13 NOVEMBER 1991. - Koninklijk besluit betreffende de dientsnemingen en wederdienstnemingen van de kandidaat-militairen van het actief kader. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-08-1994 en tekstbijwerking tot 31-08-2018)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - De dienstneming.
Art. 2-6
HOOFDSTUK III. - De wederdienstneming.
Art. 7-8
HOOFDSTUK IV. - De verbreking van de dienstnemingen en wederdienstnemingen.
Art. 9-17
HOOFDSTUK V. - Opheffings- en eindbepalingen.
Art. 18-21
Bijlage.
Art. N
1994007219 1998007042 2000007196 2003007270 2010007240 2015007309 2016007049 2018031682
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Artikel 1.[1 Dit besluit is toepasselijk op de kandidaat-beroepsmilitairen.
Voor de toepassing van dit besluit wordt elk van de in het eerste lid bedoelde personen "kandidaat" genoemd.
Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder "de wet van 28 februari 2007" : de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de krijgsmacht.]1
----------
(1)<KB 2013-12-26/03, art. 58; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
HOOFDSTUK II. - De dienstneming.
Art.2.<KB 2006-05-23/32, art. 20, 005; Inwerkingtreding : 01-06-2006> § 1. [1 Gaat een dienstneming aan als kandidaat-militair van het actief kader, de kandidaat bedoeld in artikel 3, 13°, a), van de wet van 28 februari 2007.]1
§ 2. Gaat een nieuwe dienstneming aan als kandidaat-militair van het actief kader, de kandidaat bedoeld in § 1 die :
1° geheroriënteerd wordt in een andere hoedanigheid;
2° gereclasseerd wordt in een andere hoedanigheid;
3° gereïntegreerd wordt in zijn oorspronkelijke hoedanigheid van kandidaat.
Deze kandidaten gaan een dienstneming aan voor de duur, uitgedrukt in jaren, die nodig is om, naargelang het geval, de nieuwe vorming te volgen of de oorspronkelijke vorming te voleindigen, desgevallend, rekening houdend met de eventuele vrijstelling en het tijdstip waarop die vorming begint of begonnen is.
----------
(1)<KB 2013-12-26/03, art. 59; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
Art.3.[1 De toestemming bedoeld in artikel 21, zesde lid, van de wet van 28 februari 2007, wordt verleend in de vorm van een getuigschrift waarvan het model gevoegd is bij dit besluit.]1
De kandidaat die zijn woonplaats in het buitenland heeft, legt een stuk voor dat in de plaats treedt van het getuigschrift bedoeld in het eerste lid.
<NOTA : Dit artikel is - voor wat betreft de kandidaten-aanvullingsvrijwilligers - in werking getreden op 01-11-1991 : KB 1991-11-13/36, art. 5>
----------
(1)<KB 2013-12-26/03, art. 60; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
Art.4. Kan geen dienstneming als kandidaat aangaan :
1° (opgeheven) <KB 2003-09-11/34, art. 62, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
2° (opgeheven) <KB 2003-09-11/34, art. 62, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
3° (opgeheven) <KB 2003-09-11/34, art. 62, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
(4° de kandidaat-beroepsofficier van de normale of aanvullende werving en de kandidaat-beroepsonderofficier aanvaard in een school voor onderofficieren, die reeds tweemaal tijdens deze vormingen in een vormingsjaar niet geslaagd is, indien hij opnieuw kandidaat is (voor dezelfde vormingscyclus).) <KB 1998-01-30/33, art. 2, 2°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1998> <KB 2003-09-11/34, art. 64, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
<NOTA : Dit artikel is - voor wat betreft de kandidaten-aanvullingsvrijwilligers - in werking getreden op 01-11-1991 : KB 1991-11-13/36, art. 5>
Art.5. (opgeheven) <KB 2003-09-11/34, art. 62, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art.6. (opgeheven) <KB 2003-09-11/34, art. 62, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
HOOFDSTUK III. - De wederdienstneming.
Art.7.Een wederdienstneming als kandidaat-militair van het actief kader gaat aan :
1° (opgeheven) <KB 2006-05-23/32, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 01-06-2006>
2° de kandidaat die zijn vorming niet binnen de gestelde termijn heeft voltooid en aan het eind van zijn lopende dienstneming (of wederdienstneming de toestemming heeft om zijn vorming te voltooien onder de voorwaarden bepaald in het koninklijk besluit van [1 7 november 2013]1 betreffende de werving en de vorming van de kandidaat-militairen van het actief kader); <KB 1994-08-11/30, art. 127, 2°, 002; Inwerkingtreding : 15-08-1994>
3° [1 de kandidaat die de toelating gekregen heeft om een andere vorming te volgen, bij toepassing van artikel 104/1 van de wet van 28 februari 2007;]1
4° (opgeheven) <KB 2006-05-23/32, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 01-06-2006>
5° de kandidaat-hulpofficier die deze hoedanigheid verloren heeft om studieredenen of om redenen van (medische ongeschiktheid voor de luchtdienst of van beroepsonbekwaamheid voor de luchtdienst) op voorwaarde dat hij de hoedanigheid van kandidaat-officier of -onderofficier van het actief kader had en hij de toestemming verkregen heeft om zijn vorming in diezelfde hoedanigheid verder te zetten. <KB 1994-08-11/30, art. 127, 3°, 002; Inwerkingtreding : 15-08-1994>
<NOTA : 1° tot 3° van dit artikel zijn - voor wat betreft de kandidaten-aanvullingsvrijwilligers - in werking getreden op 01-11-1991, KB 1991-11-13/36, art. 5>
----------
(1)<KB 2013-12-26/03, art. 61; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
Art.8.§ 1. De (...) kandidaat bedoeld in artikel 7, 2° en 5° gaat een wederdienstneming aan de voor een periode, in volle jaren uitgedrukt, die overeenstemt met de nog te volgen vormingsperiode. Deze wederdienstnemingen vangen aan op de dag waarop de lopende dienstneming een einde neemt. <KB 2006-05-23/32, art. 22, 005; Inwerkingtreding : 01-06-2006>
De kandidaten bedoeld in artikel 7, 3° en 4°, ondertekenen op de dag waarop zij hun vorming aanvatten een akte waarbij zij zich ertoe verbinden in dienst te blijven voor een periode van twee jaar.
§ 2. De wederdienstneming bedoeld in § 1, tweede lid, doet van rechtswege de vroegere dienstneming of wederdienstneming als hulpofficier of als kandidaat naargelang van het geval, op haar datum eindigen.
§ 3. De korpscommandant onder wiens bevel de militair staat of bij wie hij zich aanmeldt op het ogenblik dat hij zijn wederdienstneming aangaat is de autoriteit bevoegd om die akte in ontvangst te nemen.
§ 4. De Minister van [1 Defensie]1 bepaalt het model van de wederdienstnemingsakte die door de militair bedoeld in § 1 moet ondertekend worden.
§ 5. De militait ontvangt een exemplaar van de wederdienstnemingsakte die hij heeft onderschreven;
----------
(1)<KB 2016-01-29/11, art. 40, 007; Inwerkingtreding : 11-03-2016>
HOOFDSTUK IV. - De verbreking van de dienstnemingen en wederdienstnemingen.
Art.9.[1 Behoudens de toepassing van artikel 21/1, 4° en 6°, van de wet van 28 februari 2007, heef het verlies van de hoedanigheid van kandidaat van rechtswege tot gevolg de verbreking van zijn dienstneming of [2 wederdienstneming overeenkomstig]2 artikel 79/1, 2°, van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de krijgsmacht.]1
----------
(1)<KB 2013-12-26/03, art. 62; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
(2)<KB 2018-07-30/42, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 10-09-2018>
Art.10. De dienstneming of de wederdienstneming wordt van ambtswege verbroken wanneer hij, naar de uitspraak van de militaire commissie voor geschiktheid en reform of van de militaire commissie van beroep voor geschiktheid en reform, definitief ongeschikt is voor de militaire dienst.
<NOTA : Dit artikel is voor wat betreft de kandidaten-aanvullingsvrijwilligers - in werking getreden op 01-11-1991 : KB 1991-11-13/36, art. 5>
Art.11.
<Opgeheven bij KB 2018-07-30/42, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 10-09-2018>
Art.12.§ 1. In de gevallen bedoeld in [3 artikel 79/1, 3°, a) en b), van de wet van 28 februari 2007]3, wordt de beslissing genomen op voorstel van een hiërarchische meerdere met een rang tenminste gelijk aan die van korpscommandant.
(In het geval bedoeld in artikel 11, 4°, wordt de beslissing genomen door de korpscommandant.) <KB 1994-08-11/30, art. 131, 1°, 002; Inwerkingtreding : 15-08-1994>
§ 2. In het geval bedoeld in [3 artikel 79/1, 3°, c), van de wet van 28 februari 2007]3 maakt elke korpscommandant of hogere hiërarchische overheid een omstandig verslag op waarin zijn opgenomen :
1° een uiteenzetting van de feiten;
2° een met redenen omkleed advies over de ernst van de feiten;
3° een voorstel om de betrokkene voor een onderzoeksraad te doen verschijnen.
§ 3. De reglementaire bepalingen betreffende de onderzoeksraad voor de militairen van de personeelscategorie waarvoor betrokkene kandidaat is, de voorafgaande procedure en de werkwijze van die raad zijn van toepassing op de verbreking van de dienstneming en wederdienstnemingen van de kandidaten, uitgesproken bij toepassing van [3 artikel 79/1, 3°, c), van de wet van 28 februari 2007]3.
§ 4. Wanneer de onderzoeksraad oordeelt dat de feiten ernstig zijn en niet overeen te brengen zijn met de staat van militair, kan de bevoegde overheid de dienstneming of de wederdienstneming van deze laatste verbreken.
§ 5. Wat de kandidaten betreft die niet ten minste twee jaar dienst hebben volbracht, stuurt de korpscommandant van de betrokkene aan de Minister van [1 Defensie]1, langs de hiërarchische weg doch zonder tussenkomst van de onderzoeksraad, een voorstel tot verbreking van ambtswege van de dienstneming of de wederdienstneming dat berust op de beweegredenen opgesomd in [3 artikel 79/1, 3°, c), van de wet van 28 februari 2007]3.
De korpscommandant stelt betrokkene in kennis van het voorstel vooraleer het wordt ingediend. Deze kan een verweerschrift indienen binnen (de vijf werkdagen) na kennisgeving van het voorstel. Indien hij binnen dezelfde termijn erom verzoekt, wordt hij door de korpscommandant gehoord. <KB 1994-08-11/30, art. 131, 2°, 002; Inwerkingtreding : 15-08-1994>
[2 § 6. In het geval bedoeld in [3 artikel 79/1, 3°, e), van de wet van 28 februari 2007]3, wordt de maatregel genomen volgens dezelfde regels als deze van toepassing op de beroepsmilitairen van het actief kader.]2
<NOTA : Dit artikel is - voor wat betreft de kandidaten-aanvullingsvrijwilligers - in werking getreden op 01-11-1991, KB 1991-11-13/36, art. 5>
----------
(1)<KB 2016-01-29/11, art. 40, 007; Inwerkingtreding : 11-03-2016>
(2)<KB 2013-12-26/03, art. 64; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
(3)<KB 2018-07-30/42, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 10-09-2018>
Art.13.[1 Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 49, § 1, van de wet van 13 juli 1976 betreffende de getalsterkte aan officieren en de statuten van het personeel van de krijgsmacht, wordt de dienstneming of de wederdienstneming van de kandidaat die erom verzoekt, verbroken, tenzij de [3 directeur-generaal human resources]3 oordeelt dat deze verbreking strijdig is met het dienstbelang.]1
----------
(1)<KB 2010-08-26/06, art. 34, 006; Inwerkingtreding : 13-09-2010>
(2)<KB 2016-01-29/11, art. 40, 007; Inwerkingtreding : 11-03-2016>
(3)<KB 2018-07-30/42, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 10-09-2018>
Art.14. <KB 1994-08-11/30, art. 132, 002; Inwerkingtreding : 15-08-1994> De kandidaat bekomt van zijn kropscommandant de verbreking van zijn dienstneming of wederdienstneming indien hij daartoe een schriftelijke aanvraag indient binnen de zes maand volgend op zijn indiensttreding. art. 5>
Art.15.In de andere gevallen dan datgene bepaald in artikel 14, wordt de verbreking van de dienstneming of van de wederdienstneming uitgesproken :
1° door de Minister van [1 Defensie]1 indien het om een kandidaat-officier [3 ...]3 gaat;
2° door de [2 chef Defensie]2 indien het om een [3 kandidaat-onderofficier]3 gaat.
[3 3° door de directeur-generaal human resources indien het om een kandidaat-vrijwilliger gaat.]3
<NOTA : 2° van dit 15 is - voor wat betreft de kandidaten-aanvullingsvrijwilligers - in werking getreden op 01-11-1991, KB 1991-11-13/36, art. 5>
----------
(1)<KB 2016-01-29/11, art. 40, 007; Inwerkingtreding : 11-03-2016>
(2)<KB 2013-12-26/03, art. 65; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
(3)<KB 2018-07-30/42, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 10-09-2018>
Art.16.De verbreking van de dienstneming heeft uitwerking :
1° indien deze van rechtswege is, van zodra de toestand zich voordoet die ertoe aanleiding geeft;
2° indien deze van ambtswege is of op verzoek :
a) de dag volgend na deze van de kennisgeving aan de kandidaat in persoon, behalve wanneer een latere datum expliciet vermeld.
b) in het geval de kennisgeving niet aan de kandidaat in persoon kan plaats hebben, de derde werkdag na de dag van verzending van de [1 aangetekende zending]1 waarmee betrokkene van de beslissing in kennis werd gesteld, behalve wanneer een latere datum expliciet vermeld wordt.
(Lid 2 opgeheven) <KB 1994-08-11/30, art. 133, 002; Inwerkingtreding : 15-08-1994>
<NOTA : Lid 1 van dit artikel is - voor wat betreft de kandidaten-aanvullingsvrijwilligers - in werking getreden op 01-11-1991, KB 1991-11-13/36, art. 5>
----------
(1)<KB 2013-12-26/03, art. 66; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
Art.17. § 1. Voor een kandidaat aan wie de verbreking van zijn dienstneming of wederdienstneming ter kennis wordt gebracht en die in behandeling is in een hospitaal ten gevolge van een ongeval of ziekte in dienst opgelopen, wordt de dienstnemings- of wederdienstnemingstermijn verlengd totdat hij het hospitaal verlaat omdat zijn gezondheidstoestand het mogelijk maakt, welke mogelijkheid in voorkomend geval door een militair geneesheer van het actief kader vastgesteld wordt, of omdat hij erom verzoekt.
§ 2. Voor een vrouwelijke kandidaat aan wie de verbreking van de dienstneming od wederdienstneming ter kennis wordt gebracht en die met moederschapsverlof of met verlof wegens borstvoeding is, wordt de dienstnemings- of de wederdienstnemingstermijn verlengd tot op het einde van deze verloven.
De vrouwelijke militair mag evenwel aan het voordeel van deze bepaling verzaken.
<NOTA : Dit artikel is - voor wat betreft de kandidaten-aanvullingsvrijwilligers - in werking getreden op 01-11-1991, KB 1991-11-13/36, art. 5>
HOOFDSTUK V. - Opheffings- en eindbepalingen.
Art.18. Opgeheven worden :
1° <Opheffingsbepaling van de art. 50 tot 59 van het KB 1968-11-14/30>
2° <Opheffingsbepaling van het KB 1977-11-08/30>
3° <Opheffingsbepaling van het MB 1977-11-08/31>
Onder voorbehoud van de bepalingen van het eerste lid blijven de besluiten bedoeld in § 1, 2° en 3° toepasselijk voor de duur van hun dienstneming of wederdienstneming, op de militairen van het tijdelijk kader :
1° die na de datum van inwerkingtreding van de wet van 21 december 1990 houdende statuut van de kandidaat-militairen van het actief kader de termijn van hun lopende dienstneming of wederdienstneming beëindigen;
2° aan wie het is toegestaan om als beroeps- of aanvullingsmilitair een wederdienstneming te ondertekenen ingevolge het koninklijk besluit van 3 juni 1991 betreffende het voorlopig opnemen van de militairen van het tijdelijk kader als beroeps- of aanvullingsmilitair.
Art.19. De bepalingen van artikel 2, eerste lid, 1°, 3° en 4° artikel 3 tot en met 5, artikel 6, § 1, 2°, § 2 en § 3 en artikel 9 tot en met 12 van dit besluit zijn toepasselijk op de leerlingen van de Koninklijke Cadettenschool, voor zover die bepalingen niet onverenigbaar zijn met deze van hun statuut.
Art.20. De Koning bepaalt voor elk van de door dit besluit beoogde categorieën van personeelsleden de dag waarop elk van de bepalingen van dit besluit in werking treedt.
Art.21. Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.
Bijlage.
Art. N.Door een niet ontvoogde minderjarige kandidaat militair van het aktief kader voor te leggen getuigschrift. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 07-12-1991, p. 27634>
GEWIJZIGD BIJ :
<KB 2016-01-29/11, art. 41, 007; Inwerkingtreding : 11-03-2016>