Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

28 DECEMBER 1983. - Wet houdende fiscale en begrotingsbepalingen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-08-1984 en tekstbijwerking tot 23-05-1997)



Inhoudstafel:

EERSTE HOOFDSTUK. Fiscale maatregelen.
Afdeling 1. Bepalingen inzake inkomstenbelastingen.
Art. 1-43
Afdeling 2. Bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde.
Art. 44-50
Afdeling 3. Bepalingen inzake met het zegel gelijkgestelde taksen.
Art. 51-52
Afdeling 4. Fiscale zekerheidsmaatregelen ten einde financiële middelen te mobiliseren ten voordele van de tewerkstelling.
Art. 53
Afdeling 5. Inwerkingtreding.
Art. 54
HOOFDSTUK II. Cumulaties van beroepsactiviteiten in sommige openbare diensten.
Art. 55-59
HOOFDSTUK III. Bijzondere bijdrage voor sociale zekerheid.
Art. 60-61, 61bis, 61TER, 62-73
HOOFDSTUK IV. Sociale voordelen Meldingsplicht van roerende inkomsten.
Art. 74



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1982001094  1983021316 



Uitvoeringsbesluit(en):

1984012391  1984012746  1985800239  1994003264  1995003361 



Artikels:

EERSTE HOOFDSTUK. _ Fiscale maatregelen.
Afdeling 1. _ Bepalingen inzake inkomstenbelastingen.
Artikel 1. <Fiscale bepaling>

Art.2. <Fiscale bepaling>

Art.3. <Fiscale bepaling>

Art.4. <Fiscale bepaling>

Art.5. <Fiscale bepaling>

Art.6. <Fiscale bepaling>

Art.7. <Fiscale bepaling>

Art.8. <Fiscale bepaling>

Art.9. <Fiscale bepaling>

Art.10. <Fiscale bepaling>

Art.11. <Fiscale bepaling>

Art.12. <Fiscale bepaling>

Art.13. <Fiscale bepaling>

Art.14. <Fiscale bepaling>

Art.15. <Fiscale bepaling>

Art.16. <Fiscale bepaling>

Art.17. <Fiscale bepaling>

Art.18. <Fiscale bepaling>

Art.19. <Fiscale bepaling>

Art.20. <Fiscale bepaling>

Art.21. <Fiscale bepaling>

Art.22. <Fiscale bepaling>

Art.23. <Fiscale bepaling>

Art.24. <Fiscale bepaling>

Art.25. <Fiscale bepaling>

Art.26. <Fiscale bepaling>

Art.27. <Fiscale bepaling>

Art.28. <Fiscale bepaling>

Art.29. <Fiscale bepaling>

Art.30. <Fiscale bepaling>

Art.31. <Fiscale bepaling>

Art.32. <Fiscale bepaling>

Art.33. <Fiscale bepaling>

Art.34. <Fiscale bepaling>

Art.35. <Fiscale bepaling>

Art.36. <Fiscale bepaling>

Art.37. <Fiscale bepaling>

Art.38. <Fiscale bepaling> <gewijzigd bij W 1985-12-23/30, art. 37>

Art.39. <Fiscale bepaling>

Art.40. <Fiscale bepaling>

Art.41. <Fiscale bepaling>

Art.42. (Opgeheven) <W 1997-04-16/35, art. 9, 006; Inwerkingtreding : 01-01-1995>

Art.43. <Fiscale bepaling> <gewijzigd bij W 1985-12-23/30, art. 8>

Afdeling 2. _ Bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde.
Art.44. <Fiscale bepaling>

Art.45. <Fiscale bepaling>

Art.46. <Fiscale bepaling>

Art.47. <Fiscale bepaling>

Art.48. <Fiscale bepaling>

Art.49. <Fiscale bepaling>

Art.50. <Fiscale bepaling>

Afdeling 3. _ Bepalingen inzake met het zegel gelijkgestelde taksen.
Art.51. <Fiscale bepaling>

Art.52. <Fiscale bepaling>

Afdeling 4. _ Fiscale zekerheidsmaatregelen ten einde financiële middelen te mobiliseren ten voordele van de tewerkstelling.
Art.53. <Fiscale bepaling>

Afdeling 5. _ Inwerkingtreding.
Art.54. <Fiscale bepaling>

HOOFDSTUK II. _ Cumulaties van beroepsactiviteiten in sommige openbare diensten.
Art.55. <Fiscale bepaling>

Art.56. <Fiscale bepaling>

Art.57. <Fiscale bepaling>

Art.58. <Fiscale bepaling>

Art.59. <Fiscale bepaling>

HOOFDSTUK III. _ Bijzondere bijdrage voor sociale zekerheid.
Art.60. De personen die onderworpen zijn aan om het even welk stelsel van sociale zekerheid of onder enig opzicht gerechtigd zijn op ten minste één van de prestaties van de sociale zekerheid en van wie het netto bedrag van de gezamelijk belastbare inkomsten in de personenbelasting meer dan 3 miljoen frank bedraagt zijn jaarlijks gehouden tot betaling van een bijzondere bijdrage voor sociale zekerheid voor de aanslagjaren (1983 tot 1989). <W 1988-12-30/31, art. 109, 005; Inwerkingtreding : 1988-11-15>

Art.61. <W 1984-07-31/30, art. 8, 002> § 1. Het bedrag van die bijdrage wordt bepaald op 10 p.c. van het belastbaar inkomen van elk aanslagjaar.
  In afwijking van het eerste lid, wanneer het inkomen lager ligt dan 5 miljoen F, wordt het bedrag van de bijdrage bepaald op 25 p.c. van het deel van het inkomen dat 3 miljoen overtreft.
  § 2. Wanneer de gezamenlijke belastbare inkomsten in de personenbelasting die 3 miljoen F overtreffen, verkregen worden door meerdere personen, dan is de bijdrage verschuldigd door elk van hen en wordt ze ingevorderd voor een bedrag dat evenredig is aan de verhouding van de inkomsten die elk heeft verkregen tot de gezamenlijke belastbare inkomsten.

Art. 61bis. <W 1984-07-31/30, art. 8, 002> De personen die onderworpen zijn aan enig stelsel van sociale zekerheid of in enig opzicht gerechtigd zijn op ten minste een van de prestaties van de sociale zekerheid en die voor meer dan 3 miljoen F aan bezoldigingen ontvangen, dienen voor elk van de jaren 1984, 1985 en 1986 een aanvullende bijdrage voor sociale zekerheid te betalen wanneer die bezoldigingen ten laste zijn :
  a) van de Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten en de instellingen van openbaar nut die aan hun controle of toezicht onderworpen worden :
  b) van de inrichtingen van het officieel en vrij onderwijs, met inbegrip van het universitair onderwijs en de officiële en vrije psycho-medisch-sociale centra, die door de Staat of de Gemeenschappen gesubsidieerd worden;
  c) van de provincies en de gemeenten evenals van de openbare instellingen en van de verenigingen van publiek recht die aan hun controle of toezicht onderworpen zijn, van de agglomeraties en federaties van gemeenten en van elke andere publiekrechtelijke rechtspersoon die door of krachtens de wet of het decreet opgericht en georganiseerd is;
  d) van de verenigingen van openbare machten;
  e) van de verenigingen zonder winstoogmerk, de instellingen van openbaar nut, de verenigingen van gemengde economie en van de privaatrechtelijke rechtspersonen, in het kapitaal waarvan de openbare machten rechtstreeks of onrechtstreeks voor tenminste 50 p.c. deelnemen of in de werkings- of uitbatingskosten waarvan ze ten belope van tenminste dit zelfde percentage tussenkomen.
  Onder bezoldigingen dienen verstaan te worden de brutobedrijfsinkomsten, met inbegrip van die uit mandaten, na aftrek van :
  _ de solidariteitsbijdrage, bedoeld bij de wet van 10 februari 1981 ten laste van de personen rechtstreeks of onrechtstreeks bezoldigd door de openbare sector;
  _ de sociale zekerheidsbijdragen met uitzondering van de bijzondere bijdrage bedoeld in dit hoofdstuk.
  De aanvullende bijdrage wordt geïnd op de, eventueel gecumuleerde, bruto-bedrijfsinkomsten naar rata van :
  _ 5 p.c. op het gedeelte van 3 miljoen tot 4 miljoen F;
  _ 20 p.c. op het gedeelte van 4 miljoen tot 5 miljoen F;
  _ 5 p.c. op het gedeelte van de bezoldigingen boven 5 miljoen F.
  Voor de toepassing van de artikelen 62 tot 73 moet onder bijdrage worden verstaan zowel de in artikel 60 bedoelde bijdrage als de in dit artikel bedoelde aanvullende bijdrage.

Art. 61TER. <ingevoegd bij W 1986-08-04/38, art. 117, 003> De bedragen van 3 miljoen frank, 4 miljoen frank en 5 miljoen frank gesteld in de artikelen 60, 61 en 61bis worden, vanaf het aanslagjaar 1987, jaarlijks en gelijktijdig aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk aangepast, tot het beloop van de verhogingscoëfficiënt van het gemiddelde van de voor het voorlaatste jaar vastgestelde indexcijfers ten opzichte van het gemiddelde van de indexcijfers van het vorige jaar.
  Het gemiddelde van de indexcijfers wordt afgerond op het hogere of lagere honderdste van een punt naargelang het cijfer van de duizendsten van een punt al of niet vijf bereikt.
  De aangepaste bedragen worden afgerond op het hogere of lagere duizendtal naargelang het cijfer van de honderdtallen al of niet vijf bereikt.

Art.62. De bijdrage moet het voorwerp uitmaken van een provisionele storting te verrichten vóór 1 december van het jaar voorafgaand aan het aanslagjaar.
  (Wat evenwel het aanslagjaar 1989 betreft, moet de provisionele storting bedoeld in het vorige lid verricht worden uiterlijk de dertigste dag volgend op de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de programmawet van 30 december 1988.) <W 1988-12-30/31, art. 109, 005; Inwerkingtreding : 1988-11-15>
  Bij gebreke aan, of in geval van ontoereikendheid van provisionele storting (op de voorgeschreven datum), is een nalatigheidsinterest verschuldigd ingaand op deze datum tegen een rentevoet van (0,8%) per maand tot en met de maand waarin de betaling geschiedt. <W 1987-11-07/30, art. 57, 1, 004; Inwerkingtreding : 01-02-1988> <W 1988-12-30/31, art. 109, § 2, 005; Inwerkingtreding : 1988-11-15>
  (Bij overschrijding van de provisionele storting worden moratoriuminteresten toegekend tegen een rentevoet van 0,6% per kalendermaand aan de personen bedoeld in de artikelen 60 en 61bis, ten vroegste met ingang van 1 december (van het jaar voorafgaand aan het aanslagjaar).) <W 1987-11-07/30, art. 57, 2, 004; Inwerkingtreding : 01-02-1988> <W 1988-12-30/31, art. 109, § 2, 005; Inwerkingtreding : 1988-11-15>
  (De Koning kan, wanneer zulks ingevolge de op de geldmarkt toegepaste rentevoeten verantwoord is, de tarieven bedoeld in het tweede en het derde lid aanpassen.) <W 1987-11-07/30, art. 57, 3, 004; Inwerkingtreding : 01-02-1988>Bij laattijdige provisionele storting wordt er met de maand waarin de storting gedaan wordt geen rekening gehouden.
  De maand waarin het bericht betreffende de terbeschikkingstelling van het terug te geven bedrag aan betrokkene verstuurd wordt, wordt als een volledige maand aangerekend.

Art.63. Op verzoek van de personen, bedoeld in artikel 60, mag hun werkgever de bijdrage inhouden op het loon dat hij verschuldigd is, eventueel voor het bedrag bedoeld in artikel 61, derde lid, om het in hun naam en voor hun rekening te storten.

Art.64. De bijdrage, de provisionele storting en de verwijlinteresten worden door de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening geïnd, ingevorderd en besteed aan de werkloosheidsverzekering.
  De Rijksdienst voor arbeidsvoorziening is gemachtigd langs gerechtelijke weg tot de invordering over te gaan.
  De Koning bepaalt de technische en administratieve voorwaarden waarin de Rijksdienst de inning en invordering uitvoert. Hij mag de Rijksdienst geen ruimere bevoegdheden verlenen dan die welke toegekend zijn aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid.

Art.65. De Koning bepaalt de wijze van betaling van de bijdrage aan de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening.

Art.66. De openbare besturen, inzonderheid de besturen die afhangen van het Ministerie van Financiën, het Ministerie van Middenstand en het Ministerie van Sociale Zaken, zijn verplicht aan de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening de inlichtingen te verstrekken welke deze nodig heeft met het oog op de toepassing van dit hoofdstuk.

Art.67. De bijdrage wordt beschouwd als een persoonlijke bijdrage, die verschuldigd is in uitvoering van de sociale wetgeving.
  De berekeningswijze ervan wijkt te uitzonderlijken titel af van artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en van artikel 11 van het koninklijk besluit nr 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen.

Art.68. Voor zover het bedrag ervan niet hoger ligt dan het werkelijk verschuldigde bedrag, worden de bijdrage en de provisionele storting, voor het jaar van de betaling afgetrokken van de gezamenlijke netto inkomsten van de verschillende in artikel 6 van het Wetboek van inkomstenbelastingen bedoelde categorieën, op dezelfde gronden als de in artikel 71 van hetzelfde Wetboek bedoelde uitgaven.

Art.69. <Wijzigingsbepaling>

Art.70. (De tijdens de jaren (1984, 1985, 1986, 1987, 1988) behaalde roerende inkomsten, die krachtens artikel 220bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen niet worden aangegeven in de jaarlijkse aangifte in de personenbelasting, worden gevoegd bij het bedrag van het globaal belastbaar inkomen, met uitzondering evenwel van de in de artikelen 19 en 174, tweede lid, 1° en 2°, van hetzelfde Wetboek bedoelde inkomsten, voor het bepalen van de in artikel 60 voorgeschreven heffingsbasis van de bijzondere bijdrage voor sociale zekerheid.) <W 1984-07-31/30, art. 9, 002> <W 1988-12-30/31, art. 109, § 3, 005; Inwerkingtreding : 1988-11-15>
  De in het eerste lid bedoelde personen moeten die roerende inkomsten aangeven in een bijzondere aangifte, te doen bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening volgens de modaliteiten te bepalen door de Koning.
  Hij die, uit welke hoofde ook, deel uitmaakt van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening of die toegang heeft tot de ambtsvertrekken van deze dienst is verplicht tot de meest volstrekte geheimhouding aangaande de in vorig lid bedoelde inlichtingen en mag deze niet gebruiken buiten het kader van de wettelijke bepalingen van dit hoofdstuk.

Art.71. Het koninklijk besluit nr 55 van 16 juli 1982 tot instelling voor 1982 van een bijzondere en éénmalige bijdrage voor sociale zekerheid, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr 125 van 30 december 1982, en het koninklijk besluit nr 124 van 30 december 1982 tot instelling voor 1983 van een bijzondere en éénmalige bijdrage voor sociale zekerheid worden ingetrokken.

Art.72. Ten aanzien van de in artikel 60 bedoelde personen houden de artikelen 29 tot 31 van de herstelwet van 10 februari 1981 inzake de fiscale en financiële bepalingen op uitwerking te hebben met ingang van de eerste dag van de tweede maand volgend op die gedurende welke deze wet in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
  (De personen die het bepaalde in artikel 3, tweede lid, van de in artikel 71 bedoelde koninklijke besluiten nr 55 van 16 juli 1982 en nr 124 van 30 december 1982 hebben ingeroepen moeten het saldo van de bijdragen storten :
  _ ofwel uiterlijk twee maand na de conversie in obligaties aan toonder van de bij toepassing van artikel 30, § 1, van de voornoemde wet van 10 februari 1981 bij het Grootboek van de Staatsschuld op naam ingeschreven Staatsleningen, of na het vrijmaken van de bij toepassing van artikel 30, § 2, van dezelfde wet, bij de Nationale Bank van België voor rekening van de Deposito- en Consignatiekas neergelegde industriële obligaties of aandelen, indien deze conversie of dit vrijmaken heeft plaatsgehad voor de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad verschijnt;
  _ ofwel uiterlijk twee maand na deze bekendmaking, in alle andere gevallen.) <W 1984-07-31/30, art. 10, 002>
  Artikel 62, tweede lid is niet van toepassing in de mate dat de ontoereikbaarheid van de provisionele storting het gevolg was van de toepassing van het bepaalde in het tweede lid van artikel 3 van de voornoemde koninklijke besluiten nrs 55 en 124, voor zover de door het vorige lid opgelegde verplichting nageleefd wordt.

Art.73. De artikelen 60 tot 69 en 71 van deze wet hebben uitwerking met ingang van 4 augustus 1982.

HOOFDSTUK IV. _ Sociale voordelen Meldingsplicht van roerende inkomsten.
Art. 74. Hij die aanspraken wil doen gelden op een sociaal voordeel, van welke aard ook, waarvan de toekenning afhankelijk is van de gezamenlijk belastbare netto-inkomsten, moet in zijn aanvraag melding maken van de roerende inkomsten die hij krachtens artikel 220bis van het Wetboek van de inkomstenbelastingen niet aangeeft in de aangifte in de personenbelasting met betrekking tot het jaar waarvan de inkomsten in aanmerking worden genomen voor de toekenning van het sociaal voordeel. De Koning bepaalt de modaliteiten van deze meldingsplicht.
  In de gevallen waarin de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake sociale voordelen verwijzen naar de inzake personenbelasting gezamenlijk belastbare netto-inkomsten, worden onder die inkomsten verstaan de gezamenlijke netto-inkomsten als bedoeld in artikel 6 van het voornoemde Wetboek verhoogd met de in het eerste lid bedoelde roerende inkomsten.
  Hij die, uit welken hoofde ook, deel uitmaakt van een administratie of een dienst bij wie de in het eerste lid bedoelde aanvraag wordt ingediend of die bevoegd is voor het onderzoek van of de beslissing over die aanvraag, alsmede hij die toegang heeft tot de ambtsvertrekken van dergelijke administratie of dienst is verplicht tot de meest volstrekte geheimhouding aangaande de in het eerste lid bedoelde inlichtingen en mag deze niet gebruiken buiten het kader van de inzake sociale voordelen geldende wettelijke en reglementaire bepalingen.