24 FEBRUARI 1977. - Koninklijk besluit houdende vaststelling van geluidsnormen voor muziek in openbare en private inrichtingen. (NOTA : opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVR2014-01-17/12, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 22-02-2014) (NOTA : opgeheven voor het Brusselse Gewest bij BESL2017-01-26/32, art. 17, 007; Inwerkingtreding : 21-02-2018)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-07-1984 en tekstbijwerking tot 21-02-2017)
Art. 1-4, 4bis, 5-7
1997035579 1997801900 2012035373 2013035649 2014200752 2017010520 2019200752
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1. Muziek: alle vormen van muziekemissie electronisch versterkt en voortkomend van blijvende of tijdelijke geluidsbronnen;
2. Openbare inrichtingen: alle inrichtingen alsmede hun aanhorigheden, die, al dan niet tegen betaling, voor het publiek toegankelijk zijn, ook al is de toegang tot bepaalde categorieën van personen beperkt, zoals danszalen, concertzalen, discotheken, privé-clubs, winkels, restaurants, drankgelegenheden, met inbegrip van die welke in open lucht gelegen zijn;
3. Private inrichtingen: woningen en hun aanhorigheden en tuinen, en in het algemeen, alle plaatsen welke niet voor het publiek toegankelijk zijn;
4. Buurt: alle in de onmiddellijke omgeving gelegen lokalen of gebouwen, waarin zich personen bevinden;
5. Achtergrondsgeluidsniveau: minimum geluidsniveau, gemeten over een periode van vijf minuten, bij uitschakeling van de onder 1 bedoelde geluidsbronnen in de onder 2 en 3 bedoelde inrichtingen.
Artikel 1. (VLAAMSE GEWEST)
[1 Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1. Muziek : alle vormen van muziekemissie elektronisch versterkt en voortkomend van blijvende of tijdelijke geluidsbronnen;
2. Openbare inrichtingen : bioscopen en theaters waar films worden vertoond;
3. Buurt : alle in de onmiddellijke omgeving gelegen lokalen of gebouwen, waarin zich personen bevinden;
4. Achtergrondgeluidsniveau : minimum geluidsniveau, gemeten over een periode van vijf minuten, bij uitschakeling van de onder 1 vermelde geluidsbronnen in de onder 2 vermelde inrichtingen.]1
----------
(1)<BVR 2012-02-17/14, art. 16/1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
Art.2. In openbare inrichtingen mag het maximum geluidsniveau voortgebracht door de muziek 90 dB(A) niet overschrijden. Dit geluidsniveau wordt gemeten op gelijk welke plaats in de inrichting waar zich in normale omstandigheden personen kunnen bevinden.
Art.3.De openbare en private inrichtingen waar muziek geproduceerd wordt, moeten zo ingericht zijn dat het geluidsniveau gemeten in de buurt:
1° niet hoger is dan 5 dB(A) boven het achtergrondsgeluidsniveau, indien dit lager is dan 30 dB(A);
2° niet hoger is dan 35 dB (A) indien het achtergrondsgeluidsniveau ligt tussen 30 en 35 dB(A);
3° niet hoger is dan het achtergrondsgeluidsniveau indien dit hoger is dan 35 dB (A).
Dit geluidsniveau wordt gemeten in het lokaal of gebouw, met gesloten deuren en vensters. De mikrofoon wordt geplaatst op minstens 1 m afstand van de muren en op een hoogte van 1,20 m boven de vloer.
Art. 3. (VLAAMSE GEWEST)
De openbare [1 ...]1 [2 inrichtingen]2 waar muziek geproduceerd wordt, moeten zo ingericht zijn dat het geluidsniveau gemeten in de buurt:
1° niet hoger is dan 5 dB(A) boven het [1 achtergrondgeluidsniveau]1, indien dit lager is dan 30 dB(A);
2° niet hoger is dan 35 dB (A) indien het [1 achtergrondgeluidsniveau]1 ligt tussen 30 en 35 dB(A);
3° niet hoger is dan het [1 achtergrondgeluidsniveau]1 indien dit hoger is dan 35 dB (A).
Dit geluidsniveau wordt gemeten in het lokaal of gebouw, met gesloten deuren en vensters. De mikrofoon wordt geplaatst op minstens 1 m afstand van de muren en op een hoogte van 1,20 m boven de vloer.
----------
(1)<BVR 2012-02-17/14, art. 16/2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
(2)<BVR 2013-06-07/42, art. 212, 005; Inwerkingtreding : 20-09-2013>
Art.4. Het geluidsniveau in dB(A) wordt gemeten met een geluidsmeter, die minstens voldoet aan de nauwkeurigheidseisen bepaald in de Belgische norm NBN 576.80, met instelling van de "trage" dynamische karakteristiek. <Deze publicatie is verkrijgbaar bij het Belgische instituut voor normalisatie, Brabanconnelaan 29, 1040 Brussel>
Vóór elke meting of reeks van metingen met betrekking tot een zelfde geluidsbron wordt de geluidsmeter afgesteld met behulp van een akoestische ijkbron.
Art. 4bis. <NOTA : Voor het Vlaamse Gewest ingevoegd bij BVR 1997-04-22/36, art. 1; Inwerkingtreding : 17-05-1997> Bijzondere bepalingen voor het Vlaamse gewest.
§ 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder :
1° Vlaamse minister : de Vlaamse minister bevoegd voor het leefmilieu;
2° ingedeelde inrichting : een inrichting die overeenkomstig de indelingslijst gevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, zoals meermaals gewijzigd, als hinderlijk is ingedeeld;
3° muziekactiviteit : een activiteit die plaatsgrijpt in een openbare inrichting, andere dan een ingedeelde inrichting, en waarbij muziek wordt geproduceerd ter gelegenheid van kermissen, carnavals, muziekfestivals, fuiven en andere bijzondere feesten of festiviteiten.
§ 2. De bepalingen van de artikelen 2 en 3 zijn niet van toepassing op muziekactiviteiten die als dusdanig door de Vlaamse minister zijn erkend.
§ 3. De in § 2 bedoelde erkenning moet schriftelijk worden aangevraagd door de organisator van de muziekactiviteit. De aanvraag, in te dienen in drie exemplaren, moet volgende elementen omvatten :
1° de naam en adres van de organisator van de muziekactiviteit; wanneer de organisator een rechtspersoon betreft moet tevens de naam en adres van de natuurlijke persoon worden vermeld die verantwoordelijk is voor de organisatie van de muziekactiviteit;
2° het adres en de omschrijving van de locatie waar de muziekactiviteit plaatsgrijpt;
3° een situeringsplan op schaal van tenminste 1/1 000, waarop de locatie waar de muziekactiviteit plaatsgrijpt is aangegeven ten opzichte van de binnen een straal van 100 m rondom de locatie gelegen buurt;
4° de omschrijving van de aard van de bijzondere feesten of festiviteiten ter gelegenheid van dewelke de muziekactiviteit wordt georganiseerd;
5° de data en uren van de muziekactiviteit.
§ 4. De Vlaamse minister doet binnen een termijn van drie maanden na de indiening ervan, uitspraak over de aanvraag tot erkenning van de muziekactiviteit. Voorafgaand aan deze uitspraak wint de minister het advies in van het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente waar de muziekactiviteit plaatsheeft. Het College van Burgemeester en Schepenen brengt zijn advies uit binnen een termijn van drie weken.
§ 5. De Vlaamse minister kan voor de muziekactiviteiten die hij als dusdanig erkent, inzonderheid wanneer deze zijn gelokaliseerd in de nabijheid van stiltebehoevende instellingen of zones, zoals bejaardentehuizen, ziekenhuizen, scholen, natuurreservaten, enz., restrictiemaatregelen opleggen en/of de duur van het veroorzaken van lawaai beperken.
§ 6. Onverminderd de bepalingen van artikel 5 worden overtredingen van dit besluit opgespoord en vastgesteld door de ambtenaren bedoeld in artikel 58 van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning, zoals meermaals gewijzigd.
Art.5. <NOTA : Voor het Waalse Gewest opgeheven bij BWG 1992-12-23/39, art. 5, 2°, 003; Inwerkingtreding : 20-02-1993> Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, wordt overtreding van dit besluit opgespoord en vastgesteld door:
1° de technische ambtenaren van de Dienst Milieuhinder en de gezondheidsinspecteurs van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin;
2° de technische ambtenaren van het departement Leefmilieu van het Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin;
3° de bevoegde ambtenaren van de Administratie van de Arbeidsveiligheid van het Ministerie van Arbeid en Tewerkstelling, voor wat betreft de onder hun toezicht staande gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichtingen;
4° de technische ambtenaren van de provincies, van de agglomeraties en federaties van gemeenten, en van de gemeenten welke daartoe door Ons zijn aangeduid.
Art.6. De bepalingen van dit besluit zullen uitwerking hebben vanaf de eerste dag van de maand volgend op die der bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.
Voor de inrichtingen die bij de bekendmaking van dit besluit bestaan en in bedrijf zijn, treedt artikel 3 van dit besluit echter in werking een jaar na de bekendmaking van dit besluit.
Art. 7. Onze Minister van Volksgezondheid en van het Gezin, Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Staatssecretaris voor Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.