Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

27 FEBRUARI 1996. - Koninklijk besluit tot het verlenen van uitwerking aan de wijzigingen gebracht in het Reglement en de Bijlagen, gevoegd bij het Verdrag van 1972 inzake de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee.



Inhoudstafel:


Art. 1-11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1972102050  1983014154 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In Voorschrift 26 onder de punten b) i) en c) i) van de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee gevoegd als bijlage bij het koninklijk besluit van 18 mei 1983 tot :
  1° het verlenen van uitwerking aan de wijzigingen gebracht in het Reglement en de Bijlagen, gevoegd bij het Verdrag van 1972 inzake de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee;
  2° wijziging van het koninklijk besluit van 20 juni 1977 houdende uitvoering van de wet van 24 november 1975 houdende goedkeuring en uitvoering van voormeld Verdrag, bijgevoegd Reglement en zijn Bijlagen;
  worden de woorden " een vaartuig met een lengte van minder dan 20 meter mag in de plaats van dit dagmerk een mand tonen " geschrapt.

Art.2. Voorschrift 26 d) van dezelfde bijlage wordt vervangen door de volgende bepaling : " d) De in bijlage II van deze Bepalingen beschreven aanvullende seinen gelden voor een vaartuig bezig met de uitoefening van de visserij in de nabijheid van andere vaartuigen bezig met de uitoefening van de visserij. ".

Art.3. In bijlage I bij dezelfde bijlage wordt punt 3. Horizontale afstand tussen lichten en hun onderlinge plaatsing aangevuld met een nieuw Iid d) luidend als volgt :
  "d) Wanneer slechts één toplicht is voorgeschreven voor een werktuigelijk voortbewogen vaartuig moet dit licht geplaatst worden vóór de halve lengte van het vaartuig; als het een vaartuig betreft met een lengte kleiner dan 20 meter dan moet dit licht niet vóór de halve lengte van het vaartuig geplaatst worden, maar wel zoveel mogelijk voorwaarts als praktisch uitvoerbaar is. "

Art.4. In bijlage I bij dezelfde bijlage wordt onder punt 9. Horizontale sectoren lid b) vernummerd tot lid 1X) i) en wordt een nieuw lid b) ii) toegevoegd, luidend als volgt :
  " b) ii) Indien het in de praktijk onmogelijk is te voldoen aan de bepalingen van lid b) i) hierboven door het plaatsen van slechts één rondom zichtbaar licht moeten twee rondom zichtbare lichten worden gebruikt en zo worden geplaatst of afgeschermd, dat zij op een afstand van één mijl zoveel als mogelijk worden waargenomen als één enkel licht. "

Art.5. In bijlage I bij dezelfde bijlage wordt het punt " 13. Goedkeuring " vernummerd naar " 14. Goedkeuring " en wordt een nieuw punt 13 ingelast luidend als volgt :
  " 13. Snelle tuigen
  Het toplicht van een snel tuig met een verhouding tussen lengte en breedte van minder dan 3 kan worden geplaatst op een hoogte die in verhouding tot de breedte van het tuig geringer is dan die voorgeschreven in punt 2 a) i) van deze bijlage, mits de basishoek van de gelijkbenige driehoeken gevormd door de zijlichten en het toplicht, van voren gezien, niet kleiner is dan 27°. "

Art.6. In bijlage II bij dezelfde bijlage worden onder punt 2 a), de woorden " Vaartuigen bezig met de uitoefening van de treilvisserij, ongeacht of zij een bodemtreil of pelagisch treil gebruiken, mogen tonen " vervangen door de woorden "Vaartuigen met een lengte gelijk aan of groter dan 20 meter bezig met de uitoefening van de treilvisserij, ongeacht of zij een bodemtreil of een pelagisch treil gebruiken, moeten tonen : ".

Art.7. In bijlage II bij dezelfde bijlage worden onder punt 20, de woorden " Elk vaartuig bezig met de uitoefening van de treilvisserij in span, mag tonen " vervangen door de woorden " Vaartuigen met een lengte gelijk aan of groter dan 20 meter bezig met de uitoefening van de treilvisserij in span, moeten tonen : ".

Art.8. In bijlage II bij dezelfde bijlage wordt een nieuw punt 2 c), bijgevoegd, luidend als volgt : "2 c) Een vaartuig met een lengte van minder dan 20 meter bezig met de uitoefening van de treilvisserij, ongeacht of het een bodemtreil of een pelagisch treil gebruikt, dan wel bezig is met de uitoefening van de treilvisserij in span, mag al naar gelang het geval, de in a) of b) van dit punt voorgeschreven lichten tonen. "

Art.9. In bijlage IV bij dezelfde bijlage, wordt punt 1, alinea o) vervangen door de volgende bepaling : "o) goedgekeurde seinen uitgezonden door systemen voor radiocommunicatie daaronder begrepen radartransponders van reddingssloepen of reddingsvlotten. ".

Art.10. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 4 november 1995 om 00u00 U.T.C.

Art. 11. Onze Minister van Vervoer is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 27 februari 1996.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Buitenlandse Zaken,
  E. DERYCKE
  De Minister van Vervoer,
  M. DAERDEN