Details



Externe links:

Justel
Reflex



Titel:

23 SEPTEMBER 1931. - Wet op de aanwerving van het personeel der zeevisscherij. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 10-10-1990 en tekstbijwerking tot 07-07-2017)



Inhoudstafel:


Art. 1
Art. 1 Vlaams Gewest
Art. 2
Art. 2 Vlaams Gewest
Art. 3
Art. 3 Vlaams Gewest
Art. 4-6
Art. 6 Vlaams Gewest
Art. 7
Art. 7 Vlaams Gewest
Art. 8



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Artikel 1. Ieder vaartuig dat de zeevisserij uitoefent, en waarvan de bemanning ten minste uit drie volwassenen bestaat, is verplicht een (scheepsjongen) aan te monsteren. <W 1990-08-13/47, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 20-10-1990>
  Betreft het vissersvaartuigen, waarvan de bemanning ten minste uit negen volwassenen bestaat, dan zijn ze verplicht twee (scheepsjongens) aan te monsteren. <W 1990-08-13/47, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 20-10-1990>

Art.1_VLAAMS_GEWEST.    Ieder vaartuig dat de zeevisserij uitoefent, en waarvan de bemanning ten minste uit drie volwassenen bestaat, is verplicht een ([1 scheepsjongere]1) aan te monsteren. <W 1990-08-13/47, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 20-10-1990>  Betreft het vissersvaartuigen, waarvan de bemanning ten minste uit negen volwassenen bestaat, dan zijn ze verplicht twee ([1 scheepsjongeren]1) aan te monsteren. <W 1990-08-13/47, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 20-10-1990>  
  ----------
  (1)<DVR 2017-06-30/08, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 17-07-2017>


Art.2. <W 1995-03-21/32, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 01-05-1995> Voor de toepassing van deze wet wordt onder scheepsjongen verstaan, de minderjarige die 15 jaar of ouder is, en die niet meer onderworpen is aan de voltijdse leerplicht.
  De aanwerving moet geschieden onder minderjarigen met bovenvermelde leeftijd die de volledige cursus van een vissersberoepsschool gevolgd hebben en deze sedert minder dan één jaar verlaten hebben en wensen te worden aangemonsterd als scheepsleerjongen of als lichtmatroos.
  Bij ontstentenis van minderjarigen die de voorwaarden, gesteld in het vorige lid, vervullen, zal die aanmonstering geschieden onder de minderjarigen die voldoen aan de voorwaarden bepaald in het eerste lid.
  Met het oog op hun aanmonstering in de bij deze wet voorziene voorwaarden, doen de bij dit artikel bedoelde minderjarigen zich inschrijven bij de dichtst bij hun woonplaats gevestigde (dienst belast met de scheepvaartcontrole). <W 1999-05-03/30, art. 50, 006; Inwerkingtreding : 01-04-1999>

Art.2_VLAAMS_GEWEST.    <W 1995-03-21/32, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 01-05-1995> Voor de toepassing van deze wet wordt onder [1 scheepsjongere]1 verstaan, de minderjarige die 15 jaar of ouder is, en die niet meer onderworpen is aan de voltijdse leerplicht.  De aanwerving moet geschieden onder minderjarigen met bovenvermelde leeftijd die de volledige cursus van een vissersberoepsschool gevolgd hebben en deze sedert minder dan één jaar verlaten hebben en wensen te worden aangemonsterd als scheepsleerjongen of als lichtmatroos.  Bij ontstentenis van minderjarigen die de voorwaarden, gesteld in het vorige lid, vervullen, zal die aanmonstering geschieden onder de minderjarigen die voldoen aan de voorwaarden bepaald in het eerste lid.  Met het oog op hun aanmonstering in de bij deze wet voorziene voorwaarden, doen de bij dit artikel bedoelde minderjarigen zich inschrijven bij de dichtst bij hun woonplaats gevestigde (dienst belast met de scheepvaartcontrole). <W 1999-05-03/30, art. 50, 006; Inwerkingtreding : 01-04-1999>  
  ----------
  (1)<DVR 2017-06-30/08, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 17-07-2017>


Art.3. <W 1990-08-13/47, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 20-10-1990> § 1. Een Fonds voor scheepsjongens wordt opgericht bij het Ministerie van Landbouw. Het Fonds heeft tot doel de aanwerving van scheepsjongens aan boord van de Belgische vissersvaartuigen te bevordere door hen een bezoldiging te verlenen en door tussen te komen in de kosten en lasten van hun tewerkstelling.
  § 2. Het Fonds wordt gestijfd door :
  1° de jaarlijkse bijdragen van het Ministerie van Landbouw;
  2° andere overheidstoelagen;
  3° de verplichte bijdragen van de reders van de Belgische vissersvartuigen;
  4° de opbrengst van het vermogen van het Fonds en de eventuele vrijwillige bijdragen.
  De verplichte bijdragen van de reders worden vastgesteld door de Koning na gemotiveerd advies van de Raad van het Fonds en worden berekend op grond van de brutobesomming van de visvangst aangevoerd door de Belgische vissersvartuigen in de Belgische en de buitenlandse havens. Deze bijdragen moeten ten minste vijftig procent van de uitgaven van het Fonds voor het verlenen van een bezoldiging aan de scheepsjongens en voor de lasten dekken.
  § 3. De Koning bepaalt de inrichting en de werkwijze van het Fonds, alsmede het toezicht op de rekeningen.
  Hij bepaalt aan welke voorwaarden de scheepsjongens moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een bezoldiging ten laste van het Fonds. Daarbij kan afgeweken worden van de maximum leeftijd, bepaald bij artikel 2, eerste lid, van deze wet, gewijzigd bij artikel 13, § 1, van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht.
  Hij kan de Raad machtigen maximum drie personen aan te werven bij overeenkomst om het secretariaat van het Fonds te verzekeren.
  § 4. De besluiten ter uitvoering van dit artikel worden genomen op de voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid de landbouw behoort.
  § 5. [1 De inbreuken op de bepalingen van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.
   De sociaal inspecteurs beschikken over de in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde bevoegdheden wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.]1
  § 6. [2 ...]2
  ----------
  (1)<W 2010-06-06/06, art. 30, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
  (2)<W 2010-06-06/06, art. 109, 3°, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2011>

Art.3_VLAAMS_GEWEST.    <W 1990-08-13/47, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 20-10-1990> § 1. Een Fonds voor [3 scheepsjongeren]3 wordt opgericht bij het Ministerie van Landbouw. Het Fonds heeft tot doel de aanwerving van scheepsjongens aan boord van de Belgische vissersvaartuigen te bevordere door hen een bezoldiging te verlenen en door tussen te komen in de kosten en lasten van hun tewerkstelling.  § 2. Het Fonds wordt gestijfd door :  1° de jaarlijkse bijdragen van het Ministerie van Landbouw;  2° andere overheidstoelagen;  3° de verplichte bijdragen van de reders van de Belgische vissersvartuigen;  4° de opbrengst van het vermogen van het Fonds en de eventuele vrijwillige bijdragen.  De verplichte bijdragen van de reders worden vastgesteld door de Koning na gemotiveerd advies van de Raad van het Fonds en worden berekend op grond van de brutobesomming van de visvangst aangevoerd door de Belgische vissersvartuigen in de Belgische en de buitenlandse havens. Deze bijdragen moeten ten minste vijftig procent van de uitgaven van het Fonds voor het verlenen van een bezoldiging aan de [3 scheepsjongeren]3 en voor de lasten dekken.  § 3. De Koning bepaalt de inrichting en de werkwijze van het Fonds, alsmede het toezicht op de rekeningen.  Hij bepaalt aan welke voorwaarden de [3 scheepsjongeren]3 moeten voldoen om in aanmerking te komen voor een bezoldiging ten laste van het Fonds. Daarbij kan afgeweken worden van de maximum leeftijd, bepaald bij artikel 2, eerste lid, van deze wet, gewijzigd bij artikel 13, § 1, van de wet van 29 juni 1983 betreffende de leerplicht.  Hij kan de Raad machtigen maximum drie personen aan te werven bij overeenkomst om het secretariaat van het Fonds te verzekeren.  § 4. De besluiten ter uitvoering van dit artikel worden genomen op de voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid de landbouw behoort.  § 5. [1 De inbreuken op de bepalingen van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.   De sociaal inspecteurs beschikken over de in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde bevoegdheden wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.]1  § 6. [2 ...]2  ----------
  (1)<W 2010-06-06/06, art. 30, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
  (2)<W 2010-06-06/06, art. 109, 3°, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
  (3)<DVR 2017-06-30/08, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 17-07-2017>


Art.4. (De met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn, weigeren) de aanmonstering, voorzien bij artikel 6 van het koninklijk besluit van 10 September 1929, aan den schipper-visser der visserijvaartuigen, waarvan de bemanning, wat de samenstelling betreft, niet beantwoordt aan de voorwaarden vermeld bij artikel 1. <W 1999-05-03/30, art. 51, 006; Inwerkingtreding : 01-04-1999>

Art.5. (Opgeheven) <W 1990-08-13/47, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 20-10-1990>

Art.6. De eerste drie maanden van den leertijd worden beschouwd als proeftijd, gedurende welken het aanwervingscontract van den (scheepsjongen) voor aannemelijke redenen kan verbroken worden, het beoordelen van die redenen wordt overgelaten aan (de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn), behoudens beroep der betrokken partijen op den voorzitter van den onderzoeksraad voor de scheepvaart. <W 1990-08-13/47, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 20-10-1990> <W 1999-05-03/30, art. 52, 006; Inwerkingtreding : 01-04-1999>

Art.6_VLAAMS_GEWEST.    De eerste drie maanden van den leertijd worden beschouwd als proeftijd, gedurende welken het aanwervingscontract van [1 de scheepsjongere]1 voor aannemelijke redenen kan verbroken worden, het beoordelen van die redenen wordt overgelaten aan (de met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn), behoudens beroep der betrokken partijen op den voorzitter van den onderzoeksraad voor de scheepvaart. <W 1990-08-13/47, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 20-10-1990> <W 1999-05-03/30, art. 52, 006; Inwerkingtreding : 01-04-1999>  
  ----------
  (1)<DVR 2017-06-30/08, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 17-07-2017>


Art.7. (De met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn,) zijn gelast te zorgen, dat deze wet nageleefd worde en zij moeten er de toepassing van verzekeren. Zij mogen vrijstelling van aanmonstering van (scheepsjongens) verleenen, in geval van schaarschte of om redenen van zedelijken aard. Deze mogen in voorkomend geval door de partijen onderworpen worden aan het oordeel van den voorzitter van den onderzoeksraad voor de scheepvaart. <W 1990-08-13/47, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 20-10-1990> <W 1999-05-03/30, art. 53, 006; Inwerkingtreding : 01-04-1999>

Art.7_VLAAMS_GEWEST.    (De met de scheepvaartcontrole belaste ambtenaren die daartoe aangesteld zijn,) zijn gelast te zorgen, dat deze wet nageleefd worde en zij moeten er de toepassing van verzekeren. Zij mogen vrijstelling van aanmonstering van [1 scheepsjongere]1 verleenen, in geval van schaarschte of om redenen van zedelijken aard. Deze mogen in voorkomend geval door de partijen onderworpen worden aan het oordeel van den voorzitter van den onderzoeksraad voor de scheepvaart. <W 1990-08-13/47, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 20-10-1990> <W 1999-05-03/30, art. 53, 006; Inwerkingtreding : 01-04-1999>  
  ----------
  (1)<DVR 2017-06-30/08, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 17-07-2017>


Art. 8. Deze wet wordt van kracht op 1 Oktober 1931.