Details





Titel:

30 JANUARI 2025. - Ministerieel besluit tot uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 30 januari 2025 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van steun aan de ondernemingen die actief zijn in de visserij- en aquacultuursector om de uitzonderlijke droogte van 2022 het hoofd te bieden



Inhoudstafel:


Art. 1-4



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2025001502 



Artikels:

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° besluit van de Waalse Regering: het besluit van de Waalse Regering van 30 januari 2025 tot vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van steun aan de ondernemingen die actief zijn in de visserij- en aquacultuursector om de uitzonderlijke droogte van 2022 het hoofd te bieden;
  2° vis uit erkende biologische productie: vis die wordt gekweekt overeenkomstig Verordening (EG) nr. 889/2008 van de Commissie van 5 september 2008 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 834/2007 van de Raad inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten, wat de biologische productie, de etikettering en de controle betreft, zoals blijkt uit een overeenkomstig die verordeningen geldig afgegeven certificaat.

Art.2. Overeenkomstig artikel 5, derde lid, van het besluit van de Waalse Regering worden de criteria voor de aanwijzing van de bevoegde deskundigen vastgesteld als volgt:
  1° onafhankelijk zijn van de begunstigden van de premieregeling waarvoor ze een verslag uitbrengen;
  2° beschikken over de technische en wetenschappelijke vaardigheden inzake aquacultuur, die nodig zijn voor de uitoefening van hun opdracht.
  De in het eerste lid, 2°, bedoelde vaardigheden worden als verworven beschouwd wanneer aan ten minste één van de volgende twee voorwaarden is voldaan:
  1° beschikken over een beroepservaring van ten minste twee jaar in de aquacultuursector en houder zijn van een technisch of wetenschappelijk diploma van het korte of lange type in de biologie, diergeneeskunde of agronomie;
  2° beschikken over een beroepservaring van ten minste zeven jaar in de aquacultuursector.

Art.3. Overeenkomstig artikel 5, vierde lid, van het besluit van de Waalse Regering zijn de documenten die de verzoeker moet overleggen om de door de droogte geleden verliezen te bewijzen, de volgende:
  1° de facturen voor de aankoop voor eieren en vis die zijn binnengebracht in de productie-eenheid waarvoor de steun wordt aangevraagd;
  2° de verkoopfacturen voor de productie van de productie-eenheid waarvoor de steun wordt aangevraagd;
  3° het register van de verplaatsingen van dieren in en uit de productie-eenheid waarop de steunaanvraag betrekking heeft, zoals bepaald in artikel 4, § 1, van het koninklijk besluit van 9 november 2009 betreffende veterinairrechtelijke voorschriften voor aquacultuurdieren en de producten daarvan en betreffende de preventie en bestrijding van bepaalde ziekten bij waterdieren;
  4° de facturen voor de aankoop van levensmiddelen om de hoeveelheid in de productie-eenheid uitgedeelde levensmiddelen vast te stellen;
  5° ieder document opgesteld door een deskundige die voldoet aan de criteria van artikel 2 of door iedere beëdigde autoriteit en waarin de geleden verliezen, uitgedrukt in aantal specimens of in kilogram, worden aangetoond en waarin met name het ontwikkelingsstadium, het type dode specimens en de datum van de vaststelling worden vermeld.

Art. 4. § 1. Overeenkomstig artikel 5, vierde lid, van het besluit van de Waalse Regering wordt de methodologie voor de raming van de door droogte veroorzaakte verliezen vastgesteld als volgt:
  1° de financiële verliezen worden geschat rekening houdend met de dode en overlevende vissen die aan dezelfde omstandigheden werden blootgesteld en waarschijnlijk aan dezelfde oorzaak zullen sterven binnen twee weken na de weersomstandigheden die tot de waargenomen hoge sterftecijfers hebben geleid;
  2° het aantal en het gewicht van de specimens waarop de raming van de verliezen betrekking heeft, worden ofwel door de deskundige gemeten ofwel geraamd op basis van de relevante documenten ten opzichte van artikel 3.
  In het geval van een raming op basis van eerdere documenten worden het aantal en het gewicht van de in het eerste lid, 1°, bedoelde soorten en het gewicht geraamd, rekening houdende met de gebruikelijke overlevings- en voedselomzettingspercentages zoals vermeld in de volgende tabel voor zalmachtigen:


Overlevingspercentage (%) van de zalmachtigen aan het einde van de ontwikkelingsstadia Conventionele fokkerij Erkende biologische fokkerij
Stadium pootvis 55 45
Stadium jongvolwassene 85 75
Stadium vetgemeste volwassene of fokdier 95 95


Voedselomzettingspercentage (kg voedsel dat nodig is om één kg vis te produceren), alle ontwikkelingsfasen samen, afhankelijk van de soort Conventionele fokkerij Erkende biologische fokkerij
Beekforel 1,4 2
Regenboogforel 1,2 1,8
Bronforel 1,4 2
3° de financiële verliezen worden afzonderlijk geraamd naar gelang van de verschillende soorten dode of overlevende vissen als bedoeld in het eerste lid, 1°. De specimens van soorten dit tot dezelfde familie behoren met een vergelijkbare groei en gelijksoortige verkoopprijzen kunnen worden samengebracht. Indien de verliezen een andere familie van vis dan de familie van zalmachtigen betreffen, specificeert de deskundige in zijn verslag de overlevings- en voedselomzettingspercentages en de eenheidsprijzen, zoals bedoeld in het eerste lid, 2° en 9°, die zijn gebruikt om deze verliezen te ramen;
  4° de financiële verliezen worden afzonderlijk geraamd voor de verschillende ontwikkelingsstadia waartoe de in het eerste lid, 1°, bedoelde specimens behoren, waarbij een onderscheiding wordt gemaakt tussen eieren, pootvissen, jonge volwassenen, vetgemeste volwassenen en fokdieren. De volgende criteria worden toegepast om tot deze onderscheiding over te gaan:
  a) pootvis: gewicht van 0 tot 24 gram,
  b) jongvolwassene: gewicht van 25 tot 199 gram,
  c) vetgemeste volwassene: gewicht van 200 gram of meer,
  d) fokdier: specimen van minimum drie jaar met een gewicht van 300 gram of meer en die sinds minstens 18 maanden wordt gehouden in de bassins van het bedrijf om eieren te produceren.
  Ieder specimen dat voor de raming van de financiële verliezen in aanmerking wordt genomen, kan slechts in één enkel ontwikkelingsstadium worden opgenomen.
  5° de financiële verliezen worden afzonderlijk geraamd naarmate de in het eerste lid, 1°, bedoelde vissen op conventionele wijze worden gekweekt dan wel erkend als afkomstig van een biologische of gedifferentieerd productie;
  6° de financiële verliezen omvatten:
  a) de vervangingskosten, tegen een eenheidsprijs overeenkomstig lid 1, 9°, van de in het eerste lid, 1°, bedoelde specimens, met inachtneming van de in het eerste lid, 3° tot en met 5° bedoelde onderscheidingscriteria en rekening houdende met de kosten van het vervoer van deze vervangende specimens tussen de leveranciers en de bij de steunaanvraag betrokken productie-eenheid;
  b) het inkomensverlies dat verband houdt met de periode waarin het onmogelijk is een kweekcyclus met de onder a) bedoelde vervangende specimens te beginnen wegens fysieke of biologische omstandigheden, met inbegrip van gezondheidsomstandigheden, die ongunstig zijn voor de aquacultuurpraktijken en de periode van het jaar waarin de vervangende specimens gewoonlijk in de handel verkrijgbaar zijn;
  c) de kosten voor het afvoeren en vernietigen van de karkassen van de in het eerste lid, 1°, bedoelde specimens.
  7° voor de raming van de verliezen die specifiek zijn voor de fokdieren:
  a) wordt de in het eerste lid, 6°, a), bedoelde vervangingskosten gelijkgesteld met de kosten voor de aankoop en het vervoer van volwassenen van 250 gram en van een aantal gelijkwaardig aan het aantal te vervangen fokdieren;
  b) wordt het in het eerste lid, 6°, b) bedoelde verlies gelijkgesteld met de kosten voor de aankoop volgens een met het eerste lid, 9°, overeenstemmende eenheidsprijs en voor het vervoer van het aantal eieren dat gedurende twee jaar door de te vervangen fokdieren zouden zijn geproduceerd. Dit aantal eieren wordt geschat, waarbij het in kilogram uitgedrukte gewicht van de te vervangen mannelijke en vrouwelijke fokdieren wordt vermenigvuldigd met een gemiddeld aantal van 1.500 geproduceerde eieren per kg fokdieren;
  8° voor specimens die geen fokdieren zijn, raamt de deskundige het in het eerste lid, 6°, b), bedoelde verlies door dit gelijk te stellen met het winstverlies dat het gevolg zou zijn geweest van de groei van de in het eerste lid, 1°, bedoelde specimens, onder normale kweekomstandigheden. Gelet op de periode van droogte in 2022, die heeft geleid tot ongunstige omstandigheden voor aquacultuurpraktijken en de gebruikelijke groeipercentages, afhankelijk van het ontwikkelingsstadium, wordt het totale groeiverlies van deze specimens geschat op:
  a) 60 gram voor elk van de te vervangen specimens die behoren tot de stadia eieren en pootvissen;
  b) 120 gram voor elk van de te vervangen specimens die behoren tot de stadia jongvolwassenen en vetgemeste volwassenen.
  Het in het eerste lid, 6°, b), bedoelde winstverlies wordt berekend door het in lid 1, 1°, bedoelde aantal vissen te vermenigvuldigen met het in lid 1, 3°, bedoelde overlevingspercentage, verbonden aan het ontwikkelingsstadium op het ogenblik van het verlies, met het in a) of b) vastgestelde toepasselijke groeipercentage en met de winstmarge per kg geproduceerde vis. Deze winstmarge komt overeen met het verschil tussen de verkoopprijs per eenheid en de productiekosten per eenheid, zoals bedoeld in het eerste lid, 9°.
  9° de eenheidskosten en -prijzen die door een deskundige in aanmerking worden genomen om de verliezen voor vissen van de familie van de zalmachtigen te ramen, worden als volgt vastgesteld:
  a) Productiekosten (euro/kg)


Soort Ontwikkelingsstadium Conventionele fokkerij Erkende biologische fokkerij
Regenboogforel Pootvis en jongvolwassene 7,70 11,60
Regenboogforel Vetgemeste volwassene of fokdier 4,50 6,80
Beekforel en bronforel Pootvis en jongvolwassene 8,90 12,90
Beekforel en bronforel Vetgemeste volwassene of fokdier 5,30 7,60
b) Aankoop- of verkoopprijs (euro/kg of euro/ei)


Soort Ontwikkelingsstadium Conventionele fokkerij Erkende biologische fokkerij
Regenboogforel Ei 0,012 0,03
Regenboogforel Pootvis en jongvolwassene 10,50 12,80
Regenboogforel Vetgemeste volwassene 6,30 7,30
Beekforel Ei 0,017 0,03
Beekforel en bronforel Pootvis en jongvolwassene 11,00 14,80
Beekforel en bronforel Vetgemeste volwassene 8,70 9,80
Bronforel Ei 0,019 0,03
Bronforel Pootvis en jongvolwassene 11,00 13,30
Bronforel Vetgemeste volwassene 9,00 10,20
De in de raming van de verliezen in aanmerking genomen eenheidskosten voor het weghalen van de karkassen, toegepast op alle soorten en ontwikkelingsstadia en op alle productietypen, worden vastgesteld op 0,161 EUR per kilogram.
  Bij gebrek aan sluitend, gekwantificeerd bewijsmateriaal over het aantal specimens dat tijdens de droogte is gestorven en de onmogelijkheid om de in lid 1 beschreven methode toe te passen en voor zover de producent kan aantonen dat de sterfte tijdens deze periode ongewoon hoog was, mag de deskundige de verliezen van de producent schatten aan de hand van een analyse van de boekhouding van zijn bedrijf. Deze analyse is voornamelijk gebaseerd op een vergelijking van de boekhoudkundige resultaten van het bedrijf voor het jaar van de droogte met de boekhoudkundige resultaten van de jaren vóór de droogte, in toepassing van de methodologische principes vermeld in paragraaf 2, 2°. Het aantal voorgaande jaren is minimaal twee en maximaal drie. De deskundige zal zoveel mogelijk bestaande cijfers opnemen om de robuustheid van zijn boekhoudkundige analyse te optimaliseren.
  § 2. Wanneer de verliezen betrekking hebben op verwerkingsactiviteiten overeenkomstig artikel 4, lid 2, van het besluit van de Waalse Regering, wordt de raming van de verliezen als volgt vastgesteld:
  1° de verliezen worden veroorzaakt door de onmogelijkheid voor de producent om levende vissen in te voeren en onder normale kweekomstandigheden in de bassins van zijn productie-eenheid te bewaren om ze uiteindelijk op het terrein van de productie-eenheid te verwerken;
  2° de verliezen worden geraamd op basis van de financiële resultaten van de producent over de afgelopen drie jaar, waarbij de volgende gegevens worden vastgesteld:
  a) het omzetverlies als gevolg van droogte ten opzichte van een gemiddelde jaaromzet;
  b) een gemiddelde coëfficiënt tussen de jaaromzet en de jaarlijkse nettowinst;
  c) de niet-gerealiseerde winst op basis van de onder a) en b) bedoelde elementen.