Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

27 DECEMBER 1994. - Koninklijk besluit tot uitvoering van Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende [sociale en diverse bepalingen]. (KB 1997-06-25/33, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 03-07-1997) - (NOTA 1 : Opgeheven door KB 2001-12-19/39, art. 28, Inwerkingtreding : 01-01-2002. Dit koninklijk besluit blijft evenwel van toepassing op enkele indienstnemingen, zie art. 28 van het AR die opheft) - (NOTA 2 : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-12-1994 en tekstbijwerking tot 29-01-2002)



Inhoudstafel:


Art. 1-5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Artikel 1. <Zie NOTA onder TITEL> § 1. (De werkgever, bedoeld in Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, kan vrijgesteld worden van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid overeenkomstig artikel 3 van dit besluit, ten aanzien van de werknemer die op het tijdstip van de indienstneming behoort tot één van de volgende categorieën :
  1° de werkzoekenden die gelijktijdig de volgende voorwaarden vervullen :
  a) op het ogenblik van de indienstneming uitkeringsgerechtigde volledig werkloze zijn;
  b) gedurende de twaalf of vierentwintig maanden, gerekend van datum tot datum, zonder onderbreking vergoede volledig werkloze zijn;) <KB 1995-03-30/36, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 11-04-1995>
  2° (de werkzoekenden die gedurende een ononderbroken periode van twaalf of vierentwintig maanden, gerekend van datum tot datum, die aan de indienstneming voorafgaan, ingeschreven zijn als werkzoekende bij een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling en die op het ogenblik van de indienstneming hetzij :
  a) het bestaansminimum genieten, bepaald bij de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum;
  b) financiële sociale bijstand genieten en :
  - ofwel ingeschreven zijn in het bevolkingsregister;
  - ofwel beschikken over een verblijfsvergunning van onbepaalde duur;
  - ofwel beschikken over een verblijfsvergunning met toepassing van artikel 9, derde lid, van de wet van 15 december 1980, betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, in zoverre de verlenging van de verblijfsvergunning onderworpen is aan de voorwaarde tewerkgesteld te zijn;
  - ofwel gerechtigd of toegelaten zijn, met toepassing van de artikelen 9 of 10 van voormelde wet van 15 december 1980, voor een bepaalde duur te verblijven in zoverre in de mogelijkheid van een verblijfsvergunning van onbepaalde duur uitdrukkelijk voorzien is.
  Worden gelijkgesteld met een periode van inschrijving als werkzoekende bij een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling :
  a) de periodes tijdens welke de werkzoekenden het bestaansminimum of financiële sociale bijstand, zoals bedoeld in het eerste lid, genoten;
  b) een tewerkstelling met toepassing van artikel 60, § 7, van de wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
  c) een tewerkstelling in een doorstromingsprogramma met toepassing van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's;
  d) een tewerkstelling in een erkende arbeidspost met toepassing van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, betreffende de herinschakeling van de langdurig werklozen;
  e) een tewerkstelling met een startbaanovereenkomst, met toepassing van Hoofdstuk VIII van Titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, van een werknemer die geen getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs bezit.) <KB 2001-09-12/32, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 25-09-2001>
  3° (De werkzoekenden die gelijktijdig de volgende voorwaarden vervullen :
  a) in de loop van de twaalf maanden die de indienstneming voorafgaan een opleiding en/of een begeleiding van ten minste zes maanden hebben beëindigd in een onderneming voor het aanleren van een beroep, erkend en gesubsidieerd krachtens het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 16 september 1991 betreffende de erkenning en de subsidiëring van ondernemingen voor het aanleren van een beroep;
  b) geen diploma hebben van het hoger middelbaar onderwijs;
  c) tijdens de laatste twaalf maanden die de indienstneming voorafgaan niet meer dan 150 uren hebben gewerkt als loontrekkende of één kwartaal als zelfstandige. De activiteiten in het kader van de opleiding en/of begeleiding zoals bedoeld in a) worden niet meegerekend;
  4° De werkzoekenden die gelijktijdig de volgende voorwaarden vervullen :
  a) in de loop van de twaalf maanden die de indienstneming voorafgaan, deeltijds onderwijs hebben beëindigd in het kader van de deeltijdse leerplicht;
  b) tijdens de laatste twaalf maanden die de indienstneming voorafgaan, niet meer dan 150 uren hebben gewerkt als loontrekkende of één kwartaal als zelfstandige. De activiteiten in het kader van de deeltijdse leerplicht worden niet meegerekend.
  Het verderzetten na het beëindigen van de deeltijdse leerplicht van een tewerkstelling die werd aangevat gedurende de deeltijdse leerplicht wordt gelijkgesteld met een indienstneming.
  5° De werkzoekenden die gelijktijdig de volgende voorwaarden vervullen :
  a) in de loop van de twaalf maanden die de indienstneming voorafgaan een tewerkstelling van minstens zes maanden beëindigd hebben in het raam van het koninklijk besluit nr. 495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van alternerende tewerkstelling en opleiding voor de jongeren tussen 18 en 25 jaar en tot tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever verschuldigd voor deze jongeren;
  b) tijdens de laatste twaalf maanden die de indienstneming voorafgaan niet meer dan 150 uren hebben gewerkt als loontrekkende of één kwartaal als zelfstandige.
  De activiteiten in het kader van het voornoemde koninklijk besluit nr. 495 worden niet meegerekend.
  Het verderzetten van een tewerkstelling die werd aangevat in het kader van het voornoemd besluit nr. 495 wordt gelijkgesteld met een indienstneming;
  6° De werkzoekenden die gelijktijdig de volgende voorwaarden vervullen :
  a) in de loop van de twaalf maanden die de indienstneming voorafgaan, een opleiding of een tewerkstelling hebben beëindigd van minstens zes maanden in de projecten betreffende de partnershipovereenkomsten gesloten en gesubsidieerd krachtens het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve van 27 juni 1991 houdende machtiging voor de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling tot het sluiten van partnershipovereenkomsten teneinde de kansen van bepaalde werkzoekenden om werk te vinden of terug werk te vinden, te vergroten in het kader van gecoördineerde beschikkingen voor socio-professionele inschakeling;
  b) geen diploma hebben van het hoger middelbaar onderwijs;
  c) tijdens de laatste twaalf maanden die de indienstneming voorafgaan, niet meer dan 150 uren hebben gewerkt als loontrekkende of één kwartaal als zelfstandige. De activiteiten in het kader van de opleiding en/of tewerkstelling zoals bedoeld in a) worden niet meegerekend;) <KB 1995-03-30/36, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 11-04-1995>
  7° a) (op het ogenblik van de indienstneming ingeschreven zijn als minder-valide bij het Vlaams Fonds voor sociale integratie van personen met een handicap of het " Agence wallonne pour l'Intégration des personnes handicapées " of de " Service bruxellois francophone des Personnes handicapées " of de " Dienststelle der Deutssprachigen Gemeinschaft für Personen mit einer Behindering sowie für die besondere soziale Fürsorge) <KB 1999-06-16/38, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 1999-04-01>
  b) tijdens de laatste zes maanden die de indienstneming voorafgaan, met meer dan 150 uren gewerkt hebben als loontrekkende of één kwartaal als zelfstandige;
  8° de werkzoekenden die gelijktijdig de volgende voorwaarden vervullen :
  a) in de loop van de twaalf maanden die de indienstneming voorafgaan, een tewerkstelling van minstens zes maanden hebben beëindigd in een inschakelingsbedrijf;
  Onder inschakelingsbedrijven worden verstaan de ondernemingen en verenigingen met een rechtspersoonlijkheid, als dusdanig erkend en gesubsidieerd door de overheid van het Gewest of de Gemeenschap, en die, als sociaal doel de socio-professionele inschakeling van bijzonder moeilijk te plaatsen werklozen hebben via een activiteit van produktie van goederen of diensten.
  Onder bijzonder moeilijk te plaatsen werkzoekenden worden verstaan de werkzoekenden die op het ogenblik van hun indienstneming minstens twaalf maanden ingeschreven zijn als werkzoekende bij een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, die geen diploma van hoger secundair onderwijs hebben behaald en die gedurende de laatste twaalf maanden geen onderwijs met volledig leerplan genoten hebben, noch meer dan 150 uren hebben gewerkt als werknemer of één kwartaal als zelfstandige.
  De Minister van Tewerkstelling en Arbeid erkent de inschakelingsbedrijven in het kader van dit besluit;
  b) geen diploma hebben van hoger middelbaar onderwijs;
  c) tijdens de laatste twaalf maanden die de indienstneming voorafgaan, geen onderwijs genoten hebben met volledig leerplan en niet meer dan 150 uren gewerkt hebben als werknemer of één kwartaal als zelfstandige.
  De tewerkstelling in het kader van een inschakelingsbedrijf zoals bedoeld in a) wordt niet meegerekend.
  9° De werkzoekenden die gelijktijdig de volgende voorwaarden vervullen :
  a) op het ogenblik van de indienstneming de leeftijd van 30 jaar nog niet bereikt hebben;
  b) niet gerechtigd zijn op wachtuitkeringen omdat hij de in artikel 36 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering vereiste studies niet heeft beëindigd;
  c) gedurende de twaalf maanden, gerekend van datum tot datum, die de indienstneming voorafgaan, met uitzondering van de periodes bedoeld in d), ingeschreven geweest zijn als werkzoekende bij de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;
  d) tijdens de laatste twaalf maanden die de indienstneming voorafgaan niet meer dan 150 uren gewerkt hebben als loontrekkende of één kwartaal als zelfstandige;
  10° De werkzoekenden die gelijktijdig de volgende voorwaarden vervullen :
  a) in de loop van de drie jaar die de indienstneming voorafgaan, werkloos geworden zijn in een tewerkstelling als loontrekkende met een ononderbroken duurtijd van minstens twaalf maanden en een arbeidsregeling die minder dan 18 uren per week bedraagt doch minstens één derde bedraagt van een voltijdse arbeidsregeling;
  b) gedurende de twaalf maanden, gerekend van datum tot datum, die de indienstneming voorafgaan, met uitzondering van de periodes bedoeld in c), ingeschreven geweest zijn als werkzoekende bij de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;
  c) tijdens de laatste twaalf maanden die de indienstneming voorafgaan, niet meer dan 150 uren gewerkt hebben als werknemer of één kwartaal als zelfstandige.
  11° De werkzoekenden die gelijktijdig de volgende voorwaarden vervullen :
  a) in de loop van de drie jaar die de indienstneming voorafgaan, als koopman failliet verklaard zijn of ingevolge faillissement van de vennootschap die hij bestuurde werkloos geworden zijn;
  b) gedurende de twaalf maanden, gerekend van datum tot datum, die de indienstneming voorafgaan, met uitzondering van de periodes bedoeld in c), ingeschreven geweest zijn als werkzoekende bij de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;
  c) tijdens de laatste twaalf maanden die de indienstneming voorafgaan, niet meer dan 150 uren gewerkt hebben als werknemer of één kwartaal als zelfstandige.) <KB 1995-03-30/36, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995>
  12° (de werkzoekenden die gelijktijdig de volgende voorwaarden vervullen :
  a) op het ogenblik van de indienstneming uitkeringsgerechtigd volledig werkloze zijn;
  b) gedurende de 12 of 24 maanden, gerekend van datum tot datum, die aan de indienstneming voorafgaan, zonder onderbreking vergoede volledig werkloze zijn;
  c) op het ogenblik van de indienstneming ouder zijn dan 45 jaar.) <KB 2000-07-18/30, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2000>
  (13° de werkzoekenden die op het ogenblik van de indienstneming gelijktijdig de volgende voorwaarden vervullen :
  a) uitkeringsgerechtigde volledig werkloze zijn;
  b) minder dan 25 jaar oud zijn;
  c) niet beschikken over een diploma, getuigschrift of attest van hoger middelbaar onderwijs;
  d) gedurende ten minste 9 maanden, gerekend van datum tot datum, zonder onderbreking vergoede volledig werkloze zijn.
  14° (de werkzoekenden waarvan het recht op uitkeringen wegens langdurige werkloosheid geschorst werd krachtens de bepalingen van hoofdstuk III, afdeling 8 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering of op basis van artikel 143 van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid.) <KB 2000-07-18/30, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2000>
  15° de personen die zich wensen terug in te schakelen op de arbeidsmarkt en die gelijktijdig de volgende voorwaarden vervullen :
  a) zij leveren het bewijs dat zij op een bepaald ogenblik gedurende hun beroepsloopbaan 312 arbeidsdagen of daaraan gelijkgestelde dagen in de zin van de werkloosheidsreglementering gepresteerd hebben gedurende een periode van 18 maanden, of ze tonen aan dat zij minstens één werkloosheidsuitkering genoten hebben op basis van hun arbeidsprestaties, buiten de periode bedoeld in b);
  b) op het ogenblik van de indienstneming hebben zij gedurende een periode van minstens 24 maanden zonder onderbreking geen werkloosheidsuitkeringen genoten en geen arbeidsprestaties geleverd als loontrekkende of zelfstandige;
  c) zij zijn op het ogenblik van de indienstneming ingeschreven als werkzoekende;
  d) (...) <KB 2000-07-18/30, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2000>
  (16° de werkzoekenden die tewerkgesteld zijn in het kader van een doorstromingsprogramma in toepassing van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's en die op het ogenblik van de indienstneming gelijktijdig de volgende voorwaarden vervullen :
  a) de leeftijd van 25 jaar nog niet bereikt hebben;
  b) niet beschikken over een diploma, getuigschrift of attest van hoger middelbaar onderwijs;
  c) ingeschreven zijn als werkzoekende bij de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling.) <KB 2000-07-18/30, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2000>
  (Voor de toepassing van het eerste lid wordt de werkzoekende die aan de vermelde voorwaarden voldoet op het tijdstip van de aflevering van de banenkaart bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 23 december 1994 tot uitvoering van Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, gelijkgesteld met de werkzoekende die deze voorwaarden vervult op het tijdstip van de indienstneming.) <KB 1995-03-30/36, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995>
  § 2. (Voor de toepassing van § 1, eerste lid, 1°, a, 12°, a en 13°, a) en 12°, a), wordt onder uitkeringsgerechtigde volledig werkloze verstaan : <KB 1998-08-10/31, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-10-1998>
  1° de volledig werkloze die, op grond van artikel 100 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, werkloosheids- of wachtuitkeringen ontvangt als voltijdse werknemer;
  2° de volledig werkloze die, op grond van artikel 103 van het bovenvermeld koninklijk besluit van 25 november 1991, werkloosheidsuitkeringen ontvangt als vrijwillig deeltijdse werknemer.
  Voor de toepassing van het vorige lid wordt de werkloze, die geen uitkeringen geniet ingevolge het feit dat hij vakantiegeld ontvangt, gelijkgesteld met de werkloze die uitkeringen geniet.
  § 3. (Voor de toepassing van § 1, eerste lid, 1°, b, 12°, b en 13°, d), worden periodes, gedurende dewelke men uitkeringen in de zin van § 2 ontvangen heeft, beschouwd als periodes van vergoede volledige werkloosheid en worden volgende periodes daarmee gelijkgesteld : <KB 1998-08-10/31, art. 4, a), 006; Inwerkingtreding : 01-10-1998>
  1° de periodes, gelegen tijdens een periode van vergoede volledige werkloosheid, die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een uitkering bij toepassing van wets- of reglementsbepalingen inzake verplichte verzekering tegen ziekte- of invaliditeit of inzake moederschapsverzekering;
  2° de periodes van volledige werkloosheid, gedekt door vakantiegeld;
  3° de periodes van gevangenzetting tijdens een periode van vergoede volledige werkloosheid;
  4° de periodes van verblijf in het buitenland van een werknemer die samenwoont met een Belg, die werkzaam is in het kader van de stationering van de Belgische Strijdkrachten;
  5° de periodes van aanwezigheid onder de wapens, wegens oproeping of wederoproeping en van dienst als gewetensbezwaarde;
  6° de periodes van wachttijd in de zin van artikel 36, § 1, eerste lid, 4°, van het bovenvermeld koninklijk besluit van 25 november 1991, tijdens dewelke de werkzoekende niet verbonden is door een arbeidsovereenkomst, onderworpen aan de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (...); <KB 2001-11-30/53, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
  7° (de periodes van tewerkstelling als uitzendkracht, in geval van latere indienstneming door om het even welke gebruiker. Deze bepaling geldt slechts voor de periodes van tewerkstelling als uitzendkracht waarvoor de voordelen van dit besluit werden toegekend.) <KB 1995-03-30/36, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995>
  8° de periodes van tewerkstelling in de projecten erkend en gesubsidieerd overeenkomstig artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen;
  9° de periodes van tewerkstelling in de projecten erkend en gesubsidieerd overeenkomstig artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen;
  10° de periodes van tewerkstelling in de tewerkstellingsprojecten erkend en gesubsidieerd overeenkomstig artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen;
  11° (de periodes van tewerkstelling in een doorstromingsprogramma in toepassing van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's;) <KB 1997-06-25/33, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 03-07-1997>
  (12° de periodes van tewerkstelling in een erkende arbeidspost in toepassing van het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, betreffende de herinschakeling van de langdurig werklozen;) <KB 1998-08-10/31, art. 4, b), 006; Inwerkingtreding : 01-10-1998>
  (13° (de periodes van tewerkstelling in toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;) ) <KB 1998-08-10/31, art. 4, c), 006; Inwerkingtreding : 01-10-1998> <KB 1999-06-16/38, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 1999-04-01>
  14° (de periodes van tewerkstelling met een startbaanovereenkomst, met toepassing van hoofdstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, van een werknemer die geen getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs bezit;) <KB 2001-11-30/51, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
  (15° de andere niet-vergoede periodes, inzonderheid de periodes tijdens dewelke de werkzoekende verbonden is door een arbeidsovereenkomst, met een samengevoegde duur van ten hoogste vier maanden.) <KB 2001-11-30/51, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
  § 4. (Voor de toepassing van § 1, eerste lid, 1°, b), 12°, b) en 13°, d) worden steeds als een onderbreking van de periodes van vergoede volledige werkloosheid beschouwd, de andere niet-vergoede periodes in de zin van § 3, 14°, waarvan de ononderbroken duur vier maanden overschrijdt, ongeacht of deze periode zich al dan niet volledig situeert in de periode bedoeld in § 1, eerste lid, 1°, b), 12°, b) of 13°, d).) <KB 2000-07-18/30, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2000>

Art.2. <Zie NOTA onder TITEL> In afwijking van artikel 1 komen de volgende werknemers niet in aanmerking voor een vrijstelling van de werkgeversbijdragen voor sociale zekerheid :
  1° de werknemers die worden aangeworven vanaf het ogenblik dat zij zich in een statutaire toestand bevinden;
  2° de werknemers die worden aangeworven als leden van het academischen wetenschappelijk personeel door de instellingen van universitair onderwijs of als leden van het onderwijzend personeel in de andere onderwijsinstellingen;
  3° (de werknemers die worden aangeworven door :
  a) het Rijk, met daarinbegrepen de Rechterlijke Macht, de Raad van State, het leger en de rijkswacht, met uitzondering van de werknemers die worden aangeworven in een doorstromingsprogramma, in toepassing van het koninklijk besluit van 9 juni 1997 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de doorstromingsprogramma's;
  b) de Gemeenschappen en de Gewesten met uitzondering van de onderwijsinstellingen voor de werknemers die niet bedoeld worden onder 1° en 2° en met uitzondering van de werknemers die worden aangeworven in een doorstromingsprogramma, in toepassing van het voornoemde koninklijk besluit van 9 juni 1997;
  c) de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie met uitzondering van de werknemers die worden aangeworven in een doorstromingsprogramma, in toepassing van het voornoemde koninklijk besluit van 9 juni 1997;
  d) de instellingen van openbaar nut en de openbare instellingen die onder het toezicht vallen van de onder a), b) en c) voornoemde instellingen, met uitzondering van : de openbare kredietinstellingen; de autonome overheidsbedrijven; de openbare maatschappijen voor personenvervoer; de openbare instellingen voor het personeel dat zij als uitzendkrachten aanwerven om het ter beschikking te stellen van gebruikers met het oog op het uitvoeren van een tijdelijke arbeid, overeenkomstig de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers; de onderwijsinstellingen voor de werknemers die niet bedoeld worden onder 1° en 2°; en de werknemers die worden aangeworven in een doorstromingsprogramma, in toepassing van het voornoemde koninklijk besluit van 9 juni 1997.) <KB 1997-06-25/33, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 03-07-1997>
  (4° de werknemers waarvan na klacht vastgesteld wordt, dat de aanwerving gebeurde ter vervanging en in eenzelfde functie van een werknemer ontslagen met als hoofdzakelijk doel de voordelen van dit koninklijk besluit te bekomen. Het toezicht gebeurt door de hierna vermelde Inspecties waarvan de bevoegdheden zijn bepaald bij de wet van 16 november 1972 betreffende de Arbeidsinspectie :
  1. de inspecteurs en adjunct-inspecteurs van de Administratie van de Arbeidsbetrekkingen en -reglementering van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid;
  2. de inspecteurs en adjunct-inspecteurs van de Sociale Inspectie van het Ministerie van Sociale Voorzorg;
  3. de inspecteurs en adjunct-inspecteurs van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid;
  4. de hoofdcontroleurs, de controleurs en de adjunct-controleurs van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening alsmede de eerstaanwezend inspecteurs-hoofd van dienst, de eerst-aanwezend inspecteurs, de inspecteurs, de eerstaanwezend adjunct-inspecteurs, de adjunct-inspecteurs 2e klasse en de adjunct-inspecteurs 1ste klasse van de Algemene Inspectie van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
  Het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid beslist op basis van het rapport van deze Inspecties.) <KB 1995-03-30/36, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 11-04-1995>

Art.3. <Zie NOTA onder TITEL> De vrijstelling van de werkgeversbijdrage, bedoeld in Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale bepalingen, ten voordele van de werkgever die een werknemer, bedoeld in artikel 1, in dienst neemt, bedraagt :
  1° (voor de werkzoekenden die gedurende de twaalf maanden, die aan de indienstneming voorafgaan, voldoen aan de voorwaarden inzake de vergoede werkloosheidsduur of inzake de inschrijvingsduur als werkzoekende indien zij het bestaansminimum of financiële sociale bijstand genieten, zoals bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 2°, evenals voor de werkzoekenden bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 3° tot en met 11° en 13° tot en met 16° :
  - 75 % vanaf de indienstneming tot het einde van het vierde kwartaal volgend op dat waarin de indienstneming heeft plaatsgehad;
  - 50 % gedurende het vijfde tot en met het achtste kwartaal volgend op dat waarin de indienstneming heeft plaatsgehad.) <KB 2001-09-12/32, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 25-09-2001>
  2° (voor de werkzoekenden die gedurende de vierentwintig maanden, die aan de indienstneming voorafgaan, voldoen aan de voorwaarden inzake de vergoede werkloosheidsduur of inzake de inschrijvingsduur als werkzoekende indien zij het bestaansminimum of de financiële sociale bijstand genieten, zoals bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 2° :
  - 100 % vanaf de indienstneming tot het einde van het vierde kwartaal volgend op dat waarin de indienstneming heeft plaatsgehad;
  - 75 % gedurende het vijfde tot en met het achtste kwartaal volgend op dat waarin de indienstneming heeft plaatsgehad.) <KB 2001-09-12/32, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 25-09-2001>
  3° (Voor de werkzoekende bedoeld in artikel 1, § 1, eerste lid, 12° en die
  a) op het ogenblik van de indienstneming ten minste 12 maanden zonder onderbreking vergoede volledig werkloze is :
  - 75 % vanaf de indienstneming tot het einde van het vierde kwartaal volgend op dat waarin de indienstneming heeft plaatsgehad;
  - 50 % vanaf het vijfde kwartaal tot en met het vierentwintigste kwartaal volgend op dat waarin de indienstneming heeft plaatsgehad;
  b) op het ogenblik van de indienstneming ten minste 24 maanden zonder onderbreking vergoede volledig werkloze is :
  - 100 % vanaf de indienstneming tot het einde van het vierde kwartaal volgend op dat waarin de indienstneming heeft plaatsgehad;
  - 75 % vanaf het vijfde kwartaal tot en met het vierentwintigste kwartaal volgend op dat waarin de indienstneming heeft plaatsgehad.) <KB 2000-07-18/30, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2000>
  (Wanneer een werkgever een werkzoekende in dienst neemt die hij als gebruiker via een uitzendbureau tewerkgesteld heeft, is het percentage van de vrijstelling evenwel gelijk aan het percentage geldend voor de recentste tewerkstelling als uitzendkracht waarvoor de voordelen van dit besluit werden toegekend en is de aanvangsdatum van de periode van vrijstelling, deze die gold voor de voormelde tewerkstelling als uitzendkracht.) <KB 1995-03-30/36, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995>
  Het vorige lid is slechts van toepassing als het toekennen van de voordelen, bedoeld in het eerste lid, mogelijk is door de toepassing van de gelijkstelling van een tewerkstelling via een uitzendbureau met een periode van vergoede volledige werkloosheid zoals bedoeld in artikel 1, § 3, eerste lid, 7°.
  Wanneer de werkgever de termijn, bedoeld in artikel 2, eerste lid van het koninklijk besluit van 23 december 1994 tot uitvoering van Hoofdstuk II van Titel IV van de wet van 21 december 1994 houdende sociale bepalingen, niet respecteert, wordt, in afwijking van de vorige leden, de periode gedurende dewelke de werkgever van de vrijstelling kan genieten, verminderd met een periode die aanvangt op de dag van de indienstneming en die eindigt op de laatste dag van het kwartaal waarin de datum gesitueerd is van de laattijdige terugzending van de banenkaart, bedoeld in artikel 1 van het bovenvermeld koninklijk besluit van 23 december 1994.

Art.4. <Zie NOTA onder TITEL> Dit besluit treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van Hoofdstuk II van Titel IV van de bovenvermelde wet van 21 december 1994.
  (Deze bepalingen zijn van toepassing op indienstnemingen die plaatsvinden vanaf 1 januari 1995.) <KB 2001-09-12/32, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 01-12-2000>

Art. 5. <Zie NOTA onder TITEL> Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 27 december 1994.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
  Mevr. M. SMET
  De Minister van Sociale Zaken,
  Mevr. M. DE GALAN