4 JULI 1984. - Koninklijk besluit tot uitvoering van Hoofdstuk III _ Bijzondere bijdrage voor sociale zekerheid _ van de wet van 28 december 1983 houdende fiscale en begrotingsbepalingen.
Art. 1-9
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt onder de wet verstaan : de wet van 28 december 1983 houdende fiscale en begrotingsbepalingen.
Art.2. Aan de hand van de inlichtingen verstrekt door de in artikel 66 van de wet bedoelde openbare besturen zendt de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening aan de tot betaling van de bijzondere bijdrage gehouden personen een berekeningsblad met vermelding van het bedrag der verschuldigde bijdrage, de elementen op basis waarvan de bijdrage is vastgesteld, het eventueel saldo dat door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening gend of teruggegeven moet worden en de verwijlintresten betreffende dit s aldo.
Het saldo moet door de tot betaling van de bijzondere bijdrage gehouden personen uiterlijk worden gestort de laatste dag van de maand volgend op die van de toezending van het berekeningsblad.
Art.3. De personen die de aanslag betwisten welke voor hen de verplichting tot betaling van de bijzondere bijdrage meebrengt, zijn gehouden aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening het bewijs te leveren dat zij tegen deze aanslag een bezwaarschrift hebben ingediend of een beroep hebben ingesteld door hem een afschrift te doen toekomen van het ontvangstbewijs van het bezwaarschrift bedoeld in artikel 271 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen of een afschrift van de kennisgeving van neerlegging bedoeld in de artikelen 281 en 290 van hetzelfde wetboek.
De indiening van een bezwaar- of van een beroepschrift schorst de periode niet gedurende welke de verwijlintresten lopen.
Art.4. De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening wordt ervan vrijgesteld over te gaan tot de invordering of tot de teruggave van het verschil tussen het bedrag van de voor een aanslagjaar verschuldigde bijdrage en het bedrag van de voor de bijdrage bestemde stortingen ingeval dit verschil lager is dan 200 F.
Art.5. De Minister van Tewerkstelling en Arbeid mag de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening machtigen af te zien van de inning van de in artikel 61, tweede lid van de wet bedoelde nalatigheidsinteresten, ingeval een per vergissing gedane provisionele storting, binnen de termijn bepaald in artikel 62, eerste lid van de wet, bij een andere administratie of openbare instelling belast met het innen van bijdragen, door deze administratie of deze openbare instelling aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening werd overgemaakt na het verstrijken van deze termijn.
Art.6. De bedragen voor de betaling van de provisie en de bijdrage moeten worden gestort op de rekening 000.0750809.29 van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, bijzondere bijdrage, Keizerslaan 7, 1000 Brussel, met vermelding van het jaar van de inkomsten waarvoor de storting geldt.
Art.7. § 1. (De gebeurlijk teveel gestorte bedragen voor een inkomstenjaar kunnen in geen geval toegerekend worden op de voor een ander jaar te verrichten provisionele storting of op de voor een ander jaar verschuldigde bijdrage.) <KB 1984-11-06/31, art. 6, 002>
§ 2. Elke vanaf 1 november 1984 verrichte storting zonder vermelding van het jaar van de inkomsten waarvoor die storting geldt, wordt geacht betrekking te hebben op het inkomstenjaar 1984.
Art.8. Om de personen die één of meer stortingen hebben verricht in staat te stellen tot de in artikel 68 van de wet bedoelde aftrek over te gaan, stuurt de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening hun een in tweevoud opgesteld attest, waarvan één voor de Administratie der direkte belastingen is bestemd.
Art. 9. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Middenstand en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.