Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

2 JUNI 1987. - Koninklijk besluit houdende reglementering van de uitvoer, de invoer en de doorvoer van afvalstoffen. (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG 1994-06-09/32, art. 14, 1°, 003; Inwerkingtreding : 29-07-1994, wat betreft de in- en uitvoer van afvalstoffen) (NOTA : Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij BESL 1994-07-07/78, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 10-11-1994) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-06-1987 en tekstbijwerking tot 10-11-1994)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied.
Art. 1
HOOFDSTUK II. Definities.
Art. 2
HOOFDSTUK III. Uitvoer.
Art. 3-4
HOOFDSTUK IV. Invoer.
Art. 5
HOOFDSTUK V. Doorvoer.
Art. 5bis, 6
HOOFDSTUK VI. Algemene bepalingen.
Art. 7-15
HOOFDSTUK VII. (Overgangsbepalingen,) afwijkende bepalingen, opheffingsbepalingen en slotbepalingen. <KB 1988-02-18/31, art. 7, §1, 002; Inwerkingtreding : 1988-03-22>
Art. 15bis, 16-18, 18bis, 19-N2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1976020901 





Artikels:

HOOFDSTUK I. _ Toepassingsgebied.
Artikel 1. <Zie NOTA onder TITEL> § 1. Onverminderd de reglementaire bepalingen ter zake, is dit besluit van toepassing op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen : d.w.z. de uitvoer, de invoer of de doorvoer van bepaalde voorwerpen of produkten die een risico voor de mens en het leefmilieu betekenen en waarvan de houder zich ontdoet of rechtens verplicht is zich te ontdoen.
  § 2. De voorwerpen of produkten bedoeld in § 1 zijn besmet door, bevatten of zijn stoffen of materialen die onder te brengen zijn in de hierna aangegeven categorieën : ontplofbaar - oxiderend - zeer licht ontvlambaar - lichtontvlambaar - ontvlambaar - zeer giftig - giftig - schadelijk - corrosief - irriterend - voor het milieu gevaarlijk - kankerverwekkend - teratogeen - mutageen en besmettelijk.
  § 3. Bijlage I geeft, naast de fysieke vorm van de voorwerpen en produkten waarvan sprake in §1, een lijst van stoffen of materialen bedoeld in § 2.
  § 4. Dit besluit is niet van toepassing op :
  1° natuurlijke ertsen, al dan niet bewerkte metalen en hun legeringen;
  2° de stoffen bedoeld door het koninklijk besluit van 23 september 1958 houdende algemeen reglement betreffende het fabriceren, opslaan, onder zich houden, verkopen, vervoeren en gebruiken van springstoffen;
  3° de radioactieve stoffen of materialen bedoeld door de wet van 29 maart 1958 betreffende de bescherming van de bevolking tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en haar uitvoeringsbesluiten;
  4° het lossen op het land van afval voortkomend uit de normale werking van de schepen, met inbegrip van de afvalwaters en bezinksels;
  5° alle voorwerpen of produkten die besmet zijn door of stoffen of materialen bevatten bedoeld in §2 en waarvan de producent of de houder door middel van geschikte proeven kan bewijzen dat zij niet behoren tot de in §2 bedoelde categorieën.
  De Minister zal oordelen over de betrouwbaarheid van de proeven die door de producent of de houder voorgesteld worden, alsook voor de bekomen resultaten. Hij kan analyseprocedures of -methodes uitvaardigen, meer bepaald door te verwijzen naar een bestaande norm.

HOOFDSTUK II. _ Definities.
Art.2. <Zie NOTA onder TITEL> In dit besluit wordt verstaan onder :
  " afvalstoffen " :
  de voorwerpen, produkten, stoffen of materialen bedoeld in artikel 1, § 1, § 2 en § 3;" Lid-Staat " :
  Staat die deel uitmaakt van de Europese Gemeenschappen;
  " bevoegde autoriteiten " van de betrokken Lid-Staten :
  de autoriteit of de autoriteiten aangewezen door :
  - de Lid-Staat van bestemming van de afvalstoffen;
  - de Lid-Staat van verzending van de afvalstoffen;
  - desgevallend, de Lid-Staat of de Lid-Staten van doorvoer van de afvalstoffen;
  " derde Staat " :
  Staat die niet behoort tot de Europese Gemeenschappen;
  " betrokken derde Staten " :
  de derde Staat van bestemming van de afvalstoffen, de derde Staat van verzending van de afvalstoffen en desgevallend de derde Staat of Staten van doorvoer van de afvalstoffen;
  " de Minister " :
  de Minister die het leefmilieu tot zijn bevoegdheid heeft of de ambtenaar die door hem wordt aangewezen;
  " producent " van afvalstoffen :
  elke persoon wiens activiteit afvalstoffen heeft voortgebracht en/of elke persoon die voorbehandelingen, vermengingen of andere bewerkingen heeft verricht die leiden tot wijziging in de aard of de samenstelling van die afvalstoffen;
  " houder " van afvalstoffen :
  de producent van de afvalstoffen of elke andere persoon of onderneming die van plan is een grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen te verrichten of te doen verrichten;
  " ontvanger " van afvalstoffen :
  de persoon of de onderneming naar dewelke afvalstoffen worden overgebracht om te worden verwijderd;
  " verwijdering " :
  - het behandelen van de afvalstoffen, het opslaan, storten op of in de bodem, evenals de dumping in zee en verbranding ervan op zee;
  - de verwerking noodzakelijk voor hergebruik, terugwinning of recycling van de afvalstoffen;
  " uitvoer " van afvalstoffen :
  elke verrichting met het oog op de overbrenging van afvalstoffen naar een Lid-Staat of een derde Staat en dit voor wat de verplaatsing van deze afvalstoffen betreft van bij de producent of eventueel van bij de houder tot aan het Belgisch grenskantoor langs waar de afvalstoffen het land verlaten;
  " invoer " van afvalstoffen :
  elke verrichting met het oog op de overbrenging van afvalstoffen afkomstig van een Lid-Staat of een derde Staat en dit voor wat de verplaatsing betreft van het Belgisch grenskantoor langs waar deze afvalstoffen het land binnenkomen tot aan de ontvanger;
  " doorvoer " van afvalstoffen :
  elke verrichting met het oog op de overbrenging van afvalstoffen afkomstig van en met bestemming naar een Lid-Staat of een derde Staat en dit voor wat de verplaatsing van deze afvalstoffen betreft van bij het Belgisch grenskantoor langs waar zij het land binnenkomen tot aan het Belgisch grenskantoor langs waar zij het land verlaten;
  " formulier " : het eenvormig begeleidend document, dat in bijlage II van dit besluit is opgenomen en bestaat uit drie exemplaren; deze zijn van 1 tot 3 genummerd en elk exemplaar is opgebouwd uit de vier volgende delen :
  - deel " kennisgeving ", dat de vakken 1, 2, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 13, 14, 15, 16, 18, 19, 20, 21, 22, 24, 25, 26, 27, 28, 29, 30, en 33 omvat;deel " ontvangstbevestiging ", dat het enige niet genummerde vak omvat;
  - deel " vervoerregelingen ", dat de vakken 3, 8, 12, 17, 18, 23, 31 en 34 omvat;
  - deel " ontvangstbewijs door de ontvanger ", dat vak 32 omvat.
  Bovendien bevat exemplaar nummer 3 op de keerzijde een gedeelte dat voorbehouden is voor het visum van de douane.

HOOFDSTUK III. Uitvoer.
Art.3. <Zie NOTA onder TITEL> § 1. De houder van afvalstoffen, die voornemens is om afvalstoffen over te brengen of te doen overbrengen moet de volgende voorschriften naleven :
  1° Op de drie exemplaren van het formulier vult de houder het deel " kennisgeving " in, met afdoende gegevens inzonderheid wat betreft :
  a) de oorsprong en de samenstelling van de afvalstoffen, met inbegrip van de identiteit van de producent(en); bij afvalstoffen van diverse oorsprong, een gedetailleerde inventaris van de afvalstoffen en de identiteit van de oorspronkelijke producenten indien deze informatie voorhanden is;
  b) de voorziene reisweg;
  c) de verzekeringen tegen schade aan derden;
  d) de maatregelen die zullen getroffen worden om de veiligheid van het transport te verzekeren, inzonderheid de inachtname door de vervoerder van de voorwaarden die aan de uitoefening van deze vervoersactiviteit zijn gesteld;
  e) het bestaan van een contractuele regeling met de ontvanger van de afvalstoffen; deze moet beschikken over de geschikte technische capaciteit voor de verwijdering van de betrokken afvalstoffen onder omstandigheden die noch voor de gezondheid van de mens noch voor het milieu gevaar opleveren.
  2° Na het deel " kennisgeving " te hebben ingevuld, zendt de houder de drie exemplaren van het formulier;
  a) hetzij naar de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van bestemming;
  b) hetzij naar de Minister wanneer het gaat om een overbrenging naar een derde Staat, behalve in het punt c) hierna bedoeld;
  c) hetzij naar de bevoegde autoriteiten van de laatste Lid-Staat van doorvoer wanneer de afvalstoffen verwijderd worden in een aangrenzende derde Staat en deze beide Staten voorkomen op de lijst die door de Minister wordt opgesteld.
  De autoriteiten bedoeld in de punten a), b) of c) zijn, naargelang het geval, bevoegd om het deel " ontvangstbevestiging " in te vullen.
  De houder zendt bovendien een afschrift van exemplaar nummer 1 van het formulier :
  - aan de Minister, wanneer de afvalstoffen worden overgebracht naar een Lid-Staat of een aangrenzende derde Staat zoals bepaald in punt c);
  - aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten;
  - aan de betrokken derde Staten;
  - aan de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de afvalstoffen van het betrokken Gewest.
  3° Zodra de in punt 2°, a), b) of c) van onderhavig artikel bedoelde bevoegde autoriteiten geen bezwaar (meer) willen aanvoeren, vullen zij het deel " ontvangstbevestiging " van exemplaar nummer 2 en nummer 3 van het formulier in en zenden ze terug aan de houder.
  De houder bewaart exemplaar nummer 2 van het formulier.
  4° Vervolgens vullen de houder en de vervoerder op exemplaar nummer 3 van het formulier nauwkeurig het deel " vervoerregelingen " in.
  (De houder zorgt ervoor dat het behoorlijk ingevuld origineel van exemplaar nummer 3 van het formulier de zending afvalstoffen vergezelt. Wanneer de algemene kennisgeving voorzien in artikel 16 gebruikt wordt, zorgt hij ervoor dat iedere zending afvalstoffen vergezeld is van het origineel of van één van de afschriften van exemplaar nummer 3 van het door de bevoegde autoriteit behoorlijk vervolledigd formulier.) <KB 1988-02-18/31, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 1988-03-22>
  5° Alvorens tot de overbrenging van de afvalstoffen over te gaan, zendt de houder een afschrift van het behoorlijk ingevuld exemplaar nummer 3 van het formulier :
  - aan de Minister;
  - aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten;
  - aan de betrokken derde Staten;
  - aan de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de afvalstoffen in het betrokken Gewest.
  (Wanneer dit afschrift per post geadresseerd wordt aan de Minister, zal deze tenminste drie werkdagen vóór de voorziene datum van verzending verzonden worden. Indien deze termijn niet kan gerespecteerd worden, deelt de houder de gegevens mede in verband met het transport zoals bedoeld in punt 4°, hetzij per telefax van exemplaar nummer 3 van het behoorlijk vervolledigd formulier, hetzij telefonisch of via telex daarbij verwijzend naar het rangnummer van het formulier en in voorkomend geval, naar het volgnummer van de overbrenging wanneer er van de algemene kennisgeving gebruik wordt gemaakt, voorzien in artikel 16.
  De Minister maakt, bij officiële berichten in het Belgisch Staatsblad, alle inlichtingen bekend die nodig zijn voor het overbrengen van de gegevens.) <KB 1988-02-18/31, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 1988-03-22>
  § 2. Wanneer de plaats van bestemming in een Lid-Staat gelegen is, moeten de Minister, de producent en/of de houder alsook de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten of betrokken derde Staten binnen de vijftien dagen na ontvangst van de afvalstoffen van de ontvanger, een afschrift ontvangen van exemplaar nummer 3 van het formulier waarop deze laatste het deel " ontvangstbewijs door de ontvanger " behoorlijk heeft ingevuld.
  § 3. Wanneer de afvalstoffen het grondgebied van de Europese Gemeenschappen verlaten :
  1° vanaf het Belgisch grondgebied, moet de houder of de vervoerder het exemplaar nummer 3 van het formulier voor visum overleggen op het douanekantoor van uitgang. Nadat de douane het visum heeft aangebracht in het daartoe bestemd gedeelte op de keerzijde van voornoemd exemplaar, zendt ze dit exemplaar aan de Minister;
  2° vanaf het Belgisch grondgebied of vanaf dat van een andere Lid-Staat, bevestigt de houder binnen de zes weken aan de Minister dat de afvalstoffen op de beoogde bestemming zijn aangekomen en behandeld zullen worden zoals bepaald door de contractuele schikking van §1, 1°, punt e) van dit artikel, en vermeldt hij het laatste douanekantoor in de Gemeenschappen waarlangs de overbrenging heeft plaatsgevonden.

Art.4. <Zie NOTA onder TITEL> § 1. De uitvoer van afvalstoffen kan pas gebeuren nadat de voorschriften van artikel 3, § 1 vervuld zijn.
  Iedere zending wordt (vergezeld) van exemplaar nummer 3 van het behoorlijk ingevuld formulier. <KB 1988-02-18/31, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 1988-03-22>De verzending kan pas geschieden na afloop van een termijn van twintig dagen volgend op de ontvangst door de Minister (...) van het afschrift van de kennisgeving zoals vermeld in artikel 3, § 1, 2° behalve indien de Minister vaststelt dat de overbrenging geen bezwaar oplevert, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit. <KB 1988-02-18/31, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 1988-03-22>
  § 2. In geval van verwijdering in een Lid-Staat dient de ontvanger te beschikken over een vergunning overeenkomstig de bepalingen van de richtlijnen van de Raad van de Europese Gemeenschappen.
  § 3. In geval van uitvoer van de afvalstoffen naar een Lid-Staat of naar een aangrenzende derde Staat, zoals bedoeld in artikel 3, §1, 2°, c) kan de Minister :
  1° binnen de termijn bepaald in §1, bezwaar aanvoeren tegen deze uitvoer, als deze indruist tegen de uitvoering van de programma's inzake verwijdering van de afvalstoffen, uitgewerkt krachtens artikel 5 van Richtlijn 75/442/EEG van 15 juli 1975, van artikel 12 van Richtlijn 78/319/EEG van 20 maart 1978 of artikel 6 van Richtlijn 76/403/EEG van 6 april 1976, of indien deze in strijd is met internationale overeenkomsten gesloten voor de kennisgeving van Richtlijn 86/279/EEG van 12 juni 1986.
  Deze bezwaren worden ter kennis gebracht van de houder van de afvalstoffen met afschrift aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten;
  2° binnen een termijn van vijftien dagen volgend op de ontvangst hetzij van de kennisgeving, hetzij van het afschrift van de kennisgeving, de transportvoorwaarden bepalen, ze aan de houder mededelen en een afschrift ervan aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten en de eventueel betrokken derde Staat zenden.
  Deze voorwaarden moeten dezelfde zijn als de voorwaarden die voor een nationaal transport van stoffen met een vergelijkbaar gevaar zijn bepaald.
  § 4. In geval van uitvoer van afvalstoffen naar alle andere derde Staten, verstrekt de houder aan de Minister :
  1° de inlichtingen die hij gebruikt heeft om zich ervan te vergewissen dat de geplande verwijdering op een ecologisch rationele wijze uitgevoerd kan worden;
  2° een attest waaruit blijkt dat de voorziene verwijderingsinstallatie het soort afval dat overgebracht wordt overeenkomstig de wetten en reglementen van de betrokken derde Staat kan verwijderen;
  3° een afschrift van de inlichtingen die aan de bevoegde autoriteiten van de derde Staat werden overgemaakt om hun schriftelijke toestemming te bekomen vóór de overbrenging en de verwijdering van de afvalstoffen;
  4° een afschrift van de schriftelijke toestemming van de bevoegde autoriteiten van de betrokken derde Staat.
  De Minister mag de overbrenging verbieden indien de hem verstrekte inlichtingen niet volstaan of hem niet kunnen overtuigen. Hij kan dit ook als de overbrenging de uitvoering van de verwijderingsprogramma's, bepaald in §3 van dit artikel, in het gedrang brengt.
  De Minister beschikt over een termijn van één maand om, hetzij de exemplaren nummer 2 en nummer 3 van het formulier met vervolledigde ontvangstbevestiging, hetzij zijn bezwaren of zijn weigering aan de houder over te maken. Een afschrift van deze documenten en informatie wordt tevens overgemaakt aan :
  - de ontvanger van de afvalstoffen;
  - de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten;
  - de betrokken derde Staten;
  - de autoriteiten die bevoegd zijn voor het beheer van de afvalstoffen in het betrokken Gewest.
  § 5. De verwijdering in of op zee van afvalstoffen vanuit Belgische havens wordt in dit besluit beschouwd als een uitvoer van afvalstoffen. In dit geval zendt de Minister de ontvangstbevestiging, bedoeld in artikel 3, §1, 3°, slechts naar de houder indien de verwijderingsoperatie gedekt is door een bijzondere vergunning of door een machtiging zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 7 november 1983 tot uitvoering van de wet van 8 februari 1978 houdende goedkeuring van het verdrag ter voorkoming van de verontreiniging van de zee tengevolge van storting vanaf schepen en luchtvaartuigen en van de bijlagen, opgemaakt te Oslo op 15 februari 1972 en houdende sommige bepalingen in verband met het storten in zee en het verbranden op zee van afval en andere stoffen.

HOOFDSTUK IV. _ Invoer.
Art.5. <Zie NOTA onder TITEL> § 1. De invoer van afvalstoffen met het oog op de verwijdering ervan in België kan slechts plaatsvinden nadat voldaan werd aan de voorschriften van artikel 3, §1, 1°, 2°, 3°, 4° en 5°.
  Punt 2° wordt evenwel vervangen door volgende tekst :
  " 2° Na het aanvullen van het deel " kennisgeving " zendt de houder de drie exemplaren van het formulier naar de Minister en een afschrift van het exemplaar nummer 1 aan :
  - de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten;
  - de betrokken derde Staten. "Iedere zending is vergezeld van exemplaar nummer 3 van het behoorlijk vervolledigd formulier.
  § 2. De Minister heeft gedurende één maand de mogelijkheid, hetzij om de exemplaren nummer 2 en nummer 3 van het formulier waarop de ontvangstbevestiging is ingevuld naar de houder terug te sturen, hetzij om bezwaren te maken tegen de overbrenging.
  De geformuleerde bezwaren moeten met reden zijn omkleed en gebaseerd zijn op de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake milieubescherming, openbare orde en veiligheid of volksgezondheid.
  Indien bezwaren worden geformuleerd, zal de ontvangstbevestiging slechts overgemaakt worden indien de problemen die aanleiding waren voor deze bezwaren, zijn opgelost.
  § 3. De Minister zendt een afschrift van exemplaar nummer 2 van het formulier, waarop het deel " ontvangstbevestiging " is ingevuld, aan :
  - de ontvanger van de afvalstoffen;
  - de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten;
  - de betrokken derde Staten;
  - de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de afvalstoffen in het betrokken Gewest.
  § 4. Bij de ontvangst van de afvalstoffen vult de ontvanger het gedeelte " ontvangstbewijs door de ontvanger " van het exemplaar 3 van het formulier in en zendt binnen een termijn van vijftien dagen een afschrift ervan aan :
  - de houder van de afvalstoffen;
  - de Minister;
  - de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten;
  - de betrokken derde Staten;
  - de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de afvalstoffen in het betrokken Gewest.

HOOFDSTUK V. _ Doorvoer.
Art. 5bis. <Zie NOTA onder TITEL> <KB 1988-02-18/31, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 1988-03-22> De doorvoer van afvalstoffen vanuit en naar Lid-Staten kan slechts plaatsvinden nadat voldaan werd aan de voorschriften van de Europese richtlijnen over grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen.

Art.6. <Zie NOTA onder TITEL> § 1. De doorvoer van afvalstoffen vanuit en naar derde Staten kan, wanneer België de laatste Lid-Staat van doortocht is, slechts plaatsvinden nadat voldaan werd aan de voorschriften van artikel 3, §1, 1°, 2°, 3°, 4° en 5° (met uitzondering van het laatste streepje).
  Punt 2° wordt evenwel vervangen door volgende tekst :
  " 2° Na het deel " kennisgeving " te hebben vervolledigd, zendt de houder de drie exemplaren van het formulier naar de Minister en een afschrift van exemplaar 1 van het formulier aan :
  - de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten;
  - de betrokken derde Staten. "Iedere zending is vergezeld van exemplaar nummer 3 van het behoorlijk vervolledigd formulier.
  § 2. De bepalingen van artikel 4, §4 moeten worden nagestreefd in het geval bedoeld in §1.
  § 3. Wanneer het gaat om doorvoer die overeenkomt met de in artikel 3, §3, 1° en artikel 4, §3, 2° bedoelde overbrengingen, zijn de bepalingen van genoemde artikelen respectievelijk van toepassing.
  Indien het gaat om gevallen van doorvoer die overeenkomen met de overbrenging bedoeld in artikel 3, §3, 1° en indien de afvalstoffen afkomstig zijn van een Lid-Staat, stuurt de Minister een afschrift van exemplaar nummer 3 van het formulier aan de bevoegde autoriteiten van deze Lid-Staat.

HOOFDSTUK VI. _ Algemene bepalingen.
Art.7. <Zie NOTA onder TITEL> § 1. Om de hem krachtens artikel 4, §3 en §4 en artikel 5, §2 toevertrouwde opdracht te volbrengen, zal de Minister, na onmiddellijk een afschrift van de in zijn bezit zijnde documenten te hebben verzonden, zich, voor wat de materies betreft die tot hun exclusieve bevoegdheid behoren, houden aan de adviezen en bezwaren uitgedrukt door de gewestelijke autoriteiten, betrokken bij de overbrenging der afvalstoffen.
  § 2. De Minister kan, na overleg met de Minister van Financiën en de Commissie van de Europese Gemeenschappen, een lijst uitvaardigen met de grenskantoren waarlangs de uitvoer, de invoer of de doorvoer van afvalstoffen moet gebeuren;
  § 3. De Minister kan, na overleg met de Ministers van Binnenlandse Zaken, van Verkeerswezen en van Openbare Werken, voorschrijven welke reisweg bij de uitvoer, de invoer of de doorvoer van afvalstoffen moet gevolgd worden.

Art.8. <Zie NOTA onder TITEL> Onverminderd de bepalingen van artikel 7 van de wet van 22 juli 1974 op giftige afval en de door de Gewesten uitgevaardigde bepalingen neemt de houder alle vereiste maatregelen om de afvalstoffen op zodanige wijze te verwijderen of te doen verwijderen dat de gezondheid van de mens en de kwaliteit van het milieu worden beschermd en vergewist hij zich er meer bepaald van dat :
  1° de ontvanger over toereikende technische mogelijkheden beschikt voor een ongevaarlijke verwijdering van de afvalstoffen;
  2° de verwijdering in een Lid-Staat gedekt is door een machtiging;
  3° de vervoerder over de technische mogelijkheden beschikt om de afvalstoffen te vervoeren.

Art.9. <Zie NOTA onder TITEL> § 1. De houder moet aan de vervoerder alle nodige inlichtingen verstrekken opdat deze laatste de verplichtingen kan nakomen die hem krachtens de bepalingen van dit besluit en krachtens de internationale akkoorden worden opgelegd.
  § 2. De houder en de vervoerder zijn verplicht de beste voorzorgsmaatregelen te treffen om de maximale veiligheid tijdens het vervoer te verzekeren. Ze moeten er o.m. voor zorgen dat de nationale bepalingen en de internationale verdragen inzake transport worden nageleefd.

Art.10. <Zie NOTA onder TITEL> De vervoerder en/of zijn personeelsleden moeten :
  a) in voorkomend geval de voorgeschreven reisweg volgen en/of langs de aangeduide grenskantoren het land verlaten of binnenkomen;
  b) in geval van een wijziging in de vervoeromstandigheden (multimodaal vervoer, onvoorziene wijzigingen) exemplaar nr. 3 van het formulier overmaken aan de vervoerder die de afvalstoffen overneemt en het door hem laten invullen.

Art.11. <Zie NOTA onder TITEL> Het feit dat men de ontvangstbevestiging, bepaald in artikel 4, §1, 3° en artikel 5, §2 in zijn bezit heeft, ontslaat noch de producent van de afvalstoffen, noch de houder noch anderen van de overige verplichtingen die voortvloeien uit regionale, nationale of internationale voorschriften.
  (De geldigheid van de ontvangstbevestiging is gebonden aan de geldigheid van elk van de vergunningen waaraan zij hun bestaan ontlenen.) <KB 1988-02-18/31, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 1988-03-22>

Art.12. <Zie NOTA onder TITEL> Indien de voorziene verwijdering van de afvalstoffen omwille van redenen van overmacht niet op de oorspronkelijke plaats van bestemming kan gebeuren, is de producent of de houder verplicht om ze terug te nemen.

Art.13. <Zie NOTA onder TITEL> Elke niet-naleving van de regionale, nationale of internationale bepalingen van dit besluit kan leiden tot het terugsturen van de afvalstoffen op kosten en verantwoordelijkheid van de houder.

Art.14. <Zie NOTA onder TITEL> Alle documenten - exemplaren en afschriften van het formulier - moeten gedurende minstens twee jaar bewaard worden.

Art.15. <Zie NOTA onder TITEL> De Minister preciseert de algemene richtlijnen betreffende het formulier en zijn gebruik en maakt, bij officiële berichten in het Belgisch Staatsblad, de adressen bekend van de bevoegde autoriteiten in de Lid-Staten en eventueel in de derde Staten.

HOOFDSTUK VII. _ (Overgangsbepalingen,) afwijkende bepalingen, opheffingsbepalingen en slotbepalingen.
Art. 15bis. <Zie NOTA onder TITEL> <KB 1988-02-18/31, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 1988-03-22> Bij uitvoer of doorvoer van afvalstoffen naar een Lid-Staat die de overbrenging van afvalstoffen niet onderwerpt aan de procedure voorzien door de Europese richtlijnen inzake de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen en in de mate dat de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat het deel " ontvangstbewijs " niet vervolledigen volgens artikel 3, § 1 moet de overbrenging gebeuren met inachtname van artikel 4, § 1, en gedekt door exemplaar nummer 3 van het formulier waarvan het deel " ontvangstbewijs " niet is vervolledigd.
  In dit geval vraagt de houder aan de Minister terzelfdertijd dat hij hem een afschrift van exemplaar nummer 1 van het formulier overmaakt, een document dat de afwezigheid van het ontvangstbewijs moet rechtvaardigen. Dit document wordt toegevoegd aan exemplaar nummer 3 van het formulier dat bij de verzending hoort.
  De Minister geeft dit document slechts als wordt bewezen dat de voorgenomen overbrenging(en) in overeenstemming zijn met de wetten en besluiten van de Lid-Staten van bestemming.

Art.16. <Zie NOTA onder TITEL> § 1. In afwijking van de bepalingen vervat in artikel 3, 4, 5 en 6 kunnen regelmatige overbrengingen van afvalstoffen met dezelfde fysische en chemische eigenschappen naar eenzelfde ontvanger via dezelfde douanekantoren van de Lid-Staten, gebeuren op basis van een procedure van algemene kennisgeving.
  § 2. Aan de procedure van algemene kennisgeving wordt de voorwaarde verbonden dat de houder (in geval van uitvoer) of de ontvanger (in geval van invoer) maandelijks bepaalde inlichtingen verstrekt, zoals de exacte hoeveelheden of periodieke overzichten van de afvalstoffen, welke het voorwerp hebben uitgemaakt van uitvoer, respectievelijk invoer. Deze informatie wordt meegedeeld aan de betrokken regionale autoriteit.
  § 3. Het formulier dat in het geval van deze procedure van algemene kennisgeving door de houder wordt gebruikt kan verscheidene overbrengingen van afvalstoffen omvatten gedurende maximum één jaar. Daartoe stuurt de houder - naast exemplaar nr. 1 en nr. 2 van het formulier - evenveel keren exemplaar nr. 3 naar de bevoegde autoriteiten, bedoeld in artikel 3, §1, 2°, artikel 5, §1 of artikel 6, §1, als er overbrengingen moeten uitgevoerd worden.

Art.17. <Zie NOTA onder TITEL> § 1. De voorgaande bepalingen zijn niet van toepassing op de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen (daaronder met name begrepen afvalstoffen, resten, slib, as en stof) van non-ferrometalen, die beschouwd worden als secundaire grondstoffen en waarvoor een contractuele regeling is gesloten betreffende hun hergebruik, regeneratie of recycling. De houder moet echter voorafgaandelijk op een formulier, waarvan de inhoud is weergegeven in bijlage III van dit besluit en dat de zending begeleidt, verklaren dat deze stoffen bestemd zijn voor de genoemde verrichtingen. Hij moet een afschrift van dit formulier toezenden aan :
  - hetzij de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat van bestemming;
  - hetzij de Minister in geval van uitvoer buiten de Europese Gemeenschappen en tevens aan de bevoegde autoriteiten van de laatste Lid-Staat van doorvoer in geval van uitvoer naar een aangrenzende derde Staat, zoals bedoeld in artikel 3, §1, 2°, c);
  - aan de Minister in geval van doorvoer waarbij België de laatste Lid-Staat is van doorvoer van de afvalstoffen of in geval van invoer van afvalstoffen met het oog op de verwijdering ervan in België.
  § 2. Indien de afvalstoffen, bedoeld in §1, zullen verwijderd worden in België, verklaart de ontvanger op het in zelfde paragraaf bedoeld document dat de genoemde verrichtingen werkelijk zullen uitgevoerd worden en zendt hij dit document binnen vijftien dagen na ontvangst van de stoffen aan de Minister.
  § 3. De Minister stuurt een afschrift van de in §1 en §2 voorziene documenten naar de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de afvalstoffen in het betrokken Gewest.

Art.18. <Zie NOTA onder TITEL> <Wijzigingsbepalingen>

Art. 18bis. <Zie NOTA onder TITEL> <KB 1988-02-18/31, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 1988-03-22> § 1. De monsters van de afvalstoffen die nodig zijn voor de identificatie of de verificatie ervan, worden in drie exemplaren genomen. Hun hoeveelheid wordt bepaald door de noodwendigheden voor de uit te voeren verrichtingen.
  § 2. De monsters worden verzameld volgens het geval, in recipienten, zakken of omslagen. Van de houder kan geëist worden alle technische middelen te leveren die nodig zijn om over te gaan tot monstername, voor het vervoeren en voor het bewaren van de monsters.
  § 3. De drie monsters worden ter plaatse en onmiddellijk verpakt en verzegeld met om het even welk middel dat alle vervanging, verwijdering of toevoeging van gelijk welke stof onmogelijk maakt.
  De buitenverpakking van elk monster vermeldt de volgende aanduidingen :
  - een betrouwbaar identificatiemiddel;
  - de gegevens over omstandigheden van tijd en plaats van de monstername;
  - de aard van de afgenomen stoffen;
  - de identiteit en de handtekening van diegene die de monstername heeft verricht;
  - een willekeurig teken aangebracht door de persoon die de afvalstoffen houdt of vervoert op het ogenblik van de monstername.
  § 4. Een verslag dat de uitvoering van monstername vaststelt herneemt minstens alle gegevens vermeld in § 3 en wordt opgesteld door de persoon die de monstername heeft uitgevoerd.
  § 5. Een exemplaar van het monster wordt overhandigd aan de persoon die de afvalstoffen houdt of vervoert op het ogenblik van de monstername.
  Het tweede exemplaar van het monster wordt bewaard door de dienst die de monstername heeft doen uitvoeren.
  Het derde exemplaar wordt toegestuurd aan het Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie van het Ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu.
  § 6. Het laboratorium dat het monster ontvangen heeft gaat zo spoedig mogelijk over tot de verificatie of de analyse ervan.
  § 7. Het identificatieverslag vermeldt :
  1. de datum van ontvangst van het monster;
  2. het identificatienummer van het monster;
  3. de bij de analyse gedane vaststellingen in verband met de aard, het gewicht en de toestand van de afgenomen stof of vloeistof;
  4. de opgave van de gebruikte analysemethoden;
  5. de opgave van de bekomen resultaten en van de conclusies;
  6. de datum waarop de analyses en de identificatie verrichtingen werden beëindigd.
  Twee gelijkluidende afschriften van het analyseverslag worden overgemaakt aan de beambte die de monstername van de te identificeren afvalstoffen heeft uitgevoerd of aan de dienst waaronder hij ressorteert.
  § 8. Wanneer uit het analyseverslag blijkt dat een overtreding werd begaan, wordt proces-verbaal opgesteld, dat aan de Procureur des Konings van het rechtsgebied wordt toegezonden.
  Het tweede exemplaar van het monster, vergezeld van een afschrift van het analyseverslag, wordt dan overgemaakt aan de Griffie van de bevoegde rechtbank.
  § 9. In geval van veroordeling zijn de verificatie- en analysekosten voor rekening van de veroordeelde.
  § 10. In geval de houder van de afvalstoffen het analyseverslag betwist, kan op kosten van de houder van de afvalstoffen worden overgegaan tot een tegenonderzoek in een ander laboratorium, dat erkend is in het kader van de nationale of regionale reglementering betreffende het beheer van afvalstoffen.

Art.19. <Zie NOTA onder TITEL> De inbreuken op de bepalingen van dit besluit worden opgespoord door de beambten en ambtenaren van de Administratie der Douane en Accijnzen van het Ministerie van Financiën, van het Bestuur van het Vervoer van het Ministerie van Verkeerswezen en van de Besturen van het Ministerie van Volksgezondheid en van Leefmilieu.

Art.20. <Zie NOTA onder TITEL> Het overtreden van de bepalingen van onderhavig besluit wordt bestraft met de in de wet van 9 juli 1984 betreffende invoer, uitvoer en doorvoer van afvalstoffen voorziene straffen.

Art.21. <Zie NOTA onder TITEL> Dit besluit treedt in werking twee maand na zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art.22. <Zie NOTA onder TITEL> Onze Minister van Financiën, Onze Minister van Verkeerswezen, Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Staatssecretaris voor Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. N1. <Zie NOTA onder TITEL> Bijlage I.
  De in §1 en §2 van artikel 1 bepaalde voorwerpen of produkten kunnen voorkomen onder de vorm van :
  - vloeistoffen, baden, bezinksels, emulsies, oliën, pasta's;
  - vaste stoffen en onder meer : vezels, poeder, stof, as, slakken, metaalschuim, sintels of verschillende bodemsoorten.
  Ze kunnen :
  1° behoren tot volgende groepen : zuren, basen, zouten, solventen, verven, lakken, vernissen, inkten, lijmen, harsen, wassen;
  2° een van de hierna volgende elementen en/of samenstellingen ervan bevatten : beryllium, vanadium, chroom, kobalt, nikkel, koper, zink, arseen, selenium, molybdeen, zilver, cadmium, tin, antimoon, telluur, barium, kwik, thallium, lood;
  3° een van volgende benamingen dragen : asbest, kiemdodende middelen en fytosanitaire produkten, farmaceutische en diergeneeskundige produkten, organohalogeen samenstellingen, hardingszouten, oliën en oliehoudende afvalstoffen, teer en teerhoudende afvalstoffen;
  4° een van volgende samenstellende delen bevatten : alifatische of aromatische amines, aziden, polychloorbifenylen of -terfenylen, organische of anorganische cyamiden, chloraten, perchloraten, ether, cyclische organische samenstellingen, creosaten, isocyanaten, thiocyanaten, fenolen, chloorfenolen, peroxiden, organische metaalverbindingen, organische zwavelsamenstellingen;
  5° resulteren uit sommige industriële procédés :
  - oppervlaktebehandeling zoals reiniging, ontvetting, polijsten, harding, verzinking;
  - bleken, verven, drukken en impregneren van textielstoffen;
  - reinigingsinstallaties, behandeling van afvalwater, verbranding van afvalstoffen;
  - ontwikkelen en fixeren van film en fotografische platen;
  - scheikundige of biologische verwerkingen van laboratoria, van de farmaceutische en fytofarmaceutische industrie;
  6° afkomstig zijn van het ophalen van afvalstoffen van huishoudens of van diensten, zonder voorafgaande behandeling of nadat de afvalstoffen een of andere behandeling hebben ondergaan;
  7° bestaan uit :
  - verontreinigde, afgekeurde, verouderde, niet conforme of door de reglementering verboden produkten;
  - versleten of gebrekkige elementen, voor het gebruik ongeschikt geworden stoffen;
  - resten van reinigingen, verpakkingsmaterialen, containers;
  - bij ongeval geloosde produkten en door die produkten besmette materialen;
  - bezinksels en bodems van distillatiekolommen, centrifogeen- en filterresten;
  - organische stoffen afkomstig van de veeteelt of van de voedingsmiddelenindustrie;
  - baggerslib en slib van de zuiveringsstations.

Art. N2. <Zie NOTA onder TITEL> Bijlage II en III :
  Formulieren van grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen.
  <Om technische reden werden die bijlagen niet opgenomen. Zie B.St. van 19-06-1987 P. 9377 tot 9381 en van 9387 tot 9391>.