Details





Titel:

28 DECEMBER 1967. - Wet betreffende de onbevaarbare waterlopen. (NOTA : Voor het Vlaams Gewest, zie1967-12-28/32) (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG2018-10-04/13, art. 141, 011; Inwerkingtreding : 15-12-2018) (NOTA : opgeheven voor het Brusselse Gewest bij ORD2019-05-16/65, art. 27,1°, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2020) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-11-2003 en tekstbijwerking tot 28-06-2019)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - De classificering van de onbevaarbare waterlopen. (Zie NOTA'S onder opschrift)
Art. 1-2, 2bis, 3-5
HOOFDSTUK II. - Gewone ruimings-, onderhouds- en herstellingswerken.
Art. 6-9
HOOFDSTUK III. - Buitengewone werken van verbetering of wijziging.
Art. 10
Afdeling 1. - Buitengewone werken van verbetering.
Art. 11-12
Art. 12 WAALS GEWEST
Art. 13
Afdeling 2. - Buitengewone werken van wijziging.
Art. 14
Art. 14 WAALS GEWEST
Art. 15
HOOFDSTUK IV. - Algemene bepalingen.
Art. 16
Art. 16bis WAALS GEWEST
Art. 17
Art. 17 WAALS GEWEST
Art. 18-19
Art. 19 WAALS GEWEST
Art. 20-23
Art. 23 WAALS GEWEST
Art. 24-25
Art. 26 WAALSE GEWEST (TOEKOMSTIG RECHT)



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK I. - De classificering van de onbevaarbare waterlopen. (Zie NOTA'S onder opschrift)
Artikel 1. In onderhavige wet wordt verstaan onder :
  1. Onbevaarbare waterlopen : de rivieren en beken welke door de regering niet bij de bevaarbare waterlopen gerangschikt zijn, stroomafwaarts van het punt waarop hun waterbekken ten minste 100 hectare bedraagt. Dit punt wordt de oorsprong van de waterloop genoemd;
  2. Waterbekken : de oppervlakte van het geheel van de gronden waarvan de waterafvoer door de waterloop wordt verzekerd stroomopwaarts van een bepaald punt.

Art.2. De onbevaarbare waterlopen worden in drie categorieën gerangschikt.
  Worden gerangschikt :
  1. In de eerste categorie : de gedeelten van de onbevaarbare waterlopen, stroomafwaarts van het punt waar hun waterbekken ten minste 5 000 hectare bedraagt;
  2. In de tweede categorie : de onbevaarbare waterlopen of gedeelten ervan die noch in de eerste noch in de derde categorie gerangschikt zijn;
  3. In de derde categorie : de onbevaarbare waterlopen of gedeelten ervan, stroomafwaarts van hun oorsprong, zolang zij de grens niet hebben bereikt van de gemeente waar die oorsprong zich bevindt.
  <Voor het Vlaamse Gewest, werd art. 2, 3 met de volgende bepaling aangevuld :
  " , of tot zij uitmonden, hetzij in bevaarbare waterlopen, hetzij in onbevaarbare waterlopen van de eerste of van de tweede categorie; alsmede elke waterloop waarvan het waterbekken geen 100 hectare bedraagt en waarvan het debiet abnormaal verzwaard wordt, of waarvan het water verontreinigd is door afvalwater. " (DCVR 21-04-1983, art. 2)>

Art. 2bis. <W 23-02-1977, enig art.> Onverminderd de bepalingen van artikel 4 wordt de klassering behouden van de waterlopen die in de tweede categrie gerangschikt waren op het ogenblik van de inwerkingtreding van de wet van 30 december 1975 houdende :
  1° bekrachtiging van koninklijke besluiten genomen in uitvoering van de wet van 23 juli 1971 betreffende de samenvoeging van gemeenten en wijziging van hun grenzen;
  2° afschaffing van de randfederaties opgericht door de wet van 26 juli 1971 houdende organisatie van de agglomeraties en federaties van gemeenten,
  en dit ongeacht de wijzigingen die in de gemeentegrenzen worden aangebracht door voornoemde wet.

Art.3. § 1. De gouverneur van de provincie op wier grondgebied het waterbekken van een onbevaarbare waterloop 100 hectare bedraagt, bepaalt zijn oorsprong.
  Wanneer het punt waarop het waterbekken van een onbevaarbare waterloop 100 hectare bedraagt, zich bevindt op de grens van twee provinciën, wijst de Minister van Landbouw de gouverneur aan die bevoegd is om de oorsprong van die waterloop te bepalen.
  § 2. De Koning bepaalt het punt van waar af de waterloop in de eerste categorie gerangschikt is.

Art.4. De Koning mag, om redenen van algemeen nut of klaarblijkelijk landbouwbelang, op de voordracht van de Minister van Landbouw :
  1. Elke kunstmatige waterweg alsmede waterlopen of delen van waterlopen waarvan het waterbekken geen 100 hectare bedraagt, bij de onbevaarbare waterlopen rangschikken. Hij bepaalt er de categorie van;
  2. Onbevaarbare waterlopen van de derde of van de tweede categorie naar een hogere categorie overbrengen :
  wanneer het debiet van deze waterlopen abnormaal verzwaard wordt door lozing van riool- of industriewater;
  wanneer het water van deze waterlopen op abnormale wijze verontreinigd is door afvalwater;
  wanneer het water van deze waterlopen een opstuwing ondergaat ten gevolge van een stuw of enigerlei vaste hindernis;
  of wanneer hun helling of hun ligging het onderhoud ervan abnormaal duur maken.
  Behoudens wanneer het een rangschikking in de eerste categorie betreft, wint de Minister vooraf het advies in van de ter zake bevoegde bestendige deputatie van de provincie.

Art.5. De bestendige deputaties van de provinciale raden zijn belast, zich voegend naar de onderrichtingen van de Minister van Landbouw, met het opmaken en bijhouden van de beschrijvende tabellen van de onbevaarbare waterlopen en van alle andere bescheiden dienend om de toestand ervan op te nemen.
  De Minister van Landbouw kan de gemeentebesturen de verplichting opleggen voor de uitvoering van die opdrachten met de provinciale overheden mede te werken. Hij regelt de verdeling van de er aan verbonden uitgaven en de wijze waarop de door de provinciën gedane voorschotten worden teruggevorderd.
  De Minister van Landbouw bepaalt welke aanduidingen in deze tabellen en bescheiden moeten voorkomen en schrijft voor op welke wijze en binnen welke termijn zij worden opgemaakt. Hij bepaalt de modaliteiten van het onderzoek, van de bezwaren en van de beroepen waartoe het opmaken van de tabellen en bescheiden aanleiding geeft alsook die van hun definitieve goedkeuring. Hij stelt eveneens regelen inzake het bewaren en bijhouden van deze bescheiden.

HOOFDSTUK II. - Gewone ruimings-, onderhouds- en herstellingswerken.
Art.6. In onderhavige wet wordt verstaan onder " gewone ruimings-, onderhouds- en herstellingswerken " :
  het uitbaggeren van de waterloop tot op de vaste bodem;
  het uittrekken en verwijderen uit de waterloop van wortels, takken, biezen, riet, kruiden en over het algemeen alle vreemde voorwerpen en het neerleggen ervan op de oevers;
  het wegruimen uit de waterloop van de aanspoelingen op de bolle oevers en uitspringende hoeken;
  het reinigen van de doorgangen van de waterloop onder bruggen en overwelfde vakken;
  het herstellen van de oevers die ingezakt zijn bij middel van palen, rijswerk en andere materiaal; het wegnemen van struik- en houtgewas wanneer dit de loop van het water belemmert;
  het herstellen en verstevigen van de langsheen de waterloop bestaande dijken en het verwijderen van al hetgeen zich daarop bevindt zo dit de loop van het water zou hinderen, ongeacht of de dijk aan privaat- of publiekrechtelijke eigenaars toebehoort;
  het onderhouden en herstellen en het verzekeren van de normale werking van de pompstations die zich op de waterlopen bevinden, ongeacht of zij aan privaat- of publiekrechtelijke eigenaars toebehoren.

Art.7. § 1. De ruimings-, onderhouds- en herstellingswerken aan de waterlopen van de eerste categorie worden door de Staat uitgevoerd overeenkomstig vooraf door de Minister van Landbouw vastgestelde termijnen en modaliteiten.
  § 2. De ruimings-, onderhouds- en herstellingswerken aan de waterlopen van de tweede categorie worden uitgevoerd door de provincie op wier grondgebied die waterlopen gelgen zijn.
  Wanneer die werken betrekking hebben op een waterloop of een gedeelte van een waterloop die de grens vormt van twee provinciën, wijst de Minister van Landbouw de provincie aan die met de uitvoering ervan belast is.
  § 3. De ruimings-, onderhouds- en herstellingswerken aan de waterlopen van de derde categorie worden uitgevoerd onder het toezicht van de provincie, door de gemeente op wier grondgebied die waterlopen gelegen zijn.
  § 4. De in §§ 2 en 3 bedoelde werken moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het provinciaal reglement betreffende de onbevaarbare waterlopen. Dit reglement moet de modaliteiten van die uitvoering regelen, onder meer de termijnen binnen welke zij moet geschieden; het moet ook bepalen dat jaarlijks een schouwing zal gedaan worden van de waterlopen van de tweede en de derde categorie ten einde vast te stellen welke werken moeten worden ten uitvoer gelegd in de loop van de daaropvolgende periode van twaalf maanden.

Art.8. De door die werken veroorzaakte kosten worden gedragen door de openbare besturen die met hun uitvoering belast zijn. Een bijdrage in die kosten mag ten laste gelegd worden van de privaat- of publiekrechtelijke personen die gebruiker zijn van de waterloop of die eigenaar zijn van een kunstwerk dat zich op de waterloop bevindt, in verhouding tot de verzwaring van de kosten van die werken welke het gevolg is van het gebruik van de waterloop of van het bestaan van het kunstwerk.
  Die bijdrage wordt bepaald door de Minister van Landbouw wat de waterlopen van de eerste categorie betreft en door de bestendige deputatie van de provincie wat de waterlopen betreft van de tweede en van de derde categorie.

Art.9. De bijzondere verplichtingen welke, hetzij door het gebruik, hetzij door titels of overeenkomsten opgelegd worden, blijven behouden en zij moeten uitgevoerd worden onder de leiding van de overheden die belast zijn met de uitvoering van de ruimings-, onderhouds- en herstellingswerken.
  De bruggen en andere private werken worden onderhouden en hersteld door diegenen aan wie ze toebehoren, zoniet kan de Minister van Landbouw, wat de waterlopen van de eerste categorie betreft, en de bestendige deputatie van de provincie, wat betreft de andere waterlopen, de werken doen uitvoeren op kosten van de eigenaars, onverminderd de bij deze wet bepaalde straffen.

HOOFDSTUK III. - Buitengewone werken van verbetering of wijziging.
Art.10. § 1. In onderhavige wet wordt verstaan onder :
  1. Buitengewone werken van verbetering : alle werken zoals uitgraving, verbreding, rechttrekking en over het algemeen alle wijzigingen aan de bedding, het tracé of de kunstwerken die zich op de waterloop bevinden en die er toe strekken de waterafloop gevoelig te verbeteren;
  2. Buitengewone werken van wijziging : alle andere werken die de bedding, het tracé of de kunstwerken die zich op de waterloop bevinden, wijzigen en die, zonder de waterafloop te schaden, er niet toe strekken deze te verbeteren.
  § 2. Particulieren, (...), polders, wateringen, openbare instellingen, gemeenten, provinciën en de Staat kunnen, in voorkomend geval, met inachtneming van de wettelijke bepalingen betreffende de onteigening ten openbare nutte en onder de bij onderhavige wet bepaalde voorwaarden, buitengewone werken van verbetering of van wijziging aan de onbevaarbare waterlopen uitvoeren, zulke waterlopen afschaffen of er nieuwe aanleggen. <W 22-07-1970, art. 59>

Afdeling 1. - Buitengewone werken van verbetering.
Art.11. Onverminderd de bepalingen van artikel 12 van deze wet :
   1. worden de buitengewone werken van verbetering die betrekking hebben op waterlopen van de eerste categorie, uitgevoerd door en op kosten van de Staat onder het gezag van de Minister van Landbouw;
   2. worden de buitengewone werken van verbetering die betrekking hebben op waterlopen van de tweede categorie beslist door de bestendige deputatie van de provincie en, onder het toezicht van de Minister van Landbouw, uitgevoerd door en op kosten van de provincie op wier grondgebied die waterlopen gelegen zijn.
   Indien die werken betrekking hebben op een waterloop of op een gedeelte van een waterloop die de grens vormt tussen twee provinciën, worden zij uitgevoerd door deze die belast is met de ruimings-, onderhouds- en herstellingswerken;
   3. worden de buitengewone werken van verbetering die betrekking hebben op waterlopen van de derde categorie, beslist door de gemeenteraad van de gemeente op wier grondgebied die werken moeten gedaan worden en, na goedkeuring van die beslissing door de bestendige deputatie van de provincie, onder het toezicht van deze laatste uitgevoerd door en op kosten van de gemeente die de beslissing heeft genomen.

Art.12. Particulieren, (...), polders, wateringen en openbare instellingen mogen slechts buitengewone werken van verbetering aan onbevaarbare waterlopen uitvoeren nadat zij daartoe machtiging hebben verkregen : <W 22-07-1970, art. 59>
   1. van de Koning op voordracht van de Minister van Landbouw voor werken die betrekking hebben op waterlopen van de eerste categorie;
   2. van de bevoegde bestendige deputatie van de provincie voor werken die betrekking hebben op waterlopen van de tweede en van de derde categorie.

Art. 12_WAALS_GEWEST.   Particulieren, (...), polders, wateringen en openbare instellingen mogen slechts buitengewone werken van verbetering aan onbevaarbare waterlopen uitvoeren nadat zij daartoe machtiging hebben verkregen : <W 22-07-1970, art. 59>  1. van de Koning op voordracht van de Minister van Landbouw voor werken die betrekking hebben op waterlopen van de eerste categorie;  2. van de bevoegde bestendige deputatie van de provincie voor werken die betrekking hebben op waterlopen van de tweede en van de derde categorie.  [1 § 2. Wanneer die werken voor de uitvoering ervan een machtiging tot uitvoering van een werf bedoeld in artikel 23 van het decreet van 30 april 2009 betreffende de informatie, de coördinatie en de organisatie van de werven onder, op of boven de wegen of waterlopen, mogen ze niet uitgevoerd worden zolang zijn titularis niet beschikt over de machtiging tot uitvoering van een werf behalve in de bij dat decreet bepaalde gevallen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2009-04-30/77, art. 50, 007; Inwerkingtreding : 01-12-2017 (DRW 2016-12-21/02, art. 38) ; overgangsbepalingen : art. 51>

Art.13. Onverminderd de door de openbare besturen verleende toelagen worden de door die werken veroorzaakte kosten gedragen door hen die er het initatief van genomen hebben.
  De Minister van Landbouw wat de waterlopen van de eerste categorie betreft, en de bestendige deputatie van de provincie wat de andere waterlopen betreft, kunnen een deel van de kosten ten laste leggen van de provinciën, de gemeenten, de openbare instellingen of zelfs van de particulieren die uit bedoelde werken voordeel halen of deze werken noodzakelijk hebben gemaakt.

Afdeling 2. - Buitengewone werken van wijziging.
Art.14. § 1. Particulieren, (...), polders, waterweringen en openbare instellingen mogen slechts buitengewone werken van wijziging aan onbevaarbare waterlopen uitvoeren nadat zij daartoe machtiging hebben verkregen : <W 22-07-1970, art. 59>
   1. van de Koning op voorstel van de Minister van Landbouw voor werken die betrekking hebben op waterlopen van de eerste categorie;
   2. van de bestendige deputatie van de provincie voor werken die betrekking hebben op waterlopen van de tweede en van de derde categorie.
   Indien die werken betrekking hebben op een waterloop of een gedeelte van een waterloop die de grens vormt tussen twee provinciën, wordt de machtiging verleend door de bestendige deputatie van de provincie die belast is met de ruimings-, onderhouds- en herstellingswerken.
   Die werken worden uitgevoerd onder het toezicht van de Minister van Landbouw wat betreft de waterlopen van de eerste categorie en van de bevoegde bestendige deputatie van de provincie wat betreft de andere waterlopen.
   § 2 . De Staat mag buitengewone werken van wijziging uitvoeren aan de onbevaarbare waterlopen.
   Buitengewone werken van wijziging die uitgevoerd worden op initiatief van een andere staatsdienst dan het Ministerie van Landbouw, behoeven gunstig advies van de Minister van Landbouw wat betreft de waterlopen van de eerste categorie en advies van de bevoegde bestendige deputatie van de provincie wat betreft de andere waterlopen.

Art. 14_WAALS_GEWEST.   § 1. Particulieren, (...), polders, waterweringen en openbare instellingen mogen slechts buitengewone werken van wijziging aan onbevaarbare waterlopen uitvoeren nadat zij daartoe machtiging hebben verkregen : <W 22-07-1970, art. 59>  1. van de Koning op voorstel van de Minister van Landbouw voor werken die betrekking hebben op waterlopen van de eerste categorie;  2. van de bestendige deputatie van de provincie voor werken die betrekking hebben op waterlopen van de tweede en van de derde categorie.  Indien die werken betrekking hebben op een waterloop of een gedeelte van een waterloop die de grens vormt tussen twee provinciën, wordt de machtiging verleend door de bestendige deputatie van de provincie die belast is met de ruimings-, onderhouds- en herstellingswerken.  Die werken worden uitgevoerd onder het toezicht van de Minister van Landbouw wat betreft de waterlopen van de eerste categorie en van de bevoegde bestendige deputatie van de provincie wat betreft de andere waterlopen.  § 2 . De Staat mag buitengewone werken van wijziging uitvoeren aan de onbevaarbare waterlopen.  Buitengewone werken van wijziging die uitgevoerd worden op initiatief van een andere staatsdienst dan het Ministerie van Landbouw, behoeven gunstig advies van de Minister van Landbouw wat betreft de waterlopen van de eerste categorie en advies van de bevoegde bestendige deputatie van de provincie wat betreft de andere waterlopen.  [1 § 3. Wanneer de in §§ 1 en 2 bedoelde werken voor de uitvoering ervan een machtiging tot uitvoering van een werf bedoeld in artikel 23 van het decreet van 30 april 2009 betreffende de informatie, de coördinatie en de organisatie van de werven onder, op of boven de wegen of waterlopen, mogen ze niet uitgevoerd worden zolang zijn titularis niet beschikt over de machtiging tot uitvoering van een werf behalve in de bij dat decreet bepaalde gevallen.]1
  ----------
  (1)<DWG 2009-04-30/77, art. 50, 007; Inwerkingtreding : 01-12-2017 (DRW 2016-12-21/02, art. 38); overgangsbepalingen : art. 51>

Art.15. De door buitengewone werken van wijziging veroorzaakte kosten worden gedragen door hen die er het initiatief van genomen hebben.

HOOFDSTUK IV. - Algemene bepalingen.
Art.16. De bedding van een onbevaarbare waterloop wordt geacht toe te behoren aan het Rijk, aan de provincie die belast is met de ruimings-, onderhouds- en herstellingswerken of aan de gemeente, naar gelang het een waterloop van de eerste, van de tweede of van de derde categorie betreft.
  Gedurende zes maanden te rekenen van de betekening die hun daarvan door de bevoegde overheid gedaan wordt, hebben de aangelanden van de verlaten bedding het recht zich te doen machtigen in volle eigendom over het vrijgemaakt terrein te beschikken, mits ze zich er toe verbinden, naar het verslag van deskundigen, de waarde te betalen hetzij van de eigendom, hetzij van de meerwaarde ingeval zou bewezen zijn dat zij eigenaars waren van de grond.

Art. 16bis_WAALS_GEWEST.   [1De gronden die langs een waterloop in de openlucht liggen en als weiland dienen worden afgesloten om de toegang van het vee tot de waterloop tijdens het hele jaar te voorkomen onder voorbehoud van het bestaan van een besluit van de Waalse Regering,waarbij het hele grondgebied van een gemeente aan de toepassing van deze maatregel onttrokken wordt.   Dat besluit wordt op 1 januari 2015 opgeheven voor wat betreft de gronden gelegen in een Natura 2000-locatie of in een gebied met een bijzonder belang aangewezen door de Waalse Regering wegens het risico voor eutrofiëring van het grondwater zoals bepaald in artikel D.2, 34 van Boek II van het Milieuwetboek dat het Waterwetboek inhoudt.   Het gedeelte van de langs de waterloop gelegen omheining bevindt zich op een minimale lengte van één meter gemeten landinwaarts vanaf de bovenste rand van de oever van de waterloop. In afwijking is die minimale lengte 0,75 meter voor de omheiningen geplaatst vóór 1 april 2014.   Wanneer het passeren met droge voeten in of in de onmiddellijke nabijheid van de weiden gelegen aan beide kanten van de waterloop onmogelijk is, kunnen hekken in de omheiningen gelegen langs die waterloop geïnstalleerd worden om een doorwaadbare doorgang mogelijk te maken. Tijdens de tijd die nodig is voor de oversteek van de waterloop kunnen die hekken open staan. Het weiden wordt zodanig georganiseerd dat de frequentie en het aantal oversteken worden verminderd.   De omheining wordt geplaatst zonder een hindernis te vormen voor de doorgang van het materiaal dat gebruikt wordt voor de uitvoering van de gewone werken tot ruiming, onderhoud of herstelling van de waterlopen.   De Regering kan een afwijking voor die verplichting toekennen alleen voor de gronden die het voorwerp uitmaken van een zeer extensieve wei die gunstig is voor biodiversiteit.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij DWG 2013-07-10/40, art. 12, 010; Inwerkingtreding : 15-09-2013>

Art.17. § 1. De aangelanden, de gebruikers en de eigenaars van kunstwerken op de waterlopen zijn verplicht :
  1. Doorgang te verlenen aan de personeelsleden van het bestuur, aan de werklieden en aan de andere met de uitvoering van de werken belaste personen;
  2. Op hun gronden of eigendommen de uit de bedding van de waterloop opgehaalde voorwerpen en de voor de uitvoering van de werken nodige materialen, gereedschap en werktuigen te laten plaatsen.
  § 2. Geen vergoeding is aan de aangelanden, aan de gebruikers en aan de eigenaars van kunstwerken verschuldigd uit hoofde van de plaatsing op hun gronden of eigendommen binnen een strook van vijf meter vanaf de oever, van de produkten die voortkomen van de ruimingswerken.
  De Minister van Landbouw, de bestendige deputaties en de colleges van burgemeester en schepenen naar gelang het geval, kunnen evenwel beslissen dat de oevers zullen ontdaan worden van die produkten.
  § 3. De aangelanden, de gebruikers en de eigenaars van kunstwerken kunnen aanspraak maken op een schadeloosstelling voor de schade die zij hebben geleden naar aanleiding van de uitvoering van de buitengewone werken. Die schadeloosstelling wordt in de kosten van de werken verrekend.

Art. 17_WAALS_GEWEST.   (Noteer evenwel dat de onderhavige wet opgeheven werd voor het Waalse Gewest door DWG 2004-05-27/1, art. 2.) [1 Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door de aanwonenden, de gebruikers en de eigenaars van kunstwerken op de waterlopen die verhinderen dat de uit de rivierbedding verwijderde stoffen, alsook de materialen, het gereedschap en de tuigen die nodig zijn voor de uitvoering van de werken op hun grond of eigendom opgeslagen worden.   Er wordt een overtreding van vierde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door :   1° de gebruikers of de eigenaars van op de onbevaarbare waterlopen gevestigde kunstwerken die er niet voor zorgen dat die kunstwerken functioneren overeenkomstig de voorschriften van de bevoegde overheid en, hoe dan ook, op zodanige wijze dat de wateren in de waterloop nooit tegengehouden worden boven het niveau aangegeven dmv peilnagels aangebracht overeenkomstig de onderrichtingen van de bevoegde overheid, en die zich, in noodgeval, niet houden aan de bevelen van het gemeentepersoneel of van een ambtenaar bedoeld in artikel 22 van deze wet;   2° de opdrachtgevers die binnen tien dagen na afloop van de werken die toegelaten werden zoals bepaald bij artikel 14 van voornoemde wet of waarvan de uitvoering door de bevoegde overheid werd voorgeschreven, geen waarschuwing bij ter post aangetekend schrijven of op elke andere wijze waarbij de datum bewijskracht heeft richt aan;   3° [3 de overtreder van artikel 16bis of artikel 23, § 3;]3   4° degene die de oevers, de bedding of de dijken van een waterloop beschadigt of afzwakt, de waterlopen belemmert of er voorwerpen of stoffen in brengt die de vlotte afvloeiing van de wateren kunnen verhinderen, de 0,50 meter brede strook land, landinwaarts gemeten vanaf de bovenste rand van de oever van de waterloop, op een andere wijze omploegt, egt, omspit of omwerkt, die de peilschalen, de peilnagels of elk ander op verzoek van een afgevaardigde van de bevoegde overheid of van de gemeenteraad aangebracht positiebepalend systeem verwijdert, onherkenbaar maakt of wat dan ook wijzigt aan de schikking of plaatsing ervan, de door voornoemde handelingen veroorzaakte toestanden laat voortbestaan;   5° degene die verzuimt te voldoen aan de voorschriften van de beheerder van de waterloop :   - door geen peilschalen of peilnagels op eigen kosten in de bedding van de waterloop te plaatsen, of door er de plaats of schikking van te wijzigen;   - door de door de beheerder van de waterloop opgelegde werken niet binnen de vastgelegde termijn of onder de gestelde voorwaarden uit te voeren;   - door zich niet te houden aan het door de beheerder van de waterloop opgelegd verbod waarbij gedurende een periode van het jaar geen gebruik van sommige vaartuigen gemaakt mag worden op bepaalde delen van onbevaarbare waterlopen;   6° degene die zich niet houdt aan de bepalingen van artikel 12 of 14 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen of die werken uitvoert die niet overeenstemmen met een krachtens deze artikelen verleende vergunning;   7° degene die verzuimt de onderhouds- of herstellingswerken uit te voeren die hij overeenkomstig artikel 9 moet uitvoeren.]1
  ----------
  (1)<DWG 2008-06-05/36, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 06-02-2009>
  (2)<DWG 2010-07-22/10, art. 104, 008; Inwerkingtreding : 30-08-2010>
  (3)<DWG 2013-07-10/40, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 15-09-2013>

Art.18. Onderhavige wet is van toepassing in de polders en de wateringen wat betreft de waterlopen van de eerste categorie. Zij doet geen afbreuk aan de reglementen van die besturen wat de andere waterlopen betreft.
  Die besturen kunnen evenwel, op hun verzoek, van de bestendige deputatie van de provincie het genot van de toepassing van deze wet verkrijgen wat betreft de classificiering van de op hun gebied gelegen waterlopen en de verdeling van de kosten voor de gewone werken.

Art.19. De door de Koning, de Minister van Landbouw, de gouverneur van de provincie, de bestendige deputatie van de provincie of het gemeentebestuur overeenkomstig de artikelen 3, 4, 8, 10, 11, 12, 13, 14 en 18 van deze wet te nemen beslissingen, moeten worden voorafgegaan van een onderzoek de commodo et incommodo in de betrokken gemeenten.
  Verhaal bij de Koning kan ingesteld worden tegen de krachtens de artikelen 3, 8, 9, 11, 12, 13, 14 en 18 door de gouverneur van de provincie of door de bestendige deputatie van de provincie genomen beslissingen.
  Dit verhaal moet genomen worden :
  1. Door de gouverneur van de provincie tegen de beslissingen van de bestendige deputatie van de provincie, binnen tien dagen na de beslissing, overeenkomstig artikel 125 van de provinciale wet;
  2. Door het college van burgemeester en schepenen of door de belanghebbende publiek- of privaatrechtelijke personen binnen dezelfde tijd, te rekenen vanaf de dag dat de beslissing hun wordt betekend of vanaf de bekendmaking ervan langs de administratieve weg.

Art. 19_WAALS_GEWEST.   De door de Koning, de Minister van Landbouw, de gouverneur van de provincie, de bestendige deputatie van de provincie of het gemeentebestuur overeenkomstig de artikelen (8 en 13) van deze wet te nemen beslissingen, moeten worden voorafgegaan van een onderzoek de commodo et incommodo in de betrokken gemeenten. <DWG 2007-05-31/46, art. 28, 005; Inwerkingtreding : 08-03-2008>  (De overeenkomstig de artikelen 3, 4, 11, 12 en 14 te nemen beslissingen worden voorafgegaan door een openbaar onderzoek volgens de modaliteiten omschreven in Boek I van het Milieuwetboek.) <DWG 2007-05-31/46, art. 28, 005; Inwerkingtreding : 08-03-2008>  Verhaal bij de Koning kan ingesteld worden tegen de krachtens de artikelen 3, 8, 9, 11, 12, 13, 14 en 18 door de gouverneur van de provincie of door de bestendige deputatie van de provincie genomen beslissingen.  Dit verhaal moet genomen worden :  1. Door de gouverneur van de provincie tegen de beslissingen van de bestendige deputatie van de provincie, binnen tien dagen na de beslissing, overeenkomstig artikel 125 van de provinciale wet;  2. Door het college van burgemeester en schepenen of door de belanghebbende publiek- of privaatrechtelijke personen binnen dezelfde tijd, te rekenen vanaf de dag dat de beslissing hun wordt betekend of vanaf de bekendmaking ervan langs de administratieve weg.

Art.20. Met politiestraffen worden gestraft, onverminderd de zwaardere straffen bij het Wetboek van strafrecht voorgeschreven, zij die de bepalingen van deze wet of van de ter uitvoering ervan getroffen reglementen overtreden.

Art.21. De Koning is bevoegd een algemeen politiereglement van de onbevaarbare waterlopen op te maken.
  Hij bepaalt in dat reglement wat zal gebeuren met de werken die wederrechterlijk op de onbevaarbare waterlopen bestaan.
  Hij stelt, in ditzelfde reglement, benevens de straf, regelen betreffende de modaliteiten van de herstelling van de overtreding en bepaalt de te volgen procedure voor het geval dat de beklaagde een recht van eigendom of een ander zakelijk recht inroept.

Art.22. (Zie NOTA'S onder opschrift) De door de Minister van Landbouw en door de Minister van Openbare Werken aangewezen ambtenaren van het Rijk en van de provinciën hebben, zowel als de officieren van gerechtelijke politie, het recht de bij artikelen 20 en 23 bedoelde overtredingen op te sporen en bij middel van processen-verbaal vast te stellen.

Art.23. § 1. De provinciale raden zijn ertoe gehouden hun provinciale reglementen betreffende de onbevaarbare waterlopen in overeenstemming te brengen met deze wet en met de ter uitvoering ervan getroffen besluiten.
  Zij zijn er eveneens toe verplicht in die reglementen regelen te stellen betreffende de waterlopen die niet onder de gelding vallen van deze wet, onder meer wat betreft :
  de ruiming, het onderhoud en de herstelling ervan;
  de buitengewone werken van verbetering of wijziging van de bedding of het trace van de waterloop;
  de vereiste machtigingen voor het aanleggen, het verwijderen of het veranderen van bruggen, sluizen, stuw- of keerdammen, overwelvingen of andere tijdelijke of bestendige kunstwerken;
  de vereiste machtigingen voor beplantingen en voor het oprichten van gebouwen langs de waterloop;
  het verbod de loop van het water op enigerlei wijze te belemmeren of de normale staat van het water van de waterloop, van zijn oevers of van de werken die er zich op bevinden, te beschadigen.
  § 2. Die provinciale reglementen behoeven voor hun tenuitvoerlegging de goedkeuring van de Koning. Zij kunnen slechts politiestraffen bepalen.

Art. 23_WAALS_GEWEST.   § 1. De provinciale raden zijn ertoe gehouden hun provinciale reglementen betreffende de onbevaarbare waterlopen in overeenstemming te brengen met deze wet en met de ter uitvoering ervan getroffen besluiten.  Zij zijn er eveneens toe verplicht in die reglementen regelen te stellen betreffende de waterlopen die niet onder de gelding vallen van deze wet, onder meer wat betreft :  de ruiming, het onderhoud en de herstelling ervan;  de buitengewone werken van verbetering of wijziging van de bedding of het trace van de waterloop;  de vereiste machtigingen voor het aanleggen, het verwijderen of het veranderen van bruggen, sluizen, stuw- of keerdammen, overwelvingen of andere tijdelijke of bestendige kunstwerken;  de vereiste machtigingen voor beplantingen en voor het oprichten van gebouwen langs de waterloop;  het verbod de loop van het water op enigerlei wijze te belemmeren of de normale staat van het water van de waterloop, van zijn oevers of van de werken die er zich op bevinden, te beschadigen.  § 2. Die provinciale reglementen behoeven voor hun tenuitvoerlegging de goedkeuring van de Koning. Zij kunnen slechts politiestraffen bepalen.  [2 § 3. In afwijking van § 1 wordt de in artikel 16bis bedoelde verplichting uiterlijk op 31 maart 2014 toegepast wanneer de gronden die langs een waterloop in de openlucht liggen en als weiland dienen, gelegen zijn in een gebied aangewezen krachtens de artikelen D.156 en D.157 van Boek II van het Milieuwetboek dat het Waterwetboek inhoudt en wanneer bovengenoemde waterloop die niet onder de bevaarbare waterlopen door de Regering wordt ingedeeld, stroomopwaarts is van het punt waarin hun stroomgebied minstens 100 hectare bedraagt.]2
  ----------
  (2)<DWG 2013-07-10/40, art. 14, 010; Inwerkingtreding : 15-09-2013>

Art.24. Opgeheven worden :
  1. de wet van 7 mei 1877, op de politie der onbevaarbare en onvlotbare waterlopen;
  2. de wet van 15 maart 1950, tot wijziging van de wetgeving betreffende de onbevaarbare waterlopen, gewijzigd bij de wet van 16 februari 1954, en bij artikel 114, 9°, van de wet van 3 juni 1957, betreffende polders;
  3. artikel 105 van de wet van 5 juli 1956, betreffende de wateringen en artikel 104 van de wet van 3 juni 1957, betreffende de polders.

Art.25.(Zie NOTA'S onder opschrift) De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van deze wet.

(NOTA : inwerkingtreding vastgesteld op 01-11-1968 door KB 1968-03-26/32, art. 1. Zie ook art. 2)

Art. 26_WAALSE_GEWEST_(TOEKOMSTIG_RECHT).
  <Ingevoegd bij DWG 2004-02-12/53, art. 130; Inwerkingtreding : onbepaald ; zichzelf Opgeheven bij DWG 2013-10-10/21, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 07-11-2013> De provincieraden en -colleges mogen krachtens het provinciaal belang niet beraadslagen en besluiten over het beheer van de onbevaarbare waterlopen.