Details





Titel:

15 MAART 1993. - Koninklijk besluit tot uitvoering van hoofdstuk II van titel III van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, met betrekking tot de invoering van een jaarlijkse bijdrage ten laste van de vennootschappen bestemd voor het sociaal statuut der zelfstandigen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-06-1994 en tekstbijwerking tot 09-12-2022)



Inhoudstafel:


Art. 1-2, 2bis, 2ter, 2quater, 3-8, 8bis, 9-10, 10bis, 11-15
Bijlage.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder :
  1° "wet" : de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen;
  2° "vennootschap" : de vennootschappen bedoeld in artikel 88, d, van de wet;
  3° "Rijksinstituut" : het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen;
  4° "sociale verzekeringskas" : de sociale verzekeringskassen bedoeld in artikel 88, b, van de wet;
  5° "bijdragejaar" : ieder kalenderjaar waarin de vennootschap onderworpen is aan de bepalingen van hoofdstuk II van titel III van de wet;
  6° "personenvennootschap" : de vennootschappen bedoeld in artikel 88, d, van de wet, met uitzondering van de naamloze vennootschappen, de commanditaire vennootschappen op aandelen en de vennootschappen die hun maatschappelijke zetel, hun voornaamste inrichting of hun zetel van bestuur niet in België hebben en die opgericht zijn in een rechtsvorm vergelijkbaar met één van beide hierboven vermelde vennootschapsvormen.

Art.2. § 1. Ten einde aan te sluiten bij een sociale verzekeringskas moet de vennootschap een verklaring van aansluiting ondertekenen waarvan het model in bijlage is gevoegd.
  De aansluiting bij de sociale verzekeringskas moet door deze laatste onmiddellijk ter registratie aan het Rijksinstituut worden meegedeeld. Dit Instituut houdt in dit verband een geïnformatiseerd bestand van de vennootschappen bij. De goedkeuring van de registratie door het Rijksinstituut geldt als aansluiting. In geval van dubbele aansluiting wordt slechts deze als geldig beschouwd die het eerst aan het Rijksinstituut meegedeeld werd.
  § 2. De vennootschappen die, hetzij vrijwillig, hetzij ambtshalve, bij de inwerkingtreding van de wet reeds bij een sociale verzekeringskas zijn aangesloten in toepassing van hoofdstuk III van titel III van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, worden geacht aan de in artikel 89, § 1, van de wet vermelde aansluitingsplicht te hebben voldaan.

Art. 2bis.<KB 2006-04-05/34, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2006> De jaarlijkse forfaitaire bijdrage bedoeld in artikel 91 van de wet wordt [6 voor het jaar 2022]6 vastgesteld op 347,50 EUR.
  ----------
  (1)<KB 2017-05-05/01, art. 1, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (2)<KB 2018-04-27/02, art. 1, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (3)<KB 2019-03-29/06, art. 1, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (4)<KB 2020-03-25/09, art. 1, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (5)<KB 2021-03-18/17, art. 1, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (6)<KB 2022-11-29/04, art. 1, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art. 2ter.<KB 2006-04-05/34, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2006> In afwijking van artikel 2bis wordt de jaarlijkse forfaitaire bijdrage bedoeld in artikel 91 van de wet [1 [7 voor het jaar 2022]7 vastgesteld op 868,00 EUR]1 voor de vennootschappen waarvoor blijkt, op basis van gegevens verstrekt door of beschikbaar bij de Balanscentrale van de Nationale Bank van België, dat het balanstotaal van het voorlaatste afgesloten boekjaar [7 746.410,17 EUR]7 overschrijdt.
  Voor de vaststelling per vennootschap van het voorlaatste afgesloten boekjaar wordt de toestand op 1 januari van het bijdragejaar in aanmerking genomen.
  Het balanstotaal bedoeld in het eerste lid is de totale boekwaarde van de activa zoals blijkt uit het balansschema dat vastgesteld is bij koninklijk besluit op grond van artikel 92, § 1, van het Wetboek van vennootschappen.
  ----------
  (1)<KB 2012-04-23/03, art. 2, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (2)<KB 2017-05-05/01, art. 2, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (3)<KB 2018-04-27/02, art. 2, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (4)<KB 2019-03-29/06, art. 2, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (5)<KB 2020-03-25/09, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (6)<KB 2021-03-18/17, art. 2, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (7)<KB 2022-11-29/04, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art. 2quater. (opgeheven) <KB 2006-04-05/34, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2006>

Art.3.§ 1. [2 De vennootschappen, die zich in één van de hierna vermelde situaties bevinden, zijn de in artikel 91 van de wet bepaalde bijdrage niet verschuldigd en dit voor elk bijdragejaar in de loop waarvan zij zich, gedurende het ganse jaar of gedurende een deel ervan, in die situatie bevinden :
   1° zij werden bij vonnis van de rechtbank van koophandel failliet verklaard;
   2° zij maken het voorwerp uit van een procedure van gerechtelijke reorganisatie door een minnelijk akkoord, door een collectief akkoord of door overdracht onder gerechtelijk gezag, die door de bevoegde rechtbank bij vonnis geopend werd;
   3° zij bevinden zich in een toestand van vereffening en het uittreksel uit de akte die de wijze van vereffening bepaalt werd in de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.]2
  § 2. Het Rijksinstituut kan afzien van de ingebrekestelling van vennootschappen die zich in één van de in § 1 opgesomde situaties bevinden en nog niet zijn aangesloten bij een sociale verzekeringskas.
  § 3. De toepassing van de bepalingen van dit artikel kan nooit tot gevolg hebben dat een reeds betaalde bijdrage zou worden terugbetaald.
  ----------
  (1)<KB 2010-12-19/15, art. 57, 013; Inwerkingtreding : 03-02-2011>
  (2)<KB 2014-06-10/07, art. 1, 018; Inwerkingtreding : 01-04-2009>

Art.4. De vennootschappen die wensen te veranderen van sociale verzekeringskas en aan de in artikel 90 van de wet bepaalde voorwaarden voldoen, richten hiertoe een aanvraag tot de nieuwe sociale verzekeringskas waarbij zij zich wensen aan te sluiten.
  De aanvraag tot verandering dient aan de nieuwe sociale verzekeringskas overgemaakt te worden tussen 1 januari en 30 juni van het jaar dat voorafgaat aan het bijdragejaar waarop de verandering dient in te gaan. De verandering van sociale verzekeringskas dient door de nieuwe sociale verzekeringskas aan het Rijksinstituut ter registratie te worden meegedeeld uiterlijk op 30 juni van genoemd jaar.
  Elke aanvraag tot overgang die buiten de in het tweede lid vermelde termijn wordt ingediend, wordt als onbestaande beschouwd. In geval van een dubbele aanvraag tot overgang wordt slechts deze als geldig beschouwd, die eerst aan het Rijksinstituut medegedeeld werd.

Art.5. § 1. (Tenzij de betreffende gegevens reeds werden meegedeeld aan de Kruispuntbank van Ondernemingen, is de vennootschap ertoe gehouden binnen veertien dagen haar sociale verzekeringskas op de hoogte te brengen van iedere wijziging in haar rechtstoestand of in de inlichtingen die op de verklaring van aansluiting zijn vermeld.) <KB 2004-07-31/32, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 23-08-2004>
  § 2. De vennootschap, die nalaat aan de § 1 vermelde verplichting te voldoen, is aansprakelijk voor alle ten gevolge hiervan gemaakte kosten.

Art.6. § 1. De in artikel 91 van de wet bedoelde bijdrage moet binnen de in artikel 92 van de wet bepaalde termijn worden betaald aan de sociale verzekeringskas waarbij de vennootschap voor het desbetreffende bijdragejaar is aangesloten.
  § 2. Deze bijdrage wordt geacht betaald te zijn de dag waarop het bedrag ervan op het krediet van de rekening van de sociale verzekeringskas werd gebracht.
  In afwijking van voorgaand lid wordt als datum van betaling beschouwd :
  - voor de betaling in speciën aan het loket van de sociale verzekeringskas : de dag waarop de betaling in speciën aan het loket van de sociale verzekeringskas werd verricht;
  - voor de stortingen in een postkantoor : de dag waarop de storting in het postkantoor werd verricht;
  - voor de betalingen in speciën aan de advokaat of de gerechtsdeurwaarder aangesteld door de sociale verzekeringskas : de datum waarop de betaling in handen van de advokaat of de gerechtsdeurwaarder werd verricht.
  Uitgezonderd wanneer de bijdrage werd betaald op het ogenblik van de aansluiting, stuurt de sociale verzekeringskas de vennootschap een vervaldagbericht.
  § 3. De vennootschap kan het feit dat zij geen vervaldagbericht zou ontvangen hebben, niet inroepen om zich aan haar wettelijke verplichtingen te onttrekken.

Art.7. De personenvennootschappen, die ingeschreven zijn (als handelsonderneming in de Kruispuntbank van Ondernemingen) en opgericht zijn na 1 januari 1991, kunnen, gedurende de eerste drie jaar (te rekenen vanaf het jaar van hun oprichting), worden vrijgesteld van de bijdrageplicht. Ze kunnen slechts van deze vrijstelling genieten wanneer hun zaakvoerder of zaakvoerders, evenals de meerderheid van hun werkende vennoten die geen zaakvoerder zijn, in de tien jaar voorafgaand aan de oprichting van de vennootschap, ten hoogste drie jaar onderworpen zijn geweest aan het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen. <KB 1994-04-18/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 1993-01-01> <KB 2004-07-31/32, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 23-08-2004>
  De personenvennootschappen, die van deze mogelijkheid wensen gebruik te maken, moeten aan de sociale verzekeringskas waarbij ze zijn aangesloten de bewijzen overmaken dat aan de in het eerste lid bepaalde voorwaarden voldaan is.

Art.8. De in artikel 93 van de wet bedoelde verhogingen zijn ambtshalve en zonder ingebrekestelling verschuldigd.

Art. 8bis. <ingevoegd bij KB 1996-03-19/34, art.7, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1996> Op voorwaarde dat de eigenlijke bijdrage in haar geheel werd vereffend, kan de betaling van de in artikel 93 van de wet bedoelde verhoging geheel of gedeeltelijk verzaakt worden :
  1° wanneer de schuldenaar zich kan beroepen op een geval van overmacht;
  2° in andere behartigenswaardige gevallen.
  Om ontvankelijk te zijn dient de aanvraag tot verzaking van de betaling van de verhoging te worden ingediend bij de sociale verzekeringskas waarbij de vennootschap is aangesloten. De sociale verzekeringskas bezorgt deze aanvraag onverwijld aan het Rijksinstituut. Dit Instituut beslist over de verzaking en deelt haar beslissing mee aan de betrokken sociale verzekeringskas.

Art.9. Alvorens tot gerechtelijke invordering (of tot de invordering bij wijze van dwangbevel) over te gaan moeten de sociale verzekeringskassen, in ieder geval, de vennootschap een herinnering bij ter post aangetekend schrijven toesturen met vermelding van het bedrag waarop de invordering zal slaan. <KB 2006-06-13/36, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 07-07-2006>
  Deze herinnering kan gebeuren door tussenkomst van een gerechtsdeurwaarder.
  (Deze herinnering vermeldt op straffe van nietigheid dat indien de vennootschap niet tot betwisting van de van haar gevorderde bedragen overgaat of geen uitstel van betaling vraagt en verkrijgt, per bij ter post aangetekende brief binnen de maand van de kennisgeving of de betekening van de herinnering, de sociale verzekeringskas die bedragen kan invorderen door middel van een dwangbevel.
  Het toestaan van uitstel van betaling door de sociale verzekeringskas schorst de uitvaardiging van een eventueel dwangbevel alsook de gerechtelijke invordering, en dit in zoverre het tussen de sociale verzekeringskas en de vennootschap tot stand gekomen akkoord door deze laatste wordt nageleefd.) <KB 2006-06-13/36, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 07-07-2006>

Art.10. Alle bijkomende kosten die voor de sociale verzekeringskassen voortvloeien uit de verzending van herinneringen aan vennootschappen die hun bijdrage niet tijdig betalen, worden ten laste van die vennootschappen gelegd.
  Aan de vennootschappen die in toepassing van artikel 89, § 2, van de wet ambtshalve worden aangesloten, wordt voor het bijdragejaar waarin dit gebeurt een bijkomende kost van (7,5 EUR) ten laste gelegd. <KB 2000-07-20/59, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art. 10bis. <Ingevoegd bij KB 2006-06-13/36, art. 2; Inwerkingtreding : 07-07-2006> § 1. Voor de toepassing van artikel 95, § 1bis van de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen kunnen de bijdragen, evenals de verhogingen, verwijlintresten en andere aanhorigheden worden ingevorderd bij wijze van dwangbevel door de sociale verzekeringskas waaraan zij verschuldigd zijn voor zover de vennootschap de bedragen die van haar werden gevorderd niet heeft betwist of geen uitstel van betaling heeft gevraagd en verkregen volgens de in artikel 9 gestelde voorwaarden en termijn.
  § 2. De kassen gaan over tot de in vorige paragraaf bedoelde invordering bij wijze van dwangbevel volgens de modaliteiten en de procedures voorzien in artikel 47bis van het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen.

Art.11. De sociale verzekeringskassen houden 5 pct. van de geïnde bijdragen en verhogingen af, waarvan 4 pct. bestemd is om hun kosten te dekken verbonden aan de inning en de invordering en waarvan 1 pct. moet doorgestort worden aan het Rijksinstituut ten einde zijn werkingskosten te dekken.

Art.12. De sociale verzekeringskassen dragen dagelijks de bijdragen, verhogingen, alsmede het gedeelte van de werkingskosten die het Rijksinstituut toekomen, aan dit Instituut over.
  Wanneer het bedrag van de kassen niet binnen de in het eerste lid bepaalde termijn is overgemaakt, wordt per dag vertraging op het verschuldigde bedrag een verhoging van 0,045 pct. toegepast.
  Deze verhoging, die bestemd is voor het Rijksinstituut, wordt afgenomen van de bedragen die bestemd zijn om de beheers- en werkingskosten van de betrokken kas te dekken.

Art.13. § 1. De verdeling van de opbrengst van de in artikel 91 van de wet bedoelde bijdrage gebeurt, in toepassing van artikel 99 van de wet, overeenkomstig de percentages en de verdeelsleutel van toepassing op de datum waarop de bedragen die het voorwerp uitmaken van de overdracht bedoeld in artikel 12 beschikbaar zijn op de rekening van het Rijksinstituut.
  § 2. De eventuele opbrengst van de plaatsing der gestorte gelden volgt de verdeling van de gestorte bijdragen, zoals bepaald in § 1.

Art.14. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1993.

Art.15. Onze Minister van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen en Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.

Bijlage.
Art. N. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 05-06-1993, blz. 13627-13630>
  Gewijzigd bij :
  <KB 1998-03-30/35, art. 1; Inwerkingtreding : 01-07-1998. Zie M.B. 18-06-1998, p. 19840>
  <KB 2004-07-31/32, art. 6; Inwerkingtreding : 23-08-2004; zie B.S. 13-08-2004, p. 61637>