4 SEPTEMBER 2022. - Koninklijk besluit betreffende Belgische lijnvissersvaartuigen
Art. 1-15
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° romplengte: de lengte van de romp gemeten volgens de geharmoniseerde norm;
2° geharmoniseerde norm: een geharmoniseerde norm zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 1, onder c), van Verordening (EU) nr. 1025/2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad;
3° zeeverslag: een rapport over een incident dat van belang is voor een veilige navigatie en de veiligheid van bemanning, lading, lijnvissersvaartuig en het mariene milieu;
4° nationale bepalingen: de Belgische en in België van kracht zijnde internationale bepalingen;
5° beperkt vaargebied : een vaargebied dat zich uitstrekt aan de zeezijde tot maximaal 60 zeemijl vanaf de gemiddelde laaglaagwater lijn;
6° Belgische lijnvissersvaartuigen: vissersvaartuigen die gerechtigd zijn de Belgische vlag te voeren met een romplengte kleiner dan 15 meter die uitsluitend gebruik maken van handlijnen en hengelsnoeren, met uitsluiting van de schepen gebruikt voor het vervoer van meer dan twaalf passagiers.
Art.2. Dit besluit is van toepassing op Belgische lijnvissersvaartuigen.
Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald zijn de bepalingen van het koninklijk besluit van 13 november 2009 inzake vaarbevoegdheidsbewijzen voor de zeevisserijvaart en het koninklijk besluit 20 juli 1973 houdende zeevaartinspectiereglement niet van toepassing op Belgische lijnvissersvaartuigen.
Art.3. Indien de romplengte van het Belgisch lijnvissersvaartuig niet bekend is, wordt de lengte over alles als norm gebruikt voor de toepassing van dit besluit.
Hoofdstuk 2.{van Titel 2 van Boek 2 van het Belgisch Scheepvaartvaartwetboek is niet van toepassing op Belgisch lijnvissersvaartuigen.
Art.4. Onverminderd andersluidende nationale bepalingen mag het Belgisch lijnvissersvaartuig niet langer dan 14 uren op zee zijn en mag het uitsluitend varen in een beperkt vaargebied.
Art.5. § 1. Het Belgisch lijnvissersvaartuig dient te beschikken over een geldig certificaat van deugdelijkheid overeenkomstig artikel 2.2.3.10 van het Belgisch Scheepvaartwetboek.
§ 2. Voor het bekomen van een certificaat van deugdelijkheid moet het Belgisch lijnvissersvaartuig, voor wat betreft het ontwerp en de bouw, beschikken over het bewijs dat het overeenkomstig onderafdeling 1 van afdeling 1 van hoofdstuk 3 van het koninklijk besluit van 28 juni 2019 betreffende de pleziervaart conform in de handel is gebracht.
Het vaartuigontwerp voldoet aan de eisen van categorie A of B, zoals vastgelegd in hoofdstuk I van de bijlage bij het koninklijk besluit van 28 juni 2019 betreffende de pleziervaart.
Het Belgisch lijnvissersvaartuig moet bijkomend voldoen aan de vereisten vastgesteld voor pleziervaartuigen met een romplengte tot en met 24 meter bestemd voor bedrijfs- of beroepsgebruik overeenkomstig artikel 3.75 en 3.76 van het koninklijk besluit van 28 juni 2019 betreffende de pleziervaart.
Het Belgisch lijnvissersvaartuig moet daarnaast aan volgende strengere uitrustingsvereisten voldoen:
- elk Belgisch lijnvissersvaartuig, ongeacht zijn lengte, moet zijn uitgerust met een automatisch identificatiesysteem (AIS) (klasse A) dat voldoet aan de door de IMO ontwikkelde prestatienormen:
lijnvissersvaartuigen houden dit systeem te allen tijde op volle sterkte operationeel.
In uitzonderlijke omstandigheden mag het AIS worden uitgeschakeld, wanneer dat volgens de schipper noodzakelijk is voor de veiligheid of de beveiliging van zijn vaartuig;
- geluidsignaal in overeenstemming met het COLREG-verdrag;
- 1 reddingsvest (goedgekeurd overeenkomstig het SOLAS-Verdrag) per opvarend;
- seinlamp;
- zeemansgids;
- SART (radar);
- noodvoeding > 1 uur;
- boei;
- 2 brandblusapparaten in overeenstemming met het SOLAS-Verdrag.
§ 3. De gezagvoerder en de eigenaar van het Belgisch lijnvissersvaartuig moeten ervoor zorgen dat het lijnvissersvaartuig en zijn uitrusting steeds in goede staat worden onderhouden.
§ 4. De Scheepvaartcontrole kan afwijkingen toestaan van de bepalingen in paragrafen 1 en 2.
§ 5. Het certificaat van deugdelijkheid wordt aangevraagd bij de Scheepvaartcontrole op de door hun bepaalde wijze. Deze wijze wordt bekend gemaakt op de website van de Scheepvaartcontrole.
De vorm van het certificaat van deugdelijkheid wordt bepaald door de Scheepvaartcontrole die deze bekend maakt via een bericht in het Belgisch Staatsblad.
§ 6. Ten einde een certificaat van deugdelijkheid te kunnen bekomen, dient de Scheepvaartcontrole een technische schouwing uit te voeren.
De Scheepvaartcontrole kan om de 5 jaar een droogschouwing opleggen of in geval van constructieschade of vermoeden van constructieschade.
Indien een schouwing buiten België noodzakelijk is, komen de reis- en verblijfkosten van de uit te zenden ambtenaren ten laste van de eigenaar.
§ 7. Het certificaat van deugdelijkheid is 5 jaar geldig.
§ 8. De gezagvoerder en de eigenaar zijn verantwoordelijk dat het Belgisch lijnvissersvaartuig in het bezit is van een geldig certificaat van deugdelijkheid.
Art.6. Bij de aanvraag van een certificaat van deugdelijkheid is een retributie verschuldigd overeenkomstig de tarieven voorzien in artikel 3.69 van het koninklijk besluit van 28 juni 2019 betreffende de pleziervaart.
Art.7. Het aantal personen aan boord mag niet hoger zijn dan het aanbevolen aantal waarop het Belgisch lijnvissersvaartuig berekend is, zoals bedoeld in artikel 2.2. van hoofdstuk I van de bijlage bij het koninklijk besluit van 28 juni 2019 betreffende de pleziervaart of het aantal personen vastgesteld in het certificaat van deugdelijkheid indien dit minder is.
De belasting van het Belgisch lijnvissersvaartuig, inclusief de vangst en de uitrusting, mag niet hoger zijn dan de aanbevolen maximale belasting waarop het Belgische lijnvissersvaartuig berekend is, zoals bedoeld in artikel 2.2. van hoofdstuk I van de bijlage van het koninklijk besluit van 28 juni 2019 betreffende de pleziervaart.
Art.8. § 1. Het Belgisch lijnvissersvaartuig moet vanuit het oogpunt van de veiligheid en de bescherming van het mariene milieu bemand zijn met minimum twee bemanningsleden.
§ 2. De gezagvoerder moet in het bezit zijn van het vaarbevoegdheidsbewijs schipper overeenkomstig het koninklijk besluit van 13 november 2009 inzake vaarbevoegdheidsbewijzen voor de zeevisserijvaart.
In afwijking van het eerste lid zijn volgende vaarbevoegdheidsbewijzen voldoende in de Belgische territoriale zee of de EEZ:
- een brevet yachtman of hiermee gelijkwaardig overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 juni 2019 betreffende de pleziervaart; of
- een brevet yachtnavigator of hiermee gelijkwaardig overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 juni 2019 betreffende de pleziervaart.
§ 3. Elk bemanningslid moet de basisopleiding in veiligheid voorgeschreven in voorschrift 7, punten 1.1. tot en met 1.5, van bijlage I van het koninklijk besluit van 13 november 2009 inzake vaarbevoegdheidsbewijzen voor de zeevisserijvaart hebben gevolgd. Indien de basisopleiding in veiligheid geen deel uitmaakt van de bekwaamheidsnormen vereist inzake vaarbevoegdheidsverlening, moet een apart certificaat of een apart attest worden afgeleverd dat aantoont dat de houder de basisopleiding heeft gevolgd.
Deze basisopleiding in veiligheid moet om de 5 jaar worden herhaald.
§ 4. De gezagvoerder en de eigenaar zien erop toe dat het Belgische lijnvissersvaartuig wordt bemand overeenkomstig dit besluit.
§ 5. Aan boord van Belgische lijnvissersvaartuigen moeten de opvarenden een reddingsvest dragen overeenkomstig artikel 3.81 van het koninklijk besluit van 28 juni 2019 betreffende de pleziervaart.
Art.9. Indien één van onderstaande incidenten met het Belgisch lijnvissersvaartuig zich voordoet, moet de Scheepvaartcontrole op de hoogte gebracht worden door middel van een zeeverslag:
1° ernstige arbeidsongevallen (als er iemand van boord moet gehaald worden door het ongeval (al dan niet door een helikopter of door zelf binnen te varen)) afkomstig van operaties aan het lijnvissersvaartuig/persoon overboord;
2° het aan de ketting leggen/detentie;
3° olielek/pollutie/ vervuiling;
4° aanvaring of stranding;
5° brand/explosie;
6° structurele schade waardoor het lijnvissersvaartuig onzeewaardig is;
7° defect waardoor het lijnvissersvaartuig assistentie nodig heeft;
8° beveilingsincidenten zoals piraterij, diefstal, bomalarm, verdacht pakket, verstekelingen,...;
In het zeeverslag moeten onderstaande zaken zeker vermeld zijn:
1° naam van het lijnvissersvaartuig;
2° datum en tijdstip van het incident;
3° plaats van het incident;
4° beschrijving van het incident;
5° genomen acties;
6° contactgegevens;
7° andere relevante informatie.
Art.10. De Scheepvaartcontrole kan in bijzondere gevallen een vrijstelling verlenen van één of meer bepalingen van dit besluit, op voorwaarde dat die vrijstelling voor het lijnvissersvaartuig en zijn opvarenden geen gevaar oplevert. De vrijstelling mag niet afwijken van de internationale voorschriften.
Art.11. Artikel 12 van het koninklijk besluit van 26 juni 2020 inzake registratie van zeeschepen wordt aangevuld met de bepaling onder 18°, luidende:
"18° de aanduiding dat het een vissersvaartuig overeenkomstig het koninklijk besluit van XXX betreffende Belgische lijnvissersvaartuigen betreft.".
Art.12. Artikel 20, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit wordt aangevuld met het volgende lid, luidende:
"Vissersvaartuigen die onder het toepassingsgebied vallen van het koninklijk besluit van XXX betreffende Belgisch lijnvissersvaartuig moeten geen internationale of nationale meetbrief overeenkomstig artikel 2.2.2.1, § 1, 2° of 3° van het Belgisch Scheepvaartwetboek voorleggen. Deze vissersvaartuigen moeten het bewijs voorleggen dat het vissersvaartuig overeenkomstig onderafdeling 1 van afdeling 1 van hoofdstuk 3 van het koninklijk besluit van 28 juni 2019 betreffende de pleziervaart conform in de handel is gebracht.".
Art.13. Het koninklijk besluit van 19 april 2014 houdende de veiligheidsvoorwaarden voor de professionele hengelvisserij op zee in een beperkt vaargebied wordt opgeheven.
Art.14. Dit besluit treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt met uitzondering van artikel 8, § 2 en § 3, die in werking treden twee jaar na de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 15. De minister bevoegd voor de maritieme mobiliteit is belast met de uitvoering van dit besluit.