Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

5 OKTOBER 1984. - Koninklijk besluit houdende goedkeuring van de resolutie nr. 27 van 17 mei 1984 van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.



Inhoudstafel:


Art. 1-2
Bijlagen.
Art. N, 1N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1976033001 



Uitvoeringsbesluit(en):

1986015113  1990015149 



Artikels:

Artikel 1. De resolutie nr. 27 van 17 mei 1984 van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart die voorkomt in de bijlage bij dit besluit, is goedgekeurd.

Art.2. Onze Minister van Buitenlandse Betrekkingen en Onze Minister van Verkeerswezen en Posterijen, Telegrafie en Telefonie zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 5 oktober 1984.
  BOUDEWIJN
  Van Koningswege :
  De Minister van Buitenlandse Betrekkingen,
  L. TINDEMANS
  De Minister van Verkeerswezen en Posterijen, Telegrafie en Telefonie,
  H. DE CROO

Bijlagen.
Art. N. Reglement betreffende het Onderzoek van Rijnschepen. - Resolutie nr. 27 van 17 mei 1984 van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart. - Veiligheid aan boord van passagierschepen.
  De Centrale Commissie,
  Op voorstel van haar Comité van het Reglement voor Onderzoek, neemt de wijzigingen van het Reglement voor Onderzoek van Rijnschepen aan zoals die voorkomen in de bijlage aan deze resolutie.
  Die wijzigingen zullen in voege treden op 1 oktober 1984. De volgende overgangsmaatregelen zijn van toepassing :
  1. De voorschriften van artikel 11.08, cijfer 2.b), en van artikel 11.10, cijfer 8, tweede alinea betreffende de enige brandslang, zijn slechts toepasselijk op nieuwe schepen waarvan de kiel na 30 september 1984 is gelegd alsmede op de onderdelen die omgebouwd werden.2. De voorschriften van de artikelen 11.08, cijfer 3, 11.10, cijfers 7 en 8, behalve voor wat betreft de enige brandslang bedoeld in de tweede alinea, en 11.11, cijfer 6, zijn van toepassing vanaf 1 oktober 1989.
  3. De voorschriften van de artikelen 11.08, cijfer 4, 11.10, cijfer 9, en 11.11, cijfers 4, 7 en 8, zijn van toepassing vanaf 1 oktober 1985.
  4. De voorschriften van de artikelen 11.08, cijfer 2.a), 11.09 en 10.10, cijfers 1, 2, 3, 4, 5 en 6 zijn van toepassing op alle passagierschepen vanaf 1 oktober 1989.
  Echter wanneer de toepassing van de voorschriften van de artikelen 11.08, cijfer 2.a) en 11.10, cijfers 1 tot 6 na afloop van de overgangstermijn in de praktijk moeilijk uitvoerbaar is of tot onevenredig hoge kosten zou leiden kan de Commissie voor Onderzoek, op grond van aanbevelingen die op een gemeenschappelijk akkoord van de bevoegde organen van de Rijnoeverstaten en België berusten, afwijkingen toestaan. Die afwijkingen moeten vermeld worden in het certificaat van onderzoek.
  5. In afwachting van 1 oktober 1989 zullen alle schepen die niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 11.10, cijfers 1 tot 8, vanaf 1 oktober 1989 moeten uitgerust worden met bijkomende brandblusapparaten, voorgeschreven door de Commissie van Onderzoek en geplaatst op aangepaste plaatsen.

Art. 1N. Bijlage aan de resolutie nr. 27 van 17 mei 1984 van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart.
  Het Reglement voor Onderzoek van Rijnschepen is gewijzigd als volgt :
  - artikel 11.08, cijfer 2.b), wordt gelezen als volgt :
  " De lokalen of groepen van lokalen voorzien of uitgerust voor 30 passagiers en meer of uitgerust met slaapgelegenheden voor 12 passagiers en meer moeten ten minste twee uitgangen hebben.
  Deze uitgangen moeten doelmatig aangebracht zijn. Indien de totale breedte van de uitgangen bepaald wordt door het aantal passagiers, moet de breedte van iedere uitgang minstens 0,005 m per passagier bedragen. Eén van die twee uitgangen mag vervangen worden door twee nooduitgangen behalve aan boord van hotelschepen.
  Indien lokalen zich bevinden boven het hoofddek, moeten ze minstens één uitgang hebben of, in voorkomend geval, een nooduitgang die rechtstreeks uitgeeft in die uitgang of in de buitenlucht. Dat voorschrift is niet van toepassing op de hutten.
  De nooduitgangen moeten een beschikbare opening hebben van minstens 0,36 m2. De kleinste afmeting moet minstens 0,50 m bedragen.
  - Artikel 11.08, cijfer 3, moet aangevuld worden met volgende tekst :
  " De deuren van de hutten moeten zodanig gemaakt zijn dat ze ook van de buitenkant op ieder ogenblik kunnen geopend worden ".
  - Artikel 11.08 moeten aangevuld worden met een nieuw cijfer 4 :
  " De evacuatiewegen en de nooduitgangen moeten duidelijk aangegeven worden; die aanduidingen moeten verlicht worden door de noodverlichting ".
  - De cijfers 4 en 5 van artikel 11.08 worden respectievelijk cijfer 5 en 6.
  - De titel van artikel 11.10 moet als volgt gelezen worden :
  " Veiligheid en brandbescherming in passagiersruimten ".
  - Artikel 11.10 moet aangevuld worden met de volgende cijfers 7, 8 en 9 :
  " 7. Op de hotelschepen moeten alle hutten en alle dagverblijven voor passagiers en bemanningsleden, alsmede de keukens en de machinekamers verbonden zijn met een afdoend brandalarmsysteem. Het bestaan van een brand evenals de plaatsbepaling ervan moeten automatisch gesignaleerd worden in een lokaal waar bestendig scheepspersoneel aanwezig is.
  " 8. Ieder schip moet uitgerust zijn met een brandblusinstallatie bevattende :
  - een vaste brandpomp aangedreven door een motor;
  - brandbestrijdingsnet uitgerust met voldoende waterkranen;
  - een voldoende aantal brandslangen.
  De brandblusinstallatie moet zodanig uitgevoerd en van zulkdanig formaat zijn dat iedere plaats van het schip kan bereikt worden vanaf ten minste twee onderscheiden waterkranen, en vanaf iedere kraan met een brandslang van ten hoogste 20 m.
  De brandpomp mag niet vóór het aanvaringsschot geplaatst zijn. Indien de brandpomp in de machinekamer geplaatst is, moet een tweede gemotoriseerde brandpomp aanwezig zijn, geplaatst buiten de machinekamer en die onafhankelijk van de installaties in de machinekamer kan gebruikt worden; deze pomp mag een draagbare pomp zijn.
  De pompen voor algemeen gebruik, voor dekwas evenals de leidingen voor dekwas mogen vermengd zijn met de brandinstallaties indien ze voor dat doel aangepast werden.
  Volgende afwijkingen zijn toegelaten voor hotelschepen met een lengte LF kleiner dan 25 m en voor schepen die geen hotelschepen zijn :
  a) het is niet vereist dat de brandpompen vast opgesteld zijn;
  b) indien de brandpomp in de machinekamer opgesteld is, wordt een tweede pomp niet vereist;
  c) het is voldoende dat iedere plaats aan boord kan bereikt worden vanaf één waterkraan met één enkele brandslang ".
  " 9. In aanvulling van de blustoestellen voorgeschreven door artikel 7.03, cijfer 1, moeten minstens de volgende blustoestellen zich aan boord bevinden :
  a) één blustoestel per 120 m2 vloeroppervlakte van de salons, de eetzalen en gelijkaardige dagverblijven; iedere begonnen oppervlakte van 120 m2 geteld zijnde voor 1 blustoestel;
  b) één blustoestel voor iedere al dan niet volledige groep van 10 hutten.
  Deze bijkomende blustoestellen moeten zodanig geplaatst en verdeeld zijn dat op ieder ogenblik bij uitbreken van een brand op gelijk welke plaats aan boord, een blustoestel onmiddellijk kan bereikt worden ".
  - Artikel 11.11, cijfer 4, wordt gelezen als volgt :
  " 4. Op hotelschepen moet een algemene alarminstallatie aanwezig zijn. De alarminstallatie moet bevatten :
  a) een alarminrichting voor de bevelvoering van het schip en voor de bemanning.
  Dat alarm moet enkel gegeven worden in de lokalen bestemd voor de bevelvoering van het schip en voor de bemanning en moet kunnen uitgeschakeld worden door de bevelvoering van het schip. Het alarm moet tenminste op volgende plaatsen kunnen in werking gezet worden :
  - in de gangen, de scheepsruimten, de traphuizen zodanig dat de afstand naar de dichtstbijgelegen ontsteker de 10 m niet overschrijdt, met ten minste één ontsteker per waterdichte afdeling;
  - in de salons, de eetzalen en gelijkaardige dagverblijven;
  - in de machinekamers, de keukens en andere gelijkaardige lokalen die blootgesteld zijn aan brandgevaar.
  b) een alarminrichting voor de passagiers.
  Dat alarm moet, zonder enige mogelijkheid tot vergissing, duidelijk te onderscheiden zijn, in alle voor de passagiers toegankelijke lokalen. Het moet kunnen in werking gezet worden vanaf de stuurhut en vanaf een plaats waar voortdurend bemanning aanwezig is.
  De alarmontstekers moeten beveiligd zijn tegen ieder onvoorzien gebruik. De alarminrichting moet kunnen gevoed worden door twee onafhankelijke stroombronnen, waaronder de elektrische noodinrichting. Bij uitvallen van de hoofdenergiebron, moet de electrische noodinrichting zich automatisch in werking stellen ".
  - Artikel 11.11 wordt aangevuld met volgende cijfers 6, 7 en 8 :
  " 6. Tenminste volgende lokalen en ruimten moeten van een voldoende verlichting voorzien zijn :
  a) de ruimten waar de collectieve reddingsmiddelen bewaard worden en deze waar ze gewoonlijk gebruiksklaar gemaakt worden;
  b) de evacuatiewegen, de uitgangen, de gangen, de ruimten en de trappen van de verblijven;
  c) de aanduidingen van de evacuatiewegen en de evacuatie-uitgangen;
  d) de machinekamers en hun uitgangen;
  e) de stuurhut;
  f) de ruimte waarin de noodkrachtbron is ondergebracht;
  g) de plaatsen waar de blustoestellen en de brandpompen zich bevinden;
  h) de lokalen waarin de passagiers en de bemanning zich moeten verzamelen in geval van gevaar.
  De verlichting van deze ruimten moet eveneens verzekerd worden door de noodkrachtbron ".
  " 7. Aan boord van de hotelschepen moet zich een veiligheidsrol bevinden waarin de taken van bemanning en personeel bepaald worden, zoals voorgeschreven door artikel 8.15 van het Politiereglement voor de Rijnvaart. De taken moeten bepaald worden voor volgende gevallen :
  - in geval van lek raken;
  - in geval van brand aan boord;
  - in geval van evacuatie van de passagiers;
  - in geval van " man te water ".
  De veiligheidsrol moet een plan van het schip bevatten waarop zeer duidelijk en juist aangegeven staan :
  - de veiligheidsuitrustingen en de reddingsmiddelen;
  - de waterdichte deuren benedendeks en hun bediening;
  - de vuurvaste deuren;
  - de brandschermen;
  - de alarminrichtingen;
  - het brandmeldingssysteem;
  - de brandblusinrichting en de blusapparaten;
  - de noodkrachtbron;
  - de bedieningsorganen voor de verluchtingsinrichting;
  - de aansluiting met het stroomnet aan wal;
  - de afsluitinrichtingen van de brandstoftoevoer;
  - de installatie voor vloeibaar gas;
  - de luidsprekerinrichting;
  - de radiotelefonie-installatie.
  De veiligheidsrol en het plan van het schip zoals hierboven bedoeld, moeten voorzien zijn van de stempel van de Commissie voor Onderzoek en uitgehangen worden op aangepaste plaatsen zodanig dat ze goed zichtbaar zijn ".
  " 8. Op de hotelschepen moet, op aangepaste plaatsen en ten behoeve van de passagiers, een algemeen evacuatieplan uitgehangen worden. Dat plan mag echter samengevoegd worden met de veiligheidsrol voorgeschreven door cijfer 7 hiervoor.
  De nodige onderrichtingen betreffende het gedrag van de passagiers in geval van alarm, brand, schadevaring en evacuatie, evenals de plaatsbepaling der reddingsmiddelen, moeten zich in iedere hut bevinden.
  Deze onderrichtingen moeten geformuleerd zijn in het Duits, het Frans, het Engels en het Nederlands ".
  - In artikel 15.02, cijfer 3, moet de vermelding van volgende artikelen geschrapt worden :
  " artikel 11.08, cijfers 2 en 3,
  11.09
  11.10
  11.11, cijfer 1 ".
  Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 5 oktober 1984.
  BOUDEWIJN
  Van Koningswege :
  De Minister van Buitenlandse Betrekkingen,
  L. TINDEMANS
  De Minister van Verkeerswezen en Posterijen, Telegrafie en Telefonie,
  H. DE CROO