Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

1 JUNI 1964. - [Koninklijk besluit tot vaststelling van de administratieve toestand van sommige ambtenaren van de rijksbesturen, die in vredestijd militaire prestaties verrichten of diensten volbrengen ter uitvoering van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden]. (Gewijzigd bij KB 1971-01-19, art. 1; BS 01-07-1971 en KB 1976-05-04, art. 1; BS 27-05-1976)(NOTA : Opgeheven, voor het Brusselse Hoofdstedelijke Regering, door BESL2014-03-27/66, art. 512, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2014, voor wat betreft de ambtenaren die onderworpen zijn aan BESL2014-03-27/66. Zie ook art. 514)(NOTA : Opgeheven, voor het Brusselse Hoofdstedelijke Regering, door BESL2014-03-27/67, art. 511, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2014, voor wat betreft de ambtenaren die onderworpen zijn aan BESL2014-03-27/67. Zie ook art. 513)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 05-06-2014 en tekstbijwerking tot 05-06-2014)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - (Zie Franse versie)
Art. 2-3
HOOFDSTUK III. - Bepalingen van toepassing op de ambtenaren bedoeld in artikel 1, 1°.
Art. 4-5
HOOFDSTUK IV. - Bepalingen van toepassing op de ambtenaren bedoeld in artikel 1, 2°. (...). <KB 1991-11-06/31, art. 10; Inwerkingtreding : 01-01-1992>
Art. 6-8
HOOFDSTUK V. - Bijzondere bepalingen en slotbepalingen.
Art. 9-12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1991000593  1999002088  2014031405 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied.
Artikel 1. <KB 1991-11-06/31, art 9; Inwerkingtreding : 01-01-1992> Dit besluit is van toepassing :
  1° op de rijksambtenaren die onder het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel vallen;
  2° op de stagiairs, kandidaat-rijksambtenaren.

HOOFDSTUK II. - (Zie Franse versie)
Art.2. <KB 1976-04-05, art 2; BS 27-05-1976> De in artikel 1 bedoelde ambtenaren zijn ambtshalve met verlof gedurende de gedeelten van kalendermaanden waarin zij, in vredestijd, om het even welke militaire prestaties verrichten, of diensten volbrengen bij toepassing van de artikelen 17bis of 18 van de wet van 3 juni 1964 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden.

Art.3. De in artikel 1 bedoelde ambtenaren zijn ambtshalve met verlof gedurende de periode waarin zij gewone of spoedwederoproepingen bij de krijgsmacht (of bij de civiele bescherming) volbrengen. <KB 1971-01-19, art 3; BS 01-07-1971>

HOOFDSTUK III. - Bepalingen van toepassing op de ambtenaren bedoeld in artikel 1, 1°.
Art.4. Als periode van non-activiteit zonder wedde worden beschouwd :
  1° de volle kalendermaanden waarin de Rijksambtenaar zijn werkelijke diensttermijn volbrengt, eventueel verlengd op grond van de dienstplichtwetten en van wederoproeping bij tuchtmaatregel;
  2° de volle kalendermaanden waarin de Rijksambtenaar in enige hoedanigheid vrijwillige prestaties bij de krijgsmacht verricht;
  3° de volle kalendermaanden waarin de Rijksambtenaar, reserveofficier, gemachtigd werd te dienen bij een formatie van de krijgsmacht bij toepassing van artikel 63, § 1, van de wet van 1 maart 1958.
  (4° de volle kalendermaanden waarin de Rijksambtenaar, gewetensbezwaarde, diensten volbrengt bij toepassing van de artikelen 17bis of 18 van de hogervermelde wet van 3 juni 1964, alsmede wederoproepingen bij tuchtmaatregel.) <KB 1976-04-05, art 3; BS 27-05-1976>

Art.5. Gedurende de periodes van non-activiteit, bedoeld in artikel 4, behoudt de Rijksambtenaar zijn aanspraak op bevordering en zijn rechten op bevordering tot een hogere wedde.

HOOFDSTUK IV. - Bepalingen van toepassing op de ambtenaren bedoeld in artikel 1, 2°. (...).
Art.6. Als periode van dienstschorsing zonder wedde worden beschouwd :
  1° de volle kalendermaanden waarin de ambtenaar zijn werkelijke diensttermijn volbrengt eventueel verlengd op grond van de dienstplichtwetten en van wederoproeping bij tuchtmaatregel;
  2° de volle kalendermaanden waarin de ambtenaar, reserveofficier, gemachtigd werd te dienen bij een formatie van de krijgsmacht, bij toepassing van artikel 63, § 1, van de wet van 1 maart 1958;
  3° (de volle kalendermaanden waarin de ambtenaar vrijwillige prestaties bij de krijgsmacht verricht bij toepassing van artikel 4, 1°, van het ministerieel besluit van 13 juli 1964 tot vaststelling van de duur der vrijwillige dienstnemingen en wederdienstnemingen in vredestijd;) <KB 1971-01-19, art. 5 en 6; BS 01-07-1971>
  (4° de volle kalendermaanden waarin de ambtenaar, gewetensbezwaarde, diensten volbrengt bij toepassing van de artikelen 17bis of 18 van de hogervermelde wet van 3 juni 1964, alsmede wederoproepingen bij tuchtmaatregel.) <KB 1976-04-05, art 4; BS 27-05-1976>

Art.7. Periodes van dienstschorsing worden niet bezoldigd. Gedurende die periodes behoudt de ambtenaar niettemin zijn rechten op bevordering tot een hogere wedde.

Art.8. De ambtenaar wordt geacht ontslag te nemen de eerste dag dat hij, in enige hoedanigheid, bij de krijgsmacht andere vrijwillige prestaties verricht dan die welke bedoeld zijn in de artikelen 2 en 6, 3°.

HOOFDSTUK V. - Bijzondere bepalingen en slotbepalingen.
Art.9. Door Ons vast te stellen bijzondere bepalingen regelen de toestand van de ambtenaren die reserveofficier zijn en krachtens artikel 63, § 2 van de wet van 1 maart 1958 gemachtigd zijn in vredestijd te dienen ter uitvoering van de verplichtingen die België als lid van internationale organisaties heeft aangegaan.

Art.10. Door Ons vast te stellen bijzondere bepalingen regelen de toestand van de ambtenaren die militaire prestaties verrichten ingeval de krijgsmacht gemobiliseerd is.

Art.11. Het koninklijk besluit van 18 maart 1953 tot vaststelling van de administratieve toestand der personeelsleden die opgeroepen worden om militaire verplichtingen in vredestijd te vervullen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 februari 1954 en 20 juli 1962, worden opgeheven.
  Artikel 7 van het koninklijk besluit van 9 juli 1923 houdende vaststelling van de geldelijke toestand, ten burgerlijken titel, der Staatsagenten als milicien tot de krijgsdienst opgeroepen, of in dezelfde hoedanigheid of in die van reserveofficier onder de wapens teruggeroepen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 juni 1924, houdt op van toepassing te zijn op de onder dit besluit vallende ambtenaren.

Art. 12. Dit besluit treedt in werking op 1 augustus 1964.