maand aan de Minister door de betrokken procureur-generaal overgemaakt, samen met zijn advies. De procedure voor verandering van standplaats wordt door onze Minister van Justitie vastgesteld.
  De gerechtelijke officier of agent die het voorwerp uitmaakt van een voorstel tOt verandering van administratieve standplaats, kan, binnen acht dagen na de kennisgeving van het aan de minister van Justitie overgemaakt voorstel, aan de procureur-generaal van de ressort waarin hij zijn administratieve standplaats heeft, vragen te worden gehoord door het Regelingscomité van de gerechtelijke politie bij de parketten, zitting houdend zoals in tuchtzaken.
  Het comité handelt overeenkomstig de artikelen 8, 8bis en 8ter van het koninklijk besluit van 3 april 1929 houdende inrichting van de Openbare Veiligheid. Voor de toepassing van dit lid verstaat men onder kennisgeving de tijdstip waarop betrokkene van het voorstel kennis genomen heeft of heeft kunnen nemen.
  De gerechtelijke officier of agent die het voorwerp uitmaakt van een voorstel tot verandering van administratieve standplaats zonder dat hij een aanvraag ingediend heeft wordt gehoord voordat de raad van bestuur een beslissing neemt."

Art.7. Een artikel 7 bis wordt in hetzelfde besluit ingevoegd, luidend als volgt :
  "Art. 7bis. Een raad van overleg van de gerechtelijke politie wordt opgericht, samengesteld als volgt :
  1° de procureurs-generaal of een lid van hun parket-generaal;
  2° de magistraat bedoeld bij artikel 4, eerste lid;
  3° de commissaris-generaal of zijn vertegenwoordiger. , 4° per hof van beroep, een officier belast met de operationele en functionele leiding van een brigade, aangewezen door de procureurgeneraal;
  5° de ambtenaar-generaal aangeduid door de Minister van Justitie, of zijn vertegenwoordiger, met raadgevende stem.
  De voorzitter wordt door de procureurs-generaal aangeduid onder de leden van de raad van overleg van de gerechtelijke politie.
  Indien hij het wenst, woont de Minister van Justitie de vergadering van de raad bij; in dat geval zit hij deze voor.
  De raad vergadert op beslissing van de voorzitter die optreedt, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de Minister van Justitie of van één van de leden. Hij vergadert ten minste één keer per trimester.
  De raad, die regelmatig is samengeroepen, beraadslaagt ongeacht het aantal aanwezige leden. In geval van gelijkheid van stemmen, is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
  De raad keurt zijn huishoudelijk reglement goed. De commissaris-generaal zorgt voor het secretariaat van de vergaderingen."

Art.8. Een artikel 7ter wordt in hetzelfde besluit ingevoegd, luidend als volgt .
  "Art. 7 ter. De raad van overleg oefent de volgende bevoegdheden uit :
  1° Hij geeft advies en doet elk voorstel aan de Minister van Justitie en aan de procureurs-generaal over de materies betreffende de werking van de gerechtelijke politie en over de betrekkingen tussen deze en het openbaar ministerie;
  2° hij geeft advies aan de commissaris-generaal over de materies bedoeld bij artikel 2 wanneer deze de algemene organisatie van de gerechtelijke politie betreffen;
  3° hij geeft advies aan de Minister van Justitie over de ontwerpen van koninklijke en ministeriële besluiten betreffende de gerechtelijke politie;
  4° hij geeft advies over de benoemingen en bevorderingen van de gerechtelijke agenten en officieren, behalve wanneer Wij er anders over beslissen."

Art.9. In artikel 10 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  a) Het volgende lid wordt ingevoegd tussen het eerste lid en het tweede lid :
  "Het aantal gedetacheerde officieren en agenten nodig voor de goede werking van het commissariaat-generaal wordt door de Minister van Justitie vastgesteld op voordracht van de commissarisgeneraal en op eensluidend advies van de raad van overleg van de gerechtelijke politie. Deze laatste beslist over de verdeling van de officieren en agenten per brigade."
  b) Het tweede lid wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Die officieren en agenten worden uit de brigades gedetacheerd door de Minister van Justitie, op voordracht van de commissarisgeneraal en na advies van de procureur-generaal. Wanneer de detachering bestemd is voor de bijzondere brigade, wordt de voordracht bovendien met het advies van de officier van het commissariaatgeneraal bedoeld bij artikel 4, tweede lid bekleed."
  c) In het vijfde lid worden de woorden "op voordracht van de procureurs-generaal en op advies van de commissaris-generaal" vervangen door de woorden "onder de in het tweede lid bepaalde voorwaarden."
  d) Het zesde en zevende lid worden vervangen door de volgende bepaling :
  "De commissaris-generaal doet zijn voordracht na een onderhoud met de betrokkene."

Art.10. In artikel 14, tweede lid, van hetzelfde besluit worden tussen de woorden "onder meer met" en de woorden "de Commandant van de rijkswacht" de woorden "de Algemene Politiesteundienst" ingevoegd.

HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 25 november 1991 betreffende de werving van gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten.
Art.11. In artikel 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 betreffende de werving van gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten, worden de woorden "regelingscomité" vervangen door de woorden "raad van overleg van de gerechtelijke politie".

Art.12. In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  a) In 3°, worden de woorden "het eerste deel van de hogere graad van de School voor criminologie en criminalistiek" vervangen door de woorden "de selectieproeven voor de werving en de overgang naar de graad van gerechtelijk officier".
  b) in de tweede lid worden de woorden "3° en" geschrapt.

Art.13. In artikel 10 van hetzelfde besluit worden de woorden "de bevoegde procureur des Konings" vervangen door de woorden "de officier-commissaris generaal voor gerechtelijke opdrachten".

Art.14. Art. 12, eerste lid, van hetzelde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Het voorstel tot ontslag gedurende of op het einde van de stage wordt ter kennis van de betrokken stagiair gebracht door de officier-commissaris generaal voor gerechtelijke opdrachten.".

HOOFDSTUK III. - Wijzigingen van het koninklijk besluit van 9 november 1992 houdende herstructurering van de School voor criminologie en criminalistiek wegens de integratie ervan in het Nationaal instituut voor criminalistiek.
Art.15. In artikel 4, 3° van het koninklijk besluit van 9 november 1992 houdende herstructurering van de School voor criminologie en criminalistiek wegens de integratie ervan in het Nationaal instituut voor criminalistiek worden de woorden "de officier-adjunctcommissaris generaal, voor gerechtelijke opdrachten " vervangen door de woorden "de officier van het commissariaat generaal".

Art.16. In artikel 8, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "de officier-adjunct-commissaris generaal voor gerechtelijke opdrachten" vervangen door de woorden "de officier van het commissariaat-generaal".

HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 13 februari 1985 houdende reorganisatie van de dienst telecommunicatie van de gerechtelijke politie bij de parketten.
Art.17. In artikel 3 van het koninklijk besluit 13 februari 1985 houdende reorganisatie van de dienst telecommunicatie van de gerechtelijke politie bij de parketten worden de woorden "het toezicht" vervangen door de woorden "het gezag".

HOOFDSTUK V. - Wijziging Van het koninklijk besluit van 2 december 1969 betreffende bepaalde nieuwe graden in de hiërarchie van de gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten en van het technisch personeel van de laboratoria voor wetenschappelijke politie.
Art.18. Art. 8 van het koninklijk besluit van 2 december 1969 betreffende bepaalde nieuwe graden in de hiërarchie van de gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten en van het technisch personeel van de laboratoria voor wetenschappelijke politie wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 8. De in dit besluit bedoelde bevorderingen worden verleend zonder dat de raad van overleg van de gerechtelijke politie wordt verzocht een advies uit te brengen."

HOOFDSTUK VI. - Wijziging van het koninklijk besluit van 3 april 1929 houdende inrichting van de Openbare Veiligheid
Art.19. Het eerste lid van het artikel 1, § 4, van het koninklijk besluit van 3 april 1929 houdende inrichting van de Openbare Veiligheid wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "§ 4. De in §§ 1 en 2 bedoelde benoemingen worden verleend zonder dat de raad van overleg van de gerechtelijke politie wordt verzocht een advies uit te brengen."

Art.20. Art. 2, eerste paragraaf, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "§ 1. De procureur des Konings staat in voor de juridische leiding van de brigade van de gerechtelijke politie van het parket. De officier-hoofdcommissaris voor gerechtelijke opdrachten waar er één is, en elders de officier-eerstaanwezend commissaris eerste klasse voor gerechtelijke opdrachten, staat in voor de operationele en functionele leiding van de brigade van de gerechtelijke politie van het parket. Hij is verantwoordelijk voor de goede werking van de diensten."

Art.21. In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk Ibis ingelast, met als opschrift "Versterkingen en detacheringen", en dat de artikelen 3bis tot 3quater bevat, luidend als volgt :
  "Art. 3bis. Voor de toepassing van dit hoofdstuk verstaat men onder :
  1° onmiddellijke punctuele versterking, de affectatie van gerechtelijke officieren of agenten voor een bepaalde opdracht die moet uitgevoerd worden bij een andere brigade van gerechtelijke politie en waarvan de duur de vierentwintig uren niet mag overschrijden;
  2° geplande punctuele versterking, de affectatie van gerechtelijke officieren of agenten voor een bepaalde opdracht die moet uitgevoerd worden bij een andere brigade van gerechtelijke politie en waarvan de duur de vijf dagen niet mag overschrijden;
  3° tijdelijke detachering, de affectatie van gerechtelijke officieren of agenten in de schoot van een andere brigade van gerechtelijke politie waar hun medewerking nodig is voor een periode van ten hoogste twee maanden die evenwel kan hernieuwd worden.

Art. 3ter. De beslissingen tot onmiddellijke en geplande punctuele versterking worden genomen door de officier-commissaris generaal voor gerechtelijke opdrachten.
  De procureur-generaal van het ressort waarin de gerechtelijke officieren of agenten belast met een opdracht bij een andere brigade van zijn ressort, hun standplaats hebben, kan zich verzetten tegen een geplande punctuele versterking wanneer deze van aard is het strafrechtelijk beleid in zijn ressort in gevaar te brengen.
  Wanneer de geplande punctuele versterking moet verleend worden in een brigade van een ander ressort, wordt dit verzet gezamenlijk door de betrokken procureurs-generaal gedaan.
  In geval van verzet wordt de versterking niet uitgevoerd.

Art. 3quater. De procureur-generaal kan, op vraag van de officier- commissaris generaal voor gerechtelijke opdrachten of op eigen initiatief na diens advies te hebben ingewonnen, de gerechtelijke officieren of agenten tijdelijk detacheren naar de plaatsen van zijn ressort.
  Wanneer de tijdelijke detachering moet gebeuren naar een plaats van een ander ressort, wordt de beslissing genomen door de Minister van Justitie op advies van de betrokken procureurs-generaal en van de officier-commissaris generaal voor gerechtelijke opdrachten.
  Na een termijn van twee maanden wordt de detachering bevestigd door de Minister van Justitie. Boven de zes maanden wordt het akkoord van betrokkene vereist."

Art.22. Art. 4 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met het volgende lid :
  "De tuchtrechtelijke procedure wordt ingesteld door de procureur-generaal of door de procureur des Konings, ambtshalve of op basis van een verslag hem toegestuurd door de officier-commissarisgeneraal voor gerechtelijke opdrachten of door de officier belast met de operationele en functionele leiding van de brigade."

HOOFDSTUK VII. - Opheffings- en slotbepalingen
Art.23. Worden opgeheven in het besluit van de Regent van 30 mei 1949 betreffende het comité tot regeling van de gerechtelijke polities :
  1° artikel 2, eerste lid, 1° tot 3°;
  2° de artikelen 3 tot 7.

Art.24. Art. 15 van het koninklijk besluit van 2 september 1991 betreffende het Commissariaat-generaal van de gerechtelijke politie bij de parketten wordt opgeheven.

Art. 25. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 30 maart 1995.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Justitie,
  M. WATHELET