28 FEBRUARI 1993. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het organiek statuut van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 02-03-1993 en tekstbijwerking tot 25-07-2007)
Art. 1, 1bis, 1ter, 2-5, 5bis, 6-9, 9bis, 10-15
1994021152 1995021014 1995021015 1995021063 1996021151 1996021258 2001012857 2002021492 2003021115 2006203920 2007201228 2007202386 2007A02386
Artikel 1. § 1. (Het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, hierna "het Centrum" genoemd, wordt bestuurd door een raad van bestuur die samengesteld is uit :
1) 10 Franstalige leden;
2) 10 Nederlandstalige leden;
3) 1 Duitstalig lid.) <KB 2001-08-24/43, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 30-09-2001>
§ 2. De leden van de raad van bestuur worden gekozen omwille van hun deskundigheid, hun ervaring, hun onafhankelijkheid en hun moreel gezag.
Zij worden door Ons benoemd, bij in Ministerraad overlegd besluit, op voorstel van de Eerste Minister, rekening houdend met de voorwaarde bepaald in § 3.
Uit de leden van de raad van bestuur, worden 7 leden voorgedragen door (de Gemeenschaps- en GewestRegeringen), op een dubbele lijst, rekening houdend met de voorwaarde bepaald in § 3, hetzij : <KB 2001-08-24/43, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 30-09-2001>
- 2 leden door de Vlaamse (Regering); <KB 2001-08-24/43, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 30-09-2001>
- 1 lid door de Franse (Gemeenschapsregering); <KB 2001-08-24/43, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 30-09-2001>
- 1 lid door de Waalse (Gewestregering); <KB 2001-08-24/43, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 30-09-2001>
- 2 leden door de (Regering) van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest die elk tot een verschillende taalrol behoren; <KB 2001-08-24/43, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 30-09-2001>
- 1 lid door de (Regering) van de Duitstalige Gemeenschap. <KB 2001-08-24/43, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 30-09-2001>
§ 3. Voor elk toe te kennen mandaat, dient de kandidatuur van minstens één man en één vrouw voorgedragen te worden.
§ 4. De voorzitter en de ondervoorzitter van de raad van bestuur, die elk tot een verschillende taalrol behoren, worden door Ons benoemd, bij in Ministerraad overlegd besluit, in de schoot van de raad van bestuur.
(Indien de voorzitter afwezig is of verhinderd, neemt de ondervoorzitter het voorzitterschap van de raad van bestuur op zich.) <KB 1996-05-20/31, art. 1, 1°, 003; Inwerkingtreding : 31-05-1996>
§ 5. De voorzitter, de ondervoorzitter en de leden van de raad van bestuur worden benoemd voor zes jaar. Hun mandaat kan worden hernieuwd.
Bij de eerste benoeming van de leden van de raad van bestuur wordt de helft van de leden aangeduid voor een termijn van drie jaar.
(§ 6. Elk werkend lid heeft een plaatsvervanger die hem in geval van afwezigheid vervangt.
De plaatsvervangende leden worden door Ons benoemd, bij in Ministerraad overlegd besluit, rekening houdend met de voorwaarde bepaald in § 2, eerste lid.
Wanneer een werkend lid om enige reden zijn mandaat niet kan beëindigen, wordt het lid dat hem vervangt tot werkend lid benoemd en wordt een nieuw plaatsvervangend lid benoemd voor de verdere duur van het mandaat.
Bij de eerste benoeming van de plaatsvervangende leden, worden deze benoemd voor de verdere duur van het mandaat van de werkende leden.) <KB 1995-02-09/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 22-02-1995>
(§ 7. (Het mandaat van effectief lid of van plaatsvervangend lid evenals dat van directeur, adjunct-directeur of coördinator zijn onverenigbaar met :) <KB 2001-08-24/43, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 30-09-2001>
- het mandaat van lid van één van de Federale Kamers, of van een Gemeenschaps- of Gewestraad;
- het mandaat van lid van de Federale Regering, van een Gemeenschaps- of Gewestregering, en voor wat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreft, het mandaat van Gewestelijk Staatssecretaris;
- de hoedanigheid van personeelslid van het Commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen, of van de Dienst vreemdelingenzaken;
- de hoedanigheid van lid van de Vaste Beroepscommissie voor vluchtelingen.
In afwijking van het eerste lid, eerste streepje, kunnen de leden van één van de Federale Kamers of van een Gemeenschaps- of Gewestraad, die lid zijn van de raad van bestuur, hun mandaat voltooien.) <KB 1996-05-20/31, art. 1, 2°, 003; Inwerkingtreding : 31-05-1996>
(§ 8. Het mandaat van directeur, adjunct-directeur of coördinator is onverenigbaar met dat van effectief of plaatsvervangend lid van de raad van bestuur.) <KB 2001-08-24/43, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 30-09-2001>
Art. 1bis. <Ingevoegd bij KB 2001-08-24/43, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 30-09-2001> Er wordt een college opgericht, samengesteld uit :
1) een directeur en een adjunct-directeur van een verschillende taalrol;
2) vier coördinatoren paritair ingedeeld per taalrol.
Art. 1ter. <Ingevoegd bij KB 2001-08-24/43, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 30-09-2001> § 1. De directeur, de adjunct-directeur en de coördinatoren worden voor een hernieuwbaar mandaat van zes jaar door Ons benoemd, bij een in Ministerraad overlegd besluit, op gemotiveerd advies van de raad van bestuur.
§ 2. De vacature van de functies bedoeld in § 1 wordt door een bericht in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Dit bericht nodigt de kandidaten uit om hun aanspraken te doen gelden en stelt de termijn voor het indienen van de kandidaturen vast.
(De Eerste Minister bezorgt de kandidaturen bedoeld in het voorgaande lid aan de raad van bestuur die een advies moet uitbrengen binnen een termijn van drie maanden, ingaande op de dag waarop de kandidaturen aan de raad werden bezorgd.) <KB 2007-04-30/51, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 04-08-2007>
Indien het advies niet werd verstrekt binnen de in het 3e lid vastgestelde termijn, wordt het over het hoofd gezien.
Art.2. Het huishoudelijk reglement van de raad van bestuur wordt door deze raad vastgesteld en door Ons goedgekeurd.
Art.3. Het bedrag van de presentiegelden en reiskosten toegekend aan de voorzitter, de ondervoorzitter en de (werkende en plaatsvervangende leden) van de raad van bestuur wordt door Ons vastgesteld. <KB 1995-02-09/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 22-02-1995>
Art.4. § 1. De raad van bestuur beschikt over alle bevoegdheden, die voor de werking en de uitvoering van de opdrachten van het Centrum vereist zijn.
Hij maakt het ontwerp van begroting op en bepaalt de behoeften aan personeel van het Centrum, binnen de beschikbare kredieten.
Binnen dit kader stelt hij inzonderheid het organogram op en bepaalt hij, per functie, een gedetailleerde functiebeschrijving en een deskundigheidsprofiel, binnen een termijn van drie maanden na zijn aanstelling.
§ 2. Hij kan bepaalde bevoegdheden overdragen (aan de leden van het college). <KB 2001-08-24/43, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 30-09-2001>
Deze delegaties zijn in de tijd beperkt en kunnen op elk ogenblik door de raad van bestuur ingetrokken worden.
Bij hoogdringendheid kan de directeur elke beslissing nemen die nodig blijkt in het kader van de opdrachten en de werking van het Centrum.
Deze beslissing dient binnen de vijf dagen schriftelijk te worden medegedeeld aan de voorzitter van de raad van bestuur en wordt ambtshalve op de agenda geplaatst van de eerstvolgende raad van bestuur.
Art.5. <KB 2001-08-24/43, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 30-09-2001> § 1. Het algemeen beleid van het Centrum wordt bepaald door de raad van bestuur De raad van bestuur bepaalt de functies van de coördinatoren.
§ 2. Het college bepaalt de taken en de verantwoordelijkheden van de coördinatoren.
§ 3. De directeur en de adjunct-directeur geven jaarlijks rekenschap aan de raad van bestuur over de uitvoering van het algemeen beleid van het Centrum op grond van het verslag dat wordt opgesteld door het college.
§ 4. Zij worden gezamenlijk belast met de uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur waarvan zij het secretariaat waarnemen, met het dagelijks bestuur en het voeren van het algemeen beleid van het Centrum.
§ 5. De leden van het college wonen de beraadslagingen van de raad van bestuur bij en hebben een raadgevende stem".
§ 6. Het college zal jaarlijks een verslag opstellen betreffende het uitvoeren van het algemeen beleid van het Centrum.
Art. 5bis. <Ingevoegd bij KB 2007-04-30/51, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 04-08-2007> § 1. De raad van bestuur kan slechts geldig beslissen wanneer ten minste de meerderheid van de stemgerechtigde leden de vergadering bijwonen.
Is dit quorum niet bereikt dan kan de raad van bestuur over dezelfde agenda geldig beraadslagen en beslissen, ongeacht het aantal aanwezige leden binnen een termijn die ze zelf bepaalt doch die niet korter mag zijn dan 72 uur. De uitnodiging zal de aard van de vergadering aangeven.
De beslissingen van de raad van bestuur worden genomen met volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Onder uitgebrachte stemmen worden stemmen voor en tegen verstaan, onthoudingen niet meegerekend.
Er mag niet bij volmacht of per brief worden gestemd.
Bij staking van stemmen is het voorstel verworpen.
§ 2. De stemming geschiedt bij handopsteken.
Er wordt evenwel tot een geheime stemming overgegaan :
1° op verzoek van de voorzitter of van ten minste tweederde van de leden;
2° bij het nemen van beslissingen over personen.
Art.6. Voor het vervullen van zijn opdrachten beschikt het Centrum over personeel dat bij overeenkomst wordt aangeworven.
Het personeel wordt binnen de beschikbare kredieten aangeworven op basis van de functie-beschrijvingen bedoeld in artikel 4, § 1, tweede en derde lid.
De raad van bestuur of (de leden van het college) die delegatie heeft ontvangen, beslist over deze aanwervingen, op gunstig advies van de Regeringscommissaris. <KB 2001-08-24/43, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 30-09-2001>
Art.7. Het personeelskader en het taalkader worden door Ons vastgesteld, op basis van het organogram en de functiebeschrijvingen, bedoeld in artikel 4, § 1, tweede en derde lid.
Art.8. Op vraag van het Centrum zelf, kan personeel van de administraties van het Rijk, de Gemeenschappen en de Gewesten ter beschikking worden gesteld van het Centrum, na gunstig advies van de Regeringscommissaris.
Het rijkspersoneel wordt ter beschikking gesteld van het Centrum onder de voorwaarden bepaald in het koninklijk besluit van (19 november 1998 betreffende de verloven toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen), gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 december 1971, 2 april 1979 en 19 september 1991. <KB 2001-08-24/43, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 30-09-2001>
Het personeel van de diensten van de Gemeenschaps- en Gewestexecutieven wordt ter beschikking gesteld van het Centrum volgens de bepalingen van hun statuut die de opdrachten regelen.
Art.9. Bij het Centrum wordt door Ons een Regeringscommissaris benoemd.
De Regeringscommissaris zal toezicht hebben op alle beslissingen met budgettaire of financiële weerslag en zal daartoe uitgenodigd worden de vergaderingen van de raad van bestuur bij te wonen, met raadgevende stem.
De Regeringscommissaris kan, binnen de vier vrije dagen, een gemotiveerd beroep instellen bij de Eerste Minister tegen elke beslissing met een budgettaire of financiële weerslag die hij in tegenspraak acht met de wet of dit besluit.
Dit beroep werkt schorsend. Indien binnen de termijn van tien vrije dagen te rekenen vanaf de vergadering waarop de beslissing werd genomen, voor zover de Regeringscommissaris de vergadering bijwoonde, en, in het tegenovergesteld geval, vanaf de dag waarop hij er kennis van heeft gekregen, de Eerste Minister de nietigverklaring niet heeft uitgesproken, wordt de beslissing definitief.
De directeur wordt op de hoogte gebracht van de schorsing.
Bij aan de directeur betekende beslissing van de Eerste Minister kan die periode van tien dagen met vijf dagen worden verlengd.
De nietigverklaring van de beslissing wordt door de Eerste Minister aan de directeur betekend.
De schorsingen en de beslissingen van de Eerste Minister worden aan de leden van de raad van bestuur onverwijld ter kennis gebracht.
Art. 9bis. <Ingevoegd bij KB 2007-04-30/51, art. 3; Inwerkingtreding : 04-08-2007> De raad van bestuur duidt buiten zijn leden een bedrijfsrevisor aan, gekozen onder de leden van het Instituut voor Bedrijfsrevisoren, die, zonder zich met het bestuur in te laten, belast is met toezicht op de boekhouding van het Centrum. Hij mag kennis nemen van alle boekhoudstukken. De jaarrekeningen worden hem ter inzage gezonden anderhalve maand voor de bijeenkomst waarop de raad de rekeningen onderzoekt. Hij brengt verslag uit over deze rekeningen.
De aanduiding van de bedrijfsrevisor geschiedt voor de duur van drie jaar. Zij is vernieuwbaar.
Art.10. De financieringsmiddelen van het Centrum bestaan uit een op de Algemene Uitgavenbegroting - sectie 11 - " Diensten van de Eerste Minister " ingeschreven krediet. Dit krediet wordt bestemd voor het dekken van de uitgaven voor personeel, werking en uitrusting van het Centrum.
In zover zulks vereist is voor het vervullen van zijn opdrachten, wordt het Centrum gemachtigd :
- om schenkingen en legaten te ontvangen;
- om de opbrengsten uit activiteiten te ontvangen;
- om roerende of onroerende goederen te verkrijgen of te vervreemden.
(- om middelen uit de winsten van de Nationale Loterij te ontvangen.) <KB 1996-05-20/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 31-05-1996>
In geval van ontbinding van het Centrum, zullen de netto activa, roerende en onroerende goederen, overgemaakt worden aan de Staat.
Art.11. De Eerste Minister stelt het Centrum het materieel ter beschikking waarover het Koninklijk Commissariaat voor het migrantenbeleid beschikte, in uitvoering van artikel 6 van het koninklijk besluit van 7 maart 1989 tot benoeming van een Koninklijk Commissaris en een Adjunct Koninklijk Commissaris voor het migrantenbeleid.
Art.12. De Eerste Minister stelt het Centrum de gesubsidieerde contractuele personeelsleden ter beschikking waarover de koninklijk Commissaris en de Adjunct Koninklijk Commissaris voor het migrantenbeleid beschikten, overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 februari 1993 waarbij het Koninklijk Commissariaat voor het migrantenbeleid gemachtigd wordt contractuelen in dienst te nemen om te voldoen aan uitzonderlijke en tijdelijke behoeften aan personeel.
Art.13. Tot de uitvoering van de artikelen 4, § 1, tweede en derde lid, 5, § 2, 6, 7 en 8, en ten laatste tot 31 december 1993, kan de Eerste Minister het Centrum de personeelsmiddelen ter beschikking stellen waarover het Koninklijk Commissariaat voor het migrantenbeleid beschikte, in uitvoering van artikel 6 van het voormelde koninklijk besluit van 7 maart 1989.
Art.14. Dit besluit treedt in werking op 1 maart 1993.
Art. 15. Onze Eerste Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.