Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

25 JANUARI 2012. - Koninklijk besluit tot wijziging van verscheidene bepalingen ter omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad, met het oog op het gedeeltelijk omzetten van Richtlijn 2011/15/EU van de Commissie van 23 februari 2011 tot wijziging van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 4 augustus 1981 houdende politie- en scheepvaartreglement voor de Belgische territoriale zee, de havens en de stranden van de Belgische kust
Art. 2-5
HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 houdende scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen
Art. 6-9
HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 houdende politiereglement van de Beneden-Zeeschelde
Art. 10-13
HOOFDSTUK V. - Wijziging van het koninklijk besluit van 17 september 2005 tot omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatie-systeem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad
Art. 14-15
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art. 16-17



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1973072013  1981001557  1992014252  1992014254  2005014166 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement
Artikel 1. In bijlage XXV van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 september 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de bepalingen onder I., 1, 2 en 3, worden vervangen als volgt :
  " I. - AUTOMATISCHE IDENTIFICATIESYSTEMEN
  1. Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle andere schepen met een brutotonnenmaat van 300 of meer, die internationale reizen maken en een Belgische haven aandoen, moeten zijn uitgerust met een automatisch identificatiesysteem (hierna AIS), overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag 1974.
  2. Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle andere schepen met een brutotonnenmaat van 300 of meer, die niet-internationale reizen maken, moeten zijn uitgerust met een AIS overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag 1974.
  3. a) Passagiersschepen van minder dan 15 meter lang of met een brutotonnenmaat van minder dan 300 die niet-internationale reizen maken, worden vrijgesteld van de toepassing van de in deze bijlage vastgestelde voorschriften inzake AIS.
  b) Schepen, andere dan passagiersschepen, met een brutotonnenmaat van 300 of meer, maar met een brutotonnenmaat van minder dan 500, die enkel varen op de Belgische binnenwateren en buiten de routes die gewoonlijk door met AIS uitgeruste schepen worden gebruikt, worden vrijgesteld van de in deze bijlage opgenomen voorschriften inzake AIS. ";
  2° de bepalingen onder II., 1, 2 en 3, worden vervangen als volgt :
  " II. - REISGEGEVENSRECORDERSYSTEMEN
  " 1. Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle andere schepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer, die internationale reizen maken en een Belgische haven aandoen, moeten zijn uitgerust met een reisgegevensrecorder (hierna VDR), overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag 1974. Vrachtschepen die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd, mogen zijn uitgerust met een vereenvoudigde reisgegevensrecorder (hierna S-VDR) overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag 1974.
  2. a) Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle andere schepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer, die op of na 1 juli 2002 zijn gebouwd en niet-internationale reizen maken, moeten zijn uitgerust met een VDR overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag 1974.
  b) Vrachtschepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd en die niet-internationale reizen maken, moeten worden uitgerust met een VDR of S-VDR overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag 1974.
  3. a) Passagiersschepen die uitsluitend worden gebruikt voor reizen in andere zeegebieden, dan die van klasse A, zoals bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 maart 2002 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen die voor binnenlandse reizen worden gebruikt en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 november 1981 betreffende voorschriften voor passagiersschepen die geen internationale reis maken en die uitsluitend in een beperkt vaargebied langs de kust varen en van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement, worden vrijgesteld van de verplichting om met een VDR te worden uitgerust.
  b) Schepen, andere dan ro-ro-passagiersschepen, die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd, worden vrijgesteld van de verplichting om met een VDR te worden uitgerust als kan worden aangetoond aan de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe aangesteld is dat de interfacing tussen een VDR en de bestaande uitrusting van het schip onredelijk en onuitvoerbaar is.
  c) Vrachtschepen die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd en die internationale of niet-internationale reizen maken, worden vrijgesteld van de verplichting om met een S-VDR te worden uitgerust als dergelijke schepen permanent buiten dienst worden gesteld binnen twee jaar na de in hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag 1974 gespecificeerde tenuitvoerleggingsdatum. "

HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 4 augustus 1981 houdende politie- en scheepvaartreglement voor de Belgische territoriale zee, de havens en de stranden van de Belgische kust
Art.2. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 4 augustus 1981 houdende politie- en scheepvaartreglement voor de Belgische territoriale zee, de havens en de stranden van de Belgische kust, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 september 2010, wordt het tweede lid vervangen als volgt :
  " Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatie-systeem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad, gewijzigd bij Richtlijn 2009/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 en bij Richtlijn 2011/15/EU van de Commissie van 23 februari 2011. "

Art.3. In artikel 7quater van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 september 2010, worden de paragrafen 1, 2 en 3 vervangen als volgt :
  " § 1. Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle andere vaartuigen met een brutotonnenmaat van 300 of meer, die internationale reizen maken en een haven van de Belgische kust aandoen, moeten zijn uitgerust met een automatisch identificatiesysteem (hierna AIS) overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag.
  § 2. Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle andere vaartuigen met een brutotonnenmaat van 300 of meer, die niet-internationale reizen maken, moeten zijn uitgerust met een AIS overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag.
  § 3. Passagiersschepen van minder dan 15 meter lang of met een brutotonnenmaat van minder dan 300 die niet-internationale reizen maken, worden vrijgesteld van de toepassing van de in dit artikel vastgestelde voorschriften inzake AIS.
  Vaartuigen, andere dan passagiersschepen, met een brutotonnenmaat van 300 of meer, maar met een brutotonnenmaat van minder dan 500, die enkel varen op de Belgische binnenwateren en buiten de routes die gewoonlijk door met AIS uitgeruste vaartuigen worden gebruikt, worden vrijgesteld van de in dit artikel opgenomen uitrustingsvereisten inzake AIS. "

Art.4. Artikel 7septies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 september 2010, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 7septies. Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle andere vaartuigen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer, die internationale reizen maken en een haven van de Belgische kust aandoen, moeten zijn uitgerust met een reisgegevensrecorder (hierna VDR), overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag. Vrachtschepen die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd, mogen zijn uitgerust met een vereenvoudigde reisgegevensrecorder (hierna S-VDR) overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag.
  Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle andere vaartuigen, met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer, die op of na 1 juli 2002 zijn gebouwd en die niet-internationale reizen maken, moeten zijn uitgerust met een VDR overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag.
  Vrachtschepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd en die niet-internationale reizen maken, moeten worden uitgerust met een VDR of een S-VDR overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag.
  Passagiersschepen die uitsluitend worden gebruikt voor reizen in andere zeegebieden dan die van klasse A, zoals bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 maart 2002 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen die voor binnenlandse reizen worden gebruikt en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 november 1981 betreffende voorschriften voor passagiers-schepen die geen internationale reis maken en die uitsluitend in een beperkt vaargebied langs de kust varen en van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectie-reglement, worden vrijgesteld van de verplichting om met een VDR te zijn uitgerust.
  Vaartuigen, andere dan ro-ro-passagiersschepen, die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd, worden vrijgesteld van de verplichting om met een VDR te worden uitgerust als kan worden aangetoond aan de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe aangesteld is dat de interfacing tussen een VDR en de bestaande uitrusting van het vaartuig onredelijk en onuitvoerbaar is.
  Vrachtschepen die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd en die internationale of niet-internationale reizen maken, worden vrijgesteld van de verplichting om met een S-VDR te worden uitgerust als dergelijke schepen permanent buiten dienst worden gesteld binnen twee jaar na de in hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag gespecificeerde tenuitvoerleggings-datum.
  Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van dit artikel niet van toepassing op :
  a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;
  b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;
  c) bunkers op vaartuigen met een brutotonnenmaat van minder dan 1 000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle vaartuigen. "

Art.5. In artikel 26bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 september 2010, wordt de bepaling onder b) vervangen als volgt :
  " b) voor de in bijlage I bij het Marpol Verdrag genoemde stoffen, het veiligheids-informatieblad waarop de fysisch-chemische eigenschappen van de producten zijn vermeld, waar van toepassing, met inbegrip van hun viscositeit, uitgedrukt in cSt bij 50 ° C en hun dichtheid bij 15 ° C, alsook de andere gegevens die conform Resolutie MSC.286(86) van de I.M.O. op het veiligheidsinformatieblad staan; ".

HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 houdende scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen
Art.6. In artikel 1, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 23 september 1992 houdende scheepvaartreglement voor het Kanaal van Gent naar Terneuzen, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 september 2010, wordt de zin " Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2009/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad, gewijzigd bij Richtlijn 2009/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009. ", vervangen als volgt :
  " Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatie-systeem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad, gewijzigd bij Richtlijn 2009/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 en bij Richtlijn 2011/15/EU van de Commissie van 23 februari 2011. "

Art.7. In artikel 43sexies, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 september 2010, wordt de bepaling onder b) vervangen als volgt :
  " b) voor de in bijlage I bij het Marpol Verdrag genoemde stoffen, het veiligheids-informatieblad waarop de fysisch-chemische eigenschappen van de producten zijn vermeld, waar van toepassing, met inbegrip van hun viscositeit, uitgedrukt in cSt bij 50 ° C en hun dichtheid bij 15 ° C, alsook de andere gegevens die conform Resolutie MSC.86(86) van de IMO op het veiligheidsinformatieblad staan; ".

Art.8. In artikel 43decies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 september 2010, worden de paragrafen 1, 2 en 3 vervangen als volgt :
  " § 1. Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle andere schepen met een brutotonnenmaat van 300 of meer, die internationale reizen maken en die naar zee varen of de Gentse haven aandoen, moeten uitgerust zijn met een automatisch identificatiesysteem (hierna AIS) overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag.
  § 2. Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle andere schepen met een brutotonnenmaat van 300 of meer, die niet-internationale reizen maken, moeten zijn uitgerust met een AIS overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag.
  § 3. Passagiersschepen van minder dan 15 meter lang of met een brutotonnenmaat van minder dan 300 die niet-internationale reizen maken, worden vrijgesteld van de toepassing van de in dit artikel vastgestelde voorschriften inzake AIS.
  Schepen, andere dan passagiersschepen, met een brutotonnemaat van 300 of meer, maar met een brutotonnenmaat van minder dan 500, die enkel varen op de Belgische binnenwateren van een lidstaat en buiten de routes die gewoonlijk door met AIS uitgeruste schepen worden gebruikt, worden vrijgesteld van de in dit artikel opgenomen uitrustingsvereisten inzake AIS. ".

Art.9. Artikel 43undecies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 september 2010, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 43undecies. Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle andere schepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer, die internationale reizen maken en naar zee varen of de Gentse haven aandoen, moeten zijn uitgerust met een reisgegevensrecorder (hierna VDR), overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag. Vrachtschepen die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd, mogen zijn uitgerust met een vereenvoudigde reisgegevensrecorder (hierna S-VDR) overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag.
  Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle andere schepen, met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer, die op of na 1 juli 2002 zijn gebouwd en die niet-internationale reizen maken, moeten zijn uitgerust met een VDR overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag.
  Vrachtschepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd en die niet-internationale reizen maken, moeten worden uitgerust met een VDR of een S-VDR overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag.
  Passagiersschepen die uitsluitend worden gebruikt voor reizen in andere zeegebieden dan die van klasse A, zoals bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 maart 2002 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen die voor binnenlandse reizen worden gebruikt en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 november 1981 betreffende voorschriften voor passagiersschepen die geen internationale reis maken en die uitsluitend in een beperkt vaargebied langs de kust varen en van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectie-reglement, worden vrijgesteld van de verplichting om met een VDR te zijn uitgerust.
  Schepen, andere dan ro-ro-passagiersschepen, die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd, worden vrijgesteld van de verplichting om met een VDR te worden uitgerust als kan worden aangetoond aan de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe aangesteld is dat de interfacing tussen een VDR en de bestaande uitrusting van het schip onredelijk en onuitvoerbaar is.
  Vrachtschepen die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd en die internationale of niet-internationale reizen maken, worden vrijgesteld van de verplichting om met een S-VDR te worden uitgerust als dergelijke schepen permanent buiten dienst worden gesteld binnen de twee jaar na de in hoofdstuk V van het SOLAS-verdrag gespecificeerde tenuitvoer-leggingsdatum.
  Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van dit artikel niet van toepassing op :
  a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst bij een lid-Staat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;
  b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;
  c) bunkers op schepen met een brutotonnenmaat van minder dan 1 000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle schepen. ".

HOOFDSTUK IV. - Wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 houdende politiereglement van de Beneden-Zeeschelde
Art.10. In artikel 1, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 23 september 1992 houdende politiereglement van de Beneden-Zeeschelde, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 september 2010, wordt de zin " Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van de Richtlijn 93/75/EEG van de Raad, gewijzigd bij Richtlijn 2009/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009. ", vervangen als volgt :
  " Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatie-systeem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad, gewijzigd bij Richtlijn 2009/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 en bij Richtlijn 2011/15/EU van de Commissie van 23 februari 2011. "

Art.11. In artikel 3quater van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 september 2010, worden de paragrafen 1, 2 en 3 vervangen als volgt :
  " § 1. Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle andere schepen met een brutotonnenmaat van 300 of meer, die internationale reizen maken en die naar zee varen of de haven van Antwerpen, Brussel of Luik aandoen, moeten zijn uitgerust met een automatisch identificatiesysteem (hierna AIS), overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-Verdrag.
  § 2. Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en andere schepen met een brutotonnenmaat van 300 of meer, die niet-internationale reizen maken, moeten zijn uitgerust met een AIS overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-Verdrag.
  § 3. Passagiersschepen van minder dan 15 meter lang of een brutotonnenmaat van minder dan 300 die niet-internationale reizen maken, worden vrijgesteld van de toepassing van de in dit artikel vastgestelde voorschriften inzake AIS.
  Schepen, andere dan passagiersschepen, met een brutotonnenmaat van 300 of meer, maar minder dan een brutotonnenmaat van 500, die enkel varen op de Belgische binnenwateren en buiten de routes die gewoonlijk door met AIS uitgeruste schepen worden gebruikt, worden vrijgesteld van de in dit artikel opgenomen uitrustingsvereisten inzake AIS. "

Art.12. Artikel 3septies van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 september 2005 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 september 2010, wordt vervangen als volgt :
  " Art. 3septies. Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle andere schepen, met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer, die internationale reizen maken en die naar zee varen of de haven van Antwerpen, Brussel of Luik aandoen, moeten zijn uitgerust met een reisgegevensrecorder (hierna VDR), overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-Verdrag. Vrachtschepen die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd, mogen zijn uitgerust met een vereenvoudigde reisgegevensrecorder (hierna S-VDR) overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-Verdrag.
  Passagiersschepen, ongeacht hun omvang, en alle andere schepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer, die op of na 1 juli 2002 zijn gebouwd en die niet-internationale reizen maken, moeten zijn uitgerust met een VDR overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-Verdrag.
  Vrachtschepen met een brutotonnenmaat van 3 000 of meer die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd en die niet-internationale reizen maken, moeten worden uitgerust met een VDR of een S-VDR overeenkomstig de technische en prestatienormen van hoofdstuk V van het SOLAS-Verdrag.
  Passagiersschepen die uitsluitend worden gebruikt voor reizen in andere gebieden dan die van klasse A, zoals bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 maart 2002 inzake veiligheidsvoorschriften en -normen voor passagiersschepen die voor binnenlandse reizen worden gebruikt en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 november 1981 betreffende voorschriften voor passagiers-schepen die geen internationale reis maken en die uitsluitend in een beperkt vaargebied langs de kust varen en van het koninklijk besluit van 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectie-reglement, worden vrijgesteld van de verplichting om met een VDR te zijn uitgerust.
  Schepen, andere dan ro-ro-passagiersschepen, die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd, worden vrijgesteld van de verplichting om met een VDR te worden uitgerust als kan worden aangetoond aan de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaar die daartoe aangesteld is dat de interfacing tussen een VDR en de bestaande uitrusting van het schip onredelijk en onuitvoerbaar is.
  Vrachtschepen die vóór 1 juli 2002 zijn gebouwd en die internationale of niet-internationale reizen maken, worden vrijgesteld van de verplichting om met een S-VDR te worden uitgerust als dergelijke schepen permanent buiten dienst worden gesteld binnen de twee jaar na de in hoofdstuk V van het SOLAS-Verdrag gespecificeerde tenuitvoer-leggingsdatum.
  Tenzij anders bepaald, zijn de bepalingen van dit artikel niet van toepassing op :
  a) oorlogsschepen, marinehulpschepen of andere schepen die eigendom zijn van of in dienst bij een lidstaat en die worden gebruikt voor een niet-commerciële openbare dienst;
  b) vissersschepen, traditionele schepen en pleziervaartuigen met een lengte van minder dan 45 meter;
  c) bunkers op schepen met een brutotonnenmaat van minder dan 1 000 en scheepsvoorraden en uitrusting voor gebruik aan boord van alle schepen. ".

Art.13. In artikel 36bis, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 september 2010, wordt de bepaling onder b) vervangen als volgt :
  " b) voor de in bijlage I bij het Marpol Verdrag genoemde stoffen, het veiligheids-informatieblad waarop de fysisch-chemische eigenschappen van de producten zijn vermeld, waar van toepassing, met inbegrip van hun viscositeit, uitgedrukt in cSt bij 50 ° C en hun dichtheid bij 15 ° C, alsook de andere gegevens die conform Resolutie MSC.86(86) van de IMO op het veiligheidsinformatieblad staan; ".

HOOFDSTUK V. - Wijziging van het koninklijk besluit van 17 september 2005 tot omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatie-systeem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad
Art.14. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 17 september 2005 tot omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 september 2010, wordt het eerste lid vervangen als volgt :
  " Dit hoofdstuk voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatie-systeem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad, gewijzigd bij Richtlijn 2009/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 en bij Richtlijn 2011/15/EU van de Commissie van 23 februari 2011. ".

Art.15. In artikel 5, derde lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 10 september 2010, wordt de bepaling onder c) vervangen als volgt :
  " c) voor de in bijlage I bij het Marpol Verdrag genoemde stoffen, het veiligheids-informatieblad waarop de fysisch-chemische eigenschappen van de producten zijn vermeld, waar van toepassing, met inbegrip van hun viscositeit, uitgedrukt in cSt bij 50 ° C en hun dichtheid bij 15 ° C, alsook de andere gegevens die conform Resolutie MSC.286(86) van de I.M.O. op het veiligheidsinformatieblad staan; ".

HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen
Art.16. Dit besluit treedt in werking op 16 maart 2012.

Art. 17. De Minister bevoegd voor de Maritieme Mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.

  Gegeven te Brussel, 25 januari 2012.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie,
  Consumenten en Noordzee,
  J. VANDE LANOTTE