28 JUNI 1962. - Koninklijk besluit tot het voorkomen van ontploffingen van brandbaar stof in de ondergrondse werken van de steenkolenmijnen. (NOTA : opgeheven voor het Vlaamse Gewest <BVR2011-07-15/41, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 06-09-2013>) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-09-2011 en tekstbijwerking tot 06-09-2011)
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied. Indeling der mijnen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. Maatregelen genomen om het opjagen of het ophopen van stof te voorkomen.
Art. 3
HOOFDSTUK III. Maatregelen genomen om het ontstaan en de uitbreiding van een stofontploffing te vermijden.
A. (Binding Neutralisering) <KB 1983-04-08, art. 2>
Art. 4-5
B. (Ontploffingsgrendels) <KB 1983-04-08, art. 3>
Art. 6
HOOFDSTUK IV. Algemene bepalingen.
Art. 7-12
HOOFDSTUK I. _ Toepassingsgebied. _ Indeling der mijnen.
Artikel 1. Dit reglement is toepasselijk op alle steenkolenmijnen waarvan het stof een ontploffing kan teweegbrengen of voortplanten.
Elke mijn of elk gedeelte van een mijn waarin kolen ontgonnen worden die in verse staat, na aftrek van de vochtigheid en de as, meer dan 14 t.h. vluchtige bestanddelen bevatten, berekend volgens de methode B.V.S. 56.13 en de eventuele wijzigingen aan deze methode aangebracht, wordt door de mijningenieur bij de stofrijke mijnen ingedeeld.
De mijningenieur kan elke mijn of elk gedeelte van een mijn waarin een in ontginning zijnde laag voorkomt met een gehalte aan vluchtige bestanddelen van 12 tot 14 t.h. als stofrijk indelen.
Vooraleer tot de indeling wordt overgegaan, wordt de exploitant gehoord.
Art.2. Wanneer een in ontginning zijnde laag een gehalte aan vluchtige bestanddelen van 12 tot 14 t.h. oplevert, doet de directeur der werken periodiek kolenmonsters nemen en zendt hij deze naar (de afdeling Colfontaine van het Nationaal Instituut voor de Extractiebedrijven) <K.B. 1983-04-08, art. 1>
De directeur der werken doet de uitslagen van de ontleding van die monsters toekomen aan de mijningenieur.
HOOFDSTUK II. _ Maatregelen genomen om het opjagen of het ophopen van stof te voorkomen.
Art.3. Wanneer het winnen, laden, vervoeren of verplaatsen van kolen in een ingedeelde mijn of in een ingedeeld gedeelte van een mijn, stof kan opjagen of ophopen, worden maatregelen genomen om dat te verhelpen.
HOOFDSTUK III. _ Maatregelen genomen om het ontstaan en de uitbreiding van een stofontploffing te vermijden.
A. (Binding _ Neutralisering)
Art.4. In de gangen van elke ingedeelde mijn of van elk ingedeeld gedeelte van een mijn wordt het kolenstof dat wolken zou kunnen vormen vastgezet of geneutraliseerd door middel van stoffen die geen ongebonden silicium bevatten.
Art.5. Het neutralisatiegehalte, d.i. de verhouding in gewicht van onbrandbare stoffen in het bekomen mengsel, wordt in het indelingsbesluit vastgesteld.
B. (Ontploffingsgrendels)
Art.6. In elke ingedeelde mijn of in elk ingedeeld gedeelte van een mijn worden maatregelen genomen (.....) ten einde de uitbreiding van een stofontploffing te beperken. <KB 1983-04-08, art. 4>
HOOFDSTUK IV. _ Algemene bepalingen.
Art.7. <KB 1983-04-08, art. 5> De modaliteiten van de controle op de bij toepassing van artikel 4 genomen maatregelen worden bepaald door de Minister van Economische Zaken.
De plaats van de ontploffingsgrendels wordt op een algemeen plan aangeduid. Van de installatiewerken van deze ontploffingsgrendels en van het periodiek toezicht op deze grendels wordt aantekening gehouden.
Art.8. De maatregelen door de directeur der werken ingevolge dit besluit genomen, worden zonder verwijl aan de mijningenieur medegedeeld.
Dit geldt ook voor de eventuele voorschriften betreffende die maatregelen.
Die voorschriften worden schriftelijk ter kennis gebracht van de personeelsleden die zij betreffen.
Art.9. De mijningenieur mag voor een termijn van ten hoogste drie jaar afwijkingen van de bepalingen van dit besluit verlenen of zulke afwijkingen verlengen. Hij mag ze ten allen tijde intrekken.
De mijningenieur mag het verlenen van een afwijking afhankelijk stellen van voorwaarden die hij bepaalt.
De beslissingen van de mijningenieur zijn met redenen omkleed.
Wordt één van de opgelegde voorwaarden niet nageleefd, dan wordt de afwijking van rechtswege geschorst.
Art.10. De belanghebbenden kunnen bij de Minister tot wiens bevoegdheid het mijnwezen behoort in beroep gaan tegen de beslissingen die de mijningenieur krachtens de artikelen 1 en 9 genomen heeft. De Minister beslist na het advies van de bevoegde inspecteur-generaal der mijnen te hebben ingewonnen.
Art.11. De overtredingen van :
de bepalingen van onderhavig besluit;
de voorwaarden van het krachtens hoofdstuk I genomen indelingsbesluit;
de voorschriften krachtens onderhavig besluit door de directeur der werken opgelegd;
de voorwaarden der vergunningen tot afwijking van de bepalingen van onderhavig besluit,
worden vervolgd en gevonnist overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 130 en 131 van de gecoördineerde mijnwetten.
Art. 12. Onze Minister van Economische Zaken en Energie is belast met de uitvoering van dit besluit.