22 JANUARI 1992. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de toepassingsmodaliteiten voor de indeling van geslachte volwassen runderen. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij MB2003-11-25/32, art. 22; Inwerkingtreding : 01-01-2004) (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG2003-11-06/46, art. 34, Inwerkingtreding : 28-03-2004; opheffing bevestigd bij BWG2004-04-01/77, art. 32, Inwerkingtreding : 22-05-2004) (NOTA : Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest door <BESL2005-09-22/53, art. 31, 3°; Inwerkingtreding : 19-11-2005>) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-02-1992 en tekstbijwerking tot 09-11-2005)
Art. 1-11
BIJLAGE.
Art. N
1997016262 1999016419 2001016205 2001016246 2001016247 2001016397 2003027188 2003036223 2003200356 2004200737 2004201276 2005031378
Artikel 1. (Zie NOTA'S onder opschrift) Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1. het koninklijk besluit : het koninklijk besluit van 21 januari 1992 houdende vaststelling van het indelingsschema voor geslachte volwassen runderen;
2. De Minister : de Minister die de Landbouw onder zijn bevoegdheid heeft.
Art.2. (Zie NOTA'S onder opschrift) Het in artikel 4, § 1, van het koninklijk besluit voorgeschreven minimale slachtcijfer wordt op 10 000 geslachte volwassen runderen per jaar gebracht.
Deze afwijking wordt beperkt tot een periode van 2 jaar die ingaat op de dag waarop dit besluit van kracht wordt.
Art.3. (Zie NOTA'S onder opschrift) <MB 2001-06-29/33, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 28-07-2001> § 1. Het indelen en merken van karkassen mag alleen worden uitgevoerd door natuurlijke personen die houder zijn van een erkenning. Deze erkenning wordt hen door de Minister uitgereikt na het volgen van een opleiding, gevolgd door een evaluatie.
§ 2. De erkenning wordt alleen toegekend aan de natuurlijke personen van het interprofessioneel organisme die de opleiding volgden en slaagden in de evaluatie.
§ 3. De opleiding wordt verzekerd door het interprofessioneel organisme. Zij omvat :
1. Een theoretisch gedeelte over de reglementering en de technieken voor karkasindeling.
2. Een praktisch gedeelte van minimum drie indelingssessies in drie verschillende slachthuizen.
§ 4. De evaluatie wordt verzekerd door de Dienst.
§ 5. De aanvraag voor de in § 1 bedoelde erkenning moet naar de Dienst worden gezonden door het interprofessioneel organisme.
§ 6. De erkenning is persoonlijk en kan niet worden overgedragen aan anderen. Zij vermeldt onder andere de identiteit van de houder, zijn erkenningsnummer en de geldigheidsduur van de erkenning.
§ 7. Het behoud van de erkenning is onderworpen aan volgende voorwaarden :
1. De houder ervan moet alle reglementaire bepalingen inzake de indeling van geslachte volwassen runderen correct en volledig naleven;
2. Hij moet zich onderwerpen aan de controle door de Dienst en moet zijn onderrichtingen opvolgen.
§ 8. De erkenning kan tijdelijk of definitief worden ingetrokken wanneer de in § 7 bedoelde voorwaarden niet worden nageleefd.
Indien het om kleine tekortkomingen gaat kan echter een erkenning van beperkte duur worden toegekend. Zij kan worden gekoppeld aan de voorwaarde tot het volgen van een bijkomende opleiding.
§ 9. Om te beschikken over classificeerders in de slachthuizen waar de indeling nog niet uitgevoerd wordt door het interprofessioneel organisme, zal de Dienst als overgangsmaatregel de opleiding van classificeerders voor die slachthuizen verzekeren.
(NOTA : De wijziging van § 3 gebracht door MB 2001-12-21/84, art. 12, bevindt zich in de gearchiveerde versie 003 van dit artikel)
Art.4. (Zie NOTA'S onder opschrift) <MB 1999-11-22/46, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 18-01-2000> § 1. Het karkas moet voor de indeling, merking en weging in de volgende vorm worden aangeboden :
- met alle bedekkingsvet;
- zonder het zakvet,
-----het uiervet,
-----het hartzakje,
-----de vette nekaders;
- zonder ruggemerg;
- met de staart;
- met het middenrif en het longhaasje.
§ 2. Onverminderd het bepaalde in § 1, is het evenwel toegestaan het bedekkingsvet te verwijderen :
- op de bilnaad;
- in de anaal-genitale streek en rond de staartinplanting;
- op de puntborst;
- op de heup;
- in de rugstreek (zijnde op de lendenen, de narug, de middenrug, de voorrug, rond de schouder gaande en zonder de huidspier van de schouder te raken, en niet verder dan de lijn gaande van de punt van het vangvet tot de punt van de schouder),
- evenals het bekkenvet en het niervet.
Indien bedekkingsvet wordt verwijderd mag het spierweefsel in geen geval bloot komen te liggen.
Na de merking en weging mag geen vet van het karkas worden verwijderd tot het ogenblik dat de voor- en/of achtervoeten worden uitgebeend.
De hierboven beschreven aanbiedingsvorm is weergegeven in de bijlage aan dit besluit.
§ 3. De in artikel 3, § 1, punten 2 en 3, van het koninklijk besluit bedoelde indeling mag worden uitgebreid met ten hoogste drie subklassen. Zij worden aangegeven met de tekens -, O of =, +, volgens toenemende mate van bevleesdheid, respectievelijk vetheid, en moeten direct volgen op de letter of het cijfer van de betrokken klasse.
Art.5. (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Het merken van de indeling, voorzien bij artikel 7 van het koninklijk besluit mag gebeuren door middel van etiketten, op voorwaarde dat volgende vermeldingen erop voorkomen :
1. het E.E.G.-erkenningsnummer van het slachthuis bedoeld bij artikel 1 van het koninklijk besluit;
2. (het individualiseringsnummer van het karkas dat is opgelegd krachtens de wetgeving betreffende de voldoening van de belasting over de toegevoegde waarde ten aanzien van vlees van dieren onderworpen aan slachthandelingen;) <MB 1997-09-26/31, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 22-10-1997>
3. de slachtdatum;
4. het gewicht van het warme karkas;
5. het resultaat van de indeling.
§ 2. (De letters en cijfers die de indeling aanduiden moeten minstens 8 mm hoog zijn.) <MB 2001-06-29/33, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 28-07-2001>
§ 3. De etiketten moeten stevig bevestigd zijn op het karkas :
- voor de achtervoeten is dit op de plaats vermeld in artikel 7, § 4, van het koninklijk besluit;
- voor de voorvoeten is dit op de buitenzijde.
§ 4. Overeenkomstig artikel 7, § 3 en 5, van het koninklijk besluit moeten de etiketten leesbaar blijven en mogen zij niet worden verwijderd vóór de ontbening van de karkassen of voeten.
Art.6. (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. In toepassing van artikel 9, § 1, van het koninklijk besluit, moeten de weegbanden, naast de gegevens die worden voorgeschreven door het ministerieel besluit van 28 augustus 1973 met betrekking tot de automatische weegtoestellen te gebruiken in de slachthuizen voor de toepassing van de belasting op de toegevoegde waarde bij de beschrijving van de diersoort het resultaat van de indeling vermelden. Bovendien moet het erkenningsnummer van de classificeerder die de karkassen heeft ingedeeld worden aangegeven.
§ 2. De weegbanden waarop deze gegevens zijn vermeld moeten ten minste worden bewaard tot het einde van het jaar dat volgt op het lopende jaar.
Art.7. (Zie NOTA'S onder opschrift) <MB 1997-09-26/31, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 22-10-1997> (§ 1. Het interprofessioneel organisme deelt ten laatste de vijfentwintigste van elke maand de resultaten van de indeling van de vorige maand mee aan de Dienst.
Deze resultaten moeten worden aangeboden in de door de Dienst voorgeschreven vorm.
Het meegedeelde karkasgewicht is het koud gewicht; het koud gewicht is gelijk aan het warm gewicht verminderd met 2 %.
§ 2. Als overgangsmaatregelen moeten de slachthuizen, waar de indeling nog niet verzekerd wordt door het interprofessioneel organisme, ten laatste de vijfentwintigste van elke maand de resultaten van de indeling van de vorige maand meedelen aan de Dienst.
Deze resultaten moeten worden voorgesteld in de door de Dienst voorgeschreven vorm.
Het meegedeelde karkasgewicht is het koud gewicht; het koud gewicht is gelijk aan het warm gewicht verminderd met 2 %.) <MB 2001-06-29/33, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 28-07-2001>
Art.8. (Zie NOTA'S onder opschrift) (Onverminderd de wet van 28 maart 1975 worden de ambtenaren van de Dienst Fokkerij en vlees van het Bestuur voor de Dierengezondheid en de Kwaliteit van de dierlijke producten (DG5) en van de Dienst dierlijke producten van het Bestuur voor het Landbouwbeleid (DG2) van het Ministerie van Middenstand en Landbouw belast met het toezicht op de toepassing van de bepalingen betreffende het indelen van geslachte volwassen runderen.) <MB 1997-09-26/31, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 22-10-1997>
De personen die, bij het uitoefenen van hun functie, tussenkomen bij het inzamelen, registreren en bewaren van de in artikel 6 bedoelde gegevens, moeten de nodige voorzorgen nemen om er voor te zorgen dat al de door de slachthuizen verstrekte individuele gegevens vertrouwelijk blijven.
Art.9. (Zie NOTA'S onder opschrift) (Het slachthuis, het interprofessioneel organisme en de erkende classificeerder zijn verplicht aan de door hierboven vermelde diensten aangewezen personen de nodige bijstand te verlenen bij de uitoefening van hun controletaken.
Deze bijstand bestaat er met name in dat zij hen vrije toegang verlenen tot alle installaties van het slachthuis en hen de documenten en gegevens met betrekking tot de indeling voorleggen.) <MB 2001-06-29/33, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 28-07-2001>
Art.10. (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. Er wordt een Commissie opgericht voor de classificatie, de interventie en de prijsnotering (CLIP-Commissie genoemd). Zij is samengesteld uit vertegenwoordigers van de verschillende departementen en officiële instanties die direct bij de toepassing van de classificatie, de interventie en de prijsnotering van geslachte volwassen runderen zijn betrokken.
§ 2. (Zijn vertegenwoordigd in de CLIP-Commissie :
1. Voor het Ministerie van Middenstand en Landbouw : de Dienst dierlijke producten van het Bestuur voor Landbouwpolitiek (DG2), de Dienst Fokkerij en vlees van het Bestuur voor de Dierengezondheid en de Kwaliteit van de dierlijke producten (DG5) en de Dienst Ontwikkeling dierlijke productie van het Bestuur Onderzoek en Ontwikkeling (DG6).
2. Voor het Ministerie van Economische Zaken : het Bestuur Economische Inspectie.
3. Het Instituut voor Veterinaire Keuring.
4. Het Belgisch Interventie- en Restitutiebureau.
5. De Werkgroep voor vleesproductie en karkasclassificatie van de Universiteit Gent.) <MB 1997-09-26/31, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 22-10-1997>
§ 3. Het voorzitterschap en het secretariaat worden verzekerd door de Dienst Dierlijke Produkten.
§ 4. Aan de CLIP-Commissie worden de volgende opdrachten toegewezen :
1. coördineren van de maatregelen met betrekking tot de indeling, de interventie en de prijsnotering van geslachte runderen.
2. evalueren van de praktische uitvoering van die maatregelen.
3. raadgeven bij het ontwerpen van nieuwe maatregelen.
4. toezien op de opleiding en de erkenningen.
5. toezien op de controles.
6. raadgeven in gevallen van betwisting.
Art.11. (Zie NOTA'S onder opschrift) Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1992.
BIJLAGE.
Art. N. (Zie NOTA'S onder opschrift) <Ingevoegd bij MB 1999-11-22/46, art. 1; Inwerkingtreding : 18-01-2000> (Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 18-01-2000, p. 1740-1741).