28 JUNI 1984. - Wetboek van de Belgische nationaliteit (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-07-1991 en tekstbijwerking tot 12-06-2024)
HOOFDSTUK I. - ALGEMENE BEPALINGEN.
Art. 1-7, 7bis, 7ter
HOOFDSTUK II. - TOEKENNING VAN DE BELGISCHE NATIONALITEIT.
Afdeling 1. - Toekenning van de Belgische nationaliteit op grond van de nationaliteit van de vader of van de moeder.
Art. 8
Afdeling 2. - Toekenning van de Belgische nationaliteit op grond van adoptie.
Art. 9
Afdeling 3. - Toekenning van de Belgische nationaliteit op grond van de geboorte in België [1 of als gezamenlijk gevolg van een akte van verkrijging]1.
Art. 10-11, 11bis
Afdeling 4.
Art. 12
HOOFDSTUK III. - VERKRIJGING VAN DE BELGISCHE NATIONALITEIT.
Afdeling 1. - Verkrijging van de Belgische nationaliteit door nationaliteitsverklaring.) <Ingevoegd bij W 1991-06-13/31, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1992>
Art. 12bis
Afdeling 2.
Art. 13-15
Afdeling 3. <Opgeheven bij W 2012-12-04/04, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art. 16
Afdeling 4.
Afdeling 2. [1 - Terugkrijgen van de Belgische nationaliteit als deze na onterecht te zijn verleend, is ingetrokken geworden nadat belanghebbende minstens tien jaar in het genot is geweest van de hoedanigheid van Belg.]1
Art. 17
Afdeling 3.]1 - (vroeger afdeling 5) Verkrijging van de Belgische nationaliteit door naturalisatie. <W 1991-06-13/31, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1992>
Art. 18-21
HOOFDSTUK IV. - VERLIES VAN DE BELGISCHE NATIONALITEIT.
Art. 22-23, 23/1, 23/2
HOOFDSTUK V. - HERKRIJGING VAN DE BELGISCHE NATIONALITEIT.
Art. 24
HOOFDSTUK Vbis. - (ingevoegd bij <W 1998-12-22/51, art. 6, Inwerkingtreding : 01-09-1999>) Adviesbevoegdheid van het parket.
Art. 24bis
HOOFDSTUK Vter. [1 - Adviesbevoegdheid van de Federale Overheidsdienst Justitie.]1
Art. 24ter
HOOFDSTUK VI. - REGISTERS EN MELDINGEN.
Art. 25
HOOFDSTUK VII. - OVERGANGSBEPALINGEN.
Art. 26-31
1985800213 1995009971 1997000652 1999009654 2000009375 2000009682 2000009915 2013009022 2013015026 2020030955 2020030959 2021032172 2022021126
HOOFDSTUK I. - ALGEMENE BEPALINGEN.
Artikel 1.[1 § 1.]1 In dit Wetboek wordt verwerving van de nationaliteit verkrijging of toekenning genaamd al naargelang zij al dan niet afhangt van een vrijwillige handeling van de belanghebbende met het oog op deze verwerving.
[1 § 2. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
1° hoofdverblijfplaats : de plaats van inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister;
2° vreemdelingenwet : de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
3° regularisatiewet : de wet van 22 december 1999 betreffende de regularisatie van het verblijf van bepaalde categorieën van vreemdelingen verblijvend op het grondgebied van het Rijk;
4° gewichtige feiten eigen aan de persoon zijn, met name :
a) het feit zich te bevinden in een van de gevallen bedoeld [2 in de artikelen 23, 23/1 of 23/2]2;
b) het feit aanhanger te zijn van een beweging of organisatie die door de Veiligheid van de Staat als gevaarlijk wordt beschouwd;
c) het feit dat de identiteit of hoofdverblijfplaats onmogelijk kan worden gecontroleerd of de identiteit niet kan worden gewaarborgd;
d) het feit dat aan de aanvrager, omwille van eender welke vorm van sociale of fiscale fraude, door de rechter een definitieve straf is opgelegd die in kracht van gewijsde is gegaan.
5° bewijs van kennis van één van de drie landstalen : minimale kennis van één van de drie landstalen die gelijk is aan het niveau A2 van het Europees Referentiekader voor Talen. Dit bewijs dient te worden geleverd aan de hand van de bewijsmiddelen bepaald in een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. [3 Voor een analfabeet in de zin van dit Wetboek is enkel het bewijs van een mondelinge kennis die gelijk is aan het niveau A2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Talen, vereist]3;
6° werkdag : de werkdag zoals bedoeld in artikel 53 van het Gerechtelijk Wetboek;
7° arbeidsdag : de arbeidsdagen en de met arbeidsdagen gelijkgestelde dagen in de zin van artikel 37 en 38 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, met dien verstande dat de in het buitenland verrichte arbeid en de in het buitenland gelijkgestelde dagen niet worden meegerekend. Ingeval de vreemdeling in de referentieperiode van vijf jaar enerzijds als werknemer en/of als statutair benoemde in overheidsdienst en anderzijds, als zelfstandige in hoofdberoep heeft gewerkt, wordt ieder als zelfstandige in hoofdberoep gewerkt kwartaal voor 78 arbeidsdagen in rekening gebracht. Deeltijdse arbeid, die in uren wordt uitgedrukt, wordt in aanmerking genomen volgens de formule die wordt gebruikt met toepassing van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en de ministeriële besluiten die daaraan uitvoering geven;
8° sociale fraude : iedere inbreuk op een sociale wetgeving;
9° fiscale fraude : iedere inbreuk op de fiscale wetboeken of op de ter uitvoering ervan genomen besluiten die wordt begaan met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden;
[3 10° analfabeet: de persoon die de vereiste mondelinge taalkennis bezit maar niet over de taalkundige basiscompetenties en inzichten beschikt, waardoor hij de schriftelijke kennis gelijk aan niveau A2 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader voor Moderne Vreemde Talen niet kan verwerven, zelfs door deel te nemen aan een door de bevoegde gemeenschapsoverheid daartoe ingerichte opleiding. De inachtneming van deze voorwaarden wordt bevestigd door de bevoegde gemeenschapsoverheid.]3
De lijst van gewichtige feiten eigen aan de persoon die in het 4° bedoeld worden, kan aangevuld worden door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.]1
----------
(1)<W 2012-12-04/04, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<W 2015-07-20/08, art. 4, 015; Inwerkingtreding : 15-08-2015>
(3)<W 2024-03-27/02, art. 122, 022; Inwerkingtreding : 08-04-2024>
Art.2. Toekenning, verkrijging, verlies en herkrijging van de Belgische nationaliteit, uit welke oorzaak ook, hebben alleen gevolg voor de toekomst.
Art.3. De afstamming heeft inzake de Belgische nationaliteit alleen dan van rechtswege gevolg indien ze is vastgesteld voordat het kind de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt of ontvoogd wordt voor die leeftijd.
Art.4. Het bewijs van de Belgische nationaliteit wordt geleverd door aan te tonen dat de bij de Belgische wet opgelegde voorwaarden en vormvereisten zijn vervuld.
Wanneer de Belgische nationaliteit echter alleen op afstamming of adoptie berust, wordt zij, behoudens tegenbewijs, als bewezen beschouwd, indien de persoon, aan wie de belanghebbende zijn nationaliteit beweert te ontlenen, zonder onderbreking de staat van Belg heeft bezeten.
Het bezit van de staat van Belg wordt verkregen door uitoefening van de rechten welke uitsluitend aan Belgen worden toegekend.
Art.5.<W 2000-03-01/49, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-05-2000> § 1. [3 Belanghebbende die in de onmogelijkheid verkeert zich een akte van geboorte te verschaffen in het kader van procedures tot verwerving van de Belgische nationaliteit, kan de akte van geboorte vervangen door :
1° indien zijn akte van geboorte werd opgesteld in een land waarvoor de onmogelijkheid of zware moeilijkheden om de bedoelde akte van de burgerlijke stand te verkrijgen, werden aanvaard :
a) hetzij een gelijkwaardig document afgegeven door de diplomatieke of consulaire overheden van zijn land van geboorte;
b) hetzij, in geval van onmogelijkheid of zware moeilijkheden om zich voornoemd document te verschaffen, een akte van bekendheid, afgegeven door de vrederechter van zijn hoofdverblijfplaats;
2° indien zijn akte van geboorte niet werd opgesteld in een land waarvoor de onmogelijkheid of zware moeilijkheden om de akte van de burgerlijke stand in kwestie te verkrijgen, werden aanvaard : een akte van bekendheid, afgegeven door de vrederechter van hun hoofdverblijfplaats.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en op voordracht van de minister van Buitenlandse Zaken, de lijst van landen waarvoor de in het eerste lid, 1°, bedoelde onmogelijkheid of zware moeilijkheden worden aanvaard.]3
§ 2. In de akte van bekendheid verklaren twee getuigen, van het mannelijke of vrouwelijke geslacht, bloedverwanten of geen bloedverwanten, de voornamen, de naam, het beroep en de woonplaats van de belanghebbende, en die van zijn ouders, indien deze bekend zijn; de plaats en, zo mogelijk, het tijdstip van zijn geboorte en de redenen die beletten de akte van geboorte over te leggen. De getuigen tekenen met de vrederechter de akte van bekendheid en, indien er getuigen zijn die niet in staat zijn te tekenen of niet kunnen tekenen, wordt dit vermeld.
§ 3. De akte van bekendheid wordt vertoond aan de [2 familierechtbank]2 van het rechtsgebied. De rechtbank, na de procureur des Konings gehoord te hebben, verleent of weigert haar homologatie naargelang zij oordeelt dat de verklaringen van de getuigen en de redenen die het overleggen van de akte van geboorte beletten, al dan niet voldoende zijn.
§ 4. Indien de belanghebbende in de onmogelijkheid verkeert zich zodanige akte van bekendheid te verschaffen, kan die akte, met verlof van de rechtbank, op verzoekschrift verleend, het openbaar ministerie gehoord, vervangen worden door een beëdigde verklaring van de belanghebbende zelf.
[4 § 5. Een ieder die reeds een akte van bekendheid heeft verkregen of aan wie de rechtbank reeds toelating heeft verleend een beëdigde verklaring af te leggen, en die aantoont dat hij nog steeds in de onmogelijkheid verkeert de akte van geboorte over te leggen, kan deze vervangen door de akte van bekendheid of door de toelating, voor zover de juistheid van de gegevens die zij bevat, niet wordt weerlegd.
De gehomologeerde akte van bekendheid of de toelating tot afleggen van een beëdigde verklaring worden als bijlage in de DABS opgenomen.]4
----------
(1)<W 2012-12-04/04, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<W 2013-07-30/23, art. 261, 014; Inwerkingtreding : 01-09-2014>
(3)<W 2018-06-18/03, art. 137, 017; Inwerkingtreding : 12-07-2018>
(4)<W 2023-09-13/08, art. 77, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.6. Iedere rechtshandeling met betrekking tot de toekenning, de verkrijging, het behoud, het verlies of de herkrijging van de Belgische nationaliteit, kan worden verricht krachtens een bijzondere en authentieke volmacht.
Art.7.Personen die onbekwaam zijn uit hoofde van hun geestestoestand, worden, voor het verrichten van rechtshandelingen inzake nationaliteit, vertegenwoordigd door hun wettelijke vertegenwoordiger.
Personen aan wie een [1 ...]1 bewindvoerder is toegevoegd kunnen door deze worden vertegenwoordigd.
----------
(1)<W 2013-03-17/14, art. 207, 012; Inwerkingtreding : 01-09-2014 (W 2014-05-12/02, art. 22)>
Art. 7bis.[1 § 1. Voor de toepassing van de bepalingen van dit Wetboek inzake verkrijging of herkrijging van de Belgische nationaliteit, moet de vreemdeling zijn hoofdverblijfplaats in België hebben gevestigd op grond van een wettelijk verblijf, en dit zowel op het ogenblik van het indienen van zijn verzoek of verklaring als gedurende de onmiddellijk hieraan voorafgaande periode. Zowel het wettelijk verblijf als het hoofdverblijf dienen ononderbroken te zijn.
§ 2. Onder wettelijk verblijf wordt verstaan :
1° wat het ogenblik van de indiening van zijn verzoek of verklaring betreft : toegelaten of gemachtigd zijn tot een verblijf van onbeperkte duur in het Rijk of om er zich te vestigen op basis van de vreemdelingenwet;
2° wat de voorafgaande periode betreft : toegelaten of gemachtigd zijn om meer dan drie maanden in het Rijk te verblijven of om er zich te vestigen overeenkomstig de vreemdelingenwet of de regularisatiewet.
[2 Voor de burgers van de Europese Unie en hun familieleden bedoeld in artikel 40bis van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wordt de periode tussen de datum van de indiening van hun aanvraag en de datum waarop hun dat recht op verblijf is toegekend, gelijkgesteld aan een gemachtigd verblijf in de zin van paragraaf 2, 2°.
Voor de vluchtelingen erkend overeenkomstig het Internationaal Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, ondertekend te Genève op 28 juli 1951 wordt de periode tussen de datum van de indiening van hun aanvraag tot internationale bescherming en de datum van de erkenning van het statuut van vluchteling door de bevoegde minister, gelijkgesteld aan een gemachtigd verblijf in de zin van paragraaf 2, 2°.]2
[3 Voor de echtgenoten van ambtenaren van de buitenlandse carrière of van de consulaire carrière, aangesteld in een diplomatieke zending of consulaire beroepspost en, mutatis mutandis, voor de echtgenoten van gemeenschaps- en gewestvertegenwoordigers in het buitenland, worden gelijkgesteld aan een wettelijk verblijf in de zin van het eerste lid, 2°, de periodes die, in het kader van de aanstellingen eigen aan de carrière van hun echtgenoot, in het buitenland worden doorgebracht onmiddellijk na of voor een periode die in hetzelfde verband op het Belgische grondgebied wordt doorgebracht. De Koning bepaalt, op voordracht van de minister van Buitenlandse Zaken, welke documenten vereist zijn ter staving van het feit dat het verblijf van de aanvrager in het buitenland daadwerkelijk vereist was door de aanstellingen eigen aan de carrière van zijn echtgenoot.]3
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, welke documenten in aanmerking komen als bewijs van het in het eerste lid bedoelde verblijf.
§ 3. In de gevallen bepaald in dit Wetboek wordt het ononderbroken karakter van het verblijf bedoeld in § 2 niet beïnvloed door tijdelijke afwezigheden van hoogstens zes maanden, voor zover deze afwezigheden in totaal de duur van een vijfde van de in dit Wetboek vereiste termijnen voor verkrijging van de nationaliteit niet overschrijden.]1
----------
(1)<W 2012-12-04/04, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<W 2018-06-18/03, art. 138, 017; Inwerkingtreding : 12-07-2018>
(3)<W 2024-05-15/15, art. 2, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art. 7ter. [1 In het geval dat de afstamming van een Belgische ouder niet langer vaststaat, vindt de intrekking van rechtswege van de Belgische nationaliteit van het kind niet plaats indien in het vonnis waarbij de vernietiging van de afstamming wordt uitgesproken, is beslist om de Belgische nationaliteit te behouden overeenkomstig artikel 334quater van het oud Burgerlijk Wetboek.
In het geval van intrekking van de Belgische nationaliteit, betekent de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand die intrekking onverwijld per aangetekende zending aan de betrokkene of zijn wettelijke vertegenwoordiger.
Tenzij een rechter zich reeds heeft uitgesproken over het behoud van de Belgische nationaliteit overeenkomstig artikel 334quater van het oud Burgerlijk Wetboek, vermeldt de betekening dat tegen een dergelijke intrekking beroep kan worden aangetekend bij de familierechtbank binnen vijftien dagen na deze betekening.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2024-03-27/02, art. 166, 022; Inwerkingtreding : 08-04-2024>
HOOFDSTUK II. - TOEKENNING VAN DE BELGISCHE NATIONALITEIT.
Afdeling 1. - Toekenning van de Belgische nationaliteit op grond van de nationaliteit van de vader of van de moeder.
Art.8.§ 1. Belg zijn :
1° het kind geboren in België uit een Belgische ouder;
2° het kind geboren in het buitenland :
a) uit een Belgische ouder geboren in België of in gebieden onder Belgische soevereiniteit of onder Belgisch bestuur;
b) uit een Belgische ouder die, binnen een termijn van vijf jaar na de geboorte, een verklaring heeft afgelegd waarin hij verzoekt om toekenning van de Belgische nationaliteit aan zijn kind;
c) uit een Belgische ouder, op voorwaarde dat het kind geen andere nationaliteit bezit of behoudt tot de leeftijd van achttien jaar of zijn ontvoogding voor die leeftijd.
[1 De verklaring bedoeld in het eerste lid, 2°, b, wordt afgelegd, en op basis ervan wordt een akte van nationaliteit opgesteld, overeenkomstig artikel 22, § 4.
De verklaring heeft gevolg vanaf de opmaak van de akte van nationaliteit.]1
Diegene aan wie de Belgische nationaliteit krachtens het eerste lid, 2°, c, is toegekend, behoudt die nationaliteit zolang niet is aangetoond, voordat hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt of ontvoogd is voor die leeftijd, dat hij een vreemde nationaliteit bezit.
§ 2. Voor de toepassing van paragraaf 1 dient de ouder de Belgische nationaliteit te bezitten op de geboortedag van het kind of, indien hij overleden is voor deze geboorte, op de dag van zijn overlijden.
§ 3. De afstamming vastgesteld ten aanzien van een Belgische ouder na de datum van het vonnis of het arrest dat de adoptie homologeert of uitspreekt, verleent de Belgische nationaliteit maar aan het kind, indien die afstamming wordt vastgesteld ten aanzien van de adoptant of diens echtgenoot.
§ 4. De persoon aan wie de Belgische nationaliteit van zijn ouder is toegekend, behoudt die nationaliteit wanneer zijn afstamming niet langer vaststaat nadat hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt of ontvoogd is voor die leeftijd. Indien zijn afstamming niet langer blijkt vast te staan voor de leeftijd van achttien jaar of de ontvoogding voor die leeftijd, kunnen de handelingen die zijn aangegaan toen de afstamming nog vaststond en voor de geldigheid waarvan de staat van Belg vereist was, niet worden betwist enkel en alleen omdat de belanghebbende die nationaliteit niet bezat. Hetzelfde geldt voor de rechten welke zijn verkregen voor die datum.
(NOTA : bij arrest nr. 77/2024 van 04-07-2024 (2024-07-04/08, B.St. 24-07-2024, p. 88089), heeft het Grondwettelijk Hof artikel 8, § 4, vernietigt, zoals het van toepassing was tot de inwerkingtreding van de artikelen 165 en 166 van de wet van 28 maart 2024 « houdende bepalingen inzake digitalisering van justitie en diverse bepalingen Ibis », in zoverre het niet voorziet in een mogelijkheid voor een niet-ontvoogde minderjarige die van rechtswege de Belgische nationaliteit heeft verloren omdat de afstamming op grond waarvan die nationaliteit werd toegekend niet langer vaststaat, om een rechterlijke instantie te verzoeken dat verlies met terugwerkende kracht ongedaan te maken, wanneer de concrete gevolgen ervan buitensporig zijn.)----------
(1)<W 2018-06-18/03, art. 91, 017; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Afdeling 2. - Toekenning van de Belgische nationaliteit op grond van adoptie.
Art.9.[2 § 1.]2 Belg wordt de dag dat de adoptie uitwerking heeft, indien het op die dag de leeftijd van achttien jaar niet bereikt heeft of niet ontvoogd is :
1° het kind geboren in België en geadopteerd door een Belg;
2° het kind geboren in het buitenland en geadopteerd :
a) door een Belg geboren in België of in gebieden onder Belgische soevereiniteit of onder Belgisch bestuur;
b) door een Belg die, binnen een termijn van vijf jaar na de dag dat de adoptie uitwerking heeft, een verklaring heeft afgelegd waarin hij verzoekt om toekenning van de Belgische nationaliteit aan zijn geadopteerd kind dat de leeftijd van achttien jaar niet bereikt heeft of niet ontvoogd is voor die leeftijd;
c) door een Belg, op voorwaarde dat het kind geen andere nationaliteit bezit.
[1 De verklaring bedoeld in het eerste lid, 2°, b, wordt afgelegd, en op basis ervan wordt een akte van nationaliteit opgesteld, overeenkomstig artikel 22, § 4.]1
Het kind aan wie de Belgische nationaliteit krachtens het eerste lid, 2°, c, is toegekend, behoudt die nationaliteit zolang niet is aangetoond voordat het de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt of ontvoogd is voor die leeftijd, dat het een vreemde nationaliteit bezit.
[2 § 2. In geval van herziening van de adoptie, zoals bedoeld in artikel 351 van het oud Burgerlijk Wetboek, of van herroeping van de adoptie, zoals bedoeld in de artikelen 354-1 tot 354-3 van het oud Burgerlijk Wetboek, behoudt de geadopteerde de Belgische nationaliteit.]2
----------
(1)<W 2018-06-18/03, art. 92, 017; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
(2)<W 2023-12-19/05, art. 74, 020; Inwerkingtreding : 06-01-2024>
Afdeling 3. - Toekenning van de Belgische nationaliteit op grond van de geboorte in België [1 of als gezamenlijk gevolg van een akte van verkrijging]1.
----------
(1)
Art.10.[1 § 1.]1 Belg is het kind geboren in België en dat, op gelijk welk ogenblik voor de leeftijd van achttien jaar of voor de ontvoogding voor die leeftijd, [2 geen andere nationaliteit bezit]2.
(Het eerste lid zal evenwel niet van toepassing zijn indien het kind een andere nationaliteit kan verkrijgen, mits zijn wettelijke vertegenwoordiger(s) administratieve handelingen verrichten bij de diplomatieke of consulaire overheden van het land van de ouders of van één van hen.) <W 2006-12-27/32, art. 380, 009; Inwerkingtreding : 28-12-2006>
[1 De wettelijke vertegenwoordiger van het kind zendt alle nuttige stukken waarover hij beschikt over aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar het kind geboren is. In geval van twijfel over het ontbreken van nationaliteit van het kind, vraagt de ambtenaar van de burgerlijke stand het advies van de procureur des Konings. In dat geval zendt hij hem een afschrift van het dossier. Het advies wordt op korte termijn verstrekt door de procureur des Konings.]1
[1 § 2.]1 Het in België gevonden pasgeboren kind wordt, behoudens tegenbewijs, verondersteld in België te zijn geboren.
[1 § 3.]1 Het kind aan wie de Belgische nationaliteit krachtens dit artikel is toegekend, behoudt die nationaliteit zolang niet is aangetoond, voordat het de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt of ontvoogd is voor die leeftijd, dat het een vreemde nationaliteit bezit.
----------
(1)<W 2022-12-06/02, art. 45, 018; Inwerkingtreding : 31-12-2022>
Art.11.[1 [2 ...]2 Volgende kinderen zijn Belg op grond van geboorte in België :
1° het kind in België geboren, voor zover minstens één van de ouders :
a) zelf in België is geboren;
b) en gedurende vijf jaar in de loop van de tien jaren voorafgaand aan de geboorte van het kind zijn hoofdverblijfplaats in België heeft gehad;
2° het kind in België geboren en geadopteerd door een vreemdeling, voor zover de adoptant :
a) zelf in België is geboren;
b) en gedurende vijf jaar in de loop van de tien jaren voorafgaand aan de dag waarop de adoptie uitwerking heeft, zijn hoofdverblijfplaats in België heeft gehad.
Indien de afstamming ten aanzien van de ouder bedoeld in het eerste lid, 1°, pas wordt vastgesteld na de datum van het vonnis of arrest dat de adoptie homologeert of uitspreekt, dan wordt de Belgische nationaliteit slechts toegekend aan het kind indien de afstamming wordt vastgesteld ten aanzien van de adoptant of diens echtgenoot.
De persoon aan wie de Belgische nationaliteit is toegekend krachtens het eerste lid, 1°, behoudt die nationaliteit indien hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt of ontvoogd is op het ogenblik dat zijn afstamming niet langer vaststaat. Indien hij de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt noch ontvoogd is, dan kunnen de handelingen die verricht werden toen de afstamming nog vaststond en waarvoor de staat van Belg vereist was, niet betwist worden enkel en alleen omdat de belanghebbende die nationaliteit niet bezat. Dit is eveneens het geval voor de rechten die vóór deze datum verkregen zijn.
De Belgische nationaliteit toegekend krachtens het eerste lid, 2°, wordt toegekend vanaf de dag waarop de adoptie uitwerking heeft, tenzij het kind op die dag de leeftijd van achttien jaar bereikt heeft of ontvoogd is.
§ 2. [2 ...]2]1
----------
(1)<W 2012-12-04/04, art. 6, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<W 2018-06-18/03, art. 139, 017; Inwerkingtreding : 12-07-2018>
Art. 11bis.[1 § 1. Is Belg ingevolge een verklaring afgelegd door de ouders of adoptanten, het kind in België geboren en dat sinds zijn geboorte zijn hoofdverblijfplaats in België heeft en dit voor zover de ouders of de adoptanten :
a) een verklaring afleggen voor het kind de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt;
b) en gedurende de tien jaren voorafgaand aan de verklaring hun hoofdverblijfplaats in België hebben gehad;
c) en minstens een van hen op het ogenblik van de verklaring toegelaten of gemachtigd is om voor onbeperkte duur in België te verblijven.
§ 2. De in de eerste paragraaf bedoelde verklaring wordt door beide ouders gezamenlijk afgelegd wanneer de afstamming van het kind ten aanzien van beiden vaststaat. Bij adoptie door twee personen wordt deze verklaring door de twee adoptanten gezamenlijk afgelegd.
De verklaring van één ouder of adoptant volstaat indien de andere ouder of adoptant :
a) overleden is;
b) of in de onmogelijkheid verkeert zijn wil te kennen te geven;
c) of afwezig is verklaard;
d) of zijn hoofdverblijfplaats niet meer in België heeft, maar in de toekenning van de Belgische nationaliteit toestemt.
De verklaring door één ouder of adoptant volstaat eveneens indien :
a) de afstamming van het kind slechts ten aanzien van een van zijn ouders vaststaat;
b) of als het kind slechts door één persoon is geadopteerd, tenzij de adoptant de echtgenoot is van de ouder, in welk geval de verklaring door beide belanghebbenden wordt afgelegd.
§ 3. De verklaring wordt afgelegd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de hoofdverblijfplaats van het kind.
Indien de schrijfwijze van de naam of voornaam van één van de betrokkenen niet identiek is in het bevolkingsregister, vreemdelingenregister, strafregister of de voorgelegde documenten, wordt de aanvraag opgeschort totdat de schrijfwijze in alle registers en documenten gelijk is gemaakt.
Indien één van de betrokkenen geen naam of voornaam heeft, stelt de ambtenaar van de burgerlijke stand de ouder of adoptant voor kosteloos een procedure in te stellen overeenkomstig [2 boek I, titel VIII/1, hoofdstuk 3 van het Burgerlijk Wetboek]2, in welk geval de aanvraag wordt opgeschort totdat het kind een naam en voornaam heeft bekomen.
§ 4. De ambtenaar van de burgerlijke stand onderzoekt de volledigheid van de verklaring binnen dertig werkdagen na de aflegging van de verklaring.
Indien een verklaring onvolledig is, biedt de ambtenaar de verklaarder of de verklaarders de gelegenheid om binnen twee maanden het verzuim te herstellen. De ambtenaar van de burgerlijke stand geeft in een formulier zoals vastgesteld door de Koning, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, aan welke stukken in de verklaring ontbreken.
Indien van de gelegenheid om het verzuim te herstellen geen dan wel op niet afdoende wijze gebruik wordt gemaakt, wordt de verklaring onontvankelijk verklaard.
Als de verklaring volledig en ontvankelijk is, geeft de ambtenaar van de burgerlijke stand een ontvangstbewijs af, hetzij binnen vijfendertig werkdagen na de aflegging van de verklaring indien de verklaring meteen volledig werd bevonden, hetzij binnen vijftien werkdagen na het verstrijken van de termijn die aan de verklaarder of de verklaarders werd verleend om het verzuim te herstellen.
Wordt de verklaring onvolledig beschouwd, dan wordt hiervan kennis gegeven bij aangetekende zending binnen vijfendertig werkdagen na de aflegging van de verklaring, dan wel binnen vijftien werkdagen na het verstrijken van de termijn die aan de verklaarder of de verklaarders wordt verleend om het verzuim te herstellen.
Indien het ontvangstbewijs niet tijdig is betekend of indien niet tijdig is meegedeeld dat de verklaring onvolledig is, wordt de verklaring geacht volledig te zijn. Tegen de uitdrukkelijke onontvankelijk verklaring staat een beroep tot nietigverklaring open bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, overeenkomstig artikel 14, § 1, van de gecoördineerde wetten van 12 januari 1973 op de Raad van State.
De Koning bepaalt, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, en op voordracht van de minister van Justitie, welke akten en stavingsstukken bij de aanvraag moeten worden gevoegd om te bewijzen dat voldaan is aan de voorwaarden, en dat het dossier als volledig wordt bevonden als bedoeld in het eerste lid.
De ambtenaar van de burgerlijke stand zendt een afschrift van het volledige dossier voor advies aan de procureur des Konings van de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied, uiterlijk binnen vijf werkdagen die volgen op de aflevering van het ontvangstbewijs. De procureur des Konings geeft hiervan onverwijld ontvangstmelding.
Op hetzelfde ogenblik dat de ambtenaar van de burgerlijke stand aan de procureur des Konings een afschrift van het volledige dossier overzendt, zendt hij eveneens een afschrift ervan aan de dienst Vreemdelingenzaken.
§ 5. De procureur des Konings kan, binnen vier maanden te rekenen van de datum van het in paragraaf 4 bedoelde ontvangstbewijs een negatief advies uitbrengen inzake de toekenning van de Belgische nationaliteit indien de verklaring een ander oogmerk heeft dan het belang van het kind om zich de Belgische nationaliteit te zien toekennen of als de grondvoorwaarden, die hij moet aanduiden, niet vervuld zijn.
Als bij miskenning van paragraaf 4, achtste lid, de verklaring bedoeld in paragraaf 2 laattijdig wordt overgezonden in de loop van de laatste maand van de termijn, wordt deze van ambtswege verlengd met een maand, te rekenen van de overzending van het dossier aan de procureur des Konings.
[2 Indien de procureur des Konings meent geen negatief advies te moeten uitbrengen, maakt hij een attest dat er geen negatief advies wordt uitgebracht over aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Op basis van de verklaring wordt een akte van nationaliteit opgemaakt overeenkomstig artikel 22, § 4.
Bij het verstrijken van de termijn van vier maanden, desgevallend verlengd overeenkomstig het tweede lid, en bij gebrek aan een negatief advies of overmaking van een attest dat er geen negatief advies wordt uitgebracht, wordt op basis van de verklaring ambtshalve een akte van nationaliteit opgemaakt overeenkomstig artikel 22, § 4. Bij gebrek aan de overmaking bedoeld in paragraaf 4, achtste lid, wordt er echter geen akte van nationaliteit opgemaakt en brengt de ambtenaar van de burgerlijke stand de verklaarder of verklaarders daarvan onmiddellijk op de hoogte.
Van de opmaak van de akte van nationaliteit wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand kennis gegeven aan de verklaarder of verklaarders.
De verklaring heeft gevolg vanaf de opmaak van de akte van nationaliteit.]2
§ 6. Het negatief advies van de procureur des Konings moet met redenen zijn omkleed. Het wordt aan de ambtenaar van de burgerlijke stand en, bij een aangetekende zending, aan de verklaarder of de verklaarders betekend door toedoen van de procureur des Konings.
§ 7. [2 De verklaarder of de verklaarders kunnen bij een aangetekende brief aan de ambtenaar van de burgerlijke stand vragen hun dossier aan de familierechtbank over te zenden, binnen vijftien dagen na de ontvangst van het negatieve advies bedoeld in paragraaf 5 of van het niet opmaken van de akte van nationaliteit zoals bedoeld in paragraaf 5, vierde lid, laatste zin.
De familierechtbank doet, na de verklaarder of de verklaarders te hebben gehoord of opgeroepen, bij een met reden omklede beslissing uitspraak over de gegrondheid van het niet opmaken van de akte van nationaliteit bedoeld in paragraaf 5, vierde lid, laatste zin, of het negatief advies bedoeld in paragraaf 5.
De beslissing wordt aan de verklaarder of de verklaarders en het parket ter kennis gebracht door toedoen van de griffie van de rechtbank van eerste aanleg. De verklaarder of de verklaarders en de procureur des Konings kunnen, binnen vijftien dagen na de kennisgeving, bij een aan de familiekamer van het hof van beroep gericht verzoekschrift, hiertegen hoger beroep instellen. De verlenging van de termijnen wegens de gerechtelijke vakantie geschiedt overeenkomstig artikel 50, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek.
De familiekamer van het hof van beroep doet uitspraak na het advies van de procureur-generaal en na de verklaarder of de verklaarders te hebben gehoord of opgeroepen.
De kennisgevingen geschieden bij gerechtsbrief. De berekening van de termijnen in geval van kennisgeving geschiedt overeenkomstig artikel 52 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.
De griffier stuurt onmiddellijk de gegevens van de in kracht van gewijsde gegane beslissing waarbij het negatieve advies ongegrond wordt verklaard, nodig voor de opmaak van de akte van nationaliteit via de DABS naar de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand. Deze maakt de akte van nationaliteit op overeenkomstig artikel 22, § 4.
De verklaring heeft gevolg vanaf de opmaak van de akte van nationaliteit.]2
§ 8. Bij ontstentenis van de in paragraaf 2 vereiste toestemming, kan de verklaring niettemin door de andere ouder of adoptant worden afgelegd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van de hoofdverblijfplaats van het kind. Deze onderzoekt de volledigheid van de verklaring overeenkomstig paragraaf 4, eerste tot zevende lid. De ambtenaar van de burgerlijke stand deelt de verklaring binnen uiterlijk vijf werkdagen na de afgifte van het ontvangstbewijs mee aan het parket van de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied. De procureur des Konings maakt hiervan onverwijld akte op. Op hetzelfde ogenblik dat de ambtenaar van de burgerlijke stand aan de procureur des Konings een afschrift van het volledige dossier overzendt, zendt hij eveneens een afschrift ervan aan de dienst Vreemdelingenzaken.
Op advies van de procureur des Konings en na de ouders of de adoptanten te hebben gehoord of opgeroepen, doet de familierechtbank uitspraak over de inwilliging van de verklaring. Zij willigt de verklaring in indien zij de weigering tot toestemming een misbruik acht te zijn en indien de verklaring geen ander oogmerk heeft dan het belang van het kind om zich de Belgische nationaliteit te zien toekennen. De beslissing moet met redenen zijn omkleed.
Door toedoen van de procureur des Konings worden de ouders of de adoptanten in kennis gesteld van de beslissing. De ouders of de adoptanten en de procureur des Konings kunnen binnen vijftien dagen na de kennisgeving hoger beroep instellen tegen de beslissing van de rechtbank, bij een aan de familiekamer van het hof van beroep gericht verzoekschrift. Het hof doet uitspraak na advies van de procureur-generaal en na de ouders of de adoptanten te hebben gehoord of opgeroepen.
De kennisgevingen geschieden bij gerechtsbrief. De berekening van de termijnen in geval van kennisgeving geschiedt overeenkomstig artikel 52 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.
[2 Het beschikkende gedeelte van de in kracht van gewijsde gegane onherroepelijke beslissing tot inwilliging vermeldt de volledige identiteit van het kind. De griffier stuurt onmiddellijk de gegevens nodig voor de opmaak van de akte van nationaliteit via de DABS naar de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand.
Deze maakt de akte van nationaliteit onmiddellijk op, op basis van de verklaring, bedoeld in artikel 22, § 4.
De verklaring heeft gevolg vanaf de opmaak van de akte van nationaliteit.]2]1
----------
(1)<W 2018-06-18/03, art. 140, 017; Inwerkingtreding : 12-07-2018>
(2)<W 2018-06-18/03, art. 93, 017; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Afdeling 4.
Art.12.[1 Aan een kind dat de leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt of niet ontvoogd is vóór die leeftijd, wordt de Belgische nationaliteit toegekend in geval van vrijwillige verkrijging of herkrijging van de Belgische nationaliteit door een ouder of een adoptant die het gezag over het kind uitoefent, op voorwaarde dat dat kind zijn hoofdverblijfplaats in België heeft. ]1
----------
(1)<W 2012-12-04/04, art. 8, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
HOOFDSTUK III. - VERKRIJGING VAN DE BELGISCHE NATIONALITEIT.
Afdeling 1. - Verkrijging van de Belgische nationaliteit door nationaliteitsverklaring.)
Art. 12bis.[1 § 1. Kunnen de Belgische nationaliteit verkrijgen door een verklaring af te leggen overeenkomstig artikel 15 :
1° de vreemdeling die :
a) de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt;
b) en in België geboren is en er sedert zijn geboorte [3 zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd op grond van een wettelijk verblijf]3;
2° de vreemdeling die :
a) de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt;
b) en vijf jaar [3 zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd in België op grond van een wettelijk verblijf]3;
c) en het bewijs levert van de kennis van één van de drie landstalen;
d) en zijn maatschappelijke integratie bewijst door :
- hetzij een diploma of getuigschrift van een onderwijsinstelling opgericht, erkend of gesubsidieerd door een Gemeenschap of de Koninklijke Militaire School en dat minstens van het niveau is van het hoger secundair onderwijs;
- hetzij een beroepsopleiding van minimum 400 uur erkend door een bevoegde overheid te hebben gevolgd;
- hetzij [3 , naargelang het geval, het bewijs uitgereikt door de daartoe bevoegde overheid te leveren van het met succes gevolgd hebben van het inburgeringstraject, het onthaaltraject of het integratieparcours waarin wordt voorzien door de bevoegde overheid van zijn hoofdverblijfplaats op het tijdstip dat hij dit aanvat]3;
- hetzij gedurende de voorbije vijf jaar onafgebroken als werknemer en/of als statutair benoemde in overheidsdienst en/of als zelfstandige in hoofdberoep te hebben gewerkt;
e) en zijn economische participatie bewijst door :
- hetzij als werknemer en/of als statutair benoemde in overheidsdienst gedurende de voorbije vijf jaar minimaal 468 arbeidsdagen te hebben gewerkt;
- hetzij in het kader van een zelfstandige beroepsactiviteit in hoofdberoep de voorbije vijf jaar gedurende minstens zes kwartalen de verschuldigde sociale kwartaalbijdragen voor zelfstandigen in België te hebben betaald;
De duur van de opleiding gevolgd tijdens de vijf jaar voorafgaand aan het verzoek bedoeld in 2°, d), eerste en/of tweede streepje, wordt in mindering gebracht van de duur van de vereiste beroepsactiviteit van minstens 468 dagen of van de duur van de zelfstandige beroepsactiviteit in hoofdberoep.
3° de vreemdeling die :
a) de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt;
b) en vijf jaar [3 zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd in België op grond van een wettelijk verblijf]3;
c) en het bewijs levert van de kennis van één van de drie landstalen;
d) en gehuwd is met een Belg, indien de echtgenoten gedurende ten minste drie jaar in België hebben samengeleefd, of [2 de ouder of adoptant is van een Belgisch kind dat de leeftijd van achttien jaar niet heeft bereikt of niet ontvoogd is vóór die leeftijd]2;
e) en zijn maatschappelijke integratie bewijst door :
- hetzij een diploma of getuigschrift van een onderwijsinstelling opgericht, erkend of gesubsidieerd door een Gemeenschap of de Koninklijke Militaire School en dat minstens van het niveau is van het hoger secundair onderwijs;
- hetzij een beroepsopleiding van minimum 400 uur erkend door een bevoegde overheid te hebben gevolgd en in de voorbije vijf jaar als werknemer en/of als statutair benoemde in overheidsdienst gewerkt te hebben gedurende ten minste 234 arbeidsdagen of in het kader van een zelfstandige beroepsactiviteit in hoofdberoep gedurende minstens drie kwartalen de verschuldigde sociale kwartaalbijdragen voor zelfstandigen in België te hebben betaald;
- hetzij [3 , naargelang het geval, het bewijs uitgereikt door de daartoe bevoegde overheid te leveren van het met succes gevolgd hebben van het inburgeringstraject, het onthaaltraject of het integratieparcours waarin wordt voorzien door de bevoegde overheid van zijn hoofdverblijfplaats op het tijdstip dat hij dit aanvat]3;
4° de vreemdeling die :
a) de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt;
b) en vijf jaar [3 zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd in België op grond van een wettelijk verblijf]3;
c) en het bewijs levert omwille van een handicap of invaliditeit geen betrekking of economische activiteit te kunnen uitoefenen of de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt;
5° de vreemdeling die :
a) de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt;
b) en tien jaar [3 zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd in België op grond van een wettelijk verblijf]3;
c) en het bewijs levert van de kennis van één van de drie landstalen;
d) en het bewijs levert van zijn deelname aan het leven van zijn onthaalgemeenschap. Dit bewijs kan door alle rechtsmiddelen geleverd worden, en bevat elementen waaruit blijkt dat de aanvrager deelneemt aan het economische en/of socioculturele leven van die onthaalgemeenschap.
§ 2. [3 ...]3
§ 3. De verklaring bevat voorafgaand aan de handtekening van de vreemdeling [4 de volgende vermelding, door de vreemdeling met de hand geschreven of, wanneer de persoon niet in staat is deze met de hand te schrijven, mondeling uitgesproken en opgetekend door de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand]4 : " Ik verklaar Belgisch staatsburger te willen worden en de Grondwet, de wetten van het Belgische volk en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden te zullen naleven.]1
----------
(1)<W 2012-12-04/04, art. 9, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<W 2014-04-25/23, art. 119, 013; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
(3)<W 2018-06-18/03, art. 141, 017; Inwerkingtreding : 12-07-2018>
(4)<W 2024-03-27/02, art. 123, 022; Inwerkingtreding : 08-04-2024>
Afdeling 2.
Art.13.
<Opgeheven bij W 2012-12-04/04, art. 10, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art.14.
<Opgeheven bij W 2012-12-04/04, art. 11, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art.15.[1 § 1. De vreemdeling legt de verklaring af voor de ambtenaar van de burgerlijke stand van zijn hoofdverblijfplaats.
[4 In afwijking van het voorgaande kunnen de in de artikelen 17 en 24, derde lid, bedoelde procedures worden ingediend ten overstaan van het hoofd van een Belgische beroepsconsulaire post, die in casu de bevoegdheden uitoefent van de ambtenaar van de burgerlijke stand overeenkomstig artikel 15, § 2.
Indien de procedures zijn ingeleid overeenkomstig het tweede lid, vanuit het buitenland, kan de aangetekende zending bedoeld in paragraaf 2, vijfde lid en in de paragrafen 4 en 5, worden vervangen door elk vorm van schriftelijke communicatie met verzendingsbewijs.]4
Indien de schrijfwijze van de naam of voornaam van de vreemdeling niet identiek is [6 of indien de geboortedatum niet gelijk is]6 in het bevolkingsregister, vreemdelingenregister, strafregister of de voorgelegde documenten, wordt de aanvraag opgeschort totdat de schrijfwijze [6 van de naam of voornaam of de geboortedatum in alle registers en documenten gelijk zijn gemaakt]6.
Indien de vreemdeling geen naam of voornaam heeft, stelt de ambtenaar van de burgerlijke stand de vreemdeling voor kosteloos een procedure in te stellen overeenkomstig [5 boek I, titel VIII/1, hoofdstuk 3 van het Burgerlijk Wetboek]5, in welk geval de aanvraag wordt opgeschort totdat de vreemdeling een naam en voornaam heeft bekomen.
§ 2. De ambtenaar van de burgerlijke stand onderzoekt de volledigheid van de verklaring binnen dertig werkdagen na de aflegging van de verklaring.
Indien een verklaring onvolledig is, biedt de ambtenaar de aanvrager de gelegenheid om binnen twee maanden het verzuim te herstellen. De ambtenaar van de burgerlijke stand geeft in een formulier zoals vastgesteld door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, aan welke stukken in de verklaring ontbreken.
Indien van de gelegenheid om het verzuim te herstellen geen dan wel op niet afdoende wijze gebruik wordt gemaakt, wordt de [2 verklaring]2 niet-ontvankelijk verklaard.
Als de [2 verklaring]2 volledig en ontvankelijk is, en het registratierecht vermeld in artikel 238 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, werd voldaan, geeft de ambtenaar van de burgerlijke stand een ontvangstbewijs af, hetzij binnen vijfendertig werkdagen na de af egging van de verklaring indien de verklaring meteen volledig werd bevonden, hetzij binnen vijftien werkdagen na het verstrijken van de termijn die aan de vreemdeling werd verleend om het verzuim te herstellen.
Wordt de [2 verklaring]2 onvolledig beschouwd, dan wordt hiervan kennis gegeven bij aangetekende brief binnen vijfendertig werkdagen na de af egging van de verklaring, dan wel binnen vijftien werkdagen na het verstrijken van de termijn die aan de vreemdeling wordt verleend om het verzuim te herstellen. De niet-tijdige betaling van het registratierecht kan evenwel niet worden geregulariseerd.
Indien het ontvangstbewijs niet tijdig is betekend of indien niet tijdig is meegedeeld dat de verklaring onvolledig is, wordt de [2 verklaring]2 geacht volledig te zijn. Tegen de uitdrukkelijke onontvankelijk verklaring staat een beroep tot nietigverklaring open bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zoals bepaald in artikel 14, § 1, van de Wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, en op voordracht van de minister van Justitie, welke akten en stavingsstukken bij het verzoek moeten worden gevoegd om te bewijzen dat voldaan is aan de voorwaarden, en dat het dossier als volledig wordt bevonden als bedoeld in het eerste lid.
De ambtenaar zendt een afschrift van het volledige dossier voor advies aan de procureur des Konings van de rechtbank van eerste aanleg van het rechtsgebied, uiterlijk binnen vijf werkdagen die volgen op de af evering van het ontvangstbewijs. De procureur des Konings geeft hiervan onverwijld ontvangstmelding.
[4 Indien de procedure is ingeleid vanuit het buitenland, zendt het hoofd van de Belgische beroepsconsulaire post een afschrift van het volledig dossier aan de procureur des Konings van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel indien de aanvrager het Nederlands of het Frans als voertaal heeft gekozen. Als de aanvrager het Duits als voertaal heeft gekozen, wordt het afschrift van het volledige dossier overgezonden aan de procureur des Konings van de rechtbank van eerste aanleg te Eupen.]4
Op hetzelfde ogenblik dat de ambtenaar van de burgerlijke stand aan de procureur des Konings een afschrift van het volledige dossier overzendt, zendt hij eveneens een afschrift ervan aan de dienst Vreemdelingenzaken en de Veiligheid van de Staat.
§ 3. De procureur des Konings kan, binnen vier maanden te rekenen van de datum van het in § 2 bedoelde ontvangstbewijs, een negatief advies uitbrengen inzake de verkrijging van de Belgische nationaliteit wanneer er een beletsel is wegens gewichtige feiten eigen aan de persoon, die hij in de motivering van zijn advies dient te omschrijven, of als de grondvoorwaarden, die hij moet aanduiden, niet vervuld zijn.
Als bij miskenning van § 2, achtste lid, de verklaring zoals bedoeld in § 1 laattijdig wordt overgezonden in de loop van de laatste maand van de termijn, wordt deze van ambtswege verlengd met een maand, te rekenen van de overzending van het dossier aan de procureur des Konings.
[5 Indien de procureur des Konings meent geen negatief advies te moeten uitbrengen, maakt hij een attest dat er geen negatief advies wordt uitgebracht over aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Op basis van de verklaring wordt een akte van nationaliteit opgemaakt overeenkomstig artikel 22, § 4.
Bij het verstrijken van de termijn van vier maanden, desgevallend verlengd overeenkomstig het tweede lid, en bij gebrek aan een negatief advies of overmaking van een attest dat er geen negatief advies wordt uitgebracht, wordt op basis van de verklaring ambtshalve een akte van nationaliteit opgemaakt overeenkomstig artikel 22, § 4. Bij gebrek aan de overmaking bedoeld in paragraaf 2, achtste lid, wordt er echter geen akte van nationaliteit opgemaakt en brengt de ambtenaar van de burgerlijke stand de belanghebbende daarvan onmiddellijk op de hoogte.
Van de opmaak van de akte van nationaliteit wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand kennis gegeven aan de belanghebbende.
De verklaring heeft gevolg vanaf de opmaak van de akte van nationaliteit.]5
§ 4. Het negatieve advies van de procureur des Konings moet met redenen zijn omkleed. Het wordt aan de ambtenaar van de burgerlijke stand en bij een aangetekende brief aan de belanghebbende betekend door toedoen van de procureur des Konings.
§ 5. [5 De belanghebbende kan bij een aangetekende brief aan de ambtenaar van de burgerlijke stand vragen zijn dossier aan de familierechtbank over te zenden, binnen vijftien dagen na de ontvangst van het negatieve advies bedoeld in paragraaf 3 of van het niet opmaken van de akte van nationaliteit zoals bedoeld in paragraaf 3, vierde lid, laatste zin.
De familierechtbank doet, na de belanghebbende te hebben gehoord of opgeroepen, bij een met reden omklede beslissing uitspraak over de gegrondheid van het niet opmaken van de akte van nationaliteit bedoeld in paragraaf 3, vierde lid, laatste zin of het negatief advies bedoeld in paragraaf 3.
De beslissing wordt aan de belanghebbende en het parket ter kennis gebracht door toedoen van de griffie. De belanghebbende en de procureur des Konings kunnen, binnen vijftien dagen na de kennisgeving, bij een aan de familiekamer van het hof van beroep gericht verzoekschrift, hiertegen hoger beroep instellen. De verlenging van de termijnen wegens de gerechtelijke vakantie geschiedt overeenkomstig artikel 50, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek.
Het hof van beroep doet uitspraak na het advies van de procureur-generaal en na de belanghebbende te hebben gehoord of opgeroepen.
De kennisgevingen gebeuren overeenkomstig artikel 1030 van het Gerechtelijk Wetboek. De berekening van de termijnen in geval van kennisgeving geschiedt overeenkomstig artikel 52 en volgende van het Gerechtelijk Wetboek.
De griffier stuurt onmiddellijk de gegevens van de in kracht van gewijsde gegane beslissing waarbij het negatieve advies ongegrond wordt verklaard, nodig voor de opmaak van de akte van nationaliteit via de DABS naar de bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand. Deze maakt de akte van nationaliteit op overeenkomstig artikel 22, § 4.
De verklaring heeft gevolg vanaf de opmaak van de akte van nationaliteit.]5
§ 6. [4 ...]4]1
----------
(1)<W 2012-12-04/04, art. 12, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<W 2014-04-25/23, art. 120, 013; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
(3)<W 2017-07-06/24, art. 94, 016; Inwerkingtreding : 03-08-2017>
(4)<W 2018-06-18/03, art. 142, 017; Inwerkingtreding : 12-07-2018>
(5)<W 2018-06-18/03, art. 94, 017; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
(6)<W 2024-01-18/06, art. 49, 021; Inwerkingtreding : 05-02-2024>
Afdeling 3.
Art.16.
<Opgeheven bij W 2012-12-04/04, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Afdeling 4.
Afdeling 2. [1 - Terugkrijgen van de Belgische nationaliteit als deze na onterecht te zijn verleend, is ingetrokken geworden nadat belanghebbende minstens tien jaar in het genot is geweest van de hoedanigheid van Belg.]1
----------
(1)
Art.17.[1 De persoon te goeder trouw aan wie de Belgische nationaliteit onterecht is verleend en gedurende ten minste tien jaar zonder onderbreking door de Belgische overheden behandeld werd als Belg, kan, wanneer zijn Belgische nationaliteit wordt betwist, de Belgische nationaliteit verkrijgen overeenkomstig artikel 15.
[2 Wanneer de verklaarder in België verblijft, is de voorwaarde van het onbeperkt verblijf vervat in het artikel 7bis, § 2, eerste lid, 1°, niet van toepassing. Wanneer de aanvraag is ingediend vanuit het buitenland in toepassing van het artikel 15, § 1, tweede lid, zijn de voorwaarden voorzien in het artikel 7bis, §§ 1 en 2, eerste lid, 1°, niet van toepassing.]2
De verklaring dient te worden afgelegd voordat een termijn van een jaar is verstreken vanaf het ogenblik dat een Belgische overheid het houden van de Belgische nationaliteit door de persoon definitief betwist.
Die termijn wordt verlengd tot de leeftijd van negentien jaar wanneer de belanghebbende een persoon is wiens afstamming van een Belgische ouder gebleken is niet langer vast te staan voordat hij ontvoogd was en de leeftijd van achttien jaar had bereikt.
Wanneer de geldigheid van de voor de verkrijging van de Belgische nationaliteit verrichte akten afhankelijk was van het houden van de Belgische nationaliteit, kan die geldigheid niet worden betwist op de enkele grond dat de belanghebbende die nationaliteit niet bezat. Hetzelfde geldt voor de rechten die voor de verkrijging van de Belgische nationaliteit zijn verkregen en waarvoor het bezit van de Belgische nationaliteit vereist was.]1
----------
(1)<W 2018-06-18/03, art. 144, 017; Inwerkingtreding : 12-07-2018>
[1
(2)<W 2024-01-18/06, art. 50, 021; Inwerkingtreding : 05-02-2024>
Afdeling 3.]1 - (vroeger afdeling 5) Verkrijging van de Belgische nationaliteit door naturalisatie.
Art.18. De naturalisatie verleent de staat van Belg.
(Lid 2 opgeheven) <W 1993-08-06/35, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 03-10-1993>
Art.19.[1 § 1. Om de naturalisatie te kunnen aanvragen, moet de belanghebbende :
1° de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt [3 of voor die leeftijd zijn ontvoogd]3;
2° wettelijk verblijven in België;
3° en aan België buitengewone verdiensten hebben bewezen of kunnen bewijzen op het wetenschappelijk, sportief, of sociocultureel vlak en daardoor een bijzondere bijdrage kunnen leveren voor de internationale uitstraling van België;
4° en met redenen omkleden waarom het voor hem zo goed als onmogelijk is om de Belgische nationaliteit te verkrijgen door het af eggen van een nationaliteitsverklaring overeenkomstig artikel 12bis.
Om zich te kunnen beroepen op buitengewone verdiensten, moet de belanghebbende op straffe van onontvankelijkheid volgende elementen kunnen aantonen :
1° in het geval van buitengewone verdiensten op wetenschappelijk vlak : een doctoraatstitel;
2° in het geval van buitengewone verdiensten op sportief vlak : het halen van de internationale selectiecriteria of de door het BOIC opgelegde criteria van een Europees Kampioenschap, een Wereldkampioenschap of de Olympische Spelen, of zich in het geval bevinden dat de federatie van de betrokken sporttak van oordeel is dat hij of zij een meerwaarde kan betekenen voor België in het kader van de voorronde of het eindtoernooi van een Europees Kampioenschap, een Wereldkampioenschap of de Olympische Spelen;
3° In het geval van buitengewone verdiensten op sociocultureel vlak : de eindselectie van een internationale cultuurwedstrijd gehaald hebben of internationaal geprezen worden omwille van zijn verdiensten op cultureel vlak of omwille van zijn sociale en maatschappelijke inzet.
§ 2. De naturalisatie kan eveneens worden aangevraagd door de vreemdeling [2 die de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt]2 [3 of voor die leeftijd is ontvoogd]3 en de hoedanigheid heeft van staatloze in België krachtens de er vigerende internationale overeenkomsten, en sedert ten minste twee jaar wettelijk verblijf heeft in België.]1
----------
(1)<W 2012-12-04/04, art. 16, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<W 2014-04-25/23, art. 121, 013; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
(3)<W 2018-06-18/03, art. 146, 017; Inwerkingtreding : 12-07-2018>
Art.20. (Opgeheven) <W 1993-08-06/35, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 03-10-1993>
Art.21.[1 § 1. Het verzoek om naturalisatie wordt gericht aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats waar de belanghebbende zijn hoofdverblijfplaats heeft of aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.
De aanvraagformulieren, waarvan de inhoud door de Koning wordt bepaald op voordracht van de minister van Justitie, kunnen worden bekomen bij ieder gemeentebestuur.
De Koning bepaalt, op voordracht van de minister van Justitie, welke akten en stavingsstukken bij het verzoek moeten worden gevoegd om te bewijzen dat voldaan is aan de voorwaarden vermeld in artikel 19. De verzoeker kan alle bijkomende documenten, die hij nuttig acht ter staving van zijn aanvraag, bij zijn verzoek voegen.
Het aanvraagformulier wordt door de aanvrager ondertekend. De handtekening wordt voorafgegaan door de volgende, door de aanvrager met de hand geschreven vermelding :
" Ik verklaar Belgisch staatsburger te willen worden en de Grondwet, de wetten van het Belgische volk en het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden te zullen naleven ".
§ 2. Indien de schrijfwijze van de naam of voornaam van de vreemdeling niet identiek is in het bevolkingsregister, vreemdelingenregister, strafregister of de voorgelegde documenten, dan wordt de aanvraag opgeschort totdat de schrijfwijze in alle registers en documenten gelijk is gemaakt.
Indien de vreemdeling geen naam of voornaam heeft, stelt de ambtenaar van de burgerlijke stand of de Kamer van volksvertegenwoordigers de vreemdeling voor kosteloos een procedure in te stellen overeenkomstig de wet van 15 mei 1987 betreffende de namen en voornamen, in welk geval de aanvraag wordt opgeschort totdat de vreemdeling een naam en voornaam heeft bekomen.
§ 3. De ambtenaar van de burgerlijke stand of de Kamer van volksvertegenwoordigers levert een ontvangstbewijs van het naturalisatieverzoek af wanneer het dossier volledig werd bevonden en het registratierecht bepaald bij artikel 238 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, werd voldaan.
§ 4. Het verzoek om naturalisatie vervalt wanneer na de indiening ervan de belanghebbende ophoudt wettelijk in België te verblijven, of zijn hoofdverblijf in België te hebben.
§ 5. Indien het verzoek tot naturalisatie gericht is aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, zendt deze dit verzoek, alsook de stukken bedoeld in § 1, derde lid, die hem zijn toegezonden, over aan de Kamer van volksvertegenwoordigers binnen een termijn van vijftien dagen vanaf de ontvangst van het verzoek.
De Kamer van volksvertegenwoordigers levert aan de belanghebbende een ontvangstbewijs af dat bevestigt dat het aanvraagdossier volledig is. Uiterlijk binnen vijf werkdagen die volgen op de neerlegging van het verzoek tot naturalisatie, wordt een afschrift hiervan, samen met een afschrift van het ontvangstbewijs, overgezonden door de Kamer van volksvertegenwoordigers aan het parket van de rechtbank van eerste aanleg van de hoofdverblijfplaats van de verzoeker, aan de dienst Vreemdelingenzaken en aan de Veiligheid van de Staat, met het oog op het verstrekken van een advies binnen een termijn van vier maanden met betrekking tot de in artikel 19 gestelde vereisten en de in artikel 15, § 3, bedoelde omstandigheden, alsook met betrekking tot ieder gegeven waarover de Kamer wenst te worden ingelicht. De procureur des Konings, de Dienst Vreemdelingenzaken en de Veiligheid van de Staat geven hiervan onverwijld ontvangstmelding.
Indien de overzending van het naturalisatieverzoek door de Kamer van volksvertegenwoordigers niet gebeurt binnen de in het tweede lid voorgeschreven termijn en indien ze plaatsheeft in de loop van de laatste maand van de termijn, wordt deze van ambtswege verlengd met een maand te rekenen van de overzending aan de drie instanties bedoeld in het tweede lid.
Het advies wordt geacht gunstig te zijn indien geen opmerkingen gemaakt zijn door het parket, de Dienst Vreemdelingenzaken en de Veiligheid van de Staat binnen een termijn van vier maanden, desgevallend verlengd overeenkomstig het derde lid, te rekenen van de indiening van een volledig aanvraagdossier bij de Kamer van volksvertegenwoordigers.
De Kamer van volksvertegenwoordigers beslist over het verlenen van de naturalisatie op de wijze bepaald in haar reglement. Integratie en kennis van één van de drie landstalen zijn hierbij belangrijke elementen die worden uitgewerkt door de commissie voor de Naturalisaties in haar reglement.
§ 6. De akte van naturalisatie aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers en bekrachtigd door de Koning op voordracht van de minister van Justitie wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Deze akte heeft uitwerking te rekenen van de dag van die bekendmaking.]1
----------
(1)<W 2012-12-04/04, art. 17, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
HOOFDSTUK IV. - VERLIES VAN DE BELGISCHE NATIONALITEIT.
Art.22.§ 1. De staat van Belg verliest :
1° (...) <W 2006-12-27/32, art. 386, 1°, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2007>
2° hij die de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en verklaart afstand te doen van de Belgische nationaliteit; de daartoe strekkende verklaring kan alleen worden afgelegd wanneer de belanghebbende bewijst dat hij een vreemde nationaliteit bezit of die als gevolg van zijn verklaring verkrijgt of herkrijgt [1 indien deze verkrijging of herkrijging niet onmiddellijk volgt op de verklaring van afstand en bovendien tot gevolg heeft dat de belanghebbende daardoor staatloos wordt, heeft deze verklaring slechts rechtsgevolgen op het ogenblik van de daadwerkelijke verkrijging of herkrijging van de vreemde nationaliteit]1;
3° het niet ontvoogd kind dat de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt en onder het gezag staat van een enkele ouder of adoptant wanneer deze op grond van (...) 2° de staat van Belg verliest, mits de vreemde nationaliteit van de ouder of adoptant aan dat kind wordt verleend of dit die nationaliteit reeds bezit; wanneer het gezag over het kind door de ouders of door de adoptanten wordt uitgeoefend, verliest het niet ontvoogd kind dat de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt de Belgische nationaliteit niet zolang één van hen die nog bezit; het verliest ze wanneer die ouder of adoptant ze zelf verliest, mits dit kind de nationaliteit van één van zijn ouders of adoptanten verkrijgt of ze reeds bezit; dezelfde regel geldt wanneer het gezag over het kind door de vader of de moeder samen met de echtgenoot-adoptant wordt uitgeoefend; <L 2006-12-27/32, art. 386, 2°, 009; Inwerkingtreding : 09-06-2007>
4° het niet ontvoogd kind dat de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt en dat door een vreemdeling of door vreemdelingen geadopteerd wordt, mits het ten gevolge van de adoptie de nationaliteit van de adoptant of van één van hen verkrijgt of die nationaliteit reeds bezit; het verliest de Belgische nationaliteit niet wanneer een van de adoptanten Belg is of de ouder die echtgenoot is van de vreemde adoptant, Belg is;
5° de Belg die in het buitenland geboren is met uitzondering van de voormalige Belgische koloniën, wanneer :
a) hij van achttien tot achtentwintig jaar ononderbroken zijn hoofdverblijfplaats in het buitenland gehad heeft;
b) hij in het buitenland geen ambt uitoefent dat hem door de Belgische Regering of door dezer bemiddeling opgedragen is of daar niet tewerkgesteld is door een vennootschap of een vereniging naar Belgisch recht waarvan hij personeelslid is;
c) hij, alvorens de leeftijd van achtentwintig jaar te bereiken, niet verklaard heeft zijn Belgische nationaliteit te willen behouden; (...) <W 2006-12-27/32, art. 386, 009; Inwerkingtreding : 28-12-2006>
6° het niet ontvoogd kind dat de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt en onder het gezag van een enkele ouder of adoptant staat, wanneer deze op grond van 5° de Belgische nationaliteit verliest; wanneer het gezag over het kind door de ouders of door de adoptanten wordt uitgeoefend, verliest het niet ontvoogd kind dat de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt de Belgische nationaliteit niet zolang één van hen die nog bezit; het verliest ze wanneer die ouder of adoptant ze zelf verliest; dezelfde regel geldt wanneer het gezag over het kind door de vader of de moeder samen met de echtgenoot-adoptant wordt uitgeoefend;
7° hij die krachtens [1 artikelen 23, 23/1 en 23/2]1 van de Belgische nationaliteit vervallen is verklaard.
§ 2. [2 Paragraaf 1, 5°, is niet van toepassing op de Belg die tussen de leeftijd van achttien en achtentwintig jaar, een Belgisch paspoort of Belgische identiteitskaart heeft aangevraagd en aan wie dit werd uitgereikt.]2
§ 3. Paragraaf 1, 5° en 6°, is niet van toepassing op de Belg die ingevolge een van die bepalingen staatloos zou worden.
§ 4. De verklaringen bedoeld in § 1, 2° en 5°, worden afgelegd ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de hoofdverblijfplaats van [1 degene die de verklaring aflegt]1 of, in het buitenland, ten overstaan van het hoofd van de [2 ...]2 (beroepsconsulaire post) [4 bevoegd overeenkomstig het Consulair Wetboek en volgens de daar bepaalde voorwaarden]4. [3 De ambtenaar van de burgerlijke stand of, in voorkomend geval, het hoofd van de Belgische consulaire beroepspost maakt op basis van de verklaring een akte van nationaliteit op overeenkomstig artikel 67 van het Burgerlijk Wetboek.
[4 ...]4
De verklaring heeft gevolg vanaf de opmaak van de akte van nationaliteit.]3 De ambtenaar van de burgerlijke stand treedt op zonder getuigen. [1 ....]1. <W 2006-12-27/32, art. 386, 009; Inwerkingtreding : 28-12-2006>
----------
(1)<W 2015-07-20/08, art. 5, 015; Inwerkingtreding : 15-08-2015>
(2)<W 2018-06-18/03, art. 147, 017; Inwerkingtreding : 12-07-2018>
(3)<W 2018-06-18/03, art. 95, 017; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
(4)<W 2023-09-13/08, art. 78, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.23.§ 1. (De Belgen die hun nationaliteit niet hebben verkregen van [2 een ouder of een adoptant die Belg was]2 op de dag van hun geboorte en de Belgen wier nationaliteit niet werd toegekend op grond van [3 de artikelen 11 en 11bis]3, kunnen van de Belgische nationaliteit vervallen worden verklaard :
1° [1 indien zij de Belgische nationaliteit hebben verkregen ten gevolge van een bedrieglijke handelwijze, door valse informatie, het plegen van valsheid in geschrifte en/of het gebruik van valse of vervalste stukken, door identiteitsfraude of fraude bij het verkrijgen van het recht op verblijf;]1;
2° indien zij ernstig tekortkomen aan hun verplichtingen als Belgische burger.) <W 2006-12-27/32, art. 387, 009; Inwerkingtreding : 28-12-2006>
[2 Het Hof spreekt de vervallenverklaring niet uit indien dit tot gevolg zou hebben dat de betrokkene staatloos zou worden, tenzij de nationaliteit verkregen werd ten gevolge van een bedrieglijke handelwijze, door valse informatie of door verzwijging van enig relevant feit. In dat geval, zelfs indien de betrokkene er niet in geslaagd is zijn oorspronkelijke nationaliteit te herkrijgen, zal de vervallenverklaring van de nationaliteit slechts uitgesproken worden na het verstrijken van een redelijke termijn die door het Hof aan de belanghebbende werd toegekend om te pogen zijn oorspronkelijke nationaliteit te herkrijgen.]2
§ 2. De vervallenverklaring wordt gevorderd door het openbaar ministerie. De ten laste gelegde tekortkomingen worden in het dagvaardingsexploot nauwkeurig omschreven.
§ 3. De vordering tot vervallenverklaring wordt vervolgd voor het hof van beroep van de hoofdverblijfplaats in België van de verweerder of, bij gebreke daarvan, voor het hof van beroep te Brussel.
§ 4. De eerste voorzitter stelt een raadsheer aan, op wiens verslag het hof uitspraak doet binnen een maand na het verstrijken van de termijn van dagvaarding.
§ 5. Is het arrest bij verstek gewezen, dan wordt het na zijn betekening, tenzij deze aan de persoon is gedaan, bij uittreksel bekendgemaakt in twee bladen uitgegeven in de provincie en in het Belgisch Staatsblad.
[5 Het verzet moet op straffe van onontvankelijkheid worden gedaan binnen de termijn waarin voor burgerlijke zaken is voorzien in artikel 1048 van het Gerechtelijk Wetboek, eventueel verlengd wegens de gerechtelijke vakantie, overeenkomstig artikel 50, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek.]5
Het verzet wordt op de eerste terechtzitting van de kamer die het arrest heeft uitgesproken behandeld op verslag van de aangewezen raadsheer, indien hij nog deel uitmaakt van de kamer of, bij diens ontstentenis, van de raadsheer daartoe door de eerste voorzitter aangewezen, en het arrest wordt binnen vijftien dagen uitgesproken.
§ 6. [6 ...]6
[6 De voorziening in cassatie]6 wordt ingesteld en berecht zoals is voorgeschreven voor de voorzieningen in criminele zaken.
§ 7. De termijn om zich in cassatie te voorzien en het cassatieberoep schorsen de tenuitvoerlegging van het arrest.
§ 8. [4 Wanneer het arrest, waarbij de vervallenverklaring van de staat van Belg wordt uitgesproken, onherroepelijk is geworden, stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens nodig voor de opmaak van de akte van vervallenverklaring van Belgische nationaliteit via de DABS naar de ambtenaar van de burgerlijke stand, met vermelding van de volledige identiteit van de belanghebbende.
De bevoegde ambtenaar van de burgerlijke stand van de plaats van inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister van de betrokkene of, bij gebrek hieraan, de actuele verblijfplaats van de betrokkene of, bij gebrek hieraan, van Brussel, maakt een akte van vervallenverklaring van Belgische nationaliteit op.
De vervallenverklaring heeft gevolg vanaf de opmaak van de akte van vervallenverklaring van Belgische nationaliteit.]4
§ 9. Hij die van de staat van Belg vervallen is verklaard, kan alleen door naturalisatie opnieuw Belg worden.
(In het geval bedoeld in § 1, 1°, verjaart de vordering tot vervallenverklaring door verloop van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van het bekomen van de Belgische nationaliteit door de betrokkene.) <W 2006-12-27/32, art. 387, 009; Inwerkingtreding : 28-12-2006>
----------
(1)<W 2012-12-04/04, art. 19, 010; Inwerkingtreding : 14-12-2012. Overgangsbepalingen: art. 32,§2>
(2)<W 2014-04-25/23, art. 122, 013; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
(3)<W 2018-06-18/03, art. 148, 017; Inwerkingtreding : 12-07-2018>
(4)<W 2018-06-18/03, art. 96, 017; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
(5)<W 2023-12-19/05, art. 75, 020; Inwerkingtreding : 06-01-2024>
(6)<W 2024-01-18/06, art. 51, 021; Inwerkingtreding : 05-02-2024>
Art. 23/1.[1 § 1. De vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit kan op vordering van het openbaar ministerie door de rechter worden uitgesproken ten aanzien van Belgen die hun nationaliteit niet hebben verkregen van [3 een ouder of een adoptant die Belg was]3 op de dag van hun geboorte en van Belgen wier nationaliteit niet werd toegekend op grond van artikel 11, [5 ...]5 eerste lid, 1° en 2° :
1° indien zij als dader, mededader of medeplichtige veroordeeld werden tot een gevangenisstraf van ten minste vijf jaar zonder uitstel voor een misdrijf vermeld in de artikelen 101 tot 112, 113 tot 120bis, 120quater, 120sexies, 120octies, 121 tot 123, 123ter, 123quater, tweede lid, [2 124 tot 134]2 , 136bis, 136ter, 136quater, 136quinquies, 136sexies en 136septies, [4 ...]4 331bis, 433quinquies tot 433octies, 477 tot 477sexies en 488bis van het Strafwetboek en de artikelen 77bis, 77ter, 77quater en 77quinquies van de vreemdelingenwet, voor zover zij de hen ten laste gelegde feiten hebben gepleegd binnen tien jaar vanaf de dag waarop zij de Belgische nationaliteit hebben verworven, met uitzondering van de misdrijven bedoeld in de artikelen 136bis, 136ter en 136quater van het Strafwetboek;
2° indien zij als dader, mededader of medeplichtige veroordeeld werden tot een gevangenisstraf van ten minste vijf jaar zonder uitstel voor het plegen van een misdrijf waarvan het plegen kennelijk werd vergemakkelijkt door het bezit van de Belgische nationaliteit, voor zover zij het misdrijf hebben gepleegd binnen vijf jaar vanaf de dag waarop zij de Belgische nationaliteit hebben verworven;
3° indien zij de Belgische nationaliteit hebben verkregen door huwelijk krachtens [2 artikel 12bis, § 1, 3°]2 , en indien dit huwelijk is nietig verklaard wegens schijnhuwelijk zoals omschreven in artikel 146bis van het Burgerlijk Wetboek, onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 201 en 202 van het Burgerlijk Wetboek.
§ 2. [3 De rechter spreekt de vervallenverklaring niet uit indien dit tot gevolg zou hebben dat de betrokkene staatloos zou worden, tenzij de nationaliteit verkregen werd ten gevolge van een bedrieglijke handelwijze, door valse informatie of door verzwijging van enig relevant feit. In dat geval, zelfs indien de betrokkene er niet in geslaagd is zijn oorspronkelijke nationaliteit te herkrijgen, zal de vervallenverklaring van de nationaliteit slechts uitgesproken worden na het verstrijken van een redelijke termijn die door de rechter aan de belanghebbende werd toegekend om te pogen zijn oorspronkelijke nationaliteit te herkrijgen.]3
§ 3. [6 Wanneer het vonnis waarbij de vervallenverklaring van de staat van Belg wordt uitgesproken in kracht van gewijsde is gegaan, stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens nodig voor de opmaak van de akte van vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit via de DABS naar de ambtenaar van de burgerlijke stand, met vermelding van de volledige identiteit van de belanghebbende.
De ambtenaar van de burgerlijke stand, van de plaats van inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister van de betrokkene of, bij gebrek hieraan, de actuele verblijfplaats van de betrokkene of, bij gebrek hieraan, van Brussel, maakt een akte van vervallenverklaring van Belgische nationaliteit op.
De vervallenverklaring heeft gevolg vanaf de opmaak van de akte van vervallenverklaring van Belgische nationaliteit.]6
§ 4. Hij die krachtens dit artikel van de staat van Belg vervallen is verklaard, kan alleen door naturalisatie opnieuw Belg worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-12-04/04, art. 20, 010; Inwerkingtreding : 14-12-2012. Overgangsbepalingen: art. 32,§2>
(2)<W 2012-12-31/01, art. 4, 011; Inwerkingtreding : 10-01-2013>
(3)<W 2014-04-25/23, art. 123, 013; Inwerkingtreding : 24-05-2014>
(4)<W 2015-07-20/08, art. 7, 015; Inwerkingtreding : 15-08-2015>
(5)<W 2018-06-18/03, art. 149, 017; Inwerkingtreding : 12-07-2018>
(6)<W 2018-06-18/03, art. 97, 017; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
Art. 23/2.[1 § 1. De vervallenverklaring van de Belgische nationaliteit kan op vordering van het openbaar ministerie door de rechter worden uitgesproken ten aanzien van Belgen die hun nationaliteit niet hebben verkregen van een ouder of een adoptant die Belg was op de dag van hun geboorte en van Belgen wier nationaliteit niet werd toegekend op grond van artikel 11, [2 ...]2 eerste lid, 1° en 2°, indien zij als dader, mededader of medeplichtige veroordeeld werden tot een gevangenisstraf van ten minste vijf jaar zonder uitstel voor een misdrijf als bedoeld in boek II, titel Iter, van het Strafwetboek.
§ 2. De rechter spreekt de vervallenverklaring niet uit indien dit tot gevolg zou hebben dat de betrokkene staatloos zou worden, tenzij de nationaliteit verkregen werd ten gevolge van een bedrieglijke handelwijze, door valse informatie of door verzwijging van enig relevant feit. In dat geval, zelfs indien de betrokkene er niet in geslaagd is zijn oorspronkelijke nationaliteit te herkrijgen, zal de vervallenverklaring van de nationaliteit slechts uitgesproken worden na het verstrijken van een redelijke termijn die door de rechter aan de belanghebbende werd toegekend om te pogen zijn oorspronkelijke nationaliteit te herkrijgen.
§ 3. [3 Wanneer het vonnis waarbij de vervallenverklaring van de staat van Belg wordt uitgesproken in kracht van gewijsde is gegaan, stuurt de griffier onmiddellijk de gegevens nodig voor de opmaak van de akte van vervallenverklaring van Belgische nationaliteit via de DABS naar de ambtenaar van de burgerlijke stand, met vermelding van de volledige identiteit van de belanghebbende.
De ambtenaar van de burgerlijke stand, van de plaats van inschrijving in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister van de betrokkene of, bij gebrek hieraan, de actuele verblijfplaats van de betrokkene of, bij gebrek hieraan, van Brussel, maakt onmiddellijk een akte van vervallenverklaring van Belgische nationaliteit op.
De vervallenverklaring heeft gevolg vanaf de opmaak van de akte van vervallenverklaring van Belgische nationaliteit.]3
§ 4. Hij die krachtens dit artikel van de staat van Belg vervallen is verklaard, kan alleen door naturalisatie opnieuw Belg worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2015-07-20/08, art. 7, 015; Inwerkingtreding : 15-08-2015>
(2)<W 2018-06-18/03, art. 150, 017; Inwerkingtreding : 12-07-2018>
(3)<W 2018-06-18/03, art. 98, 017; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
HOOFDSTUK V. - HERKRIJGING VAN DE BELGISCHE NATIONALITEIT.
Art.24.(Hij die de Belgische nationaliteit anders dan door vervallenverklaring heeft verloren, kan ze door een overeenkomstig artikel 15 afgelegde (...) verklaring herkrijgen onder de voorwaarden dat hij ten minste achttien jaar oud is en [1 dat hij zijn hoofdverblijfplaats in België heeft op grond van een ononderbroken wettelijk verblijf sedert ten minste twaalf maanden en dat hij op het ogenblik van de verklaring toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf van onbeperkte duur]1.) <W 1993-08-06/35, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 03-10-1993> <W 2000-03-01/49, art. 11, 007; Inwerkingtreding : 01-05-2000>
([1 ...]1 Indien het verlies van de Belgische nationaliteit het gevolg is van afstand, kan de procureur des Konings toch menen geen negatief advies te moeten uitbrengen, nadat hij de omstandigheden heeft beoordeeld waarin de belanghebbende de Belgische nationaliteit heeft verloren, alsmede de redenen waarom hij die wil herkrijgen.) <W 1998-12-22/51, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-09-1999>
[2 Indien het verlies van de Belgische nationaliteit het gevolg is van de onmogelijkheid om de verklaring als bedoeld in artikel 22, § 1, 5°, af te leggen en de betrokkene niet voldoet aan de twee laatste voorwaarden bedoeld in het eerste lid, kan de procureur des Konings toch menen geen negatief advies te moeten uitbrengen, nadat hij de omstandigheden heeft beoordeeld waarin de belanghebbende de Belgische nationaliteit heeft verloren, alsmede de redenen waarom hij die wil herkrijgen.]2
----------
(1)<W 2012-12-04/04, art. 21, 010; Inwerkingtreding : 14-12-2012. Overgangsbepalingen: art. 32,§2>
(2)<W 2018-06-18/03, art. 151, 017; Inwerkingtreding : 12-07-2018>
HOOFDSTUK Vbis. - (ingevoegd bij
Art. 24bis.(ingevoegd bij <W 1998-12-22/51, art. 6, Inwerkingtreding : 01-09-1999>) [1 Het College van procureurs-generaal kan de richtlijnen vastleggen]1 met betrekking tot de wijze waarop het parket bij de rechtbank van eerste aanleg het onderzoek verricht met het oog op het verlenen van een advies zoals bepaald in deze wet [1 ...]1. Deze richtlijnen zijn bindend voor alle leden van het openbaar ministerie. Voor de opdrachten die vervuld moeten worden teneinde de procureur des Konings in staat te stellen de vereiste adviezen te verstrekken, zijn de politiediensten onderworpen aan zijn gezag. Het college van procureurs-generaal houdt toezicht op de wijze waarop de parketten de opdrachten zoals beschreven in deze wet, uitvoeren.
----------
(1)<W 2022-12-06/02, art. 46, 018; Inwerkingtreding : 31-12-2022>
HOOFDSTUK Vter. [1 - Adviesbevoegdheid van de Federale Overheidsdienst Justitie.]1
----------
(1)
Art. 24ter. [1 § 1. Een Centrale Autoriteit inzake nationaliteit wordt opgericht binnen de Federale Overheidsdienst Justitie.
Behalve in de materies of in de gevallen waar dit Wetboek of de wet bevoegdheden toekent aan de procureur des Konings, verleent de Centrale Autoriteit inzake nationaliteit niet-bindende adviezen, op vraag van de ambtenaar van de burgerlijke stand of de houder van het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister, in geval van ernstige twijfel omtrent de wijze van toepassing van een of meer bepalingen van dit Wetboek.
§ 2. De ambtenaar van de burgerlijke stand of de houder van het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister zendt zijn adviesaanvraag over aan de Centrale Autoriteit inzake nationaliteit, samen met de stukken waarover hij beschikt.
De Centrale Autoriteit inzake nationaliteit kan, indien nodig, bijkomende documenten of akten opvragen bij de ambtenaar van de burgerlijke stand of de houder van het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister die het advies heeft gevraagd. Deze laatste zendt ze onmiddellijk over aan de Centrale Autoriteit inzake nationaliteit.
§ 3. De Centrale Autoriteit inzake nationaliteit verleent advies binnen een termijn van zes maanden vanaf de ontvangst van alle benodigde stukken, verlengbaar met zes maanden door de Centrale Autoriteit inzake nationaliteit.
§ 4. De Centrale Autoriteit inzake nationaliteit brengt het advies ter kennis van de ambtenaar van de burgerlijke stand of de houder van het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister die het advies heeft gevraagd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2022-12-06/02, art. 48, 018; Inwerkingtreding : 31-12-2022>
HOOFDSTUK VI. - REGISTERS EN MELDINGEN.
Art.25.
<Opgeheven bij W 2018-06-18/03, art. 117,8°, 017; Inwerkingtreding : 31-03-2019>
HOOFDSTUK VII. - OVERGANGSBEPALINGEN.
Art.26. § 1. De bepalingen van de artikelen 10, 12, 13, 15 tot 17 en 22, eerste en tweede lid, en 25 van de wetten op de verkrijging, het verlies en de herkrijging van de nationaliteit, gecoördineerd op 14 december 1932 en gewijzigd bij de wetten van 21 mei 1951, 22 december 1961, 17 maart 1964, 2 april 1965 en 10 oktober 1967, blijven van toepassing op de verklaringen die zijn afgelegd met het oog op de verkrijging of de herkrijging van de Belgische nationaliteit alsmede op de verzoeken om naturalisatie die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van dit Wetboek.
§ 2. In afwijking van § 1, is de openbaarmaking, door aanplakking en inlassing in een dagblad, van de verklaringen tot verkrijging of herkrijging van de Belgische nationaliteit of van de verzoeken om naturalisatie niet meer vereist.
§ 3. De naturalisaties verleend op verzoeken die vóór de inwerkingtreding van dit Wetboek zijn ingediend blijven onderworpen aan de vroeger toepasselijke bepalingen van de artikelen 238, 239, 241 tot 243, 245 en 246 van het koninklijk besluit nr. 64 van 30 november 1939, houdende het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, bevestigd door de wet van 16 juni 1947, gewijzigd bij de wetten van 14 augustus 1947, 28 februari 1962 en 17 maart 1964.
(§ 4. Verzoeken om grote of gewone naturalisatie die vóór de inwerkingtreding van dit Wetboek zijn ingediend op grond van de artikelen 12 en 13 van de wetten op de verkrijging, het verlies en de herkrijging van de nationaliteit, gecoördineerd op 14 december 1932 en gewijzigd bij de wetten van 21 mei 1951, 22 december 1961, 17 maart 1964, 2 april 1965 en 10 oktober 1967, worden geacht verzoeken om naturalisatie te betreffen.
§ 5. Hetzelfde geldt voor verzoeken om gewone of grote naturalisatie, die vóór de inwerkingtreding van de wet van 6 augustus 1993 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit en van de wetten betreffende de naturalisatie werden ingediend op grond van de vroeger toepasselijke bepalingen van de artikelen 19 en 20 van dit Wetboek.
§ 6. De aanvragen om grote naturalisatie die vóór de inwerkingtreding van de wet van 6 augustus 1993 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit en van de wetten betreffende de naturalisatie werden ingediend door de aanvragers, die de Belgische nationaliteit bezaten als gevolg van gewone naturalisatie of een verklaring afgelegd krachtens artikel 16 van dit Wetboek, of door een vrouw die op grond van de vroeger toepasselijke wetsbepalingen Belg is geworden bij haar huwelijk met een Belg of als gevolg van de verkrijging of herkrijging van de Belgische nationaliteit door haar man, vervallen.
Het door de aanvrager gekweten registratierecht wordt terugbetaald mits een verklaring wordt voorgelegd, afgeleverd door de Minister van Justitie, waarin wordt bevestigd dat het verzoek om naturalisatie vervallen is.
§ 7. Verklaringen die vóór de inwerkingtreding van de wet van 6 augustus 1993 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit en van de wetten betreffende de naturalisatie werden afgelegd op grond van de vroeger toepasselijke bepaling van artikel 16, § 2, van dit Wetboek blijven onderworpen aan die bepaling.) <W 1993-08-06/35, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 03-10-1993>
(§ 8. De verzoeken om naturalisatie die vóór de inwerkingtreding van de wet van 1 maart 2000 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende de Belgische nationaliteit zijn ingediend op grond van de vroeger toepasselijke bepaling van artikel 21 van dit Wetboek blijven onderworpen aan die bepaling.
§ 9. De verklaringen die afgelegd zijn vóór de inwerkingtreding van de wet van 1 maart 2000 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende de Belgische nationaliteit op grond van de vroeger toepasselijke bepalingen van de artikelen 11bis, 12bis en 15 van dit Wetboek blijven onderworpen aan die bepalingen.
§ 10. De verzoeken om naturalisatie die vóór de inwerkingtreding van de wet van 1 maart 2000 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende de Belgische nationaliteit zijn ingediend, blijven onderworpen aan de vroeger toepasselijke bepalingen van de artikelen 238, 240, 240bis, 241 en 244, van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten.) <W 2000-03-01/49, art. 13, 007; Inwerkingtreding : 01-05-2000>
Art.27. <W 1993-08-06/35, art. 16, 004; Inwerkingtreding : 03-10-1993> De personen die de grote of gewone naturalisatie hebben verkregen, worden geacht de Belgische nationaliteit te hebben verkregen door naturalisatie.
De personen die vóór de inwerkingtreding van de wet van 6 augustus 1993 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit en van de wetten betreffende de naturalisatie Belg zijn geworden door de naturalisatie of door verklaring afgelegd krachtens artikel 16 van dit Wetboek en de vrouwen die op grond van de vroeger toepasselijke wetsbepalingen Belg zijn geworden bij hun huwelijk met een Belg of wegens de verkrijging of herkrijging van de Belgische nationaliteit door hun man, verwerven automatisch de rechten en plichten verbonden aan de staat van Belg, zonder dat hen kan worden tegengeworpen dat zij niet de hoedanigheid van Belg door geboorte hadden verworven.
Art.28. § 1. Wie verzuimd heeft tijdig een verklaring van nationaliteitskeuze af te leggen op grond van artikel 2, § 4, van de wet van 22 december 1961 betreffende de verwerving of herkrijging van de Belgische nationaliteit door de buitenlanders die geboren zijn of hun woonplaats hebben op het grondgebied van de Republiek Congo of door de Congolezen die hun gewone verblijfplaats in België hebben gehad, kunnen die verklaring afleggen, op de wijze bepaald bij artikel 15, binnen twee jaar na de inwerkingtreding van dit Wetboek.
§ 2. De belanghebbende moet zijn hoofdverblijf in België hebben gehad gedurende de twee jaar die aan de inwerkingtreding van dit Wetboek voorafgaan en dit verblijf hebben behouden tot op het tijdstip waarop de verklaring wordt afgelegd.
Art.29. De inwerkingtreding van de artikelen 8 tot 10 van het Wetboek van de Belgische nationaliteit heeft niet tot gevolg dat de Belgische nationaliteit wordt toegekend aan de vreemdeling die op het tijdstip van die inwerkingtreding, de volle leeftijd van achttien jaar heeft bereikt.
Art.30. De in artikel 22, § 1, 5° van het Wetboek van de Belgische nationaliteit bepaalde periode van verblijf in het buitenland gaat in de dag waarop dit Wetboek in werking treedt."
Art. 31.[1 § 1. De vreemdeling die met vrucht een inburgeringscursus heeft gevolgd overeenkomstig de voorwaarden vastgelegd door de bevoegde overheid van zijn hoofdverblijfplaats, bewijst zijn maatschappelijke integratie als bedoeld in het oude artikel 12bis, § 1, 2°, d), en 3°, e), van dit Wetboek, zoals het bestond voor de wijziging ervan bij de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing.
De vreemdeling moet de inburgeringscursus ten laatste begonnen zijn binnen drie jaar te rekenen vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing.
§ 2. Het oude artikel 12bis, § 1, 2°, d), en 3°, e), van dit Wetboek, zoals het bestond voor de wijziging ervan bij de wet van 18 juni 2018 houdende diverse bepalingen inzake burgerlijk recht en bepalingen met het oog op de bevordering van alternatieve vormen van geschillenoplossing, blijft van toepassing op de vreemdeling die aan de in para-graaf 1 bedoelde voorwaarden voldoet.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-06-18/03, art. 153, 017; Inwerkingtreding : 12-07-2018>