11 JULI 1994. - Koninklijk besluit over de algemene politiesteundienst. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-07-1994 en tekstbijwerking tot 18-07-2000)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Organisatie van de algemene politiesteundienst.
Afdeling 1. - Samenstelling en opdrachten van de algemene politiesteundienst.
Art. 2-7
Afdeling 2. - Gezag over en algemeen bestuur van de algemene politiesteundienst.
Art. 8-10
Afdeling 3. - Betrekkingen met de overheden.
Art. 11-13
Afdeling 4. - Bijzondere bepalingen.
Art. 14, 14bis
HOOFDSTUK III. - Slot- en opheffingsbepalingen.
Art. 15-17
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. In dit besluit duiden de woorden :
1° " algemene politiesteundienst ", op de coördinatiestructuur bedoeld in artikel 2;
2° " politiediensten ", op de politiediensten bedoeld in artikel 3 van de wet van 18 juli 1991 tot regeling van het toezicht op politie- en inlichtingendiensten;
3° " algemene politiediensten ", op de politiediensten bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt;
4° " de Ministers ", op de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken.
HOOFDSTUK II. - Organisatie van de algemene politiesteundienst.
Afdeling 1. - Samenstelling en opdrachten van de algemene politiesteundienst.
Art.2. § 1. Er wordt ten behoeve van de politiediensten een coördinatiestructuur opgericht, genoemd " algemene politiesteundienst ". Deze dienst heeft als opdracht bij te dragen tot, enerzijds, een betere samenwerking tussen en coördinatie van de algemene politiediensten en, anderzijds, de betere coördinatie van het algemene beleid van de Ministers inzake politie en het beheer van voornoemde politiediensten.
§ 2. De algemene politiesteundienst omvat benevens de raad van bestuur en (de directeur), de volgende afdelingen : <KB 1998-06-11/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 12-07-1998>
1° de afdeling " operationele ondersteuning ";
2° de afdeling " internationale politiesamenwerking ";
3° de afdeling " telematica ";
4° de afdeling " politiebeleidsondersteuning ".
Art.3. § 1. De afdeling " operationele ondersteuning " heeft als opdracht, door tussenkomst van de in § 2 genoemde diensten, uit eigen beweging of op vraag, een gecoördineerde, snelle en accurate ondersteuning van de politiediensten bij de vervulling van hun operationele taken, te verzekeren.
§ 2. Ressorteren onder de afdeling " operationele ondersteuning " :
1° het centraal documentatiebureau inzake nationale en internationale criminele politie;
2° de dienst belast met het beheer en de verspreiding van het centraal signalementenblad;
3° de dienst belast met de verspreiding van berichten onder het publiek op verzoek van de gerechtelijke overheid;
4° (de centrale diensten gespecialiseerd in de strijd tegen de georganiseerde misdaad, inzonderheid de valsmunterij en de sluikhandel in verdovende middelen; <KB 1998-06-11/32, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 12-07-1998>
5° de dienst gerechtelijke identificatie, onverminderd artikel 2 van het koninklijk besluit van 17 oktober 1991 betreffende de laboratoria voor technische en wetenschappelijke politie;
6° de dienst gerechtelijke identificatie van wapens en munitie;
7° het centraal wapenregister;
8° de dienst identificatie van de slachtoffers van rampen;
9° de nationale dienst voor valse en vervalste identiteitsdocumenten;
10° de anti-terroristische gemengde groep, voor de uitvoering van de taken bepaald bij artikel 2, 1°, 3° en 4°, van het koninklijk besluit van 17 oktober 1991 over de anti-terroristische gemengde groep en de specifieke internationale verbindingen bedoeld in 6° van dat artikel voor zover die betrekking hebben op de activiteiten bepaald bij 1° en 3° van datzelfde artikel;
11° (opgeheven) <KB 1998-06-11/32, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 12-07-1998>
Art.4. § 1. De afdeling " internationale politiesamenwerking " heeft als opdracht :
1° een voor alle algemene politiediensten gemeenschappelijk aanspreekpunt te vormen voor alle buitenlandse correspondenten;
2° de activiteiten van de in § 2 genoemde diensten te coördineren;
3° de vertegenwoordiging van de algemene politiediensten als geheel in het buitenland te organiseren;
4° de politiediensten op de hoogte te brengen van de gemaakte afspraken en de inlichtingen die hen aanbelangen;
5° deel te nemen aan de voorbereiding van de akkoorden over internationale politiesamenwerking;
6° ervoor te waken dat de in uitvoering van internationale politiesamenwerkingsakkoorden, opgerichte of nog op te richten contact- en coördinatiepunten hun taak vervullen ten bate van alle algemene politiediensten.
§ 2. Ressorteren onder de afdeling " internationale politiesamenwerking " :
1° de dienst belast met de betrekkingen met de buitenlandse politieautoriteiten en politiediensten in verband met de internationale organisatie voor criminele politie (" Interpol ");
2° het nationaal centraal bureau van Interpol;
3° de dienst belast met de aan België opgedragen informatietaak, op internationaal vlak, inzake mensenhandel, prostitutie en haar exploitatie;
4° de centrale autoriteit belast met de internationale politiesamenwerking, bedoeld in artikel 39, § 3, van de Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen alsook de autoriteit bedoeld in artikel 40 en, voor zover het operationele aangelegenheden betreft, de centrale instantie bedoeld in artikel 46 van dezelfde Overeenkomst;
5° het nationaal deel van het Schengen-informatiesysteem bedoeld in artikel 92.2. van bovenvermelde Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten akkoord (" NSIS ") en de instantie bedoeld in artikel 108 van dezelfde Overeenkomst die centraal verantwoordelijk is voor dat nationaal deel (" SIRENE ");
6° de nationale centrale autoriteit Europol;
7° de dienst belast met het functioneel beheer van en de betrekkingen met de Belgische verbindingsofficieren in het buitenland en die het internationaal contactbureau vormt voor de buitenlandse verbindingsofficieren in België.
(8° een vertaaldienst) <KB 1998-06-11/32, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 12-07-1998>
Art.5. De afdeling " telematica " heeft als opdracht :
1° uit eigen beweging of op vraag, advies te verstrekken over :
a) de coördinatie tussen de reeds bestaande of in ontwikkeling zijnde algemeen - operationele informatica- en telecommunicatietoepassingen, om deze toepassingen beter op elkaar af te stemmen en dubbel gebruik te voorkomen;
b) de ontwikkeling van nieuwe, algemeen - operationele informatica- en telecommunicatietoepassingen en de verwerving van de daartoe vereiste hard- en software. Dit advies vervangt dat bedoeld in artikel 10, § 1, van het koninklijk besluit van 26 september 1991 betreffende het informaticabeleid in de overheidsdiensten;
met als uiteindelijk doel het tot stand brengen van een gemeenschappelijke telematica-architectuur voor alle algemene politiediensten die rekening houdt met de specifieke behoeften van elke algemene politiedienst;
2° onverminderd de bevoegdheden van andere overheden en instanties, te waken over de naleving en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in het raam van de informatica- en telecommunicatietoepassingen bedoeld in 1°, b).
Art.6. § 1. De afdeling " politiebeleidsondersteuning " heeft als opdracht :
1° wat de dienst politiestatistiek betreft :
a) betrouwbare, relevante en algemeen geldende instrumenten te ontwikkelen om de in de § 2, 1°, bedoelde gegevens op eenvormige en geïntegreerde wijze in te zamelen;
b) de reeds beschikbare en door middel van de nieuw ontworpen instrumenten vergaarde gegevens in te zamelen;
c) de ingezamelde gegevens te verwerken en te analyseren met het oog op het bijdragen tot het preventie- en opsporingsbeleid en de resultaten ervan ter beschikking te stellen van de Ministers en de bevoegde overheden en diensten;
2° wat de dienst gegevensuitwisseling betreft, ervoor te zorgen dat de bij een politiedienst beschikbare gegevens die nuttig zijn voor één of meer andere politiediensten, het openbaar ministerie of de bevoegde diensten van beide ministeriële departementen, kunnen worden aangesproken en dat aan elke vraag naar nuttige gegevens, uitgaande van één van deze instanties, zo adequaat mogelijk kan worden voldaan;
3° wat de dienst vijfhoeksoverleg betreft :
a) het vijfhoeksoverleg te stimuleren en te ondersteunen;
b) er een algemene evaluatie van te maken en die ter beschikking te stellen van de Ministers en de overheden en diensten betrokken bij het vijfhoeksoverleg overeenkomstig artikel 10 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.
§ 2. Ressorteren onder de afdeling " politiebeleidsondersteuning " :
1° de dienst politiestatistiek, belast met de inzameling, de verwerking en de analyse van voor het politiebeleid relevante gegevens omtrent :
a) de morfologische aspecten van de politiediensten;
b) de aard, de omvang en de effecten van belangrijke gebeurtenissen die maatregelen van bestuurlijke politie noodzaken en van de door de politiediensten getroffen maatregelen, die door deze laatste geregistreerd worden;
c) de aard, de omvang en de effecten van de criminaliteit en van de criminaliteitsbestrijding geregistreerd door de politiediensten;
2° de dienst gegevensuitwisseling, belast met het bevorderen van de uitwisseling van bij de politiediensten in welke vorm ook beschikbare gegevens die nuttig zijn in het raam van het preventie- of opsporingsbeleid;
3° de dienst vijfhoeksoverleg, belast met het stimuleren, het ondersteunen en het bijdragen tot het evalueren van het bij artikel 10 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt bedoelde vijfhoeksoverleg.
Art.7. De algemene politiesteundienst heeft eveneens als opdracht :
1° te onderzoeken hoe en in welke mate de diverse vormingsprogramma's van de algemene politiediensten op elkaar kunnen worden afgestemd of gemeenschappelijk gemaakt en of in verplichte programma-onderdelen kan worden voorzien;
2° de contacten tussen de diverse schooldirecties te bevorderen met het oog op de uitwisseling van programma's, pedagogische richtlijnen, professoren en leerlingen;
met als doel op een gecoördineerde wijze het vormingsniveau van de politieambtenaren te verbeteren en de operationele coördinatie te bevorderen.
Deze opdracht wordt uitgevoerd onder de leiding van (de directeur). <KB 1998-06-11/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 12-07-1998>.
Afdeling 2. - Gezag over en algemeen bestuur van de algemene politiesteundienst.
Art.8. Voor het vervullen van zijn opdrachten van bestuurlijke politie, staat de algemene politiesteundienst onder het gezag van de Minister van Binnenlandse Zaken, door tussenkomst van de raad van bestuur en (de directeur). <KB 1998-06-11/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 12-07-1998>
Onverminderd de eigen bevoegdheden van de gerechtelijke overheden, staat de algemene politiesteundienst, voor het vervullen van zijn opdrachten van gerechtelijke politie, onder het gezag van de Minister van Justitie, door tussenkomst van de raad van bestuur en van (de directeur). <KB 1998-06-11/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 12-07-1998>
Het algemeen bestuur van de algemene politiesteundienst wordt, onder het gezag van de Ministers, uitgeoefend door de raad van bestuur die, wat het dagelijks bestuur betreft, bijgestaan wordt door (de directeur). <KB 1998-06-11/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 12-07-1998>
Art.9. (De raad van bestuur is een collegiaal orgaan bestaande uit :
1° de commandant van de rijkswacht;
2° de commissaris-generaal van de gerechtelijke politie;
3° een hoofdcommissaris van de gemeentepolitie, aangewezen door de Minister van Binnenlandse Zaken na advies van de Minister van Justitie;
4° twee leden die geen politieambtenaren zijn, waarbij de ene wordt aangewezen door de Minister van Binnenlandse Zaken en de andere door de Minister van Justitie.
De beslissingen van de raad van bestuur worden genomen bij meerderheid van stemmen.) <KB 1998-06-11/32, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 12-07-1998>
De raad van bestuur heeft als opdracht het algemeen toezicht uit te oefenen over de algemene politiesteundienst en alle maatregelen te treffen of aan de Ministers voor te stellen die kunnen bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen en tot de verbetering van de organisatie en de werking van de algemene politiesteundienst.
In dat raam beschikt de raad van bestuur onder meer over de volgende bevoegdheden :
1° (hij omschrijft, onverminderd de bepalingen van artikel 10, § 2, de taken van de directeur en van de hoofden van de afdelingen opgenoemd in artikel 2;) <KB 1998-06-11/32, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 12-07-1998>
2° hij kan (de directeur) met een specifieke opdracht belasten; <KB 1998-06-11/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 12-07-1998>
3° op voorstel van (de directeur), wijst hij de hoofden der diverse diensten aan die ressorteren onder de afdelingen en bepaalt hun taken; <KB 1998-06-11/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 12-07-1998>
4° hij omschrijft, op voorstel van (de directeur), de richtlijnen die aan de politiediensten kunnen worden gegeven om de afdelingen in staat te stellen hun opdrachten te vervullen; <KB 1998-06-11/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 12-07-1998>
5° hij wordt vooraf geraadpleegd omtrent elk voorstel tot wijziging van dit besluit;
6° hij werkt de uitdrukkelijke overeenkomsten bedoeld in artikel 8 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt uit, om de aan de algemene politiesteundienst toevertrouwde opdrachten mogelijk te maken.
Het voorzitterschap van de raad van bestuur wordt, bij beslissing van de Ministers, voor een periode van drie jaar waargenomen (door de titularis van een ambt, bedoeld in het eerste lid, 1°, 2° en 3°). Het voorzitterschap mag niet voor twee opeenvolgende periodes door de titularis van hetzelfde ambt worden waargenomen. <KB 1998-06-11/32, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 12-07-1998>
De voorzitter roept de raad van bestuur bijeen telkens wanneer hij dat nodig acht, op verzoek van een lid en ten minste eenmaal per maand.
De raad van bestuur stelt zijn huishoudelijk reglement vast. Het regelt de aangelegenheden betreffende de werking van de raad van bestuur waarin dit besluit niet voorziet en wordt goegekeurd door de Ministers.
Art.10. <KB 1998-06-11/32, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 12-07-1998> § 1. De directeur wordt door de Minister van Binnenlandse Zaken en door de Minister van Justitie in onderling akkoord aangewezen voor een vernieuwbare termijn van drie jaar.
Indien de directeur lid is van een algemene politiedienst, mag het ambt van directeur tijdens de volgende ambtstermijn niet worden bekleed door een lid van dezelfde algemene politiedienst. De directeur mag niet behoren tot dezelfde algemene politiedienst als die waartoe de voorzitter van de raad van bestuur behoort.
§ 2. De directeur is belast met het dagelijks bestuur van de algemene politiesteundienst.
In dat raam :
1° houdt hij toezicht op de wijze waarop de afdelingen, bedoeld in artikel 2, hun opdrachten, nader omschreven in de artikelen 3, § 1, 4, § 1, 5 en 6, § 1, vervullen en brengt hieromtrent verslag uit bij de raad van bestuur;
2° formuleert hij de adviezen, voorstellen en aanbevelingen ter verbetering van de werking van de algemene politiesteundienst en zendt hij die aan de raad van bestuur;
3° ontvangt hij de voorstellen en adviezen van de hoofden van de afdelingen en geeft er het gepaste gevolg aan.
Onverminderd de bevoegdheden van de raad van bestuur, vertegenwoordigt de directeur of zijn afgevaardigde de algemene politiesteundienst bij externe besprekingen in binnen- en buitenland en brengt hierover verslag uit bij de raad van bestuur.
§ 3. De directeur verdeelt er de taken.
Hij staat in voor de betrekkingen met de raad van bestuur waarvan hij de opdrachten krijgt en waaraan hij zijn verslagen, adviezen, voorstellingen en aanbevelingen toestuurt.
Hij staat ook in voor de betrekkingen met de in afdeling 3 bedoelde overheden, waarvan hij in voorkomend geval de opdrachten ontvangt en er het gepaste gevolg aan geeft.
§ 4. De directeur wordt bijgestaan door stafmedewerkers en door administratief en technisch personeel waarvan het aantal en de vereiste kwalificaties op voordracht van de raad van bestuur door de Ministers in onderling akkoord worden bepaald.
Afdeling 3. - Betrekkingen met de overheden.
Art.11. De Ministers richten hun studie- en adviesaanvragen die betrekking hebben op de algemene politiesteundienst, aan de raad van bestuur.
In dringende gevallen en in operationele aangelegenheden, kunnen zij zich rechtstreeks tot (de directeur) wenden dat de raad van bestuur hiervan in kennis stelt. <KB 1998-06-11/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 12-07-1998>
Art.12. Onverminderd de bepalingen van artikel 8, tweede lid, richten de procureurs-generaal hun voorstellen inzake het beleid, de organisatie en het algemeen bestuur van de algemene politiesteundienst aan de raad van bestuur.
De nationale magistraat kan in naam van de procureurs-generaal worden belast met de contacten met de bestuursorganen van de algemene politiesteundienst.
Inzake gerechtelijke politie, richten de gerechtelijke overheden, behoudens het geval van dringendheid, hun punctuele opdrachten en vorderingen aan de algemene politiesteundienst door tussenkomst van (de directeur). <KB 1998-06-11/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 12-07-1998>
Art.13. De directeur-generaal van de algemene rijkspolitie richt zijn voorstellen inzake het beleid, de organisatie en het algemeen bestuur van de algemene politiesteundienst aan de raad van bestuur.
Inzake bestuurlijke politie en voor die materies waarmee de algemene rijkspolitie door de Minister van Binnenlandse Zaken werd belast, richt hij zijn punctuele opdrachten, behoudens het geval van dringendheid, aan de algemene politiesteundienst door tussenkomst van (de directeur). <KB 1998-06-11/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 12-07-1998>
Afdeling 4. - Bijzondere bepalingen.
Art.14. § 1. (De Ministers bepalen in onderling akkoord en na advies van de raad van bestuur, de nadere organisatie, de werking, de opdrachten en de personeelssamenstelling van de diensten van de directeur en de diensten die onder de afdelingen ressorteren.
Zij wijzen in onderling akkoord en op voordracht van de raad van bestuur, die vooraf het advies inwint van de directeur, de hoofden aan van de in artikel 2 bedoelde afdelingen.
De hoofden van de in artikel 2, 1° en 2° bedoelde afdelingen behoren niet tot dezelfde algemene politiedienst".
In artikel 14, § 2 wordt het derde lid opgeheven.) <KB 1998-06-11/32, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 12-07-1998>
§ 2. Het personeel dat ressorteert onder de algemene politiesteundienst, is samengesteld uit :
1° hiertoe aangewezen of gedetacheerde gespecialiseerde politie- of opsporingsambtenaren;
2° ter beschikking gestelde statutaire of contractuele niet-politieambtenaren, met inbegrip van het administratief en technisch personeel bedoeld in artikel 11 van het koninklijk besluit van 2 september 1991 betreffende het commissariaat-generaal van de gerechtelijke politie bij de parketten.
Zij blijven aan hun oorspronkelijke rechtstoestand onderworpen en behouden al hun rechten op promotie binnen de dienst waarvan zij gedetacheerd zijn.
De raad van bestuur zal de nodige voorstellen indienen bij de Ministers omtrent de personeelssamenstelling van de op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit reeds bestaande diensten.
§ 3. De leden van de algemene politiesteundienst oefenen hun functie uit ten bate van alle politiediensten.
Art. 14bis. <Ingevoegd bij KB 2000-07-09/31, art. 2; Inwerkingtreding : 01-08-1994> § 1. Onverminderd het in artikel 14, § 2, tweede lid, bepaalde en met uitzondering van degenen die als verbindingsofficier of als adjuncten van deze laatsten naar het buitenland worden gezonden, kunnen de voor de algemene politiesteundienst aangewezen of ernaar gedetacheerde personeelsleden van de gerechtelijke politie bij de parketten en van de rijkswacht aanspraak maken op dezelfde terugbetalingen, vergoedingen en toelagen waarop zij, op grond van hun statuut, aanspraak kunnen maken in geval van tewerkstelling bij of detachering naar het commissariaat-generaal van de gerechtelijke politie.
§ 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 14, § 2, tweede lid, en met uitzondering van degenen die als verbindingsofficier of als adjuncten van deze laatsten naar het buitenland worden gezonden, kunnen de voor de algemene politiesteundienst aangewezen of ernaar gedetacheerde personeelsleden van een korps van de gemeentepolitie aanspraak maken op :
1° de toelage en terugbetaling van de reiskosten die bedoeld zijn door het koninklijk besluit van 12 juli 1991 betreffende de toekenning van een toelage en de terugbetaling van de reiskosten aan de leden van de gerechtelijke politie bij de parketten wegens detachering naar het commissariaat- generaal van de gerechtelijke politie;
2° volgens de toekenningsvoorwaarden en het bedrag die door deze reglementering bepaald zijn, de vergoeding die bedoeld is in het koninklijk besluit van 26 februari 1958 houdende toekenning van een vaste vergoeding aan bepaalde leden van het rijkswachtpersoneel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 19 februari 1959, 21 mei 1970, 7 oktober 1975, 22 september 1980, 12 maart 1981, 26 november 1985, 25 november 1986, 16 februari 1988 en 25 februari 1996.
§ 3. Voor de toepassing van artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 juli 1991 betreffende de toekenning van een toelage en de terugbetaling van de reiskosten aan de leden van de gerechtelijke politie bij de parketten wegens detachering naar het commissariaat-generaal van de gerechtelijke politie, worden de personeelsleden van een korps van de gemeentepolitie gelijkgesteld met de gerechtelijke officieren bij de parketten, als zij bekleed zijn met een graad van officier zoals bedoeld in artikel 1, C. van het koninklijk besluit van 13 oktober 1986 tot vaststelling van de graden van het personeel van de gemeentepolitie; met gerechtelijke agenten, als zij bekleed zijn met een graad van agent, inspecteur, veldwachter, hoofdveldwachter of brigadecommissaris zoals bedoeld in artikelen 1, A. en B. en 2 van voornoemd besluit.
Overeenkomstig de in het eerste lid bedoelde gelijkstelling en voor zover ze vóór 1 januari 1999 voor de algemene politiesteundienst aangewezen of ernaar gedetacheerd werden, ontvangen ze de bedragen bepaald bij § 1 van voornoemd artikel, wanneer zij behoren tot een politiekorps van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, en bij § 2, wanneer zij behoren tot een ander korps. Indien ze na 1 januari 1999 voor de algemene politiesteundienst aangewezen of ernaar gedetacheerd werden, ontvangen ze de bedragen bepaald bij § 1 van voornoemd artikel.
(NOTA : Opgeheven artikel 14bis bij <KB 2001-03-30/58, art. 13.1.7; Inwerkingtreding : 01-04-2001>, deze bepaling blijft evenwel van kracht voor de toepassing van artikel XII.XI.23.)
HOOFDSTUK III. - Slot- en opheffingsbepalingen.
Art.15. De artikelen 3 en 4 van het koninklijk besluit van 2 september 1991 betreffende het commissariaat-generaal van de gerechtelijke politie bij de parketten worden opgeheven.
In artikel 14, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden : " , inzonderheid met het oog op de uitvoering van de in artikelen 3 en 4 omschreven taken " geschrapt.
Art.16. Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 17. Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken worden, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 juli 1994.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister, Minister van Justitie en van Economische Zaken,
M. WATHELET
De Minister van Binnenlandse Zaken en Ambtenarenzaken,
L. TOBBACK