Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

9 DECEMBER 1993. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de bestrijding van door industriële inrichtingen veroorzaakte luchtverontreiniging. (Vertaling) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-02-1994 en tekstbijwerking tot 21-09-2002)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Definities.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Vergunningen.
Art. 3
HOOFDSTUK IV. - Verplichtingen van de vergunningsaanvrager.
Art. 4
HOOFDSTUK V. - Het opleggen van nieuwe verplichtingen.
Art. 5
HOOFDSTUK VI . - Controlemodaliteiten.
Art. 6
HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepalingen.
Art. 7-8
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen.
Art. 9-11
BIJLAGEN.
Art. N1-N2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1994027090  1999027300  2000027053  2000027209  2002027817 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Artikel 1. Dit besluit geldt voor de in bijlage I vermelde categorieën industriële inrichtingen.
  Het vult de vergunningsprocedures aan waaraan de bedoelde categorieën industriële inrichtingen reeds krachtens andere reglementen onderworpen zijn.

HOOFDSTUK II. - Definities.
Art.2. In de zin van dit besluit dient te worden verstaan onder :
  1° vergunningen :
  - (de vergunningen afgegeven krachtens het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning), <BWG 2002-07-04/50, art. 270, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
  - de krachtens het decreet van 9 mei 1985 op de steenbergen toegekende valorisatievergunningen;
  - de krachtens het decreet van 5 juli 1985 met betrekking tot de afvalstoffen toegekende machtigingen tot exploitatie van verwijderings- of valorisatiebedrijven van afvalstoffen;
  - de krachtens het decreet van 7 juli 1988 op de mijnen toegekende concessieakten;
  - de krachtens het decreet van 27 oktober 1988 op de groeven toegekende winningsvergunningen;
  2° emissiegrenswaarde : concentratie en/of massa van verontreinigende stoffen, gedurende een bepaalde periode, in emissies afkomstig van inrichtingen, die niet mag worden overschreden;
  3° grenswaarde van de luchtkwaliteit : concentratie, gedurende een bepaalde periode, van verontreinigende stoffen in de lucht, die niet mag worden overschreden;
  4° bevoegde overheid : de overheid belast met de toekenning van de onder punt 1° bedoelde vergunningen of machtigingen;
  5° technische ambtenaar : de ambtenaar van de " Division de la Prévention des Pollutions et de la Gestion du Sous-sol " (Afdeling Verontreinigingsvoorkoming en Beheer van de Ondergrond) van de " Office régional wallon des Déchets " (Waalse Gewestelijke Dienst voor Afvalstoffen) of van de " Division des Pollutions industrielles " (Afdeling Industriële Verontreinigingen), die, ieder wat hem betreft, door de directeur-generaal van de " Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement " (Algemene Directie Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu) belast wordt met de uitvoering en het toezicht op de uitvoering van de bepalingen van dit besluit;
  6° inrichting : een bedrijf of een andere inrichting die voor industriële doeleinden of voor het openbaar nut wordt gebruikt en die luchtverontreiniging kan veroorzaken;
  7° bestaande inrichting : een inrichting waarvoor een exploitatievergunning en/of een bouwvergunning zijn/is verleend vóór de inwerkingtreding van dit besluit.

HOOFDSTUK III. - Vergunningen.
Art.3. § 1. De vergunningen voor inrichtingen van de in bijlage I bedoelde categorieën vermelden bijzondere exploitatievoorwaarden inzake luchtverontreiniging, die gelden voor de inrichting waarop de vergunning betrekking heeft.
  Die voorwaarden bevatten :
  - de niet te overschrijden emissiegrenswaarden, alsmede alle vereiste maatregelen opdat de inrichting geen belangrijke luchtverontreiniging zou veroorzaken, in het bijzonder door de emissie van in bijlage II vermelde stoffen;
  - zonodig de grenswaarden van de luchtkwaliteit en de plaats waar die waarden moeten worden gemeten;
  - de procedures, methodes en apparatuur voor monsterneming en continue of periodieke metingen die de controle van de naleving van de opgelegde emissiegrenswaarden moeten mogelijk maken;
  - de ligging van de monsternemings- en meetpunten;
  - de vaststelling van de periodieke meetprogramma's om ervoor te zorgen dat de meetresultaten een representatief beeld geven van het normale emissieniveau van de betrokken stoffen;
  - de methodes voor de interpretatie van de resultaten;
  - de verplichting de resultaten van de metingen te registreren en ze gedurende een periode van vijf jaar ter beschikking te stellen van de bevoegde overheid en van de technische ambtenaar; aan de hand van die resultaten kan worden nagegaan of aan de gestelde grenswaarden is voldaan;
  - als uit de verrichte metingen blijkt dat de vastgestelde grenswaarden zijn overschreden, de verplichting de technische ambtenaar daarvan zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen;
  - de toegelaten maximumperiode voor de technisch onvermijdelijke stopzetting van de zuiveringsinrichtingen tijdens welke de concentraties van de in de atmosfeer geloosde stoffen waarvoor deze inrichtingen bedoeld zijn de vastgestelde grenswaarden overschrijden;
  - in geval van een storing van de zuiveringsinrichtingen, de verplichting de werking van de installatie te beperken of deze stil leggen zodra dit mogelijk is, totdat de normale werking kan worden hersteld.
  § 2. De bevoegde overheid legt die exploitatievoorwaarden op op advies van de technische ambtenaar, met name rekening houdende met :
  - de aard van de luchtemissies van de inrichting;
  - de beste beschikbare technologieën voor zove zij technisch en economisch uitvoerbaar zijn in de betrokken industriële sector;
  - de luchtkwaliteit;
  - de bestaande normen en aanbevelingen.

HOOFDSTUK IV. - Verplichtingen van de vergunningsaanvrager.
Art.4. (Opgeheven) <BWG 2002-07-04/50, art. 271, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2002>

HOOFDSTUK V. - Het opleggen van nieuwe verplichtingen.
Art.5. (Opgeheven) <BWG 2002-07-04/50, art. 271, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2002>

HOOFDSTUK VI . - Controlemodaliteiten.
Art.6. De exploitant laat op eigen kosten overgaan :
  a) tot de controle van de goede staat van werking en onderhoud van de inrichtingen en de zuiveringssystemen;
  b) tot periodieke metingen van de emissies;
  c) in voorkomend geval tot de oorspronkelijke ijking en de controle van de geldigheid van de continue metingen uitgevoerd door meetinrichtingen.

HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepalingen.
Art.7. § 1. Wat de bestaande installaties betreft, vult de bevoegde overheid de vergunningen aan overeenkomstig de bepalingen van dit besluit en rekening houdende met de in artikel 5 bedoelde criteria.
  § 2. De termijn waarover de houder van een in § 1 bedoelde vergunning beschikt om te voldoen aan de in een vergunningscomplement opgelegde voorwaarden, wordt op advies van de technische ambtenaar vastgesteld door de bevoegde overheid.

Art.8. Overeenkomstig de bepalingen van dit besluit zijn de exploitanten verplicht de technische ambtenaar alle nodige inlichtingen te verstrekken ter vervollediging van de vergunningen of de onderzochte vergunningsaanvragen.

HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen.
Art.9. De Minister tot wiens bevoegdheden Leefmilieu behoort, regelt de inzameling en de bekendmaking van de inlichtingen over de beste beschikbare technologieën.

Art.10. Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art.11. De Minister tot wiens bevoegdheden Leefmilieu behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage I. CATEGORIEEN VAN INDUSTRIELE INRICHTINGEN. (De in deze bijlage vermelde drempels hebben betrekking op produktiecapaciteiten.)
  1. Energieindustrie.
  1.1. Cokesfabrieken.
  1.2. Olieraffinaderijen (met uitzondering van ondernemingen die uitsluitend smeermiddelen uit ruwe olie vervaardigen).
  1.3. Inrichtingen voor vergassing en vloeibaarmaking van steenkool.
  1.4. Thermische centrales en andere verbrandingsinrichtingen met een nominaal verwarmingsvermogen van meer dan 50 MW.
  2. Produktie en omzetting van metalen.
  2.1. Inrichtingen met een capaciteit van meer dan 1.000 ton per jaar voor het roosten en sinteren van ertsen.
  2.2. Geïntegreerde inrichtingen voor de produktie van ruwijzer en ruwstaal.
  2.3. Smelterijen van ferrometalen met smeltinrichtingen met een totale capaciteit van meer dan 5 ton.
  2.4. Inrichtingen voor de produktie en het smelten van non-ferrometalen met inrichtingen met een totale capaciteit van meer dan 1 ton voor zware metalen of 0,5 ton voor lichte metalen.
  3. Industrieën op het gebied van niet-metaalachtige minerale produkten.
  3.1. Inrichtingen voor de fabricage van cement en de produktie van kalk door middel van draaiovens.
  3.2. (Inrichtingen die asbest gebruiken in de zin van artikel 1, 3°, van het besluit van de Waalse Regering van 9 december 1993 tot voorkoming en vermindering van luchtverontreiniging door asbest.) <BWG 2000-01-27/35, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 18-02-2000>
  3.3. Inrichtingen voor de fabricage van glas- of rotsvezels.
  3.4. Inrichtingen voor de fabricage van glas (gewoon en speciaal glas) met een jaarcapaciteit van meer dan 5 000 ton.
  3.5. Inrichtingen voor de fabricage van grove ceramiek, met name vuurvaste stenen, gresbuizen, sier- en bestratingsstenen en dakpannen.
  4. Chemische industrie.
  4.1. Chemische inrichtingen voor de produktie van alkenen, alkeenderivaten, monomeren en polymeren.
  4.2. Chemische inrichtingen voor de fabricage van organische tussenprodukten.
  4.3. Inrichtingen voor de fabricage van anorganische chemische basisprodukten.
  5. Afvalverwijdering.
  5.1. Inrichting voor de verwijdering van giftige en/of gevaarlijke afvalstoffen door verbranding.
  5.2. Inrichtingen voor de behandeling van andere vaste en vloeibare afvalstoffen door verbranding.
  6. Diverse industrieën.
  6.1. Inrichtingen voor de chemische fabricage van papierpap met een produktiecapciteit van 25 000 ton of meer per jaar.

Art. N2. Bijlage II. - MINIMUM LIJST VAN DE IN AANMERKING TE NEMEN VERONTREINIGENDE STOFFEN.
  1. Zwavel dioxyde en andere zwavelverbindingen.
  2. Stikstofoxyden en andere stikstofverbindingen.
  3. Koolmonoxyde.
  4. Organische stoffen, met name koolwaterstoffen (met uitzondering van methaan).
  5. Stof.
  6. Zware metalen en verbindingen daarvan.
  7. Asbest (zwevende deeltjes en vezels).
  8. Glas- en rotsvezels.
  9. Chloor en chloorverbindingen.
  10. Fluor en fluorverbindingen.