Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

12 NOVEMBER 1987. - Besluit van de Waalse Gewestexecutieve betreffende bepaalde categorieën afvalstoffen. <Vertaling> (NOTA : opgeheven wat de giftige of gevaarlijke afvalstoffen betreft door BWG 1992-04-09/31, art. 74, °2, 004; ED 23-06-1992) (NOTA : opgeheven wat de PCB/PCT's betreft door BWG 1992-04-09/32, art. 16; Inwerkingtreding : 24-06-1992) (NOTA : opgeheven wat afgewerkte olie betreft door BWG 1992-04-09/33, art. 29, °2; Inwerkingtreding : 02-07-1992) (NOTA : opgeheven wat de afvalstoffen van de titaandioxyde-industrie betreft door BWG 1992-04-09/34, art. 19, °2; Inwerkingtreding : 16-07-1992)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemeenheden.
Art. 1-3
HOOFDSTUK Ibis. - De Erkenningscommissie inzake afvalstoffen. <Ingevoegd bij BWG 1990-09-28/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1991>
Art. 3bis
HOOFDSTUK II. - Erkenning van ophalers van giftige of gevaarlijke afvalstoffen.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art. 4-11
Afdeling 2. - Erkenning van ophalers van bijzondere categorieën afvalstoffen.
Art. 12-15
HOOFDSTUK III. - Erkenning van ophalers van giftige of gevaarlijke afvalstoffen.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art. 16-18
Afdeling 2. - De persoon die voor de verwijderingsverrichtingen verantwoordelijk is.
Art. 19-25
Afdeling 3. - Erkenning van vernietigers van bijzondere categorieën afvalstoffen.
Art. 26-29
HOOFDSTUK IV. - Informaties betreffende het bezit en de afgifte van giftige en gevaarlijke afvalstoffen.
Afdeling 1. - Melding van bezit van giftige en gevaarlijke afvalstoffen.
Art. 30-32
Afdeling 2. - Informaties betreffende de afgifte van giftige of gevaarlijke afvalstoffen.
Art. 33-36
HOOFDSTUK V. - Verschillende bepalingen betreffende de ophaling en de verwijdering van giftige en gevaarlijke afvalstoffen.
Art. 37-40
HOOFDSTUK VI. - Bijzondere bepalingen betreffende afvalstoffen afkomstig van de titaandioxyde-industrie.
Afdeling 1. - De vergunning vereist voor het opslaan, het storten of de injectie van afvalstoffen afkomstig van de titaandioxyde-industrie.
Art. 41-44
Afdeling 2. - Controle van de opgeslagen, gestorte of geïnjecteerde afvalstoffen, alsmede controle van de betrokken milieus.
Art. 45-54
Afdeling 3. - Voorwaarden vereist van een vestiging die titaandioxyde produceert.
Art. 55-56
HOOFDSTUK VII. - Bijzondere bepalingen betreffende afvalolie.
Afdeling 1. - In het algemeen.
Art. 57
Afdeling 2. - Opslaan van afgewerkte olie.
Art. 58-63
Afdeling 3. - Verplichtingen die aan de erkende vernietigers van afvalolie toekomen.
Art. 64-67
Afdeling 4. - Afgifteattest en afvalolieregister.
Art. 68-70
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen.
Art. 71-78, N1-N3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1975100304  1976020901 



Uitvoeringsbesluit(en):

1992027257  1992027263  1992027287 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemeenheden.
Artikel 1. <Zie nota onder TITEL> § 1. In de zin van dit besluit, dient te worden verstaan onder :
  1° decreet : het decreet van de Waalse Regionale Raad van 5 juli 1985 met betrekking tot de afval;
  2° afval : alle door het decreet bedoelde afval, met inbegrip van de giftige afval in de zin van de wet van 22 juli 1974 op de giftige afval;
  3° giftige afval : alle giftige afval in de zin van de wet van 22 juli 1974 op de giftige afval;
  4° gevaarlijke afval :
  a) alle afval die vatbaar is gestort te worden in stortplaatsen van klasse 1 zoals bepaald bij het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 23 juli 1987 met betrekking tot de gecontroleerde stortplaatsen. De criteria inzake gevaar zijn die bepaald in artikel 723bis, 3° van het Algemeen Reglement voor Arbeidsbescherming; onverminderd deze bepaling worden eveneens als gevaarlijk afval beschouwd, de afvalhoudende stoffen vermeld in tabel 4 van bijlage 1 van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 23 juli 1987 met betrekking tot de gecontroleerde stortplaatsen;
  b) afgewerkte olie;
  c) PCB's;
  d) afvalstoffen van de titaandioxyde-industrie;
  De huishoudelijke afvalstoffen bedoeld sub b) en c) worden, in de zin van artikel 3, 11° van het decreet, als bijzondere afval beschouwd.
  5° afgewerkte olie : alle soorten smeer- of industriële olie op minerale basis die ongeschikt zijn geworden voor het gebruik waarvoor zij oorspronkelijk waren bestemd en in het bijzonder afgewerkte olie van verbrandingsmotoren en van transmissiesystemen, alsmede minerale olie voor machines, turbines en hydraulische systemen;
  6° PCB's : polychloorbifenylen, polychloorterfenylen, of mengsels die polychloorbifenylen en/of polychloorterfenylen bevatten voor zover zij gebruikt zijn of zich in niet meer gebruikte voorwerpen of apparaten bevinden;
  7° inzameling : het inzamelen en het vervoer van afvalstoffen tot aan hun stortplaats;
  8° erkende ophaler : degene die tot de inzameling van afvalstoffen overgaat en die daartoe de door dit besluit voorziene erkenning gekregen heeft;
  9° verwijdering : de operaties inzake inzameling, vervoer, opslag, sorteren en behandeling van afvalstoffen, hetzij met het oog op het terugwinnen van herbruikbare elementen en materialen en van de energie die zij bevatten, hetzij met het oog op het afstoten ervan in het natuurlijke milieu onder omstandigheden die ertoe geëigend zijn de gezondheid van de mens en de bewaring van het leefmilieu te verzekeren;
  10° erkend vernietiger : degene die tot de wegwerking van afvalstoffen overgaat en die daartoe de door dit besluit voorziene erkenning gekregen heeft; wat de wegwerking van giftige afvalstoffen betreft, is voor de toepassing van dit besluit in de zin van het koninklijk besluit van 22 juli 1974, een centrum erkend voor de vernietiging, de neutralisering of de wegwerking van giftige afval, een centrum geëxploiteerd door een erkend vernietiger;
  11° minister : de Minister van het Waalse Gewest tot wiens bevoegdheid de bescherming van het Leefmilieu en de wegruiming en de behandeling van afval behoren;
  12° dienst afvalbeheer : de dienst afvalbeheer van het Ministerie van het Waalse Gewest;
  13° dienst : de Waalse Gewestelijke Dienst van niet uit de huishouding afkomstig afval;
  14° afvalcommissie : de commissie van advies inzake afval opgericht krachtens artikel 37 van het decreet;
  15° technisch ambtenaar : de directeur-generaal van de Algemene Directie Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest of zijn afgevaardigde.
  § 2. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/33, art. 29, °1, 005; Inwerkingtreding : 02-07-1992>

Art.2. § 1. (...) <Opgeheven door BWG 1992-04-09/31, art 74, 1°, 003; Inwerkingtreding : 23-06-1992.>
  §2. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/33, art. 29, °1, 005; Inwerkingtreding : 02-07-1992>

Art.3. <NOTA : volgens de originele - franstalige - tekst wordt dit artikel opgeheven; evenwel is dit niet zo in de nederlandstalige versie van het BWG 1992-04-09/31, B.St. 23-06-1992; nog geen erratum verschenen>
  De kosten van de inzameling en de kosten van de verwijdering van giftige en gevaarlijke afvalstoffen afgegeven aan een derde, dienen te worden gedragen door de persoon die die afval afgeeft met inachtneming van de berekeningsregelen vastgesteld tot dit einde in de erkenningsakte als ophaler of vernietiger van giftige of gevaarlijke afvalstoffen.

HOOFDSTUK Ibis. - De Erkenningscommissie inzake afvalstoffen.
Art. 3bis. <Zie nota onder TITEL> <Ingevoegd bij BWG 1990-09-28/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1991> § 1. Een Erkenningscommissie inzake afvalstoffen wordt opgericht. Zij is met name ermee belast de in de artikelen 6 en 7 bedoelde adviezen uit te brengen overeenkomstig de bepalingen van dit besluit over de aanvragen om erkenning als ophaal- of verwijderingsdienst van giftige afvalstoffen.
  De minister tot wiens bevoegdheid het afvalbeleid behoort, kan ook elk probleem met betrekking tot de toekenning van erkenningen die door andere reglementen inzake afvalstoffen zijn betrokken, aan het advies van de Commissie voorleggen.
  § 2. Die Commissie bestaat uit :
  1° de Directeur-generaal van de Dienst Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu die de Commissie voorzit of zijn afgevaardigde;
  2° de Directeur-generaal van de Dienst Technologieën en Onderzoek of zijn afgevaardigde;
  3° de Inspecteur-generaal van de Afdeling Voorkoming van de Verontreinigingen en van het Beheer van de Ondergrond of zijn afgevaardigde;
  4° de Inspecteur-generaal van de Afdeling Afvalstoffen of zijn afgevaardigde;
  5° de Inspecteur-generaal van de Afdeling Water of zijn afgevaardigde;
  6° de Inspecteur-generaal van de Afdeling Controle of zijn afgevaardigde;
  7° drie persoonlijkheden gekozen krachtens hun bijzondere wetenschappelijke bevoegdheid inzake de volgende materies : chemische techniek, toxicologie en landbouwkunde;
  8° een vertegenwoordiger van de laboratoria erkend krachtens het reglement betreffende de afvalstoffen;
  9° een secretaris gekozen onder de pool Afdeling Afvalstoffen.
  De personen bedoeld in de voormelde punten 8° tot 10° worden benoemd voor een termijn van zes jaar door de Minister van het Waalse Gewest tot wiens bevoegdheid het afvalbeleid behoort. Hun mandaat is vernieuwbaar na het verstrijken van de bepaalde termijn.
  Alle leden van de Commissie, met uitsluiting van de secretaris, hebben stemmende recht.
  De Commissie vergadert slechts geldig wanneer ten minste de helft van haar leden met stemmende recht aanwezig zijn. Het advies wordt gegeven bij gewone meerderheid van stemmen van de aanwezige leden. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
  § 3. De Commissie kan de erkenningsaanvrager, alsmede ieder ander persoon oproepen en horen.
  Zij brengt advies uit binnen twee maanden vanaf de dag waarop zij met de aanvraag aanhangig wordt gemaakt. Na het verstrijken van die termijn wordt het advies gunstig geacht te zijn.
  Wanneer zij een gunstig advies uitbrengt, kan zij ontginningsvoorwaarden alsmede financiële waarborgen opleggen.
  Wanneer zij een ongunstig advies uitbrengt, moet de Commissie op straffe van nietigheid haar advies met redenen omkleden.

HOOFDSTUK II. - Erkenning van ophalers van giftige of gevaarlijke afvalstoffen.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art.4. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/31, art. 74,1°, 003; Inwerkingtreding : 23-06-1992>

Art.5. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/31, art. 74,1°, 003; Inwerkingtreding : 23-06-1992>

Art.6. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/31, art. 74,1°, 003; Inwerkingtreding : 23-06-1992>

Art.7. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/31, art. 74,1°, 003; Inwerkingtreding : 23-06-1992>

Art.8. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/31, art. 74,1°, 003; Inwerkingtreding : 23-06-1992>

Art.9. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/31, art. 74,1°, 003; Inwerkingtreding : 23-06-1992>

Art.10. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/31, art. 74,1°, 003; Inwerkingtreding : 23-06-1992>

Art.11. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/31, art. 74,1°, 003; Inwerkingtreding : 23-06-1992>

Afdeling 2. - Erkenning van ophalers van bijzondere categorieën afvalstoffen.
Art.12. <Zie nota onder TITEL> Die afdeling is van toepassing op de inzameling van afgewerkte olie en van gebruikte PCB's of op PCB's die zich in niet meer gebruikte voorwerpen of apparaten bevinden.

Art.13. <Zie nota onder TITEL> § 1. Onverminderd de aan iedere erkende ophaler opgelegde verbintenissen brengt de erkenning als ophaler van afgewerkte olie of van PCB's voor andermans rekening met zich mee de verplichting alle afgewerkte olie of PCB's, waarvan de minimumhoeveelheid in de akte van erkenning is bepaald, binnen een maximum termijn van vijftien dagen met ingang van de dag waarop de aanvraag om inzameling werd ingediend, en binnen het gehele gebied dat in de akte van erkenning is bepaald, op te halen.
  § 2. Een erkenning kan slechts verleend worden voor een gebied dat ten minste een provincie omvat of voor het arrondissement Nijvel.

Art.14. <Zie nota onder TITEL> Het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte uittreksel van de beslissing tot erkenning als ophaler van afgewerkte olie of van PCB's vermeldt, naast de aanwijzingen vereist voor iedere beslissing tot erkenning als ophaler van afval, het gebied waarvoor die erkenning wordt verleend en de op te halen minimumhoeveelheid in geval van inzamelingsaanvraag.

Art.15. <Zie nota onder TITEL> Iedere erkende ophaler die, op het gebied bepaald in de akte van erkenning, afgewerkte olie of PCB's geheel of gedeeltelijk stopt op te halen, brengt de Minister er op de hoogte van, die het acht. Het opgeven heeft uitwerking met ingang van de 90e dag na de betekening ervan.
  De beslissing die het opgeven van de erkenning acht, wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

HOOFDSTUK III. - Erkenning van ophalers van giftige of gevaarlijke afvalstoffen.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art.16. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/31, art. 74,1°, 003; Inwerkingtreding : 23-06-1992>

Art.17. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/31, art. 74,1°, 003; Inwerkingtreding : 23-06-1992>

Art.18. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/31, art. 74,1°, 003; Inwerkingtreding : 23-06-1992>

Afdeling 2. - De persoon die voor de verwijderingsverrichtingen verantwoordelijk is.
Art.19. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/31, art. 74,1°, 003; Inwerkingtreding : 23-06-1992>

Art.20. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/31, art. 74,1°, 003; Inwerkingtreding : 23-06-1992>

Art.21. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/31, art. 74,1°, 003; Inwerkingtreding : 23-06-1992>

Art.22. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/31, art. 74,1°, 003; Inwerkingtreding : 23-06-1992.>

Art.23. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/31, art. 74,1°, 003; Inwerkingtreding : 23-06-1992>

Art.24. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/31, art. 74,1°, 003; Inwerkingtreding : 23-06-1992>

Art.25. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/31, art. 74,1°, 003; Inwerkingtreding : 23-06-1992>

Afdeling 3. - Erkenning van vernietigers van bijzondere categorieën afvalstoffen.
Art.26. <Zie nota onder TITEL> Die afdeling is van toepassing op het verwijderen, voor andermans rekening, van afgewerkte olie en van PCB's die zich in niet meer gebruikte voorwerpen of apparaten bevinden.

Art.27. § 1. <Zie nota onder TITEL> Onverminderd de aan iedere erkende vernietiger opgelegde verplichtingen, brengt de erkenning als vernietiger van afgewerkte olie of van PCB's voor andermans rekening met zich mee de verplichting alle afgewerkte olie of PCB's, die hem door een houder of een erkende ophaler worden afgegeven en waarvan de minimum hoeveelheid in de akte van erkenning is bepaald, aan te nemen en te verwijderen. Een erkende vernietiger kan niet afgewerkte olie of PCB's aannemen indien hij die stoffen in een inrichting waarvan de vestiging en de exploitatie worden gemachtigd, niet kan verwijderen.
  § 2. Voor zover mogelijk en wat afgewerkte olie betreft, moet ieder beslissing om erkenning ervoor zorgen dat de verwijdering door het regenereren of de verbranding wordt uitgevoerd.

Art.28. <Zie nota onder TITEL> Het in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte uittreksel van een beslissing tot erkenning als vernietiger van afgewerkte olie of van PCB's vermeldt, naast de aanwijzingen vereist voor iedere beslissing tot erkenning als vernietiger van afval, de minimumhoeveelheid die de vernietiger moet aannemen in geval van inzamelingsaanvraag.

Art.29. <Zie nota onder TITEL> Iedere erkende vernietiger die afgewerkte olie PCB's geheel of gedeeltelijk stopt te verwijderen, brengt de Minister er op de hoogte van, die het acht. Het opgeven heeft uitwerking met ingang van de 90e dag na betekening ervan.
  De beslissing die het opgeven van de erkenning acht, wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

HOOFDSTUK IV. - Informaties betreffende het bezit en de afgifte van giftige en gevaarlijke afvalstoffen.
Afdeling 1. - Melding van bezit van giftige en gevaarlijke afvalstoffen.
Art.30. <Zie nota onder TITEL> § 1. Iedereen die giftige of gevaarlijke afvalstoffen, met uitsluiting van afgewerkte olie, in bezit heeft, hetzij omdat hij die afval voortgebracht heeft, hetzij omdat die afval aan hem werd afgegeven, verklaart dit bezit aan de dienst afvalbeheer aan de hand van een formulier dat de volgende gegevens omvat :
  1° hoeveelheid, aard en natuurkundige en scheikundige kenmerken van de afvalstoffen die hij bezit;
  2° herkomst en localisatie van de afvalstoffen;
  3° verwijderingsmethoden en -plaats van die afvalstoffen;
  4° in voorkomend geval, de datum van ontvangst van die afvalstoffen met vermelding van de naam of benaming, van het adres of van de maatschappelijke zetel van de natuurlijke persoon of van de rechtspersoon die die afval heeft afgegeven.
  De technische ambtenaar kan opleggen dat een analyseverslag van de afvalstof bij het meldingsformulier wordt gevoegd ter verduidelijking van de aard of samenstelling van die afval.
  § 2. Ingeval zich wijzigingen voordoen in aard of samenstelling van afval die reeds gemeld werden en ingeval wanneer er nieuwe afval bij de afvalvoortbrenger ontstaat, dient die afval aan de dienst afvalbeheer te worden gemeld vooraleer tot afgifte kan worden overgegaan.
  § 3. De Minister stelt het model van het meldingsformulier vast, alsmede de modaliteiten waarvolgens dit formulier ter beschikking van de betrokkenen gesteld wordt. Hij gebruikt voor het opmaken van het formulier de gegevens vermeld in bijlage 1 van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 23 juli 1987 met betrekking tot de gecontroleerde stortplaatsen.

Art.31. <Zie nota onder TITEL> De door de afvalvoortbrenger zelf opgestelde verklaring van bezit van afval moet binnen de tien eerste dagen van de tweede maand van elk jaar worden afgelegd; die melding omvat gegevens met betrekking tot het verstreken jaar, alsmede een raming voor het lopende jaar.
  De eerste verklaring wordt afgelegd binnen zes maanden met ingang van de bekendmaking van dit besluit. Zij omvat de beschikbare gegevens voor het jaar 1987 en een raming voor het jaar 1988.

Art.32. <Zie nota onder TITEL> De door een andere persoon dan de afvalvoortbrenger opgestelde verklaring wordt afgelegd iedere maand, binnen tien dagen na het vervallen van de referentiemaand.

Afdeling 2. - Informaties betreffende de afgifte van giftige of gevaarlijke afvalstoffen.
Art.33. <Zie nota onder TITEL> § 1. Bij iedere afvalafgifte wordt iedere voortbrenger, ophaler en vernietiger van afval andere dan uit de huishouding afkomstige afvalstoffen, met uitsluiting van afgewerkte olie, ertoe gehouden, overeenkomstig de bepalingen van die afdeling, formulieren in te vullen waarvan de Minister het model vaststelt.
  § 2. De Minister kan iedere bepaling treffen om het gebruik van de informatica toe te laten ten einde de bepalingen van die afdeling in acht te nemen.
  § 3. Elk formulier omvat de volgende gegevens :
  1° hoeveelheid, aard, natuurkundige en scheikundige kenmerken van de afgegeven afvalstoffen;
  2° plaats waarop die afval wordt geproduceerd en naam van de producent van die afval;
  3° verwijderingsmethoden en -plaatsen van die afvalstoffen;
  4° naam of benaming, adres of maatschappelijke zetel van de natuurlijke persoon die die afvalstoffen afgeeft;
  5° naam of benaming, adres of maatschappelijke zetel van de natuurlijke of rechtspersoon aan wie die afvalstoffen worden afgegeven;
  6° datum, uur en plaats van de afgifte;
  7° datum, uur en plaats van de afvalontvangst;
  8° wat het vervoer van de afvalstoffen betreft : datum van het vervoer, nauwkeurige eenzelvigheid van de vervoerder en van het gebruikte vervoermiddel, alsmede de eventuele tussenopslagplaatsen indien het vervoer niet in een ruk wordt verricht;
  9° prijs waartegen de afvalstoffen worden afgegeven indien de Minister daartoe prijsberekeningsregelen heeft vastgesteld.
  De technische ambtenaar kan opleggen dat een analyseverslag van de afvalstof bij het afgifteformulier wordt gevoegd ter verduidelijking van de aard en samenstelling van die afval.
  De bepalingen van die afdeling zijn niet van toepassing indien de afvalvoortbrenger ook erkende vernietiger is, en indien de verwijdering van die afvalstoffen in een inrichting gelokaliseerd binnen de exploitatiezetel gebeurt.

Art.34. <Zie nota onder TITEL> § 1. Er zijn drie formulieren : een groen formulier A, een geel formulier B en een rood formulier C; elk formulier bestaat uit twee delen.
  § 2. Het groen formulier A blijft, op het ogenblik van de afgifte, in het bezit van de voortbrenger. Het geel formulier B, het rood formulier C en, indien het nodig is, het analyseverslag begeleiden de afvalstoffen tot bij de verwijderingsplaats.
  De ophaler maakt het formulier C over aan de vernietiger en behoudt het formulier B.
  § 3. De groene luiken A1, gele luiken B1 en rode luiken C1 worden respectievelijk bewaard door de afvalvoortbrenger, de -ophaler en de -vernietiger gedurende een duur van vijf jaar. De technische ambtenaar of de, krachtens artikel 2 van het besluit van de Executieve van 9 juli 1987 betreffende het toezicht op de uitvoering van de bepalingen inzake afval en giftige afval, aangewezen ambtenaren kunnen op aanvraag onverwijld van die stukken kennis nemen.
  De groene luiken A2, gele luiken B2 en rode luiken C2 worden binnen drie maanden aan de Dienst Afvalbeheer gestuurd.

Art.35. <Zie nota onder TITEL> § 1. De afvalvoortbrenger verstrekt, op ieder formulier dat hij moet invullen, de in artikel 33, § 2, eerste lid, 1° tot 3° van dit besluit vermelde gegevens en ondertekent het formulier.
  § 2. Degene die afvalstoffen afgeeft, verstrekt, op ieder formulier dat hij moet invullen, de in artikel 33, § 2, eerste lid, 1°, 4°, 6°, 8° (behalve indien het om de voortbrenger gaat) en 9° van dit besluit vermelde gegevens en ondertekent het formulier.
  § 3. Degene aan wie afvalstoffen worden afgegeven, verstrekt, op ieder formulier dat hij moet invullen, de in artikel 33, § 2, eerste lid, 1°, 5°, 7°, 8° (behalve indien het om de vernietiger gaat) en 9° van dit besluit vermelde gegevens en ondertekent het formulier.
  § 4. De aan de bepalingen van die afdeling onderworpen voortbrengers, ophalers en vernietigers kunnen, voor wat hun handtekening betreft, delegatie verlenen.

Art.36. <Zie nota onder TITEL> Het in die afdeling bedoelde formulier vervangt de in de artikelen 53 tot 55, 84 tot 86 en 112 tot 114 van het besluit van de Executieve van 23 juli 1987 met betrekking tot de gecontroleerde stortplaatsen bedoelde erkende transportbrief.

HOOFDSTUK V. - Verschillende bepalingen betreffende de ophaling en de verwijdering van giftige en gevaarlijke afvalstoffen.
Art.37. <Zie nota onder TITEL> Giftige en gevaarlijke afvalstoffen worden, bij het ophalen of storten ervan, zo nodig, van andere stoffen en residuen gescheiden.

Art.38. <Zie nota onder TITEL> De giftige of gevaarlijke afvalstoffen moeten op zulke wijze vervoerd en, in voorkomend geval, verpakt worden dat elk gevaar en elke verontreiniging onder invloed van het vervoer worden vermeden.
  Iedere verpakking houdende giftige of gevaarlijke afval wordt gesloten en op zulke wijze geconditioneerd dat elk verlies van de inhoud wordt belet. Elke verpakking is voorzien van een aanduiding die toelaat de aard, de samenstelling en de hoeveelheid afval van de inhoud te identificeren.

Art.39. <Zie nota onder TITEL> Ten laatste één jaar na de inwerkingtreding van dit besluit moet iedere exploitant of eigenaar van plaatsen waarin giftige of gevaarlijke afvalstoffen worden of werden gestort, geloosd of opgeslagen, alle inlichtingen aan de Dienst Afvalbeheer verstrekken waarmee die afvalstoffen geïventariseerd en geïdentificeerd kunnen worden. De Minister bepaalt de modaliteiten voor de toepassing van dit besluit.

Art.40. <Zie nota onder TITEL> Een ieder die gevaarlijke maar ongiftige afvalstoffen in zijn bezit heeft en die geen vergunning verkregen heeft om een opslagplaats, een erkende stortplaats of een afvalverwerkingsinstallatie te exploiteren, moet die stoffen, ten laatste tien maanden na de inwerkingtreding van dit besluit, aan een erkende vernietiger afgeven.

HOOFDSTUK VI. - Bijzondere bepalingen betreffende afvalstoffen afkomstig van de titaandioxyde-industrie.
Afdeling 1. - De vergunning vereist voor het opslaan, het storten of de injectie van afvalstoffen afkomstig van de titaandioxyde-industrie.
Art.41. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/34, art. 19, °1, 006; Inwerkingtreding : 16-07-1992>

Art.42. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/34, art. 19, °1, 006; Inwerkingtreding : 16-07-1992>

Art.43. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/34, art. 19, °1, 006; Inwerkingtreding : 16-07-1992>

Art.44. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/34, art. 19, °1, 006; Inwerkingtreding : 16-07-1992>

Afdeling 2. - Controle van de opgeslagen, gestorte of geïnjecteerde afvalstoffen, alsmede controle van de betrokken milieus.
Art.45. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/34, art. 19, °1, 006; Inwerkingtreding : 16-07-1992>

Art.46. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/34, art. 19, °1, 006; Inwerkingtreding : 16-07-1992>

Art.47. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/34, art. 19, °1, 006; Inwerkingtreding : 16-07-1992>

Art.48. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/34, art. 19, °1, 006; Inwerkingtreding : 16-07-1992>

Art.49. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/34, art. 19, °1, 006; Inwerkingtreding : 16-07-1992>

Art.50. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/34, art. 19, °1, 006; Inwerkingtreding : 16-07-1992>

Art.51. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/34, art. 19, °1, 006; Inwerkingtreding : 16-07-1992>

Art.52. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/34, art. 19, °1, 006; Inwerkingtreding : 16-07-1992>

Art.53. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/34, art. 19, °1, 006; Inwerkingtreding : 16-07-1992>

Art.54. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/34, art. 19, °1, 006; Inwerkingtreding : 16-07-1992>

Afdeling 3. - Voorwaarden vereist van een vestiging die titaandioxyde produceert.
Art.55. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/34, art. 19, °1, 006; Inwerkingtreding : 16-07-1992>

Art.56. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/34, art. 19, °1, 006; Inwerkingtreding : 16-07-1992>

HOOFDSTUK VII. - Bijzondere bepalingen betreffende afvalolie.
Afdeling 1. - In het algemeen.
Art.57. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/33, art. 29, °1, 005; Inwerkingtreding : 02-07-1992>

Afdeling 2. - Opslaan van afgewerkte olie.
Art.58. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/33, art. 29, °1, 005; Inwerkingtreding : 02-07-1992>

Art.59. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/33, art. 29, °1, 005; Inwerkingtreding : 02-07-1992>

Art.60. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/33, art. 29, °1, 005; Inwerkingtreding : 02-07-1992>

Art.61. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/33, art. 29, °1, 005; Inwerkingtreding : 02-07-1992>

Art.62. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/33, art. 29, °1, 005; Inwerkingtreding : 02-07-1992>

Art.63. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/33, art. 29, °1, 005; Inwerkingtreding : 02-07-1992>

Afdeling 3. - Verplichtingen die aan de erkende vernietigers van afvalolie toekomen.
Art.64. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/33, art. 29, °1, 005; Inwerkingtreding : 02-07-1992>

Art.65. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/33, art. 29, °1, 005; Inwerkingtreding : 02-07-1992>

Art.66. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/33, art. 29, °1, 005; Inwerkingtreding : 02-07-1992>

Art.67. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/33, art. 29, °1, 005; Inwerkingtreding : 02-07-1992>

Afdeling 4. - Afgifteattest en afvalolieregister.
Art.68. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/33, art. 29, °1, 005; Inwerkingtreding : 02-07-1992>

Art.69. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/33, art. 29, °1, 005; Inwerkingtreding : 02-07-1992>

Art.70. <Opgeheven door BWG 1992-04-09/33, art. 29, °1, 005; Inwerkingtreding : 02-07-1992>

HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen.
Art.71. <Zie nota onder TITEL> Overtredingen van het in dit besluit bepaalde, worden overeenkomstig het decreet opgespoord, geconstateerd, vervolgd en bestraft. Overtredingen van de bepalingen van dit besluit die verband hebben met giftige afval onderworpen aan de wet van 22 juli 1974 op de giftige afval worden opgespoord, geconstateerd, vervolgd en bestraft overeenkomstig die wet.

Art.72. <Zie nota onder TITEL> Alles wat in strijd is met de voorwaarden die gepaard zijn met de verlening van een vergunning of herkenning krachtens dit besluit, vormt een overtreding die strafrechtelijk mag worden vervolgd.

Art.73. <Zie nota onder TITEL> Wordt gestraft met een boete van honderd tot honderdduizend frank, alles wat in strijd is met de verplichtingen die krachtens dit besluit worden opgelegd en waarvan de inbreuk geen overtreding vormt hoofdens dit artikel 51, § 1 van het decreet.

Art.74. <Zie nota onder TITEL> § 1. <wijzigingsbepaling van artikel 1 van het koninklijk besluit van 9 februari 1976 houdende algemeen reglement op de giftige afval>
  § 2. <wijzigingsbepaling : een artikel 27bis wordt bij het koninklijk besluit van 9 februari 1976 houdende algemeen reglement op de giftige afval gevoegd>
  § 3. <wijzigingsbepaling van artikel 33 van het koninklijk besluit van 9 februari 1976 houdende algemeen reglement op de giftige afval> (Opgeheven) <BWG 1990-09-28/30, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1991>
  § 4. <wijzigingsbepaling : een artikel 37 wordt bij het koninklijk besluit van 9 februari 1976 houdende algemeen reglement op de giftige afval toegevoegd>
  § 5. Iedere voor de inwerkingtreding van dit besluit verleende erkenning van een center voor vernietiging, neutralisering of verwijdering van giftige afval, heeft uitwerking tot de dag waarop een beslissing over de erkenningsaanvraag als vernietiger van giftige of gevaarlijke afval, die de betrokkene binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van dit besluit moet indienen, wordt genomen.
  § 6. Iedere voor de inwerkingtreding van dit besluit verleende vergunning voor de verwerving van giftige afval, heeft uitwerking tot de dag waarop een beslissing over de erkenningsaanvraag als ophaler van giftige of gevaarlijke afval, die de betrokkene binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van dit besluit moet indienen, wordt genomen.
  § 7. Iedere voor de inwerkingtreding van dit besluit verleende erkenning van een persoon die verantwoordelijk is voor de verrichtingen voor de vernietiging, neutralisering of verwijdering van giftige afval, kan uitwerking hebben tot het vervallen van de vastgestelde termijn.

Art.75. <Zie nota onder TITEL> Het koninklijk besluit van 3 oktober 1975 betreffende de voorkoming van de oppervlaktewaterverontreiniging door afvalolie is niet meer van toepassing in het Waalse Gewest.
  <Alinea 2 opgeheven door BWG 1992-04-09/33, art. 29, °1, 005; Inwerkingtreding : 02-07-1992>

Art.76. <Zie nota onder TITEL> Onverminderd het naleven van het decreet, van de wet van 22 juli 1974 op de giftige afval, alsmede alle internationale akten die het Waalse Gewest in acht moet nemen, kan de Minister bij een met redenen omklede beslissing :
  1° de afvalcategories bepalen waarop de bepalingen van dit besluit, die hij vaststelt, niet van toepassing zijn wegens de geringe risico's die die afval voor de gezondheid van de mens en het leefmilieu kunnen veroorzaken;
  2° de bepalingen van dit besluit aan te passen wat de verrichtingen of activiteiten betreft die hij bepaalt, wegens toevallig of ongevaarlijk karakter van die verrichtingen of activiteiten.

Art.77. De Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art.78. Dit besluit treedt in werking de dag waarop hij in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. N1. Bijlage I. : Inlichtingen die dienen te worden verstrekt met het oog op het verlenen van de vergunning vereist in geval van opslag, storting of injectie van afvalstoffen afkomstig van de titaandioxyde-industrie. <Zie nota onder TITEL>
  A. Kenmerken en samenstelling van de stof :
  1. Totale hoeveelheid en gemiddelde samenstelling van de stof (bij voorbeeld per jaar).
  2. Vorm (bij voorbeeld vast, modderig, vloeibaar of gasvormig).
  3. Fysische eigenschappen (zoals oplosbaarheid en soortelijk gewicht), chemische of biochemische eigenschappen (zoals zuurstofverbruik) en biologische eigenschappen.
  4. Toxiciteit.
  5. Persistentie : fysische, chemische en biologische.
  6. Accumulatie en biologische omzetting in biologische stoffen en sedimenten.
  7. Gevoeligheid voor fysische, chemische en biochemische omzettingen en wisselwerking in het betrokken milieu met andere organische en anorganische stoffen.
  B. Kenmerken van de plaats van storting, opslag of injectie en wijze van verwijdering :
  1. Aardrijkskundige ligging.
  2. Kenmerken van de aangrenzende zones.
  3. Verpakkingswijze, indien relevant.
  4. Kenmerken van de wijze van storting, opslag en injectie, inclusief een beoordeling van de voorzorgsmaatregelen ter voorkoming van verontreiniging van het water, van de bodem en van de atmosfeer.

Art. N2. Bijlage II. : Controle en toezicht op de verwijdering van afvalstoffen afkomstig van de titaandioxyde-industrie. <Zie nota onder TITEL>
  A. Controle van de afvalstoffen.
  De verwijdering gaat gepaard met :
  1. Een controle op de hoeveelheid, de samenstelling en de toxiciteit van de afvalstoffen om na te gaan of aan de in de artikelen 4, 5 en 6 bedoelde voorwaarden voor de voorafgaande vergunning is voldaan.
  2. Proeven inzake acute toxiciteit op bepaalde soorten weekdieren, schaaldieren, vissen en plankton en bij voorkeur op soorten die normaal voorkomen in de lozingsgebieden. Bovendien moeten proeven worden genomen op exemplaren van de pekelkreeft (artemia salina).
  Bij deze proeven mag gedurende een periode van 36 uur en bij een verdunningsgraad van het afval van 1/5000 :
  - geen sterfte voorkomen van meer dan 20 % onder de volwassen exemplaren van de geteste soorten;
  - geen grotere sterfte onder de larven voorkomen dan in een controlegroep.
  B. Controle en bewaking van het betrokken milieu.
  In geval van opslag, storting of injectie omvat de controle met name :
  1. Proeven om na te gaan of er geen schadelijke gevolgen zijn geweest voor de oppervlaktewateren of de grondwateren. Deze proeven moeten onder meer betrekking hebben op :
  - de zuurgraad;
  - het ijzergehalte (opgelost en in suspensie);
  - het calciumgehalte;
  - eventueel de concentratie van toxische metalen (opgelost en in suspensie).
  2. Eventueel proeven om de eventuele schade na te gaan die aan de structuur van de ondergrond is aangericht.
  3. Een beoordeling van de algemene ecologische situatie van de omgeving van de plaats van storting, opslag of injectie.

Art. N3. Bijlage III. 1. Wijze van verwijdering van afvalstoffen afkomstig van de titaandioxyde-industrie : lozing in de lucht. <Zie nota onder TITEL> <Tabel niet opgenomen om technische redenen : Zie B.St. 22-04-1988, p. 5644>
  2. Wijze van verwijdering van afvalstoffen : opslag en storting op de bodem. <Tabel niet opgenomen om technische redenen : Zie B.St. 22-04-1988, p. 5645>
  3. Wijze van verwijdering van afvalstoffen : injectering in de bodem. <Tabel niet opgenomen om technische redenen : Zie B.St. 22-04-1988, p. 5645>