4 MAART 1991. - Koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde instellingen voor collectieve belegging. (NOTA 1 : De artikelen 1 tot 32, 53 tot 70, 77 tot 97, bijlagen N1 tot N3 worden opgeheven in de toekomst op het ogenblik dat er geen instellingen voor collectieve belegging, bedoeld bij artikel 236, § 2, tweede lid, of 239, tweede lid, van de wet, meer zijn ingeschreven op de lijst bedoeld bij artikel 120, § 1, of artikel 137 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten bij KB2005-03-04/32, art. 146, 007 en 008; Inwerkingtreding : onbepaald ) (NOTA 2 : art. 1 tot 32, 53 tot 70, 76 tot 93, 94 tot 97, N1 tot N3 opgeheven in de toekomst op het ogenblik dat er geen instellingen voor collectieve belegging, bedoeld bij artikel 301, eerste lid, of 302 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, meer zijn ingeschreven op de lijst bedoeld bij artikel 120, § 1, of artikel 137 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten, door KB2012-11-12/05, art. 233, 010; Inwerkingtreding : onbepaald )(NOTA 3 : art. 1 tot 32, 53 tot 70, 76 tot 93, 94 tot 97, N1 tot N3 opgeheven in de toekomst op het ogenblik dat er geen instellingen, bedoeld bij artikelen 505 en 506 van de wet, meer zijn ingeschreven op de lijst bedoeld bij artikel 120, § 1, of artikel 137 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten bij KB2017-02-25/03, art. 225, 012; Inwerkingtreding : onbepaald ) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-11-1991 en tekstbijwerking tot 17-03-2017)
TITEL I. - BELGISCHE INSTELLINGEN VOOR COLLECTIEVE BELEGGING IN EFFECTEN OF IN EFFECTEN IN LIQUIDE MIDDELEN.
HOOFDSTUK I. - ALGEMENE BEPALINGEN.
Art. 1
Afdeling I. - Inschrijvingsvoorwaarden.
Onderafdeling 1. - Inschrijving.
Art. 2
Onderafdeling 2. - Erkenning van de beheersvennootschap of van de beleggingsvennootschap.
Art. 3-5
Onderafdeling 3. - Aanvaarding van het beheersreglement of van de statuten.
Art. 6-9
Onderafdeling 4. - Aanvaarding van de bewaarder.
Art. 10-12
Afdeling II. - Werking.
Onderafdeling 1. - Vergoedingen, provisies en kosten.
Art. 13-16
Onderafdeling 2. - Vrij toetredings- en uittredingsrecht.
Art. 17-19
Onderafdeling 3. - Voorkoming van belangenconflicten.
Art. 20-21
Afdeling III. - Uitgifte en verhandeling van rechten van deelneming.
Art. 22-27
Afdeling IV. - Openbaarmaking van gegevens.
Art. 28-29
Afdeling V. - Boekhouding.
Art. 30-31
Afdeling VI. - Controle.
Art. 32
HOOFDSTUK II. - BELEGGINGSINSTELLINGEN DIE VOLDOEN AAN DE VOORWAARDEN VAN DE RICHTLIJN. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 147, 007; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Art. 33
Afdeling I. - Inschrijving. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 147, 007; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Art. 34
Afdeling II. - Beleggingsbeleid. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 147, 007; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Art. 35-44
Afdeling III. - Verbodsbepalingen. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 147, 007; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Art. 45-49
Afdeling IV. - Berekening van de inventariswaarde van de activa van de gemeenschappelijke beleggingsfondsen en de rechten van deelneming in beleggingsinstellingen. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 147, 007; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Art. 50-52
HOOFDSTUK III. - ANDERE BELEGGINGSINSTELLINGEN IN EFFECTEN EN LIQUIDE MIDDELEN MET EEN VERANDERLIJK AANTAL RECHTEN VAN DEELNEMING.
Art. 53
Afdeling I. - Beleggingsbeleid.
Art. 54-58, 58bis, 59, 59bis, 60-62
Afdeling II. - Verbodsbepalingen.
Art. 63-67
Afdeling III. - Berekening van de inventariswaarde van de activa en van de rechten van deelneming.
Art. 68-70
TITEL II. - VASTGOEDCERTIFICATEN. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 146, 008; Inwerkingtreding : 09-03-2005>
Art. 71
TITEL III. - EUROPESE BELEGGINGSINSTELLINGEN DIE AAN DE VOORWAARDEN VAN DE RICHTLIJN VOLDOEN. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 146, 008; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Art. 72-75
TITEL IV. - ANDERE BELEGGINGSINSTELLINGEN NAAR BUITENLANDS RECHT. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991>
Art. 76
HOOFDSTUK I. - BEPALINGEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP BUITENLANDSE BELEGGINGSINSTELLINGEN DIE NIET VAN HET BESLOTEN TYPE ZIJN. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991>
Afdeling I. - Inschrijvingsvoorwaarden. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991>
Art. 77-80
Afdeling II. - Werking. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991>
Art. 81-84
Afdeling III. - Beleggingsbeleid. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991>
Art. 85
HOOFDSTUK II. - BEPALINGEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP BUITENLANDSE BELEGGINGSINSTELLINGEN VAN HET BESLOTEN TYPE. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991>
Afdeling I. - Inschrijvingsvoorwaarden. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991>
Art. 86-89
Afdeling II. - Werking. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991>
Art. 90-92
Afdeling III. - Beleggingsbeleid. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991>
Art. 93
TITEL V. - DIVERSE BEPALINGEN EN OVERGANGSBEPALINGEN. <KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991>
Art. 94-97
BIJLAGE.
Art. N1-N3
TITEL I. - BELGISCHE INSTELLINGEN VOOR COLLECTIEVE BELEGGING IN EFFECTEN OF IN EFFECTEN IN LIQUIDE MIDDELEN.
HOOFDSTUK I. - ALGEMENE BEPALINGEN.
Artikel 1. § 1. De voorschriften van dit hoofdstuk gelden voor alle Belgische instellingen voor collectieve belegging (beleggingsfondsen beheerd door een beheersvennootschap en beleggingsvennootschappen) die hebben geopteerd voor de categorieën van toegelaten beleggingen als bedoeld in artikel 122, § 1, eerste lid, 1° of 2° van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten (hierna " de wet " genaamd).
Voor vastgoedcertificaten in de zin van artikel 106 van de wet gelden evenwel enkel de voorschriften van titel II van dit besluit.
§ 2. De beheersvennootschap staat er voor in dat de bepalingen van dit besluit over een beleggingsfonds worden nageleefd.
Afdeling I. - Inschrijvingsvoorwaarden.
Onderafdeling 1. - Inschrijving.
Art.2. § 1. Een beleggingsfonds wordt slechts ingeschreven op de lijst van de Belgische beleggingsinstellingen en kan zijn werkzaamheden pas aanvatten wanneer aan volgende voorwaarden is voldaan :
1° de beheersvennootschap is erkend;
2° het beheersreglement van het beleggingsfonds is aanvaard;
3° de keuze van de bewaarder van het beleggingsfonds is aanvaard.
§ 2. Een beleggingsvennootschap wordt pas ingeschreven op de lijst van de Belgische beleggingsinstellingen en kan haar werkzaamheden slechts aanvatten wanneer aan volgende voorwaarden is voldaan :
1° de beleggingsvennootschap is erkend;
2° haar statuten zijn aanvaard;
3° de keuze van de bewaarder van de beleggingsvennootschap is aanvaard.
§ 3. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen is bevoegd om de in paragraaf 1 en 2 bedoelde erkenningen en aanvaardingen te verlenen.
Onderafdeling 2. - Erkenning van de beheersvennootschap of van de beleggingsvennootschap.
Art.3. § 1. Om te worden erkend door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen om één of meer Belgische beleggingsfondsen te kunnen beheren en een beroep op het publiek te doen om deel te nemen aan dergelijke fondsen, moet de beheersvennootschap inzonderheid bewijzen :
1° dat zij een naamloze vennootschap is naar Belgisch recht;
2° dat zij voor haar voorgenomen werkzaamheden over de passende administratieve, boekhoudkundige, financiële en technische organisatie beschikt die, met het oog op het naleven van de voorschriften van artikel 21, 1ste lid van het huidig koninklijk besluit een autonoom beheer verzekert van het fonds of de fondsen die zij zich voorneemt te beheren;
3° dat zij beschikt over een gestort kapitaal van ten minste (620.000,00 EUR); bovendien moet het eigen vermogen van de beheersvennootschap ten minste één honderdste bedragen van de totale waarde van de beheerde beleggingsfondsen; wanneer de verplichtingen van de beheersvennootschap ten aanzien van de deelnemers in een fonds dat zij beheert, hoofdelijk zijn gewaarborgd door de bewaarder van de tegoeden van dit fonds, wordt de voornoemde ratio echter herleid tot twee en een half per duizend; <KB 2000-07-20/63, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
4° dat haar bestuurders evenals de personen die in feite de dagelijkse leiding waarnemen de vereiste professionele betrouwbaarheid passende ervaring bezitten om die functies met naleving van de voorschriften van artikel 21, 1ste lid van het huidig koninklijk besluit;
5° dat de aandeelhouders met een deelneming hierin de vereiste professionele betrouwbaarheid bezitten;
6° dat haar kapitaal uitsluitend wordt vertegenwoordigd door aandelen op naam;
7° dat in haar statuten wordt vastgesteld op welke wijze haar eigen tegoeden worden belegd; deze tegoeden mogen enkel in vlot realiseerbare waarden worden belegd; de vennootschap mag evenwel de roerende en onroerende goederen verwerven die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar bedrijf;
8° dat de dagelijkse leiding onder toezicht staat van ten minste twee natuurlijke personen die de hoedanigheid van bestuurder bezitten en die gezamenlijk handelen.
§ 2. Om te worden erkend door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen om geldmiddelen collectief te kunnen beleggen en een beroep op het publiek te doen om deze geldmiddelen aan te trekken, moet de beleggingsvennootschap inzonderheid bewijzen :
1° dat zij een naamloze vennootschap of een commanditaire vennootschap op aandelen is naar Belgisch recht;
2° dat zij voor haar voorgenomen werkzaamheden over de passende administratieve, boekhoudkundige, financiële en technische organisatie beschikt die een autonoom beheer verzekert;
3° dat haar bestuurders evenals de personen die in feite de dagelijkse leiding waarnemen de vereiste professionele betrouwbaarheid en de voor die functies passende ervaring bezitten;
4° dat de dagelijkse leiding onder toezicht staat van ten minste twee natuurlijke personen die de hoedanigheid van bestuurder bezitten en die gezamenlijk handelen.
§ 3. Wanneer de beheersvennootschap of de beleggingsvennootschap een vastgoed bezit, moet de aanschaffingswaarde van dit goed volledig gedekt zijn met eigen vermogen, dat rechtstreeks voor deze belegging wordt bestemd; in het geval van een beleggingsvennootschap moet het overeenstemmende gedeelte van het eigen vermogen steeds worden gehouden door de oprichters of door de aandeelhouders die vertegenwoordigd zijn in de raad van bestuur.
§ 4. Geen enkele instelling voor collectieve belegging mag inschrijven op het kapitaal van een beheersvennootschap of op het minimumkapitaal van een beleggingsvennootschap op het ogenblik van oprichting van deze laatste.
Art.4. § 1. De vennootschap moet bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen een verzoek om erkenning indienen bij ter post aangetekende brief of brief met ontvangstbewijs.
§ 2. Bij het verzoek om erkenning als bedoeld in paragraaf 1 wordt een dossier gevoegd met :
1° de identificatie van de vennootschap en haar statuten in ontwerpvorm en, in voorkomend geval, een beschrijving van het geheel van ondernemingen waartoe zij behoort samen met andere ondernemingen waarmee zij is verbonden in het kader van een gezamenlijk beheer of een gezamenlijke controle of door een belangrijke rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming;
2° de opgave van de identiteit van de leiders van de vennootschap, inzonderheid aan de hand van een curriculum vitae en een getuigschrift van goed zedelijk gedrag;
3° de samenstelling van de vennootschapsorganen alsook de opgave van de identiteit van de commissarissen-revisoren;
4° een beschrijving van de boekhoudkundige, commerciële en administratieve organisatie van de vennootschap en van de technische middelen waarover zij beschikt met het oog op de voorgenomen werkzaamheden;
5° wanneer het gaat om een beheersvennootschap, het beheersreglement in ontwerpvorm van het fonds of de fondsen die zij voornemens is te beheren;
6° de opgave van de identiteit van de aandeelhouders van de beheersvennootschap of van de oprichters van de beleggingsvennootschap;
7° een financieel plan voor een periode van ten minste één jaar dat inzonderheid een prospectieve balans en resultaatrekening omvat.
§ 3. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen mag om mededeling verzoeken van andere noodzakelijke inlichtingen om rekening houdend met de erkenningsvoorwaarden ten aanzien van het verzoek te kunnen beschikken.
Art.5. § 1. De vennootschap deelt de Commissie onmiddellijk de informatie mee die nodig is om dit erkenningsdossier permanent bij te werken.
§ 2. Bij wijziging van de controle over of vervanging van de beheersvennootschap moet de Commissie voor het Bank- en Financiewezen vooraf op de hoogte worden gebracht. Zij geeft kennis van haar goedkeuring of weigering van de wijziging of de vervanging; artikel 121 van de wet is van toepassing.
Onderafdeling 3. - Aanvaarding van het beheersreglement of van de statuten.
Art.6. § 1. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen controleert of het beheersreglement van het fonds of de statuten van de beleggingsvennootschap overeenstemmen met de voorschriften van de wet en haar uitvoeringsbesluiten.
§ 2. Het beheersreglement of de statuten bevatten ten minste de inlichtingen als bedoeld in het bij dit besluit gevoegde schema C.
Art.7. Bij wijziging van het beheersreglement of van de statuten moet de Commissie voor het Bank- en Financiewezen vooraf op de hoogte worden gebracht. Zij geeft kennis van haar goedkeuring of weigering van de wijziging; artikel 121 van de wet is van toepassing.
Art.8. Het beheersreglement van het beleggingsfonds kan pas worden neergelegd indien op iedere bladzijde de handtekening voorkomt van de door de beheersvennootschap gemachtigde persoon of personen.
Wanneer de naleving van in het beheersreglement opgenomen verplichtingen ten aanzien van de deelnemers, door de bewaarder of enig andere persoon wordt gewaarborgd, moet elke bladzijde van dit reglement ook worden ondertekend door de personen die deze waarborg verstrekken.
Het neer te leggen reglement wordt bij ter post aangetekende brief of brief met ontvangstbewijs aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen toegestuurd.
Binnen een termijn van 15 dagen geeft de Commissie voor het Bank- en Financiewezen bij ter post aangetekende brief kennis van de neerlegging van dit reglement. Bij gebrek aan antwoord dient de neerleggingsprocedure te worden hernomen.
Dezelfde procedure geldt voor wijzigingen van het beheersreglement.
Elke belanghebbende kan kennis nemen van de reglementen die bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen zijn neergelegd.
Art.9. De beleggingsinstelling ziet erop toe dat de tekst van het beheersreglement of de tekst van de statutaire bepalingen over de rechten van de deelnemers en het beleggingsbeleid, die bij het in artikel 25 bedoelde prospectus is gevoegd, overeenstemt met de tekst die is neergelegd bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen of ter griffie van de rechtbank van koophandel, naar gelang van het geval.
Op de rechten van deelneming, in het prospectus en de in artikel 23 bedoelde verslagen wordt vermeld dat de officiële tekst van het beheersreglement of van de statuten is neergelegd bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen of ter griffie van de rechtbank van koophandel, naar gelang van het geval. Bij betwisting mag de uitlegging enkel steunen op de tekst die is neergelegd bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen of ter griffie van de rechtbank van koophandel.
Onderafdeling 4. - Aanvaarding van de bewaarder.
Art.10. § 1. De keuze van de bewaarder wordt door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen pas aanvaard wanneer is bewezen dat hij op grond van zijn financiële en technische organisatie in staat is de werkzaamheden van bewaarder uit te oefenen.
De Commissie voor het Bank- en Financiewezen kan haar aanvaarding herroepen; artikel 121 van de wet is van toepassing.
§ 2. Bij vervanging van de bewaarder moet de Commissie voor het Bank- en Financiewezen vooraf op de hoogte worden gebracht. Zij geeft kennis van haar goedkeuring of weigering van de vervanging; artikel 121 van de wet is van toepassing.
Art.11. De bewaarder moet :
1° de bewaring van de activa van de beleggingsinstelling verzekeren en inzonderheid de gebruikelijke verplichtingen nakomen inzake bewaargeving van contanten en open bewaargeving van effecten;
2° de materiële verhandeling van de activa verwezenlijken in opdracht van de beheersvennootschap of van de beleggingsvennootschap en inzonderheid de verkochte effecten afleveren, de aangekochte effecten betalen, de dividenden en interesten uit de activa innen evenals de inschrijvings- en toekenningsrechten uitoefenen die eraan zijn verbonden;
3° zich ervan vergewissen dat bij transacties met betrekking tot de activa van de beleggingsinstelling, de tegenprestatie hem binnen de gebruikelijke termijnen wordt voldaan;
4° zich ervan vergewissen dat de verkoop, de uitgifte, de inkoop en de intrekking van rechten van deelneming voor rekening van de beleggingsinstelling overeenkomstig de wet, de uitvoeringsbesluiten en het beheersreglement of de statuten geschieden;
5° zich ervan vergewissen dat de waarde van de rechten van deelneming wordt berekend overeenkomstig de wet, de uitvoeringsbesluiten en het beheersreglement of de statuten;
6° zich ervan vergewissen dat de opbrengsten van de beleggingsinstelling een bestemming krijgen in overeenstemming met de wet, de uitvoeringsbesluiten en het beheersreglement of de statuten;
7° elke andere instructie van de beheersvennootschap of van de beleggingsvennootschap uitvoeren tenzij deze in strijd is met de wet, de uitvoeringsbesluiten, het beheersreglement of de statuten.
Art.12. § 1. Het beheersreglement, de statuten of de overeenkomsten tussen de beheersvennootschap of de beleggingsvennootschap en de bewaarder mogen de aansprakelijkheid van deze laatste niet verminderen noch beperken of uitsluiten.
§ 2. De aansprakelijkheid van de bewaarder blijft bestaan wanneer hij de bij hem in bewaring gegeven activa geheel of ten dele aan een derde toevertrouwt.
Afdeling II. - Werking.
Onderafdeling 1. - Vergoedingen, provisies en kosten.
Art.13. <KB 1998-12-18/45, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 19-01-1999> § 1. Het prospectus vermeldt en raamt alle vergoedingen, provisies en kosten die aan de beleggingsinstelling worden aangerekend. In het prospectus moet inzonderheid worden gepreciseerd op welke wijze de beheersvennootschap, de bestuurders en de personen belast met het dagelijks bestuur van de beleggingsvennootschap alsook de bewaarder worden vergoed.
Het prospectus vermeldt eveneens alle vergoedingen, provisies en kosten die aan de deelnemers worden aangerekend, inzonderheid bij inschrijving, compartimentswijziging of inkoop van hun rechten van deelneming. In het prospectus wordt het tarief gepreciseerd van die vergoedingen, kosten en provisies en in welke mate hierover, eventueel, onderhandeld kan worden.
§ 2. Alle vergoedingen, provisies en kosten bedoeld in § 1 en in de artikelen 14 en 16 en de wijzigingen hiervan, moeten door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen worden goedgekeurd.
§ 3. Elke wijziging van de vergoedingen, provisies en kosten bedoeld in § 1 en in de artikelen 14 en 16 in het nadeel van de beleggingsinstelling of van de deelnemers moet vooraf worden aangekondigd, hetzij in twee dagbladen die landelijk of in grote oplage worden verspreid, hetzij via enig ander gelijkwaardig publicatiemiddel, en mag pas ingaan na afloop van een redelijke termijn.
Art.14. <KB 1998-12-18/45, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 19-01-1999> Als vergoeding voor al haar intellectuele en administratieve prestaties ontvangt de beheersvennootschap een vast bedrag of een bedrag berekend op basis van het nettoactief van het beleggingsfonds.
Als alle vergoedingen, provisies en kosten die aan het beleggingsfonds worden aangerekend, met uitzondering van de kosten en provisies die rechtstreeks kunnen worden toegerekend aan verrichtingen waarbij activa worden verhandeld, een in het beheersreglement bepaald maximumpercentage van het nettoactief van het beleggingsfonds overschrijden, neemt de beheersvennootschap het overschot ten laste.
Art.15. <KB 1998-12-18/45, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 19-01-1999> Geen enkele vergoeding, provisie of kost mag worden aangerekend aan een beleggingsinstelling die in rechten van deelneming belegt die zijn uitgegeven door een andere beleggingsinstelling die rechtstreeks of onrechtstreeks wordt beheerd door dezelfde vennootschap of door enige andere vennootschap waarmee de beheersvennootschap, de beleggingsvennootschap of de bewaarder is verbonden in het kader van een gezamenlijk beheer of een gezamenlijke controle of door een belangrijke rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming.
In afwijking van het eerste lid mogen aan de beleggingsinstelling die, met toepassing van de artikelen 58, 58bis of 59bis, belegt in rechten van deelneming die zijn uitgegeven door een andere beleggingsinstelling, vergoedingen, provisies en kosten worden aangerekend die voortvloeien uit het administratief beheer van de beleggingsinstelling en, in het bijzonder, het voeren van de boekhouding en het berekenen van de inventariswaarde, evenals de verschuldigde belastingen op de verrichtingen waarbij activa worden verhandeld.
De Commissie voor het Bank- en Financiewezen kan, op de door haar gestelde voorwaarden, een afwijking toestaan van het eerste lid in de door de artikelen 58, 58bis of 59bis bedoelde gevallen.
Art.16. <KB 1998-12-18/45, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 19-01-1999> De inschrijvingsprijs van de rechten van deelneming, die overeenstemt met hun netto-inventariswaarde, mag worden verhoogd met een bedrag, ten gunste van de beleggingsinstelling, tot dekking van de kosten voor de verwerving van de activa, en met een plaatsingsprovisie voor de instellingen die voor de plaatsing zorgen.
Een compartimentswijziging geschiedt op basis van de netto-inventariswaarde van de betrokken rechten van deelneming. Hieraan mag een bedrag worden toegevoegd ten gunste van de beleggingsinstelling, tot dekking van de kosten voor de verwerving en realisatie van de activa.
Van de uittredingsprijs die overeenstemt met de netto-inventariswaarde van het recht van deelneming, mag ten gunste van de beleggingsinstelling een bedrag worden afgetrokken tot dekking van de kosten voor de realisatie van de activa.
De in het eerste tot derde lid bedoelde bedragen en provisies worden berekend op grond van de netto-inventariswaarde van het recht van deelneming en worden vermeld op een afrekening in twee exemplaren, waarvan één aan de deelnemer wordt bezorgd.
Onderafdeling 2. - Vrij toetredings- en uittredingsrecht.
Art.17. In beleggingsinstellingen met een veranderlijk aantal rechten van deelneming moeten de aanvragen om toetreding, uittreding of compartimentswijziging, ten minste tweemaal per maand worden aanvaard.
Aanvragen om toetreding, uittreding en compartimentswijziging worden uitgevoerd op basis van de eerste netto-inventariswaarde na de aanvaarding van de aanvraag.
Art.18. In beleggingsinstellingen met een veranderlijk aantal rechten van deelneming kan het vrije toetredings- en uittredingsrecht slechts in uitzonderlijke gevallen tijdelijk worden geschorst wanneer (...) dit op grond van de omstandigheden is vereist, inzonderheid in de in artikel 19 bedoelde gevallen en wanneer de schorsing verantwoord is, rekening houdend met de belangen van de deelnemers. <Erratum : zie B.St. 27-03-1991>
In de in het eerste lid bedoelde gevallen moet de beleggingsinstelling haar voornemen onverwijld meedelen aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen en, wanneer het gaat om een in hoofdstuk II bedoelde instelling die haar rechten van deelneming ook in andere Lid-Staten van de Europese Gemeenschappen verhandelt, moet zij haar beslissing meedelen aan de bevoegde autoriteiten van deze Lid-Staten.
De maatregelen bedoeld in lid 1 kunnen, in voorkomend geval, beperkt worden tot één of meerdere compartimenten.
Art.19. De bepaling van de netto-inventariswaarde, de uitgifte en de inkoop van de rechten van deelneming worden geschorst :
1° wanneer een beurs of een markt, waar een aanzienlijk deel van de activa van de beleggingsinstelling is genoteerd of wordt verhandeld of een belangrijke wisselmarkt waar de deviezen waarin de waarde van de netto activa is, (uitgedrukt zijn, genoteerd of worden verhandeld, gesloten is om een andere reden dan wettelijke vakantie of wanneer de transacties er zijn geschorst of beperkt); <Erratum : zie B.St. 27-03-1991>
2° wanneer de toestand zo ernstig is dat de beheersvennootschap of beleggingsvennootschap de tegoeden en/of verplichtingen niet correct kan waarderen, er niet normaal kan over beschikken of dit niet kan doen zonder de belangen van de deelnemers in de beleggingsinstelling ernstig te schaden;
3° wanneer de beleggingsinstelling niet in staat is gelden te transfereren of transacties te verwezenlijken tegen een normale prijs of wisselkoers of wanneer beperkingen zijn opgelegd aan de wisselmarkten of aan de financiële markten;
4° zodra de oproeping gepubliceerd is tot het houden van de algemene vergadering van deelnemers in de beleggingsinstelling, die wordt samengeroepen om te beraadslagen over de ontbinding van de instelling, wanneer deze ontbinding niet uitsluitend bedoeld is om haar rechtsvorm te wijzigen.
Onderafdeling 3. - Voorkoming van belangenconflicten.
Art.20. De beheersvennootschap, de bewaarder, evenals de bestuurders, natuurlijke personen die belast zijn met het dagelijks bestuur, zaakvoerders, directeuren of procuratiehouders van de beheersvennootschap, de bewaarder of beleggingsinstelling mogen niet rechtstreeks noch onrechtstreeks optreden als tegenpartij in buiten-beursverrichtingen voor rekening van de beleggingsinstelling. Verrichtingen die plaatsvinden buiten een beurs of markt zoals bedoeld in artikel 35, § 2, 1° tot 3°, worden als buiten-beursverrichtingen beschouwd.
De beleggingsinstelling mag evenwel inschrijven op effecten waarvan de openbare uitgifte aan de bewaarder of aan een bestuurder van de beleggingsinstelling is opgedragen en de bewaarder of een bestuurder van de beleggingsinstelling mag als tegenpartij optreden in verrichtingen voor rekening van de beleggingsinstelling die geen effectenverrichtingen zijn.
De in het tweede lid bedoelde verrichtingen moeten in het jaarverslag worden besproken.
Deze bepaling belet de in het eerste lid bedoelde personen evenmin in te schrijven op rechten van deelneming of te vragen deze in te kopen.
Wanneer de beheersvennootschap, één van de bestuurders van de beleggingsinstelling of de bewaarder als tegenpartij optreden in verrichtingen voor rekening van de beleggingsinstelling, dan mogen deze verrichtingen niet afwijken van de marktvoorwaarden.
Art.21. § 1. De instelling voor collectieve belegging wordt beheerd of bestuurd in het uitsluitend belang van de deelnemers.
§ 2. Ingeval de uitoefening van de stemrechten verbonden aan de effecten in de beleggingsinstelling, een belangenconflict kan doen ontstaan, moet in het jaarverslag worden vermeld en verantwoord hoe de instelling voor collectieve belegging het stemrecht heeft uitgeoefend of het feit dat zij dit niet heeft gedaan.
Afdeling III. - Uitgifte en verhandeling van rechten van deelneming.
Art.22. § 1. Alle publikaties, stukken en reclame die schriftelijk of hoe dan ook worden verspreid, moeten vooraf ter goedkeuring aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen worden voorgelegd wanneer zij betrekking hebben op de openbare uitgifte of de verhandeling in België van rechten van deelneming van een beleggingsinstelling.
§ 2. Het koninklijk besluit nr. 71 van 30 november 1939 betreffende het leuren met roerende waarden en demarchage met roerende waarden en goederen of eetwaren, is van toepassing.
Art.23. § 1. Het prospectus over de openbare uitgifte of de verhandeling in België van rechten van deelneming van een beleggingsinstelling, moet vooraf ter goedkeuring aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen worden voorgelegd.
Het prospectus moet alle nodige gegevens bevatten om het publiek in staat te stellen zich een verantwoord oordeel te vormen over de voorgestelde belegging.
Het beheersreglement of de statutaire bepalingen over de rechten van de deelnemers en het beleggingsbeleid, moeten bij dit prospectus worden gevoegd.
§ 2. Het prospectus bevat ten minste de gegevens die in het bij dit besluit gevoegde schema A zijn opgenomen, voor zover deze informatie niet voorkomt in de overeenkomstig § 1 bij het prospectus gevoegde stukken.
Art.24. § 1. Na ontvangst van een volledig dossier spreekt de Commissie voor het Bank- en Financiewezen zich uit over de goedkeuring van het prospectus en de wijzigingen hiervan, binnen een termijn van vijftien dagen.
§ 2. In het prospectus wordt vermeld dat dit wordt openbaar gemaakt na goedkeuring door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen overeenkomstig artikel 129, § 1, tweede lid van de wet en dat deze goedkeuring geen beoordeling inhoudt van de opportuniteit of van de kwaliteit van de verrichting evenmin als van de positie van diegene die ze verwezenlijkt.
§ 3. De goedkeuring van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen wordt ter kennis gebracht van de beheersvennootschap of van de beleggingsvennootschap.
§ 4. Wanneer de Commissie voor het Bank- en Financiewezen van oordeel is dat de verrichting waarvan zij kennis heeft gekregen dreigt te geschieden onder voorwaarden waarbij het publiek kan worden misleid omtrent de aard van de zaak of omtrent de aan de effecten verbonden rechten, dan deelt zij dit mee aan de beheersvennootschap of beleggingsvennootschap, binnen de in § 1 bedoelde termijn.
§ 5. Wanneer hiermee geen rekening wordt gehouden, kan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen de in artikel 129, § 1, tweede lid, van de wet bedoelde goedkeuring weigeren. Deze weigering wordt gemotiveerd en bij ter post aangetekende brief of brief met ontvangstbewijs ter kennis gebracht van de beheersvennootschap of beleggingsvennootschap.
§ 6. Behoudens de in § 2 bedoelde vermeldingen die in het prospectus moeten zijn opgenomen of die in andere dan in artikel 22 bedoelde stukken mogen zijn opgenomen, mag geen gewag worden gemaakt van het optreden van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen in de stukken, publikaties en reclame met betrekking tot de beleggingsinstelling.
§ 7. Het prospectus wordt opgesteld onder de verantwoordelijkheid van de daartoe aangewezen personen.
Art.25. De in het prospectus opgenomen gegevens van wezenlijk belang moeten permanent worden bijgewerkt.
Art.26. Het prospectus waaraan een inschrijvingsbiljet in duplo is gehecht en het laatste jaarverslag alsmede het daaropvolgende halfjaarlijkse verslag indien bekendgemaakt, moeten vóór de sluiting van de overeenkomst kosteloos aan de inschrijver worden aangeboden.
Art.27. In alle reclame waarin rechten van deelneming van een beleggingsinstelling te koop worden aangeboden, moet worden vermeld dat er een prospectus bestaat en waar dit voor het publiek verkrijgbaar is.
Afdeling IV. - Openbaarmaking van gegevens.
Art.28. § 1. Het in artikel 129, § 1 van de wet bedoelde jaarverslag moet worden bekendgemaakt binnen drie maanden na het einde van de periode waarop het betrekking heeft.
§ 2. Het in dit zelfde artikel bedoelde halfjaarlijkse verslag moet worden bekendgemaakt binnen twee maanden na het einde van het halfjaar waarop het betrekking heeft.
§ 3. De jaar- en halfjaarlijkse verslagen moeten voor het publiek verkrijgbaar worden gesteld op de in het prospectus vermelde plaatsen.
§ 4. De jaar- en halfjaarlijkse verslagen worden op verzoek kosteloos aan de deelnemers verstrekt.
Art.29. § 1. Het jaarverslag bevat een balans (of een vermogensstaat), een uitgesplitste rekening met de inkomsten en uitgaven van het boekjaar, een verslag over de werkzaamheden tijdens het voorbije boekjaar en ten minste de andere inlichtingen die in het bij dit besluit gevoegde schema B zijn opgenomen evenals elke betekenisvolle informatie waardoor het publiek zich met kennis van zaken een oordeel kan vormen over de evolutie van de werkzaamheden en de resultaten van de beleggingsinstelling. <KB 1994-03-08/33, art. 29, § 1, 1°, 003; Inwerkingtreding : 1994-01-01>
§ 2. Het halfjaarlijkse verslag bevat ten minste (de inlichtingen opgenomen in de hoofdstukken I.a., I.b. en II tot IV van de bij dit besluit gevoegde schema B); wanneer een beleggingsinstelling een interimdividend heeft uitgekeerd of dit voornemens is, moeten in de kwantitatieve gegevens het resultaat na belasting over het betrokken halfjaar en het uitgekeerde of voorgestelde interimdividend worden vermeld. <KB 1994-03-08/33, art. 29, § 1, 2°, 003; Inwerkingtreding : 1994-01-01>
Afdeling V. - Boekhouding.
Art.30. De boekhouding van het beleggingsfonds wordt zodanig gevoerd dat de vermogensstaat en de rekening met de opbrengsten en kosten van het beleggingsfonds evenals het aantal en de waarde van de rechten van deelneming kunnen worden bepaald. De boekhouding wordt in België gevoerd. Onverminderd de voorschriften van de artikelen 50 en 68 moeten de beginselen, de methodes en waarderingsregels voor het opstellen van deze rekeningen alsmede alle wijzigingen hiervan, vooraf ter goedkeuring aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen worden voorgelegd.
Art.31. De beleggingsinstelling registreert op specifieke wijze de buiten-beursverrichtingen, met uitzondering van publieke inschrijvingen op en van transacties in euro-obligaties, alsook de inschrijvingen op rechten van deelneming die anders dan in contanten werden gestort. Zij vermeldt tevens de voornaamste modaliteiten van elk van deze verrichtingen, onder meer de prijs en de identiteit van de medecontractanten.
Afdeling VI. - Controle.
Art.32. De inspecteurs van de inspectiedienst van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen alsmede de personeelsleden van de dienst die belast is met de controle over de beleggingsinstellingen die ten minste de rang hebben van attaché, worden gemachtigd om zich alle inlichtingen te doen verstrekken of ter plaatse onderzoeken uit te voeren en kennis te nemen van alle stukken van een beleggingsvennootschap, een beheersvennootschap of een bewaarder, overeenkomstig artikel 133 van de wet.
HOOFDSTUK II. - BELEGGINGSINSTELLINGEN DIE VOLDOEN AAN DE VOORWAARDEN VAN DE RICHTLIJN. (Opgeheven)
Art.33. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 147, 007; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Afdeling I. - Inschrijving. (Opgeheven)
Art.34. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 147, 007; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Afdeling II. - Beleggingsbeleid. (Opgeheven)
Art.35. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 147, 007; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Art.36. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 147, 007; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Art.37. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 147, 007; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Art.38. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 147, 007; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Art.39. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 147, 007; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Art.40. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 147, 007; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Art.41. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 147, 007; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Art.42. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 147, 007; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Art.43. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 147, 007; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Art.44. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 147, 007; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Afdeling III. - Verbodsbepalingen. (Opgeheven)
Art.45. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 147, 007; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Art.46. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 147, 007; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Art.47. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 147, 007; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Art.48. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 147, 007; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Art.49.(Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 147, 007; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Afdeling IV. - Berekening van de inventariswaarde van de activa van de gemeenschappelijke beleggingsfondsen en de rechten van deelneming in beleggingsinstellingen. (Opgeheven)
Art.50. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 147, 007; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Art.51. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 147, 007; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Art.52. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 147, 007; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
HOOFDSTUK III. - ANDERE BELEGGINGSINSTELLINGEN IN EFFECTEN EN LIQUIDE MIDDELEN MET EEN VERANDERLIJK AANTAL RECHTEN VAN DEELNEMING.
Art.53. Dit hoofdstuk handelt over beleggingsinstellingen met een veranderlijk aantal rechten van deelneming die hebben geopteerd voor de categorie van beleggingen als bedoeld in artikel 122, § 1, 2° van de wet.
Afdeling I. - Beleggingsbeleid.
Art.54. § 1. Wanneer de beleggingsinstelling verschillende compartimenten telt, gelden de bepalingen van deze afdeling alsmede artikel 64 voor ieder van deze compartimenten.
§ 2. De beleggingen van een beleggingsinstelling in effecten en liquide middelen hierna beleggingsinstelling genaamd, moeten uitsluitend bestaan uit :
1° effecten en andere met effecten gelijk te stellen financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de officiële notering aan een effectenbeurs of die worden verhandeld op een gereglementeerde, regelmatig werkende, erkende en open markt, voor zover de keuze van het instrument, de beurs of de markt voorkomt in het beheersreglement van het fonds of in de statuten van de beleggingsvennootschap;
2° nieuw uitgegeven effecten, onder voorbehoud dat :
a) de uitgiftevoorwaarden de verplichting inhouden dat toelating tot de officiële notering aan een effectenbeurs of op een andere gereglementeerde, regelmatig werkende, erkende en open markt wordt aangevraagd en voor zover de keuze van de beurs of de markt voorkomt in het beheersreglement van het fonds of in de statuten van de beleggingsvennootschap;
b) de toelating uiterlijk binnen één jaar na de uitgifte wordt verkregen.
3° liquide middelen; het beheersreglement of de statuten bepalen in welke vorm en binnen welke begrenzing deze liquide middelen moeten worden gehouden.
§ 3. Niettemin :
1° mag een beleggingsinstelling ten hoogste 10 % van haar activa beleggen in andere beleggingen dan bedoeld in paragraaf 2;
2° mag een beleggingsinstelling ten hoogste 10 % van haar activa beleggen in vorderingen die voor de toepassing van dit besluit op grond van hun kenmerken kunnen worden gelijkgesteld met effecten en die inzonderheid verhandelbaar en liquide zijn en waarvan op ieder ogenblik of ten minste tweemaal per maand de waarde nauwkeurig kan worden bepaald;
3° mag een beleggingsvennootschap alle roerende en onroerende goederen verwerven die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor haar bedrijfsuitoefening.
Art.55. De artikelen 37 en 38 van dit besluit zijn op dit hoofdstuk van toepassing.
De in artikel 37, § 1, 3° (en § 2, 4°bis) bedoelde berekening geschiedt op grond van de artikelen 54, 56, 58 en 60. <KB 1999-06-09/36, art. 6, a), 005; Inwerkingtreding : 29-06-1999>
(In afwijking van het eerste lid is artikel 37, § 2, 4°bis niet van toepassing op beleggingsinstellingen die beleggen in opties op aandelenindexen met een uitoefeningsprijs gelijk aan nul, wanneer de index naar het oordeel van de Commissie voor het bank- en financiewezen beantwoordt aan het beginsel van de risicospreiding.) <KB 1999-06-09/36, art. 6, b), 005; Inwerkingtreding : 29-06-1999>
Art.56. § 1. Een beleggingsinstelling mag niet voor meer dan 10 % van haar activa beleggen in effecten van een zelfde emittent, inclusief de opties zoals bedoeld in artikel 37, § 1.
De waarde van de effecten die de beleggingsinstelling bezit van emittenten waarin zij meer dan 5 % van haar activa belegt, mag evenwel in totaal niet meer dan 40 % bedragen van de waarde van de activa van de beleggingsinstelling.
§ 2. De in § 1, eerste lid gestelde begrenzing wordt verhoogd tot ten hoogste 35 %, wanneer de effecten worden uitgegeven of gewaarborgd door een Lid-Staat van de O.E.S.O., zijn plaatselijke besturen of door een internationale publiekrechtelijke instelling waarin een of meer Lid-Staten van de O.E.S.O. deelnemen.
§ 3. De in § 1, eerste lid gestelde begrenzing kan worden verhoogd tot ten hoogste 25 % voor bepaalde obligaties wanneer zij zijn uitgegeven door een kredietinstelling met hoofdzetel in een Lid-Staat van de Europese Economische Gemeenschap, die krachtens een wet is onderworpen aan een bijzondere openbare controle die de betrokken obligatiehouders beschermt.
Inzonderheid moeten de bedragen die voortkomen uit de uitgifte van dergelijke obligaties overeenkomstig de wet worden belegd in activa die,
- tijdens de hele geldigheidsduur van deze obligaties, de hieruit voortvloeiende verplichtingen in voldoende mate dekken, en;
- die bij voorrang worden aangewend voor de terugbetaling van het kapitaal en de betaling van de gelopen intresten bij onvermogen van de emittent.
Wanneer een beleggingsinstelling meer dan 5 % van haar activa belegt in obligaties als bedoeld in deze paragraaf, die zijn uitgegeven door een zelfde emittent, dan mag de waarde van deze beleggingen in totaal niet meer bedragen dan 80 % van de waarde van de activa van de beleggingsinstelling.
§ 4. Met de effecten als bedoeld in paragrafen 2 en 3 wordt geen rekening gehouden voor de berekening van de in paragraaf 1, tweede lid gestelde begrenzing van 40 %.
De in voorgaande paragrafen gestelde begrenzingen mogen niet worden samengevoegd, wat betekent dat de beleggingen in effecten van één zelfde emittent, uitgevoerd overeenkomstig de paragrafen 1 tot 3, in elk geval in totaal niet meer mogen bedragen dan 35 % van de activa van de beleggingsinstelling.
Art.57. § 1. In afwijking van artikel 56 kan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen een beleggingsinstelling toestaan om, volgens het beginsel van de risicospreiding, tot 100 % van haar activa te beleggen in verschillende uitgiften van effecten die zijn uitgegeven of gewaarborgd door een Lid-Staat van de O.E.S.O., zijn plaatselijke besturen of internationale publiekrechtelijke instellingen waarin één of meer Lid-Staten van de O.E.S.O. deelnemen.
De Commissie voor het Bank- en Financiewezen verleent deze toelating slechts wanneer zij van oordeel is dat de deelnemers in deze beleggingsinstellingen ten opzichte van de deelnemers in de beleggingsinstellingen die de begrenzingen van artikel 56 wel naleven, een gelijkwaardige bescherming krijgen.
Deze beleggingsinstellingen moeten effecten houden uit ten minste zes verschillende uitgiften, zonder dat de effecten die tot een zelfde uitgifte behoren, meer dan 30 % mogen bedragen van het totaalbedrag, tenzij de betrokken effecten zijn toegelaten tot de officiële notering aan een effectenbeurs of worden verhandeld op een gereglementeerde, regelmatig werkende, erkende en open markt, waarvan de liquiditeit verzekerd is.
§ 2. De in paragraaf 1 bedoelde instellingen moeten in hun oprichtingsakte uitdrukkelijk de Staten, plaatselijke besturen of publiekrechtelijke internationale instellingen vermelden die de effecten uitgeven dan wel waarborgen waarin zij meer dan 35 % van hun activa gaan beleggen.
§ 3. Bovendien moeten de in paragraaf 1 bedoelde beleggingsinstellingen in het prospectus en elke reclame op een opvallende plaats een zin inlassen, waarin op deze toelating wordt gewezen en vermeld in de effecten van welke Staten, openbare besturen en publiekrechtelijke internationale instellingen zij meer dan 35 % van hun activa gaan beleggen of hebben belegd.
Art.58. <KB 1998-12-18/45, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 19-01-1999> Een beleggingsinstelling mag maximum vijftien percent van haar activa beleggen in rechten van deelneming uitgegeven door :
1° beleggingsinstellingen naar Belgisch recht met veranderlijk aantal rechten van deelneming en die overeenkomstig artikel 120, § 1, van de wet zijn ingeschreven bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen en uitsluitend beleggen in de categorieën van toegelaten beleggingen bedoeld in artikel 122, § 1, 1° of 2°, van de wet;
2° beleggingsinstellingen naar buitenlands recht met veranderlijk aantal rechten van deelneming en die overeenkomstig artikel 137 van de wet zijn ingeschreven bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen en uitsluitend beleggen in categorieën van toegelaten beleggingen die analoog zijn aan die bedoeld in artikel 122, § 1, 1° of 2°, van de wet;
3° andere beleggingsinstellingen die ressorteren onder het recht van een Lid-Staat van de Europese Unie en beantwoorden aan de voorwaarden van de richtlijn.
Alvorens haar belegging te verrichten, dient de beleggingsinstelling hetzij over een verklaring van de bevoegde controle-autoriteit te beschikken, hetzij over het beheersreglement, de statuten of het prospectus, waaruit blijkt dat de beleggingsinstelling waarin zij voornemens is te beleggen, beantwoordt aan de voorwaarden van de richtlijn.
Art. 58bis. <Ingevoegd bij KB 1998-12-18/45, art. 7; Inwerkingtreding : 19-01-1999> Een beleggingsinstelling kan, met inachtneming van artikel 56, § 1, haar activa beleggen in rechten van deelneming uitgegeven door een beleggingsinstelling naar Belgisch of buitenlands recht met vast aantal rechten van deelneming, voor zover het beleggingsbeleid van deze laatste gericht is op een beleggingscategorie die openstaat voor beleggingsinstellingen naar Belgisch recht, inclusief de instellingen als bedoeld in artikel 106 van de wet.
Art.59. § 1. De beleggingsinstellingen die voornamelijk beleggen in liquide middelen en in andere geldmarktinstrumenten, mogen volgens het beginsel van de risicospreiding tot 100 % van hun activa beleggen in effecten als bedoeld in artikel 54, § 2, 1° en 2° voor zover het kortlopende effecten zijn, in liquide middelen als bedoeld in artikel 54, § 2, 3° en in vorderingen als bedoeld in artikel 54, § 3, 2° voor zover de keuze van deze instrumenten door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen is goedgekeurd en voorkomt in het beheersreglement of in de statuten.
De in het vorige lid bedoelde instellingen mogen in bijkomende orde effecten houden als bedoeld in artikel 54, § 2, 1° en 2° die niet in het vorige lid zijn bedoeld.
§ 2. (De beleggingsinstellingen die voornamelijk beleggen in effecten van een referentie-index of effectenkorf, mogen, volgens het beginsel van de risicospreiding, tot 100 % van hun activa beleggen in effecten die in deze index of korf zijn begrepen, voor zover de Commissie voor het Bank- en Financiewezen de keuze van deze index/korf heeft aanvaard en de gekozen index/korf voorkomt in het beheersreglement of de statuten van de beleggingsinstelling.
De portefeuille van de beleggingsinstelling moet steeds vrij nauw aansluiten bij de samenstelling van de gekozen index/korf.
De artikelen 56 en 57 zijn niet van toepassing op deze beleggingsinstellingen.) <KB 1998-12-18/45, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 19-01-1999>
(§ 3.) In de in de vorige paragrafen bedoelde gevallen moet de specifieke aard van de beleggingsinstelling blijken uit haar benaming. <KB 1998-12-18/45, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 19-01-1999>
Art. 59bis. <Ingevoegd bij KB 1998-12-18/45, art. 10; Inwerkingtreding : 19-01-1999> § 1. In afwijking van artikel 54, §§ 2 en 3, en van de artikelen 55 tot en met 59, mag een beleggingsinstelling tot honderd percent van haar activa beleggen in rechten van deelneming die zijn uitgegeven door andere beleggingsinstellingen voor zover zij aan de volgende voorwaarden voldoet :
1° zij belegt haar activa in rechten van deelneming uitgegeven door beleggingsinstellingen zoals bedoeld in artikel 58, 1°, 2° en 3°;
2° zij mag haar activa niet beleggen in rechten van deelneming van beleggingsinstellingen die zelf meer dan vijftien percent van hun activa beleggen in rechten van deelneming uitgegeven door andere beleggingsinstellingen;
3° zij belegt in rechten van deelneming uitgegeven door minimaal vijf verschillende beleggingsinstellingen, zonder meer dan 20 % van haar activa te beleggen in rechten van deelneming uitgegeven door eenzelfde beleggingsinstelling; de beleggingsinstelling mag niettemin tot 35 % van haar activa beleggen in de rechten van deelneming uitgegeven door één welbepaalde beleggingsinstelling;
4° zij mag, met inachtneming van het beginsel van risicospreiding, maximaal 15 % van haar activa beleggen in de beleggingen bedoeld bij artikel 54, § 2.
Zij mag in bijkomende orde of tijdelijk liquide middelen houden. Het tijdelijk houden van liquide middelen mag er niet toe leiden dat de belegging in activa bedoeld bij artikel 54, § 2, globaal genomen, niet langer een bijkomend karakter heeft;
5° zij mag gebruik maken van de in artikel 38 bedoelde beleggingsmogelijkheden;
6° de hoeveelheid rechten van deelneming die zij in een andere beleggingsinstelling verwerft, mag niet tot gevolg hebben dat, bij realisatie van haar activa, de liquiditeit van haar eigen belegging of de stabiliteit van de beleggingsinstelling waarin zij belegt, in het gedrang zou komen.
Het bezit van tien percent van de rechten van deelneming uitgegeven door een andere beleggingsinstelling, wordt vermoed conform te zijn aan het eerste lid.
Een beleggingsinstelling die meer dan tien percent bezit van de rechten van deelneming uitgegeven door een andere beleggingsinstelling, moet in haar jaarverslag verantwoorden dat zij ondanks deze overschrijding voldoet aan de voorwaarden van het eerste lid.
§ 2. Indien wordt belegd in een beleggingsinstelling met verschillende compartimenten, wordt, voor de toepassing van dit artikel, elk compartiment beschouwd als een afzonderlijke beleggingsinstelling.
§ 3. Indien een beleggingsinstelling verschillende compartimenten telt, kunnen één of meer compartimenten gebruik maken van de mogelijkheid waarin dit artikel voorziet.
§ 4. De in § 1 bedoelde beleggingsinstelling dient in het beheersreglement of in de statuten, in het prospectus en in de periodieke verslagen, de kenmerken te beschrijven van de beleggingsinstellingen waarin zij belegt overeenkomstig dit artikel.
Het prospectus licht inzonderheid de kenmerken toe van het type beleggingsinstellingen of van de beleggingsinstelling waarin permanent meer dan 20 % van de activa zal worden belegd.
§ 5. Indien een beleggingsinstelling of één van haar compartimenten met toepassing van dit artikel belegt in rechten van deelneming uitgegeven door andere beleggingsinstellingen, moet de specifieke aard van de beleggingsinstelling of van het compartiment blijken uit de naam van de instelling of van het compartiment dan wel uit een verklarende vermelding die aan de naam is toegevoegd.
Art.60. § 1. Een beleggingsvennootschap of een beheersvennootschap mag, voor het geheel van de beleggingsfondsen die zij beheert, niet zoveel aandelen met stemrecht verwerven dat zij daardoor invloed van betekenis kan uitoefenen op het bestuur van een emittent.
§ 2. Behoudens in het (in artikel 59, § 2 en artikel 59bis) bedoelde geval mag een beleggingsinstelling niet meer verwerven dan 10 % van de effecten van een zelfde categorie die zijn uitgegeven door een privaatrechtelijke vennootschap of vereniging. <KB 1998-12-18/45, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 19-01-1999>
§ 3. De eerste en tweede paragraaf zijn niet van toepassing met betrekking tot :
1° effecten uitgegeven of gewaarborgd door een Lid-Staat van de O.E.S.O., zijn plaatselijke besturen of door internationale publiekrechtelijke instellingen waarin één of meer Lid-Staten van de O.E.S.O. deelnemen;
2° aandelen die een beleggingsinstelling houdt in het kapitaal van een vennootschap uit een Staat die geen lid is van de Europese Economische Gemeenschap, die haar activa in hoofdzaak belegt in effecten van emittenten uit die Staat, wanneer een dergelijke deelneming, krachtens de wetgeving van die Staat, voor de beleggingsinstelling de enige mogelijkheid is om in effecten van emittenten van die Staat te beleggen. Deze afwijking is echter slechts van toepassing indien de vennootschap van de Staat die geen lid is van de Europese Economische Gemeenschap, voor haar beleggingsbeleid de in de artikelen 56 en 58 en in paragraaf 1 en 2 van dit artikel gestelde begrenzingen in acht nemen. Bij overschrijding van de in de artikelen 56 en 58 gestelde begrenzingen is artikel 61 mutatis mutandis van toepassing;
3° aandelen die een beleggingsvennootschap houdt in het kapitaal van dochterondernemingen die uitsluitend voor haar bepaalde beheers-, advies- of verhandelingswerkzaamheden verrichten.
Art.61. § 1. Ongeacht de voorschriften van de artikelen 54 tot 60 mag de beleggingsinstelling steeds de inschrijvings- en conversierechten uitoefenen die verbonden zijn aan de effecten die deel uitmaken van haar actief.
De uitoefening van deze rechten mag evenwel niet tot gevolg hebben dat de in voorgaande artikelen bedoelde begrenzingen langer dan twaalf maanden worden overschreden.
§ 2. De in voorgaande artikelen bedoelde begrenzingen worden berekend volgens dezelfde methode als gebruikt voor de berekening van de inventariswaarde.
§ 3. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen kan aan nieuw opgerichte beleggingsinstellingen toestaan van artikel 56 af te wijken gedurende een periode van zes maanden na de datum waarop zij zijn erkend, waarbij uiteraard de beginselen inzake risicospreiding in acht dienen te worden genomen.
Art.62. Indien de in de artikelen 54 tot 60 bedoelde begrenzingen buiten de wil van de beleggingsinstelling of ten gevolge van de uitoefening van inschrijvingsrechten worden overschreden, moet de beleggingsinstelling de toestand regulariseren in het belang van de deelnemers.
Afdeling II. - Verbodsbepalingen.
Art.63. Een beleggingsinstelling mag geen edele metalen of certificaten die dergelijke metalen vertegenwoordigen, verwerven.
Art.64. § 1. Een beleggingsinstelling mag geen ontleningen aangaan.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 mag een beleggingsinstelling :
1° ontleningen in deviezen aangaan waaraan leningen voor een zelfde waarde zijn gekoppeld met als enig doel deviezen te kopen, mits ingevolge deze verrichtingen haar netto-schuldpositie ongewijzigd blijft of zal blijven;
2° ontleningen aangaan op korte termijn tot 5 % van haar netto activa;
3° andere ontleningen aangaan tot 10 % van haar netto activa.
De in 2° en 3° bedoelde begrenzingen kunnen worden samengevoegd.
Art.65. Effecten verkopen vanuit een ongedekte positie is verboden aan :
- de beleggingsvennootschap;
- de beheersvennootschap of de bewaarder, die optreedt voor rekening van het beleggingsfonds.
Art.66. § 1. Onverminderd de toepassing van de artikelen 38, 39 en 64 mag :
- noch de beleggingsvennootschap;
- noch de beheersvennootschap of de bewaarder die optreedt voor rekening van het beleggingsfonds, voor rekening van derden kredieten verstrekken of zich borg stellen.
§ 2. Paragraaf 1 belet bovengenoemde instellingen niet om niet-volgestorte effecten te verwerven. De niet-opgevraagde bedragen worden, met uitzondering van de niet-volgestorte effecten die zijn genoteerd aan een beurs of een gereglementeerde, regelmatig werkende, erkende en open markt, gelijkgesteld met ontleningen voor de toepassing van de in artikel 64 bedoelde begrenzingen.
Art.67.Het is elke beleggingsinstelling verboden :
1° deel te nemen aan een vereniging voor vaste opneming of waarborg of aan om het even welke financiële vereniging;
2° effecten uit te lenen met uitzondering van uitleningen in het kader van een compensatie- en verrekeningsregeling die is erkend door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, en voor zover deze uitleningen niet meer belopen dan 50 % van de effecten van een zelfde categorie en voor niet langer dan één maand (, en met uitzondering van uitleningen in uitvoering van artikel 20 van het koninklijk besluit van ... met betrekking tot de effectenleningen door bepaalde instellingen voor collectieve belegging). (Deze mogelijkheden moeten) worden vermeld in het reglement of de statuten en in het prospectus; <KB 2006-03-07/30, art. 19, 009; Inwerkingtreding : 10-03-2006>
3° effecten te verwerven van een privaatrechtelijke vennootschap of vereniging die failliet werd verklaard, een [1 gerechtelijke reorganisatie]1 of uitstel van betaling heeft verkregen of ten aanzien waarvan in het buitenland een gelijkaardige maatregel is getroffen;
4° effecten te verwerven van privaatrechtelijke vennootschappen of verenigingen die niet ten minste twee jaarrekeningen hebben openbaargemaakt. Dit verbod geldt echter niet :
a) voor de effecten als bedoeld in artikel 54, § 2, 1°;
b) voor effecten die de inbreng vertegenwoordigen van het totaal actief en passief van een privaatrechtelijke vennootschap of vereniging in vereffening die ten minste twee jaarrekeningen heeft openbaargemaakt;
c) voor effecten die werden verworven na uitoefening van de inschrijvings- of conversierechten die verbonden zijn aan effecten die deel uitmaken van het actief van de beleggingsvennootschap.
----------
(1)<KB 2010-12-19/15, art. 52, 010; Inwerkingtreding : 03-02-2011>
Afdeling III. - Berekening van de inventariswaarde van de activa en van de rechten van deelneming.
Art.68. § 1. De regels voor de waardering van de activa van een beleggingsfonds worden vermeld in het beheersreglement en worden goedgekeurd door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen.
§ 2. De regels voor de berekening van de koers van uitgifte, verkoop, inkoop of terugbetaling van de rechten van deelneming in een beleggingsinstelling worden vermeld in het beheersreglement of de statuten en worden goedgekeurd door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen.
Art.69. § 1. Er wordt doorlopend een inventaris bijgehouden over de samenstelling van de beleggingsinstelling of van elk van de compartimenten waar die bestaan.
Deze inventaris moet worden opgemaakt voor elke dag waarop een uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel een compartimentswijziging geschiedt en ten minste twee keer per maand.
Deze inventaris omvat alle bestanddelen opgegeven van het vermogen van de beleggingsinstelling of van het betrokken compartiment, namelijk :
1° de effecten en andere gelijkgestelde financiële instrumenten in portefeuille;
2° de liquide middelen;
3° de aankoop- of verkoopopties op effecten als bedoeld in artikel 37, § 1;
4° de termijnovereenkomsten op aandelenindexen alsook de opties op aandelenindexen en opties op dergelijke overeenkomsten als bedoeld in artikel 37, § 2;
5° de termijnovereenkomsten op rente alsook de opties op dergelijke overeenkomsten als bedoeld in artikel 37, § 3;
6° de termijnovereenkomsten voor aan- en verkoop van deviezen alsook de verwerving van aan- en verkoopopties op deviezen of op termijnovereenkomsten met betrekking tot in artikel 38 bedoelde deviezen;
7° de ontleningen en niet opgevraagde bedragen als bedoeld in de artikelen 64 en 66, § 2;
8° de te ontvangen bedragen en te betalen bedragen;
9° de te ontvangen effecten en te leveren effecten.
§ 2. De netto-inventariswaarde van een recht van deelneming in een beleggingsinstelling op een welbepaalde datum is de waarde die wordt verkregen door de inventariswaarde van de beleggingsinstelling of van het compartiment op die datum te delen door het aantal op dezelfde datum bestaande rechten van deelneming, zo nodig rekening houdend met de pariteit tussen de verschillende categorieën van rechten.
Art.70. Elke dag waarop een uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel een compartimentswijziging geschiedt en in elk geval ten minste tweemaal per maand, stelt de beleggingsinstelling de eenheidswaarde van de rechten van deelneming vast en maakt die bekend (in één of meer in België uitgegeven dagbladen). <KB 1991-10-23/33, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991>
Deze eenheidswaarde wordt vastgesteld volgens de regels van het beheersreglement of de statuten.
Op dezelfde dagen stelt zij de in artikel 69 bedoelde inventaris of een kopie ervan verkrijgbaar voor de deelnemers en al wie toetreedt tot de beleggingsinstelling, ter zetel van de beleggingsinstelling of de bewarende bank.
TITEL II. - VASTGOEDCERTIFICATEN. (Opgeheven)
Art.71. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 146, 008; Inwerkingtreding : 09-03-2005>
TITEL III. - EUROPESE BELEGGINGSINSTELLINGEN DIE AAN DE VOORWAARDEN VAN DE RICHTLIJN VOLDOEN. (Opgeheven)
Art.72. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 146, 008; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Art.73. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 146, 008; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Art.74. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 146, 008; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
Art.75. (Opgeheven) <KB 2005-03-04/32, art. 146, 008; Inwerkingtreding : 14-02-2007>
TITEL IV. - ANDERE BELEGGINGSINSTELLINGEN NAAR BUITENLANDS RECHT.
Art.76. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991> § 1. Deze titel bepaalt op welke voorwaarden beleggingsinstellingen naar buitenlands recht die niet voldoen aan de voorwaarden van de Richtlijn kunnen worden ingeschreven op de lijst als bedoeld in artikel 137 van de wet en deze inschrijving kan worden gehandhaafd.
§ 2. Voor de toepassing van deze titel wordt verstaan onder beleggingsinstellingen die niet van het besloten type zijn, de beleggingsinstellingen als bedoeld in artikel 105, 2° van de wet, waarvan de rechten van deelneming, op verzoek van de houders, rechtstreeks of onrechtstreeks worden ingekocht of terugbetaald ten laste van de activa van deze instellingen.
HOOFDSTUK I. - BEPALINGEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP BUITENLANDSE BELEGGINGSINSTELLINGEN DIE NIET VAN HET BESLOTEN TYPE ZIJN.
Afdeling I. - Inschrijvingsvoorwaarden.
Art.77. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991> Een beleggingsinstelling als bedoeld in dit hoofdstuk wordt slechts ingeschreven op de lijst en haar rechten van deelneming mogen in België slechts openbaar te koop worden geboden of worden verhandeld op volgende voorwaarden :
1° het moet gaan om een instelling die in haar land van oorsprong is onderworpen aan een permanent toezicht door de overheid of door een orgaan dat door de overheid is aangewezen in het kader van de bescherming van het openbaar spaarwezen en welk toezicht gelijkwaardig is met het toezicht van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen op soortgelijke instellingen naar Belgisch recht;
2° het beheersreglement of de oprichtingsakte van de beleggingsinstelling moet zijn aanvaard door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, alsook, in voorkomend geval, de keuze van de zaakvoerder, de bewaarder en de adviseur; wanneer er geen afzonderlijke bewaarder is, oordeelt de Commissie voor het Bank- en Financiewezen of dit de inschrijving van de beleggingsinstelling op de lijst verhindert;
3° de beleggingsinstelling moet een instelling hebben aangeduid als bedoeld in artikel 3, 1° of 2° van de wet, om :
a) in België te zorgen voor de uitkeringen aan deelnemers, de verkoop of de inkoop van de rechten van deelneming en voor de verplichte informatieverstrekking in ten minste één van de landstalen;
b) de Commissie alle nodige informatie te bezorgen met betrekking tot de verhandeling van de rechten van deelneming in België.
Art.78. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991> Om de gegevens als bedoeld in artikel 77, 2° te kunnen aanvaarden, moet de beleggingsinstelling bewijzen :
1° dat is voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in, naar gelang van het geval, artikel 3, § 1, 2°, 4° en 5° of artikel 3, § 2, 2° tot 3°;
2° dat het beheersreglement of de oprichtingsakte inlichtingen bevat die gelijkwaardig zijn met wat is voorgeschreven in het bij dit besluit gevoegde schema C; zo niet moet de beleggingsinstelling de ontbrekende inlichtingen toevoegen, die integraal deel zullen uitmaken van het beheersreglement of van de oprichtingsakte voor de toepassing van de bepalingen van de wet en van dit besluit;
3° in voorkomend geval, dat de bewaarder over de nodige financiële en technische organisatie voor zijn werkzaamheden beschikt en haar leiders de vereiste professionele betrouwbaarheid en passende ervaring bezitten.
Art.79. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991> § 1. Het verzoek om inschrijving op de lijst wordt bij aangetekende brief of brief met ontvangstbewijs aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen gericht.
§ 2. Bij het verzoek om inschrijving op de lijst wordt een dossier gevoegd met :
1° een verklaring van de controle-autoriteit als bedoeld in artikel 77, 1°;
2° een kopie van het beheersreglement of de oprichtingsakte van de beleggingsinstelling en, als zij hierin niet is vervat, een opgave van de regels voor de waardering van de activa van de instelling en de berekening van de prijs van uitgifte, verkoop en inkoop van rechten van deelneming, alsook een beschrijving van de boekhoudkundige, commerciële en administratieve organisatie van de instelling;
3° een beschrijving van het geheel van ondernemingen waartoe de instelling behoort, samen met andere ondernemingen of instellingen waarmee zij is verbonden in het kader van een gezamenlijk beheer of een gezamenlijke controle of door een belangrijke rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming;
4° naar gelang van het geval, de identiteit van de bestuurders of de zaakvoerders en, in voorkomend geval, hun oprichtingsakte, alsook een beschrijving van hun boekhoudkundige, commerciële en administratieve organisatie en de identiteit van hun aandeelhouders;
5° in voorkomend geval, de identiteit van de adviseur;
6° in voorkomend geval, de identiteit van de bewaarder en de gegevens waaruit blijkt dat hij is onderworpen aan een passende overheidscontrole of, zo dit niet het geval is, dat hij voldoende waarborgen biedt om zijn werkzaamheden als bewaarder op passende wijze te kunnen uitoefenen en om de verplichtingen te kunnen nakomen die uit deze functie voortvloeien;
7° de identiteit en het statuut van de deskundige als bedoeld in artikel 83, alsook een kopie van het laatste verslag dat hij over de instelling heeft opgesteld;
8° de identificatie van de instelling als bedoeld in artikel 77, 3°.
§ 3. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen mag om mededeling verzoeken van andere gegevens die noodzakelijk zijn om het verzoek als bedoeld in § 1 te onderzoeken.
§ 4. De beleggingsinstelling deelt de Commissie onmiddellijk de noodzakelijke gegevens mee waarmee het inschrijvingsdossier permanent kan worden bijgewerkt.
§ 5. De Commissie kan de inschrijving op de lijst intrekken wanneer de instelling niet langer aan de inschrijvingsvoorwaarden voldoet; artikel 141, § 3 van de wet is van toepassing.
Art.80. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991> § 1. De beleggingsinstelling ziet erop toe dat de tekst van het beheersreglement of de tekst van de bepalingen in de oprichtingsakte over de rechten van de deelnemers en het beleggingsbeleid, die bij het in artikel 25 bedoelde prospectus is gevoegd, overeenstemt met de tekst die is neergelegd bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen.
§ 2. In het prospectus en in de in artikel 28 bedoelde verslagen wordt vermeld dat de kopie van de officiële tekst van het beheersreglement of van de oprichtingsakte is neergelegd bij de instelling als bedoeld in artikel 77, 3°.
Elke belanghebbende kan bij deze instelling kennis nemen van de kopie van het beheersreglement of de oprichtingsakte.
Afdeling II. - Werking.
Art.81. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991> De regels met betrekking tot de vaststelling en de inning van vergoedingen, provisies en kosten ten laste van de beleggingsinstelling of de deelnemers moeten duidelijk en nauwkeurig zijn.
De inschrijving op de lijst kan worden geweigerd of ingetrokken door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen bij overtreding van het eerste lid alsook wanneer de vergoedingen, provisies en kosten de in België gangbare vergoedingen, provisies en kosten aanzienlijk overstijgen, rekening houdend met de eigen kenmerken van de beleggingsinstelling. Artikel 141, §§ 2 en 3 van de wet is van toepassing op deze beslissingen.
Art.82. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991> § 1. De artikelen 17 en 18, eerste lid, inzake het vrije toetredings- en uittredingsrecht zijn van toepassing, tenzij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen een afwijking van deze artikelen toestaat.
§ 2. De artikelen 22, § 1 en 23 tot 27 inzake de uitgifte en de verhandeling van de rechten van deelneming zijn van toepassing, tenzij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen een afwijking van deze artikelen toestaat.
Artikel 22, § 2 is van toepassing.
§ 3. De artikelen 28 en 29 inzake de bekendmaking van gegevens zijn van toepassing, tenzij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen een afwijking van deze artikelen toestaat; inzonderheid de in artikel 29 bedoelde schema's kunnen worden aangepast op grond van de kenmerken van de instelling naar buitenlands recht, op voorwaarde dat de Commissie voor het Bank- en Financiewezen hiervoor toestemming verleent.
Art.83. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991> De boekhoudkundige gegevens in de verslagen van de beleggingsinstelling moeten ter controle worden voorgelegd aan een onafhankelijke deskundige die de vereiste professionele betrouwbaarheid en bevoegdheid bezit.
Art.84. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991> § 1. De inschrijving op de lijst kan door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen worden geweigerd of ingetrokken wanneer de regels voor de waardering van de activa van de instelling en de berekening van de prijs van uitgifte, verkoop en inkoop van rechten van deelneming geen correcte informatieverstrekking aan het publiek waarborgen of de belangen van het publiek kunnen schaden. Artikel 141, §§ 2 en 3 van de wet is van toepassing op deze beslissingen.
§ 2. Elke dag waarop in België rechten van deelneming worden uitgegeven of ingekocht dan wel een compartimentswijziging plaats heeft en in elk geval ten minste tweemaal per maand, stelt de beleggingsinstelling de waarde van één recht van deelneming vast en maakt die bekend in één of meer in België uitgegeven dagbladen.
Afdeling III. - Beleggingsbeleid.
Art.85. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991> De regels inzake het beleggingsbeleid van de instelling moeten worden aanvaard door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen; daartoe :
1° moet de instelling het merendeel van haar beleggingen uitvoeren in effecten uit de categorieën van beleggingen die openstaan voor beleggingsinstellingen naar Belgisch recht, inclusief de instellingen als bedoeld in artikel 106 van de wet;
2° mogen de regels inzake het beleggingsbeleid van de beleggingsinstelling niet wezenlijk afwijken van de geldende regels voor de overeenstemmende categorie van beleggingen die openstaat voor beleggingsinstellingen naar Belgisch recht.
HOOFDSTUK II. - BEPALINGEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP BUITENLANDSE BELEGGINGSINSTELLINGEN VAN HET BESLOTEN TYPE.
Afdeling I. - Inschrijvingsvoorwaarden.
Art.86. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991> Een beleggingsinstelling als bedoeld in dit hoofdstuk wordt slechts ingeschreven op de lijst en haar rechten van deelneming mogen in Belië slechts openbaar te koop worden geboden of worden verhandeld op volgende voorwaarden :
1° het moet gaan om een instelling die in haar land van oorsprong is onderworpen aan een specifiek statuut om het openbaar spaarwezen te beschermen;
2° het beheersreglement of de oprichtingsakte van de beleggingsinstelling moet zijn aanvaard door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, alsook, in voorkomend geval, de keuze van de zaakvoerder, de bewaarder en de adviseur; wanneer er geen afzonderlijke bewaarder is, oordeelt de Commissie voor het Bank- en Financiewezen of dit de inschrijving van de beleggingsinstelling op de lijst verhindert;
3° de beleggingsinstelling moet een instelling hebben aangeduid als bedoeld in artikel 3, 1° of 2° van de wet, om :
a) in België te zorgen voor de uitkeringen aan deelnemers en voor de verplichte informatieverstrekking in ten minste één van de landstalen;
b) de Commissie alle nodige informatie te bezorgen met betrekking tot de verhandeling van de rechten van deelneming in België;
4° de rechten van deelneming van de instelling moeten, overeenkomstig artikel 125 van de wet, aan de beurs worden genoteerd.
Art.87. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991> Om de gegevens als bedoeld in artikel 86, 2° te kunnen aanvaarden, moet de beleggingsinstelling bewijzen :
1° dat is voldaan aan de voorwaarden als bedoeld in, naar gelang van het geval, artikel 3, § 1, 2°, 4° en 5° of artikel 3, § 2, 2° tot 3°;
2° dat het beheersreglement of de oprichtingsakte inlichtingen bevat die gelijkwaardig zijn met wat is voorgeschreven in het bij dit besluit gevoegde schema C; zo niet moet de beleggingsinstelling de ontbrekende inlichtingen toevoegen, die integraal deel zullen uitmaken van het beheersreglement of van de oprichtingsakte voor de toepassing van de bepalingen van de wet en van dit besluit;
3° in voorkomend geval, dat de bewaarder over de nodige financiële en technische organisatie voor zijn werkzaamheden beschikt en haar leiders de vereiste professionele betrouwbaarheid en passende ervaring bezitten.
Art.88. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991> § 1. Het verzoek om inschrijving op de lijst wordt bij aangetekende brief of brief met ontvangstbewijs aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen gericht.
§ 2. Bij het verzoek om inschrijving op de lijst wordt een dossier gevoegd met :
1° een beschrijving van het eigen statuut waaraan de beleggingsinstelling is onderworpen in haar land van oorsprong;
2° een kopie van het beheersreglement of de oprichtingsakte van de beleggingsinstelling, alsook een beschrijving van de boekhoudkundige, commerciële en administratieve organisatie van de instelling;
3° een beschrijving van het geheel van ondernemingen waartoe de instelling behoort, samen met andere ondernemingen of instellingen waarmee zij is verbonden in het kader van een gezamenlijk beheer of een gezamenlijke controle of door een belangrijke rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming;
4° naar gelang van het geval, de identiteit van de bestuurders of de zaakvoerders en, in voorkomend geval, hun oprichtingsakte, alsook een beschrijving van hun boekhoudkundige, commerciële en administratieve organisatie en de identiteit van hun aandeelhouders;
5° in voorkomend geval, de identiteit van de adviseur;
6° in voorkomend geval, de identiteit van de bewaarder en de gegevens waaruit blijkt dat hij is onderworpen aan een passende overheidscontrole of, zo dit niet het geval is, dat hij voldoende waarborgen biedt om zijn werkzaamheden als bewaarder op passende wijze te kunnen uitoefenen en om de verplichtingen te kunnen nakomen die uit deze functie voortvloeien;
7° de identiteit en het statuut van de deskundige als bedoeld in artikel 92, alsook een kopie van het laatste verslag dat hij over de instelling heeft opgesteld;
8° de identificatie van de instelling als bedoeld in artikel 86, 3°.
§ 3. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen mag om mededeling verzoeken van andere gegevens die noodzakelijk zijn om het verzoek als bedoeld in § 1 te onderzoeken.
§ 4. De beleggingsinstelling deelt de Commissie onmiddellijk de noodzakelijke gegevens mee waarmee het inschrijvingsdossier permanent kan worden bijgewerkt.
§ 5. De Commissie kan de inschrijving op de lijst intrekken wanneer de instelling niet langer aan de inschrijvingsvoorwaarden voldoet; artikel 141, § 3 van de wet is van toepassing.
Art.89. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991> In het prospectus en de jaar- en halfjaarlijkse verslagen van de beleggingsinstelling wordt vermeld dat de kopie van de officiële tekst van het beheersreglement of van de oprichtingsakte is neergelegd bij de instelling als bedoeld in artikel 82, 3°.
Elke belanghebbende kan bij deze instelling kennis nemen van de kopie van het beheersreglement of de oprichtingsakte.
Afdeling II. - Werking.
Art.90. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991> De regels met betrekking tot de vaststelling en de inning van vergoedingen, provisies en kosten ten laste van de beleggingsinstelling of de deelnemers moeten duidelijk en nauwkeurig zijn.
De inschrijving op de lijst kan worden geweigerd of ingetrokken door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen bij overtreding van het eerste lid alsook wanneer de vergoedingen, provisies en kosten die in België gangbare vergoedingen, provisies en kosten aanzienlijk overstijgen, rekening houdend met de typische eigenschappen van de beleggingsinstelling. Artikel 141, §§ 2 en 3 van de wet is van toepassing.
Art.91. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991> § 1. De artikelen 22, 23, § 1, eerste en tweede lid, en 24 tot 27 met betrekking tot de uitgifte en de verhandeling van de rechten van deelneming zijn van toepassing, tenzij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen een afwijking van deze artikelen toestaat. Bovendien zijn ook de artikele en 34bis van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten, alsook uitvoeringsbesluiten, van toepassing met name om de inhoud van het prospectus te bepalen alsook de gevallen waarin een prospectus dat is opgesteld in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschappen in België kan worden gebruikt.
Artikel 22, § 2 is van toepassing.
§ 2. De artikelen 28 en 29 met betrekking tot de bekendmaking van gegevens zijn van toepassing, tenzij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen een afwijking van deze artikelen toestaat; inzonderheid de in artikel 29 bedoelde schema's kunnen worden aangepast op grond van de typische eigenschappen van de instelling naar buitenlands recht, op voorwaarde dat de Commissie voor het Bank- en Financiewezen hiervoor toestemming verleent.
In afwijking van het eerste lid zijn de artikelen 28 en 29 niet van toepassing wanneer een beleggingsinstelling een beleggingsvennootschap is die is onderworpen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 18 september 1990 over de verplichtingen bij toelating van effecten tot de officiële notering aan een openbare fondsen- en wisselbeurs van het Rijk.
Art.92. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991> De boekhoudkundige gegevens in de verslagen van de beleggingsinstelling moeten ter controle worden voorgelegd aan een onafhankelijke deskundige die de vereiste professionele betrouwbaarheid en bevoegdheid bezit.
Afdeling III. - Beleggingsbeleid.
Art.93. <Ingevoegd bij KB 1991-10-23/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991> De regels inzake het beleggingsbeleid van de instelling moeten worden aanvaard door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen; daartoe :
1° moet de instelling het merendeel van haar beleggingen uitvoeren in effecten uit de categorieën van beleggingen die openstaan voor beleggingsinstellingen naar Belgisch recht, inclusief de instellingen als bedoeld in artikel 106 van de wet;
2° mogen de regels inzake het beleggingsbeleid van de beleggingsinstelling niet wezenlijk afwijken van de geldende regels voor de overeenstemmende categorie van beleggingen die openstaat voor beleggingsinstellingen naar Belgisch recht.
TITEL V. - DIVERSE BEPALINGEN EN OVERGANGSBEPALINGEN.
Art.94. Onverminderd de toepassing van artikel 111, § 2, tweede lid van de wet, worden de beheersvennootschappen die krachtens de wet van 27 maart 1957 betreffende de gemeenschappelijke beleggingsfondsen en tot wijziging van het Wetboek der met het zegelrecht gelijkgestelde taxes zijn erkend, van rechtswege tot 31 december 1991 erkend in de zin van artikel 2. <KB 1991-10-23/33, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991>
Deze erkenning zal worden verlengd als de beheersvennootschap een aanvraag tot verlenging van haar erkenning indient overeenkomstig artikel 4 en wordt aangetoond dat de beheersvennootschap voldoet aan de voorwaarden van artikel 3, paragrafen 1, 3 en 4.
Art.95. De pensioenspaarfondsen maken beleggingsinstellingen uit in de zin van artikel 1, § 1, eerste lid; ze zijn onderworpen aan de hoofdstukken I en III van Titel I, zonder dat deze bepalingen evenwel afbreuk kunnen doen aan het koninklijk besluit van 22 december 1986 tot invoering van een stelsel van derdeleeftijds- of pensioensparen. <KB 1991-10-23/33, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991>
De fondsen die met toepassing van het genoemd besluit op 31 december 1990 zijn erkend door de Minister van Financiën, worden ambtshalve ingeschreven op de lijst als bedoeld in artikel 2.
De met toepassing van voormeld besluit van 22 december 1986 erkende beleggingsfondsen voegen de woorden " pensioenspaarfonds " toe aan hun naam.
Art.96. Dit besluit treedt in werking op 1 maart 1991. <KB 1991-10-23/31, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991>
Art.97. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit. <KB 1991-10-23/33, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 17-11-1991>
BIJLAGE.
Art. N1. SCHEMA A. <Om technische redenen werd deze bijlage onderverdeeld in fictieve artikelen : 1N1-5N1>
Art. 1N1. Gegevens met betrekking tot het beleggingsfonds.
1.1. Naam.
1.2. Oprichtingsdatum van het fonds. Duur, indien die beperkt is.
1.3. Plaats waar het fondsreglement, wanneer dit niet is bijgevoegd, en de periodieke verslagen verkrijgbaar zijn.
1.4. Indien van belang voor de deelnemers, beknopte gegevens inzake het op het fonds toepasselijke belastingstelsel. Vermelden of bronbelasting wordt ingehouden op inkomsten en kapitaalwinsten die door het fonds aan de deelnemers worden uitgekeerd.
1.5. Balansdatum en uitkeringsfrequentie.
1.6. Naam van de personen die instaan voor de controle van de boekhoudkundige gegevens.
1.7. Vermelding van de aard en de voornaamste kenmerken van de rechten van deelneming, met name :
- aard van het recht (zakelijk recht, schuldvordering e.d.) dat het recht van deelneming vertegenwoordigt;
- oorspronkelijke effecten of certificaten die deze effecten vertegenwoordigen, inschrijving in een register of boeking op een rekening;
- kenmerken van de rechten van deelneming : op naam of aan toonder; vermelding van de eventuele coupures;
- in voorkomend geval beschrijving van het stemrecht van de deelnemers;
- voorwaarden waaronder tot vereffening van het fonds kan worden besloten en de vereffeningsregels, in het bijzonder ten aanzien van de rechten van de deelnemers.
1.8. In voorkomend geval, vermelding van de beurzen of markten waar de rechten van deelneming worden genoteerd of verhandeld.
1.9. Regels en voorwaarden voor de uitgifte en/of verkoop van rechten van deelneming.
1.10. Regels en voorwaarden voor de inkoop of terugbetaling van de rechten van deelneming en mogelijke gevallen van schorsing hiervan.
1.11. Beschrijving van de regels inzake vaststelling en bestemming van de inkomsten.
1.12. Beleggingsdoeleinden van het fonds, met inbegrip van de financiële doelstellingen (bij voorbeeld kapitaalgroei of inkomsten), het beleggingsbeleid (bij voorbeeld specialisatie in bepaalde geografische of industriële sectoren), aan het beleggingsbeleid gestelde grenzen en vermelding van technieken en instrumenten of van de bevoegdheid om ontleningen aan te gaan die bij het beheer van het fonds kunnen worden gebruikt.
1.13. Regels voor de waardering van de activa.
1.14. Bepaling van de verkoop- of uitgifteprijs alsmede van het bedrag bij terugbetaling of inkoop van de rechten van deelneming, met name :
- berekeningswijze en -frequentie van deze prijzen;
- kosten in verband met verkoop, uitgifte en inkoop van de rechten van deelneming (als bedoeld in artikel 16); <KB 1998-12-18/45, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 19-01-1999>
- hoe, waar en met welke regelmaat deze prijzen worden bekendgemaakt.
1.15. Wijze, bedrag en berekening van ten laste van het beleggingsfonds komende (vergoedingen, provisies en kosten) voor de beheersvennootschap of de bewaarder, dan wel voor derden en door het fonds aan de beheersvennootschap of bewaarder, dan wel aan derden te betalen (vergoedingen, provisies en kosten). <KB 1998-12-18/45, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 19-01-1999>
(1.16. Een overzicht van de vergoedingen, provisies en kosten bedoeld in artikel 13, § 1, en de artikelen 14 en 16, opgesteld volgens een schema vastgesteld door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen.) <KB 1998-12-18/45, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 19-01-1999>
Art. 2N1. Gegevens met betrekking tot de beheersvennootschap.
2.1. Naam of firma, rechtsvorm, zetel van de vennootschap en hoofdkantoor indien afwijkend van de zetel van de vennootschap.
2.2. Oprichtingsdatum van de vennootschap. Duur, indien die beperkt is.
2.3. Indien de vennootschap andere beleggingsfondsen beheert, deze vermelden.
2.4. Naam en functie van de leden van de bestuurs-, directie- en controle-organen in de beheersvennootschap. Vermelding van de voornaamste door deze personen buiten de vennootschap uitgeoefende werkzaamheden, indien deze van belang zijn voor de vennootschap.
2.5. Bedrag van het kapitaal waarop werd ingeschreven en het gestorte gedeelte van het kapitaal.
Art. 3N1. Gegevens met betrekking tot de beleggingsvennootschap.
3.1. Naam of firma, rechtsvorm, zetel van de vennootschap en hoofdkantoor, indien afwijkend van de zetel van de vennootschap.
3.2. Oprichtingsdatum van de vennootschap. Duur, indien die beperkt is.
3.3. Plaats waar de statuten, wanneer deze niet zijn bijgevoegd, en de periodieke verslagen verkrijgbaar zijn.
3.4. Indien van belang voor de deelnemers, beknopte gegevens inzake het op de vennootschap toepasselijke belastingstelsel. Vermelden of bronbelasting wordt ingehouden op inkomsten en kapitaalwinsten die door de vennootschap aan de deelnemers worden uitgekeerd.
3.5. Balansdatum en uitkeringsfrequentie.
3.6. Naam van de personen die instaan voor de controle van de boekhoudkundige gegevens.
3.7. Naam en functie van de leden van de bestuurs-, directie- en controle-organen in de vennootschap. Vermelding van de voornaamste door deze personen buiten de vennootschap uitgeoefende werkzaamheden, indien deze van belang zijn voor de vennootschap.
3.8. Kapitaal.
3.9. Vermelding van de aard en de voornaamste kenmerken van de rechten van deelneming, met name :
- oorspronkelijke effecten of certificaten die deze effecten vertegenwoordigen, inschrijving in een register of boeking op een rekening;
- kenmerken van de rechten van deelneming : op naam of aan toonder; vermelding van de eventuele coupures;
- beschrijving van het stemrecht van de deelnemers;
- voorwaarden waaronder tot vereffening van de vennootschap kan worden besloten en de vereffeningsregels, in het bijzonder ten aanzien van de rechten van de deelnemers.
3.10. In voorkomend geval, vermelding van de beurzen of markten waar de rechten van deelneming worden genoteerd of verhandeld.
3.11. Frequentie, regels en voorwaarden voor de uitgifte en/of verkoop van rechten van deelneming.
3.12. Regels en voorwaarden voor de inkoop of terugbetaling van de rechten van deelneming en mogelijke gevallen van schorsing hiervan.
3.13. Regels inzake vaststelling en bestemming van de inkomsten.
3.14. Beleggingsdoeleinden van de vennootschap, met inbegrip van de financiële doelstellingen (bij voorbeeld kapitaalgroei of inkomsten), het beleggingsbeleid (bij voorbeeld specialisatie in bepaalde geografische of industriële sectoren), aan het beleggingsbeleid gestelde grenzen en vermelding van technieken en instrumenten of van de bevoegdheid om ontleningen aan te gaan die bij het beheer van de vennootschap kunnen worden gebruikt.
3.15. Regels voor de waardering van de activa.
3.16. Bepaling van de prijs van verkoop, uitgifte of inkoop van de rechten van deelneming, met name :
- berekeningswijze en -frequentie van deze prijzen;
- kosten in verband met verkoop, uitgifte en inkoop van de rechten van deelneming (als bedoeld in artikel 16); <KB 1998-12-18/45, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 19-01-1999>
- hoe, waar en met welke regelmaat deze prijzen worden bekendgemaakt.
3.17. Wijze, bedrag en berekening van door de vennootschap aan haar bestuurders, alsmede aan de leden van de bestuurs-, directie- of controle-organen, aan de bewaarder, dan wel aan derden uitbetaalde (vergoedingen, provisies en kosten) en door de vennootschap aan haar bestuurders, bewaarder of aan derden, uitbetaalde (vergoedingen, provisies en kosten). <KB 1998-12-18/45, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 19-01-1999>
(3.18. Een overzicht van de vergoedingen, provisies en kosten bedoeld in artikel 13, § 1, en de artikelen 14 en 16, opgesteld volgens een schema vastgesteld door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen.) <KB 1998-12-18/45, art. 19, 004; Inwerkingtreding : 19-01-1999>
Art. 4N1. Gegevens met betrekking tot de bewaarder.
4.1. Naam of firma, rechtsvorm, zetel van de vennootschap en hoofdkantoor indien afwijkend van de zetel van de vennootschap.
4.2. Voornaamste werkzaamheden.
Art. 5N1. Informatie over de wijze waarop de betalingen aan deelnemers geschieden, de rechten van deelneming worden ingekocht en de informatie over de beleggingsinstelling wordt verspreid.
Deze informatie moet in elk geval worden bekendgemaakt in de Lid-Staat waar de beleggingsinstelling is gevestigd. Wanneer de rechten van deelneming bovendien worden verhandeld in een andere Lid-Staat wordt dezelfde informatie verstrekt met betrekking tot deze Lid-Staat en opgenomen in het prospectus dat in die Lid-Staat wordt verspreid.
Art. N2. SCHEMA B. Gegevens die in de periodieke verslagen moeten worden opgenomen.
I. (Jaarrekening/halfjaarrekening :
a. de balans;
b. de resultatenrekening;
c. de toelichting - Portefeuille effecten, waardepapier en andere financiële instrumenten); <KB 1994-03-08/33, art. 29, § 2, 1°, 003; Inwerkingtreding : 1994-01-01>
II. Aantal rechten van deelneming in omloop.
III. Netto inventariswaarde per recht van deelneming.
IV. Effectenportefeuille, met een onderscheid tussen :
a) effecten die zijn toegelaten tot de officiële notering aan een effectenbeurs;
b) op een andere gereglementeerde markt verhandelde effecten;
c) de in artikel 35, § 2, 4° of artikel 54, § 2, 2° bedoelde nieuw uitgegeven effecten;
d) de overige effecten en financiële instrumenten;
uitgesplitst volgens maatstaven die het best passen bij het beleggingsbeleid van de beleggingsinstelling (bij voorbeeld volgens economische of geografische criteria, naar valuta, enz.) en volgens procentueel aandeel in de netto-activa; vermelding per voornoemd effect van het aandeel daarvan in het totaal van de activa van de beleggingsinstelling.
Wijzigingen in de samenstelling van de effectenportefeuille tijdens de verslagperiode.
V. (opgeheven) <KB 1994-03-08/33, art. 29, § 2, 003; Inwerkingtreding : 1994-01-01>
VI. Vergelijkende tabel over de laatste drie boekjaren met voor elk boekjaar :
- de totale netto-inventariswaarde aan het einde van het boekjaar;
- de netto-inventariswaarde per recht van deelneming aan het einde van het boekjaar.
VII. Vermelding, per categorie van de in de artikelen 37 en 38 bedoelde verrichtingen die door de beleggingsinstelling werden verwezenlijkt tijdens de verslagperiode, van het bedrag van de verplichtingen die hieruit voortvloeien.
Art. N3. SCHEMA C. 1° wijze waarop de bewaarder wordt benoemd en, in voorkomend geval, wordt ontslagen, alsmede de regels voor de bekendmaking van deze handelingen;
2° wijze waarop de kredietinstelling(en) en de beursvennootschappen worden aangeduid die in voorkomend geval instaan voor de uitkeringen aan de deelnemers in de beleggingsinstelling en voor de uitgifte en inkoop van de rechten van deelneming;
3° categorie van toegelaten beleggingen waarvoor de beleggingsinstelling heeft geopteerd, haar open of besloten karakter;
4° eventuele compartimenten in een beleggingsvennootschap en welke gevolgen dit heeft voor de wijze waarop (de vergoedingen, provisies en kosten die aan de beleggingsvennootschap worden aangerekend) worden aangerekend, het stemrecht wordt uitgeoefend, de jaarrekening wordt goedgekeurd en decharge wordt verleend aan de bestuurders en commissarissen-revisoren door de algemene vergadering; <KB 1998-12-18/45, art. 20, 004; Inwerkingtreding : 19-01-1999>
5° (de vergoedingen, provisies en kosten die aan de beleggingsinstelling en de deelnemers worden aangerekend :
- de beschrijving en de berekeningswijze van de vergoedingen, provisies en bedoeld in artikel 13, § 1, alsook de identiteit van de begunstigde(n) van elk van de vergoedingen, provisies en kosten;
- de wijze van berekening en tenlasteneming van de vergoeding van de beheersvennootschap zoals bedoeld in artikel 14, eerste lid;
- het maximumbedrag van de vergoeding, provisie of kost als bedoeld in artikel 14, tweede lid;
- het tarief van de kosten en provisies zoals bedoeld in artikel 16.) <KB 1998-12-18/45, art. 21, 004; Inwerkingtreding : 19-01-1999>
6° voor een open beleggingsinstelling, in welke gevallen het vrije toetredings- en uittredingsrecht overeenkomstig de artikelen 18 en 19 kan worden geschorst en volgens welke regels deze mogelijkheid kan worden benut;
7° voor een open beleggingsinstelling, de dagen waarop de inventariswaarde wordt berekend;
8° de maatregelen in geval van vereffening;
9° de wijze van bijeenroeping, beraadslaging en besluitvorming van de algemene vergadering van deelnemers in het beleggingsfonds overeenkomstig artikel 113, § 2 van de wet;
10° in voorkomend geval, in welke gevallen en onder welke voorwaarden de beheersvennootschap wordt gemachtigd om de aan de effecten van het beleggingsfonds verbonden stemrechten uit te oefenen.