3 MAART 2024. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten
Art. 1-18
Artikel 1. Artikel 23 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten wordt opgeheven.
Art.2. In artikel 23bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1989, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 juni 2015 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 mei 2022 en 26 december 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden de woorden "zonder de doelstelling van een volledige re-integratie zoals bedoeld in artikel 23 of als de volledige re-integratie na het uitoefenen van een toegelaten activiteit zoals bedoeld in artikel 23 mislukt is" opgeheven;
2° tussen het derde lid en vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
"Elke toelating wordt toegekend en, in voorkomend geval, hernieuwd voor een beperkte duur die geen twee jaar overschrijdt.".
Art.3. In artikel 23bis/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 26 december 2022 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "artikel 23 of" opgeheven;
2° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "artikel 23 of" opgeheven;
3° in paragraaf 2, vijfde lid, worden de woorden "artikel 23 of" opgeheven.
Art.4. In artikel 23ter, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 november 2000, vervangen bij het koninklijk besluit van 27 juli 2011 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 juni 2015 en 26 december 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden de woorden "in artikelen 23 en 23bis" vervangen door de woorden "in artikel 23bis";
2° in het derde lid worden de woorden "de artikelen 189, tweede lid, 189/1, tweede lid en 190, tweede lid, 1°, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994" vervangen door de woorden "artikel 190, tweede lid, 1°, van het koninklijk besluit van 3 juli 1996".
Art.5. In artikel 25/4, tweede lid, 2°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 maart 2023 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 januari 2024, worden de woorden "artikel 23 of" opgeheven.
Art.6. In artikel 25/4/1, tweede lid, 1°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 januari 2024, worden de woorden ", 22 of 23" vervangen door de woorden "of 22".
Art.7. In artikel 25/4/2, vierde lid, 1° van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 januari 2024, worden de woorden "artikel 23 of" opgeheven.
Art.8. In artikel 25/4/3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 januari 2024, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het tweede lid, 1°, worden de woorden ", 22 of 23" vervangen door de woorden "of 22";
2° in het zesde lid, 1°, worden de woorden "artikel 23 of" opgeheven.
Art.9. In artikel 25/4/4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 januari 2024, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het derde lid, 1°, worden de woorden ", 22 of 23" vervangen door de woorden "of 22";
2° in het zevende lid, 1°, worden de woorden "artikel 23 of" opgeheven.
Art.10. In artikel 25/4/5 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 januari 2024, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het derde lid, 1°, worden de woorden ", 22 of 23" vervangen door de woorden "of 22";
2° in het zevende lid, 1°, worden de woorden "artikel 23 of" opgeheven.
Art.11. In artikel 25/5, § 2, vijfde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 12 maart 2023 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 januari 2024, worden de woorden "artikel 23 of" opgeheven.
Art.12. In artikel 28, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 januari 2024, worden de woorden "artikelen 22, 23 en 23bis" vervangen door de woorden "artikelen 22 en 23bis".
Art.13. In artikel 28bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 17 juli 1989, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 juni 2015 en laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 mei 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de paragraaf 1 wordt opgeheven;
2° in paragraaf 2 worden de woorden "van de adviserend arts" telkens opgeheven;
3° de paragraaf 4 wordt opgeheven;
4° de paragraaf 5 wordt aangevuld met een lid, luidende:
"De overeenkomstig voorgaande paragrafen in voorkomend geval toegepaste vermindering of volledige schorsing van de uitkeringen is evenwel niet van toepassing tijdens een periode bedoeld in artikel 21.".
Art.14. In artikel 32, § 1, tweede lid, 1°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 11 december 2023, worden de woorden "of de medewerker van het multidisciplinaire team" ingevoegd tussen de woorden "met de toelating van de adviserend arts" en de woorden "overeenkomstig de modaliteiten".
Art.15. In artikel 38/1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2023, worden de woorden "artikel 23 of" opgeheven.
Art.16. De gerechtigde die vóór de inwerkingtreding van onderhavig besluit een in artikel 23 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten bedoelde toelating geniet, zoals bepaald vóór de inwerkingtreding van onderhavig besluit, kan de activiteit voor het nog te verstrijken gedeelte van de voormelde toelating uitoefenen voor zover alle voorwaarden nog steeds vervuld zijn.
Vóór 1 oktober 2025 stelt de adviserend arts van de verzekeringsinstelling een einde aan elke nog lopende toelating bedoeld in artikel 23bis van het voormelde koninklijk besluit van 20 juli 1971 die vóór 1 april 2024 voor een onbepaalde duur of voor meer dan twee jaar is toegekend en verleent hij, in voorkomend geval, een nieuwe toelating voor een beperkte duur die geen twee jaar overschrijdt.
De artikelen 23ter, 25/4, 25/4/1, 25/4/2, 25/4/3, 25/4/4, 25/4/5, 25/5, 28 en 38/1 van het voormelde koninklijk besluit van 20 juli 1971, zoals bepaald vóór de inwerkingtreding van onderhavig besluit, en de paragraaf 1 van artikel 28bis van het voormelde koninklijk besluit van 20 juli 1971, zoals bepaald voor de inwerkingtreding van onderhavig besluit, blijven van toepassing op de gerechtigde die een toelating bedoeld in artikel 23 van het voormelde koninklijk besluit van 20 juli 1971, zoals bepaald vóór de inwerkingtreding van onderhavig besluit, geniet, gedurende het nog te verstrijken gedeelte van deze toelating die voor een maximale duur van zes maanden is toegekend en de paragraaf 4 van artikel 28bis van het voormelde koninklijk besluit van 20 juli 1971, zoals bepaald vóór de inwerkingtreding van onderhavig besluit, blijft van toepassing als, na het verstrijken van een toelating bedoeld in artikel 23 van het voormelde koninklijk besluit van 20 juli 1971, zoals bepaald vóór de inwerkingtreding van onderhavig besluit, de gerechtigde een toelating bedoeld in artikel 23bis van het voormelde koninklijk besluit van 20 juli 1971 geniet.
Art.17. Dit besluit treedt in werking op 1 april 2024, met uitzondering van de artikelen 4, 2°, 13, 2° en 14 die in werking treden op:
1° op 1 januari 2024 voor de gerechtigden wier periode van erkende primaire ongeschiktheid bedoeld in artikel 19 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten ten vroegste op 1 januari 2024 aanvat;
2° op 1 juli 2024 voor de gerechtigden wier periode van erkende primaire ongeschiktheid bedoeld in artikel 19 van het voormelde koninklijk besluit van 20 juli 1971 vóór 1 januari 2024 is aangevat.
Art. 18. De minister bevoegd voor Sociale Zaken en de minister bevoegd voor Zelfstandigen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.