22 OKTOBER 1996. - Besluit van de Vlaamse regering tot aanpassing van de regeling houdende de aanmoediging in het Vlaamse Gewest van de wedertewerkstelling van uitkeringsgerechtigde volledig werklozen of van de daarmee gelijkgestelde personen door middel van herverdeling van de arbeid. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 15-02-1997 en tekstbijwerking tot 04-04-1997)
Art. 1-11
Artikel 1. Art. 1, van het besluit van de Vlaamse regering van 1 februari 1995 houdende de aanmoediging in het Vlaamse Gewest van de wedertewerkstelling van uitkeringsgerechtigde volledig werklozen of van de daarmee gelijkgestelde personen door middel van herverdeling van de arbeid wordt vervangen door de volgende bepalingen :
" Artikel 1.
1° goedgekeurd bedrijfsplan :
het bedrijfsplan tot herverdeling van de arbeid, zoals bepaald in Titel IV van het koninklijk besluit van 24 december 1993,
a) goedgekeurd door de federale minister van Tewerkstelling en Arbeid, en
b) bevattende, door de onderneming aangetoonde, specifieke maatregelen inzake vrijwillige verminderde arbeidsduur.
2° erkende CAO. :
de collectieve arbeidsovereenkomst die afspraken inzake vrijwillige verminderde arbeidsduur bevat en waarvan het substantieel effect op de werkgelegenheid door de Vlaamse regering werd erkend;
3° erkend document inzake arbeidsherverdeling :
het aan de Vlaamse regering medegedeelde plan van de met het personeel overlegde vrijwillige verminderde arbeidsduur in ondernemingen die minder dan vijftig werknemers tewerkstelden per 31 december 1994, waar geen vakbondsafvaardiging bestaat en waarvan het substantieel effect op de werkgelegenheid door de Vlaamse regering werd erkend;
4° voltijdse arbeidsregeling :
de voltijdse arbeidsregeling op de werknemer van toepassing en bepaald in het arbeidsreglement dat in de onderneming van toepassing is of in elk ander document dat hiertoe wordt bijgehouden wanneer de werkgever geen arbeidsreglement moet opmaken;
5° verminderde arbeidsduur :
de arbeidsregeling die op de werknemer van toepassing is en waarbij de arbeidsduur ten minste 50 % en ten hoogste 80 % van de voltijdse arbeidsregeling bedraagt;
6° volledige loopbaanonderbreking :
de onderbreking van de beroepsloopbaan zoals bepaald in artikel 100 tot 101bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, zoals gewijzigd;
7° gedeeltelijke loopbaanonderbreking :
de vermindering van de arbeidsprestaties met een vijfde, een vierde, een derde of de helft van het normaal aantal uren van een voltijdse betrekking zoals bedoeld bij artikel 102 tot 103 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen;
8° kind ten laste :
het kind waarvoor kinderbijslag of wezentoelage wordt uitbetaald aan de werknemer (m/v) of aan de persoon met wie hij wettelijk of feitelijk samenwoont;
9° opleiding :
- de beroepsopleiding zoals bepaald door het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding en georganiseerd door de in datzelfde besluit, Titel III, Hoofdstuk II vermelde centra.
- elke andere vorm van onderwijs en opleiding georganiseerd, gefinancierd, gesubsidieerd of erkend door de Vlaamse overheid en waarvan het programma ten minste 120 uren op jaarbasis omvat;
10° het starten als zelfstandige :
de voltijdse loopbaanonderbreking opgenomen voor het starten van een activiteit als zelfstandige;
11° palliatieve zorgen :
de palliatieve verzorging van een persoon zoals bepaald in artikel 100bis en artikel 102bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, zoals gewijzigd;
12° vrijwilligerswerk :
het geheel van activiteiten, behalve bestuursfuncties, die in een gestructureerd verband vrijwillig en onbezoldigd worden uitgeoefend door natuurlijke personen die zich daadwerkelijk inzetten voor het welzijn en de ontwikkeling van individuen of groepen;
13° sociaal-cultureel werk :
het opnemen van een bestuursfunctie in of namens het sociaal-cultureel werk erkend en gesubsidieerd door de Vlaamse minister van Cultuur;
14° de administratie :
de administratie Werkgelegenheid van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw. "
Art.2. Art. 3 van het voormelde besluit van 1 februari 1995 wordt vervangen door de volgende bepalingen :
" § 1. Binnen de perken van de daartoe bestemde kredieten kan aan de werknemer, tewerkgesteld in het Vlaamse Gewest, een aanmoedigingspremie worden toegekend indien hij in het kader van een goedgekeurd bedrijfsplan, een erkende CAO. of een erkend document inzake arbeidsherverdeling, zijn arbeidsduur vermindert met ten minste 20 % van een voltijdse arbeidsregeling en na vermindering nog ten minste 50 % van de voltijdse arbeidsregeling werkt.
§ 2. De in § 1 vermelde verminderde arbeidsduur moet ingaan uiterlijk op 31 december 1997. De aanmoedigingspremie kan gedurende maximum twee jaar toegekend worden.
Voor het bepalen van de maximumduur van twee jaar wordt ten vroegste gerekend vanaf 1 maart 1994 en ten laatste vanaf 31 december 1997.
§ 3. De in § 1 vermelde werknemer moet tijdens de periode van zes maanden onmiddellijk voorafgaand aan de aanvang van de verminderde arbeidsduur ononderbroken verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst in dezelfde onderneming en in dezelfde arbeidsregeling.
De werknemer mag, onverminderd artikel 8 en 9, op de datum waarop de verminderde arbeidsduur start niet in loopbaanonderbreking zijn.
§ 4. De aanmoedigingspremie bij verminderde arbeidsduur kan niet gecombineerd worden met een tweede deeltijdse of voltijdse tewerkstelling in hoofde van de werknemer, met de uitoefening van een winstgevende activiteit tenzij en voor zover deze reeds werd uitgeoefend voor de aanvang van de verminderde arbeidsduur, met een uitkering in het kader van de werkloosheidsreglementering, noch met een onderbrekingsuitkering, noch met een aanmoedigingspremie bij loopbaanonderbreking zoals bedoeld in artikel 5. "
Art.3. Art. 5 §§ 1, 2, 3 en 7 van het voormelde besluit van 1 februari 1995 worden vervangen door de volgende bepalingen :
" Art. 5, § 1. Binnen de perken van de daartoe bestemde kredieten kan aan de werknemer tewerkgesteld in het Vlaamse Gewest een aanmoedigingspremie worden toegekend indien hij volledig of gedeeltelijk de loopbaan onderbreekt om :
- een opleiding te volgen;
- kinderen ten laste, tot het bereiken van de leeftijd van acht jaar, op te vangen;
- palliatieve zorgen te verstrekken;
- te starten als zelfstandige;
- vrijwilligerswerk te verrichten;
- sociaal-cultureel werk te verrichten.
§ 2. De bij § 1 vermelde loopbaanonderbreking moet ingaan uiterlijk op 31 december 1997. De aanmoedigingspremie kan gedurende maximum twee jaar toegekend worden.
Voor het bepalen van de maximumduur van twee jaar wordt ten vroegste gerekend vanaf 1 maart 1994 en ten laatste vanaf 31 december 1997.
§ 3. De in § 1 vermelde werknemer moet tijdens de periode van zes maanden onmiddellijk voorafgaand aan de aanvang van de loopbaanonderbreking ononderbroken verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst in dezelfde onderneming en in dezelfde arbeidsregeling.
§ 7. De aanmoedigingspremie bij loopbaanonderbreking kan niet gecombineerd worden met een tweede deeltijdse of voltijdse tewerkstelling in hoofde van de werknemer, met de uitoefening van een winstgevende activiteit tenzij deze gepaard gaat met het starten van een activiteit als zelfstandige, met een uitkering in het kader van de werkloosheidsreglementering, noch met een aanmoedigingspremie bij verminderde arbeidsduur zoals bedoeld in artikel 3.
De uitkering van de aanmoedigingspremie voor een loopbaanonderbreking opgenomen voor het starten van een activiteit als zelfstandige wordt beperkt tot de duur van uitkering van de federale onderbrekingsuitkering. "
Art.4. Artikel 5 van het voormelde besluit van 1 februari 1995 wordt aangevuld met volgende bepalingen :
" Art. 5. § 8. De aanmoedigingspremie blijft behouden voor het overeenstemmende bedrag indien de werknemer overstapt van een volledige loopbaanonderbreking naar een gedeeltelijke loopbaanonderbreking of van een gedeeltelijke loopbaanonderbreking naar een andere gedeeltelijke loopbaanonderbreking of naar een volledige loopbaanonderbreking. "
Art.5. Artikel 6 van het voormelde besluit van 1 februari 1995 wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 6. De aanmoedigingspremie bedraagt bruto per volledige kalendermaand :
- 5 000 frank voor de werknemer die tewerkgesteld is in een arbeidsregeling die minimaal 75 % bedraagt van de voltijdse arbeidsregeling en die volledige loopbaanonderbreking opneemt;
- 3 000 frank voor de werknemer die tewerkgesteld is in een arbeidsregeling die minimaal 50 % bedraagt van de voltijdse arbeidsregeling en die volledige loopbaanonderbreking opneemt;
- 3 000 frank voor de werknemer die een gedeeltelijke loopbaanonderbreking opneemt en die de arbeidsprestaties vermindert met een derde of de helft van het normaal aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking;
- 2 000 frank voor de werknemer die een gedeeltelijke loopbaanonderbreking opneemt en die de arbeidsprestaties vermindert met een vierde of een vijfde van het normaal aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking. "
Art.6. Art. 9 van het voormelde besluit van 1 februari 1995 wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 9. In afwijking van artikel 3, § 1 en § 3, heeft de werknemer, die bij uitputting van de wettelijk voorziene mogelijkheden om de arbeidsprestaties te verminderen, bij toepassing van artikel 107bis van de herstelwet van 22 januari 1985, het recht opneemt om naar een deeltijdse arbeidsovereenkomst over te gaan, aanspraak op een aanmoedigingspremie voor verminderde arbeidsduur. "
Art.7. Art. 10 van het voormelde besluit van 1 februari 1995 wordt vervangen door de volgende bepalingen :
" Art. 10. De aanvraag voor het toekennen van de aanmoedigingspremie wordt ingediend bij de administratie door de werknemer die aanspraak maakt op de aanmoedigingspremie.
De aanvraag bestaat uit :
-het ingevulde aanvraagformulier, als model bij dit besluit gevoegd;
-wat de aanmoedigingspremie voor verminderde arbeidsduur betreft : het attest waaruit de goedkeuring van het bedrijfsplan, de erkenning van het substantieel effect op de werkgelegenheid van de CAO. of het document inzake arbeidsherverdeling blijkt;
-indien de onderneming beschikt over een goedgekeurd bedrijfsplan dient het bewijs te worden geleverd dat het bedrijfsplan specifieke maatregelen inzake vrijwillige verminderde arbeidsduur bevat;
-wat de aanmoedigingspremie voor loopbaanonderbreking betreft :
-een kopie van de onderbrekingsuitkeringskaart waarop de ingangsdatum en de duur van de onderbrekingsperiode vermeld is;
-en het bewijs dat aan de voorwaarden gesteld in artikel 5 voldaan is door het voorleggen van :
-hetzij een attest van de VDAB., de onderwijs- of vormingsinstelling waaruit de inschrijving voor, de aanvangsdatum, de duur en het aantal lesuren van de opleiding blijken;
-hetzij een uittreksel uit het bevolkingsregister waaruit de domiciliëring, de kinderen ten laste en hun geboortedatum blijken;
-hetzij een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van de persoon die een palliatieve verzorging behoeft en waaruit blijkt dat de werknemer zich bereid heeft verklaard deze palliatieve verzorging te verlenen, zonder dat hierbij de identiteit van de patiënt wordt vermeld en het bewijs van vervanging;
-hetzij het bewijs dat de werknemer start als zelfstandige;
-hetzij het bewijs van het vrijwilligerswerk;
-hetzij het bewijs van de bestuursfunctie in het sociaal-cultureel werk;
-het bewijs van vervanging voor de werknemer die een gedeeltelijke loopbaanonderbreking opneemt en de arbeidsprestaties vermindert met een vijfde of een vierde van het normaal aantal arbeidsuren van een voltijdse betrekking. "
Art.8. <BVR 1997-03-18/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 14-04-1997> Art. 11 van het voormelde besluit van 1 februari 1995 wordt vervangen door de volgende bepaling :
Art. 11. § 1. Om geldig te zijn dient de aanvraag tot het bekomen van de aanmoedigingspremie ingediend te worden binnen 6 maanden na aanvang van de loopbaanonderbreking of van de verminderde arbeidsduur.
§ 2. In afwijking van § 1 worden de aanvragen waarvan de aanvangsdatum van de verminderde arbeidsduur of van de loopbaanonderbreking valt tussen 1 januari 1995 en de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad ontvankelijk beschouwd indien zij worden ingediend uiterlijk voor het verstrijken van de maand volgend op de maand van bekendmaking.
§ 3. Na betalingsopdracht door de administratie wordt de premie voor het voorbije kwartaal aan de rechthebbende werknemer uitgekeerd.
Art.9. Het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 1996 tot voortzetting van de maatregelen houdende de aanmoediging in het Vlaamse Gewest van de wedertewerkstelling van uitkeringsgerechtigde volledig werklozen of van de daarmee gelijkgestelde personen door middel van herverdeling van de arbeid, wordt opgeheven.
Art.10. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1996, met uitzondering van artikel 1, 1°, b), dat in werking treedt op 1 november 1996.
Art. 11. De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 22 oktober 1996.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling,
Th. KELCHTERMANS