9 DECEMBER 1993. - Besluit van de Waalse Regering inzake voorkoming en vermindering van luchtverontreiniging door asbest. (Vertaling) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 21-09-2002 en tekstbijwerking tot 24-10-2018)
Art. 1-7
Bijlage.
Art. N1-2N1
Artikel 1. In de zin van dit besluit dient te worden verstaan onder :
1° asbest : de volgende vezelachtige silicaten :
- crocidoliet (blauw asbest);
- actinoliet;
- anthofylliet;
- chrysotiel (wit asbest);
- amosiet (bruin asbest);
- tremoliet;
2° ruw asbest : het produkt verkregen bij een eerste verbrijzeling van asbesthoudend gesteente;
3° gebruik van asbest : werkzaamheden waarbij per jaar een hoeveelheid van meer dan 100 kg ruwe asbest wordt behandeld en die betrekking hebben op :
a) de produktie van ruwe asbest uit asbesthoudend gesteende, met uitzondering van alle procédés die rechtstreeks verbonden zijn met het winnen van het gesteente;
en/of
b) de vervaardiging en industriële afwerking van de volgende produkten die ruwe asbest bevatten : asbestcement of asbestcementprodukten, asbestfrictiemateriaal, asbestfilters, asbestweefsels, asbestpapier en -karton, dichtings-, verpakkings-, verstevigings- en dichtheidsmateriaal van asbest, vloerbedekkingen van asbest, asbesthoudende vulmiddelen;
4° werken met asbesthoudende produkten : andere werkzaamheden dan gebruik van asbest ten gevolge waarvan asbest in het milieu terecht kan komen en met name de sloop van asbestbevattende gebouwen, constructies en installaties, alsmede het verwijderen van asbest of asbesthoudende materialen daaruit waarbij asbestvezels of asbeststof vrijkomen of het vervoer, de opslag of het storten van afvalstoffen die asbestvezels of asbeststof bevatten;
5° (vergunning :
- de vergunningen afgegeven krachtens het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;
- de ontginningsvergunningen afgegeven krachtens het decreet van 27 oktober 1988 op de groeven;) <BWG 2002-07-04/50, art. 272, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
6° bevoegde overheid : de overheid belast met het afgeven van de onder punt 5° bedoelde (...) machtigingen; <BWG 2002-07-04/50, art. 272, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
7° technische ambtenaar : de ambtenaar van de " Division de la Prévention des Pollutions et de la Gestion du Sous-sol " (Afdeling Verontreinigingsvoorkoming en Beheer van de Ondergrond) van de " Office régional wallon des déchets " (Waalse gewestelijke Dienst voor Afvalstoffen) of van de " Division des Pollutions industrielles " (Afdeling industriële Verontreinigingen), die, ieder wat hem betreft, door de directeur-generaal van de " Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement " (Algemene Directie Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu) belast wordt met de uitvoering en het toezicht op de uitvoering van de bepalingen van dit besluit;
8° Nm3 : kubieke meter bij normale temperatuur (273 K) en druk (101,3 kPa).
Art.2. Naast wat vereist is krachtens het besluit van de Waalse Regering van 9 december 1993 betreffende de bestrijding van de door industriële installaties veroorzaakte luchtverontreiniging bevatten de (milieuvergunningen) bepalingen die ervoor zorgen dat de asbestconcentratie geëmitteerd in de lucht via lozingskanalen van installaties die asbest gebruiken, de grenswaarde van 0,1 mg asbest/m3 afvalgas niet overschrijdt. <BWG 2002-07-04/50, art. 273, 002; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
De in lid 1 bedoelde grenswaarde geldt niet voor installaties die in totaal minder dan 5 000 Nm3/uur afvalgas emitteren indien de uitworp van asbest in de lucht bij normale bedrijfsomstandigheden niet meer dan 0,5 g/uur bedraagt.
Art.3. De exploitant controleert de goede werking en het goede onderhoud van de installaties die asbest gebruiken en van hun zuiveringsinrichtingen. Die controle geschiedt ten minste eenmaal per jaar.
Voor de controle op de naleving van de in artikel 2 bepaalde grenswaarden moeten de monsternemings- en analyseprocedures en -methoden alsmede de frequentie van de periodieke meetcampagnes beantwoorden aan die welke in de bijlage zijn beschreven of aan een andere procedure of methode die gelijkwaardige resultaten oplevert.
De periodieke monsterneming en metingen worden verricht door een erkend laboratorium of een erkende instelling overeenkomstig het koninklijk besluit van 13 december 1966 betreffende de voorwaarden en modaliteiten voor de erkenning van laboratoria en instellingen die belast zijn met monsternemingen, ontledingen, proeven en onderzoekingen in het kader van de bestrijding van de luchtverontreiniging.
De geldigheid van de metingen van asbestconcentratie in de luchtemissies, die continu worden uitgevoerd met meetapparaten in installaties die asbest gebruiken, wordt gecontroleerd door een erkend laboratorium of een erkende instelling overeenkomstig het koninklijk besluit van 13 december 1966 betreffende de voorwaarden en modaliteiten voor de erkenning van laboratoria en instellingen die belast zijn met monsternemingen, ontledingen, proeven en onderzoekingen in het kader van de bestrijding van de luchtverontreiniging. Die controle moet ten minste eenmaal per jaar geschieden.
Art.4.Bij de verwerking van asbesthoudende produkten worden de asbestemissies van meet af aan vermeden of beperkt door middel van geschikte technologieën.
[1 Het gebruik van mechanische werktuigen met grote snelheid, hogewaterdrukreinigers, luchtcompressoren, slijpmachines, schijven of andere schuurwerktuigen voor het snijden of schoonmaken van objecten of ondergronden in asbesthoudend materiaal of bekleed met asbesthoudend materiaal, of voor het verwijderen van asbest, is verboden.
Het gebruik van droge straalmiddelen voor dezelfde werkzaamheden is eveneens verboden.
Asbesthoudende materialen worden zodanig gedemonteerd en zonder aantasting verwijderd dat het vrijkomen van stof wordt beperkt. Afval mag niet worden gemengd met ander afval, noch worden gezeefd of verbrijzeld; het wordt afgevoerd in een gesloten, hermetisch gesloten, dubbelwandige verpakking met het label Asbest.]1
----------
(1)<BWG 2018-09-20/23, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 03-11-2018>
Art.5. <Opheffingsbepaling voor het Waalse Gewest van KB 1988-12-29/35>
Art.6. Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art.7. De minister tot wiens bevoegdheden Leefmilieu behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Bijlage.
Art. N1. Bijlage 1. Methoden van monsterneming en analyse. - In acht te nemen specificatie bij de keuze van een meetmethode voor emissies in de lucht.
Art. 1N1. I. Gravimetrische methode.
1. Gekozen wordt voor een gravimetrische methode met behulp waarvan de totale hoeveelheden stof die door het lozingskanaal worden geloosd kunnen worden gemeten.
Er wordt rekening gehouden met de concentratie van asbest in stof. Wanneer er concentraties dienen te worden gemeten, wordt de concentratie van asbest in stof gemeten of geschat. De bevoegde overheid stelt de periodiciteit van deze meting vast in overeenstemming met de kenmerken en de produktie van de installatie; deze meting dient echter aanvankelijk ten minste om de 6 maanden te geschieden. Indien de bevoegde overheid heeft geconstateerd dat de concentratie geen noemenswaardige variaties vertoont, kan de meetfrequentie worden verlaagd. Indien er geen periodieke metingen worden uitgevoerd, geldt de in artikel 2 van dit besluit vastgestelde grenswaarde voor de totale stofemissies.
De monsterneming moet worden uitgevoerd voordat er enige verdunning van de te meten stroom plaatsvindt.
2. De monsterneming moet geschieden met een precisie (De definities van deze termen staan in bijlage 2 bij Richtlijn 79/869/EEG (PB nr. L 271 van 29 oktober 1979, blz. 44), gewijzigd bij Richtlijn 81/855/EEG (PB nr. L 319 van 7 november 1981, blz. 6).) van +/- 40 % en een nauwkeurigheid (1) van +/- 20 % bij de grenswaarde. De detectiegrens moet 20 % bedragen. Er dienen ten minste twee metingen onder dezelfde omstandigheden te worden verricht om na te gaan of de grenswaarde in acht is genomen.
3. Bedrijfsomstandigheden van de installatie.
De metingen gelden slechts indien de monsterneming plaatsvindt terwijl de installatie onder normale bedrijfsomstandigheden werkt.
4. Monsternemingspunt.
De monsterneming dient te geschieden op een punt waar de lucht ongehinderd afvloeit. Turbulenties in de afvloeiing en obstakels in de afvloeiingsstroom waardoor het afvloeiingsprofiel ongunstig wordt beïnvloed, dienen zoveel mogelijk te worden vermeden.
5. Voor de monsterneming aan te brengen wijzigingen.
Op de leidingen dienen op de plaats waar de monsterneming plaatsvindt, de nodige openingen en platforms te worden aangebracht.
6. Vooraf uit te voeren metingen.
Voordat de monsterneming begint, moeten de temperatuur en de druk van de lucht en de snelheid van de luchtstroom in de leiding worden gemeten. Temperatuur en druk worden ook onder normale debietomstandigheden geregistreerd in de bemonsteringslijn. Onder gebruikelijke omstandigheden dient voorts de waterdampconcentratie te worden gemeten, zodat de resultaten naar behoren kunnen worden gecorrigeerd.
7. Algemene voorschriften met betrekking tot de werkwijze bij de monsterneming.
Bij de te volgen werkwijze moet een luchtmonster uit een leiding waardoor de emissie van asbeststof plaatsvindt, door een filter worden gevoerd en moet het asbestgehalte van het in het filter achtergebleven stof worden gemeten.
7.1. Over de hele bemonsteringslijn moeten luchtdichtheidstests worden uitgevoerd zodat er geen meetfouten ontstaan ten gevolge van eventuele lekken. De bemonsteringskop wordt zorgvuldig afgedicht en de bemonsteringspomp in bedrijf gesteld. Het lekverlies mag niet meer bedragen dan 1 % van het normale bemonsteringsdebiet.
7.2. De bemonstering van de geëmitteerde gassen vindt in de regel onder isokinetische omstandigheden plaats.
7.3. De duur van de bemonstering hangt af van het te controleren procestype en van de gebruikte bemonsteringslijn. De bemonsteringsperiode dient voorts lang genoeg te zijn om te waarborgen dat er een voldoende hoeveelheid materiaal voor het wegen wordt verzameld. De bemonstering dient representatief te zijn voor het gehele proces dat wordt gecontroleerd.
7.4. Indien het bemonsteringsfilter zich niet in de onmiddellijke omgeving van de bemonsteringskop bevindt, moeten de stoffen die in de bemonsteringssonde zijn neergeslagen worden verzameld.
7.5. De bemonsteringskop en het aantal punten waar de monsterneming moet plaatsvinden worden bepaald overeenkomstig de gekozen nationale norm.
8. Aard van het bemonsteringsfilter.
8.1. Er moet een filter worden gekozen dat past bij de gebruikte analysetechniek. Voor de gravimetrische methode genieten glasvezelfilters de voorkeur.
8.2. Het filtreren dient te geschieden met een doeltreffendheid van ten minste 99 %, bepaald met behulp van de DOP-test waarbij gebruik wordt gemaakt van een aërosol met deeltjes van 0,3 m doorsnede.
9. Weging.
9.1. Er moet een geschikte precisiebalans worden gebruikt.
9.2. Ten einde de voor de weging vereiste nauwkeurigheid te bereiken, moeten de filters voor en na de monsterneming zorgvuldig worden behandeld.
10. Weergave van de resultaten.
Behalve de meetgegevens moeten de resultaten ook de gegevens van temperatuur, druk en debiet bevatten, alsmede alle relevante informatie, zoals een eenvoudig schema waaruit de ligging van de bemonsteringspunten blijkt, alsmede de afmetingen van de leidingen, de bemonsterde volumina en de rekenmethode die voor de bepaling van de resultaten is gebruikt. Deze resultaten worden herleid tot normale temperatuur (273 K) en druk (101,3 kPa).
Art. 2N1. II. Vezeltellingsmethoden.
Wanneer vezeltellingsmethoden worden gebruikt om na te gaan of de grenswaarde van artikel 2 van dit besluit in acht wordt genomen, mag een omrekeningsfactor van 2 vezels/ml gelijk aan 0,1 mg/m3 asbeststof worden gehanteerd.
In de zin van dit besluit dient te worden verstaan onder vezel elk voorwerp met een lengte groter dan 5 microns, een breedte van minder dan 3 um en een lengte/breedteverhouding van meer dan 3/1, dat kan worden geteld door middel van optische fasecontrastmicroscopie met gebruikmaking van de in bijlage I bij afdeling II, titel II, hoofdstuk III, van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming beschreven Europese referentiemethode.
Een vezeltellingsmethode moet beantwoorden aan de volgende specificaties :
1. De methode moet geschikt zijn voor het meten van de concentratie van telbare vezels in de geëmitteerde gassen.
De bevoegde overheid moet de frequentie van deze metingen vaststellen, naar gelang van de kenmerken en de produktie van de installatie, doch de metingen dienen ten minste om de 6 maanden plaats te vinden. Indien geen periodieke metingen worden verricht, is de in artikel 2 van dit besluit genoemde grenswaarde van toepassing op de totale stofemissie.
De monsterneming moet worden uitgevoerd voordat er enige verdunning van de te meten stroom plaatsvindt.
2. Bedrijfsomstandigheden van de installatie.
De metingen gelden slechts indien de monsterneming plaatsvindt terwijl de installatie onder normale bedrijfsomstandigheden werkt.
3. Monsternemingspunt.
De monsterneming dient te geschieden op een punt waar de lucht ongehinderd afvloeit. Turbulenties in de afvloeiing en obstakels in de afvloeiingsstroom waardoor het afvloeiingsprofiel ongunstig wordt beïnvloed, dienen zoveel mogelijk te worden vermeden.
4. Voor de monsterneming aan te brengen wijzigingen.
Op de leidingen dienen op de plaats waar de monsterneming plaatsvindt de nodige openingen en platforms te worden aangebracht.
5. Vooraf uit te voeren metingen.
Voordat de monsterneming begint, moeten de temperatuur en de druk van de lucht en de snelheid van de luchtstroom in de leiding worden gemeten. Temperatuur en druk worden ook onder normale debietomstandigheden geregistreerd in de bemonsteringslijn. Onder ongebruikelijke omstandigheden dient voorts de waterdampconcentratie te worden gemeten, zodat de resultaten naar behoren kunnen worden gecorrigeerd.
6. Algemene voorschriften met betrekking tot de werkwijze bij de monsterneming.
Bij de te volgen werkwijze moet een luchtmonster uit een leiding waardoor de emissie van asbeststof plaatsvindt, door een filter worden gevoerd en moeten de asbestvezels in het in het filter achtergebleven stof worden geteld.
6.1. Over de hele bemonsteringslijn moeten luchtdichtheidstests worden uitgevoerd zodat er geen meetfouten ontstaan ten gevolge van eventuele lekken. De bemonsteringskop wordt zorgvuldig afgedicht en de bemonsteringspomp in bedrijf gesteld. Het lekverlies mag niet meer bedragen dan 1 % van het normale bemonsteringsdebiet.
6.2. De bemonstering van de geëmitteerde gassen vindt binnen de emissieleiding onder isokinetische omstandigheden plaats.
6.3. De duur van de bemonstering hangt af van het te controleren procestype en de grootte van het bemonsteringsmondstuk. De bemonsteringsperiode moet lang genoeg zijn om te waarborgen dat het bemonsteringsfilter 100 tot 600 telbare asbestvezels per mm2 opvangt. Zij dient representatief te zijn voor het gehele gecontroleerde proces.
6.4. De bemonsteringskop en het aantal punten waar de monsterneming moet plaatsvinden worden bepaald overeenkomstig de gekozen nationale norm.
7. Aard van het bemonsteringsfilter.
7.1. Er moet een filter worden gekozen dat past bij de gebruikte meettechniek. Voor de vezeltellingsmethode dienen membraanfilters (gemengde esters van cellulose of cellulosenitraat) met een nominale poriegrootte van 5 um, met gedrukte rechthoeken en een diameter van 25 mm te worden gebruikt.
7.2. Het bemonsteringsfilter moet een filterefficiëntie van ten minste 99 % van de telbare asbestvezels hebben.8. Vezeltelling.
De vezeltellingsmethode dient in overeenstemming te zijn met de Europese referentiemethode die in bijlage I bij afdeling II, titel II, hoofdstuk III, van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming beschreven is.
9. Weergave van de resultaten.
Behalve de meetgegevens moeten de resultaten ook de gegevens van temperatuur, druk en debiet bevatten, alsmede alle relevante informatie, zoals een eenvoudig schema waaruit de ligging van de bemonsteringspunten blijkt, alsmede de afmetingen van de leidingen, de bemonsterde volumina en de rekenmethode die voor de bepaling van de resultaten is gebruikt. Deze resultaten worden herleid tot normale temperatuur (273 K) en druk (101,3 kPa).