26 APRIL 2024. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan lokale dienstencentra, centra voor dagverzorging, centra voor dagopvang, centra voor kortverblijf, centra voor herstelverblijf, groepen van assistentiewoningen en woonzorgcentra moeten voldoen en tot bepaling van de procedure voor de uitreiking van het attest van naleving van die normen
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Bepaling van de specifieke brandveiligheidsnormen
Art. 3
HOOFDSTUK 3. - Attesten
Art. 4-6
HOOFDSTUK 4. - Procedure om de attesten uit te reiken
Art. 7-11
HOOFDSTUK 5. - Procedure om afwijkingen van de brandveiligheidsnormen aan te vragen en te verkrijgen
Art. 12
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingsbepaling
Art. 13
HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art. 14-18
BIJLAGE.
Art. N
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
1° administratie: het Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg;
2° beheersinstantie: één of meer personen die een voorziening vertegenwoordigen en die de voorziening juridisch kunnen binden;
3° brandpreventieverslag: een brandpreventieverslag als vermeld in artikel 1, 4°, van het Koninklijk besluit van 19 december 2014 tot vastlegging van de organisatie van de brandpreventie in de hulpverleningszones;
4° brandveiligheidsnormen: de specifieke brandveiligheidsnormen, vermeld in artikel 3, eerste, derde en vierde lid;
5° centrum voor dagopvang: een dienst voor gezinszorg die een bijkomende erkenning als een centrum voor dagopvang heeft verkregen conform artikel 13 en 14 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
6° centrum voor dagverzorging: een centrum voor dagverzorging als vermeld in artikel 23 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
7° centrum voor herstelverblijf: een centrum voor herstelverblijf als vermeld in artikel 28 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
8° centrum voor kortverblijf: een centrum voor kortverblijf als vermeld in artikel 25 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
9° groep van assistentiewoningen: een groep van assistentiewoningen als vermeld in artikel 30 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
10° hulpverleningszone: de bevoegde hulpverleningszone, vermeld in het Koninklijk besluit van 2 februari 2009 tot vaststelling van de territoriale afbakening van de hulpverleningszones, of, in voorkomend geval, de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandweer en Dringende Medische Hulp;
11° lokaal dienstencentrum: een lokaal dienstencentrum als vermeld in artikel 9 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019;
12° voorziening: een lokaal dienstencentrum, een centrum voor dagverzorging, een centrum voor dagopvang, een centrum voor kortverblijf, een centrum voor herstelverblijf, een groep van assistentiewoningen of een woonzorgcentrum;
13° woonzorgcentrum: een woonzorgcentrum als vermeld in artikel 33 van het Woonzorgdecreet van 15 februari 2019.
Art.2. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op het hoofdgebouw van de lokale dienstencentra.
HOOFDSTUK 2. - Bepaling van de specifieke brandveiligheidsnormen
Art.3. Een voorziening voldoet aan specifieke brandveiligheidsnormen om de veiligheid van haar bewoners, gebruikers, personeel en bezoekers te waarborgen. De voormelde specifieke brandveiligheidsnormen zijn opgenomen in bijlage 1 voor woonzorgcentra, centra voor dagverzorging, centra voor dagopvang, centra voor kortverblijf, de lokale dienstencentra en centra voor herstelverblijf, en in bijlage 2 voor groepen van assistentiewoningen, die bij dit besluit zijn gevoegd.
Behalve voor de gebouwen of gedeelten van gebouwen die te beschouwen zijn als bestaande gebouwen als vermeld in artikel 1, derde lid, van het Koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de gebouwen moeten voldoen, voldoet de voorziening aan de normen van het voormelde Koninklijk besluit. Normen van het voormelde Koninklijk besluit primeren als ze strenger zijn dan de normen, vermeld in het eerste lid.
Naast de bepalingen, vermeld in de bijlage 2 bij dit besluit, voldoen de groepen van assistentiewoningen die te beschouwen zijn als bestaande gebouwen als vermeld in artikel 1, derde lid, van het voormelde Koninklijk besluit, waarvoor een eerste erkenning is verleend als serviceflatgebouw of woningcomplex met dienstverlening vóór de respectievelijke data, vermeld in artikel 1, derde lid, van het voormelde Koninklijk besluit, aan de bepalingen voor gebouwen van het type A die zijn opgenomen in de volgende Belgische normen, die uitgewerkt zijn door het Bureau voor Normalisatie en die op de website van het Bureau voor Normalisatie zijn bekendgemaakt:
1° NBN S 21-201:1980 2e uitgave (Brandbeveiliging in de gebouwen: Terminologie);
2° NBN S 21-202:1980 2e uitgave, NBN S 21-202/A1: 1984 1e uitgave (Brandbeveiliging: Hoge en middelhoge gebouwen: Algemene eisen);
3° NBN S 21-203:1980 2e uitgave (Brandbeveiliging in de gebouwen: Reactie bij brand van de materialen: Hoge en middelhoge gebouwen).
Naast de normen, vermeld in de bijlage 2 bij dit besluit, voldoen de groepen van assistentiewoningen die te beschouwen zijn als bestaande gebouwen als vermeld in artikel 1, derde lid, van het voormelde Koninklijk besluit, waarvoor nog geen erkenning is aangevraagd vóór de respectievelijke data, vermeld in artikel 1, derde lid, van het voormelde Koninklijk besluit, aan de brandveiligheidsnormen, vermeld in de bijlagen die bij het voormelde Koninklijk besluit zijn gevoegd.
HOOFDSTUK 3. - Attesten
Art.4. Een voorziening kan erkend worden of kan erkend blijven als ze het bewijs levert dat in haar gebouwen voldoende veiligheidsmaatregelen zijn genomen.
De mate waarin de brandveiligheidsnormen worden nageleefd, wordt vastgesteld aan de hand van een attest A, B of C, waarvan de modellen opgenomen zijn in bijlage 3, 4, en 5, die bij dit besluit zijn gevoegd.
Een erkenning als voorziening is alleen mogelijk op basis van een attest A of een attest B.
Een attest C leidt tot het inzetten van de procedure tot intrekking of tot weigering van de erkenning als voorziening.
Als er geen geldig attest A of B kan worden voorgelegd, wordt de procedure tot schorsing van de erkenning als voorziening ingezet of wordt de erkenning geweigerd.
De burgemeester reikt een attest A, B of C uit volgens de procedure, vermeld in hoofdstuk 4.
Art.5. Een attest A vervalt van rechtswege na verloop van acht jaar na de datum van de ondertekening van het attest door de burgemeester of bij de uitreiking van een nieuw attest voor dezelfde voorziening.
De geldigheidsduur van een attest B bedraagt bij aanvang één jaar vanaf de datum van de ondertekening van het attest door de burgemeester. Het attest kan door de burgemeester verschillende keren verlengd worden voor een periode van minstens één jaar en tot maximaal drie jaar vanaf de datum van de ondertekening van het verlengde attest B door de burgemeester. Het attest B of verlengde attest B vervalt van rechtswege na verloop van de geldigheidsduur of bij de uitreiking van een nieuw attest voor dezelfde voorziening.
Tenzij de uitbating van de voorziening wordt stopgezet vóór de geldigheidsduur van het attest is verstreken, dient de beheersinstantie uiterlijk dertig dagen voor die geldigheidsduur verstreken is, een aanvraag van een nieuw attest in volgens de procedure, vermeld in hoofdstuk 4.
Een attest C vervalt alleen bij de uitreiking van een nieuw attest voor dezelfde voorziening.
Art.6. Met behoud van de toepassing van artikel 5 vervalt een attest A of B van rechtswege zes maanden nadat ingrijpende wijzigingen aan of in de voorziening zijn gerealiseerd die de veiligheid rechtstreeks of onrechtstreeks kunnen beïnvloeden en die betrekking hebben op een van de volgende elementen:
1° de inrichting, herinrichting, indeling of herindeling van ruimten die de functie hebben van gemeenschappelijke ruimte voor de bewoners of gebruikers van de voorziening;
2° de indeling of herindeling van de individuele kamers voor de bewoners of gebruikers van de voorziening;
3° de vluchtwegen en evacuatievoorzieningen;
4° de technische installaties.
HOOFDSTUK 4. - Procedure om de attesten uit te reiken
Art.7. De beheersinstantie van één of meer voorzieningen dient een aanvraag van een attest in bij de burgemeester van de gemeente waar de voorzieningen liggen. De beheersinstantie vermeldt in die aanvraag duidelijk op welke voorziening of voorzieningen de aanvraag betrekking heeft en ze geeft, als dat van toepassing is, de opnamecapaciteit van elke voorziening aan.
De burgemeester geeft aan de hulpverleningszone de opdracht om na te gaan in welke mate de voorzieningen aan de brandveiligheidsnormen voldoen.
In het kader van de opdracht, vermeld in het tweede lid:
1° voert de hulpverleningszone een onderzoek uit;
2° maakt de hulpverleningszone een brandpreventieverslag op en bezorgt dat aan de burgemeester.
Het brandpreventieverslag, vermeld in het derde lid, 2°, bevat, in voorkomend geval, een duidelijke opsomming van de niet-nageleefde brandveiligheidsnormen en geeft aan in welke mate de feitelijke toestand van de normen afwijkt. Als daardoor de veiligheid van bewoners, gebruikers, personeel en bezoekers ernstig in het gedrang komt, wordt dat in het brandpreventieverslag vermeld.
Art.8. Als uit het brandpreventieverslag blijkt dat de voorzieningen aan de brandveiligheidsnormen voldoen, reikt de burgemeester een attest A uit.
De burgemeester bezorgt het attest A met het bijbehorende brandpreventieverslag aan de beheersinstantie binnen negentig dagen na de dag waarop de burgemeester de aanvraag van een attest heeft ontvangen.
Binnen tien dagen nadat de beheersinstantie het attest A heeft ontvangen, bezorgt de beheersinstantie dat attest samen met het bijbehorende brandpreventieverslag aan de administratie.
Art.9. § 1. Als uit het brandpreventieverslag blijkt dat de voorzieningen niet volledig aan de brandveiligheidsnormen voldoen, maar dat de veiligheid van bewoners, gebruikers, personeel en bezoekers niet ernstig in het gedrang komt, reikt de burgemeester een attest B uit waarvan de geldigheidsduur bij de aanvang één jaar bedraagt vanaf de datum van de ondertekening van het attest door de burgemeester.
De burgemeester bezorgt het attest B met het bijbehorende brandpreventieverslag aan de beheersinstantie binnen negentig dagen na de dag waarop de burgemeester de aanvraag van een attest heeft ontvangen.
Binnen tien dagen nadat de beheersinstantie het attest B heeft ontvangen, bezorgt de beheersinstantie dat attest samen met het bijbehorende brandpreventieverslag aan de administratie.
§ 2. Binnen zeven maanden na de dag waarop de beheersinstantie het brandpreventieverslag, vermeld in paragraaf 1, heeft ontvangen, bezorgt ze aan de burgemeester een uitgewerkt stappenplan om de vastgestelde tekorten te verhelpen.
Het stappenplan, vermeld in het eerste lid, bevat al de volgende elementen:
1° een duidelijke omschrijving van de mate waarin de vastgestelde tekorten verholpen zijn of verholpen zullen worden, met in dat laatste geval een opgave van de uitvoeringstermijn en de middelen die aangewend moeten worden;
2° de vermelding voor welke vastgestelde tekorten de beheersinstantie een aanvraag zal indienen of ingediend heeft om een afwijking van de geldende brandveiligheidsnormen te verkrijgen volgens de procedure, vermeld in hoofdstuk 5 van dit besluit;
3° de vermelding of de beheersinstantie een aanvraag zal indienen of ingediend heeft om een afwijking te verkrijgen van de brandveiligheidsnormen, vermeld in het koninklijk besluit van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de gebouwen moeten voldoen.
De administratie stelt voor het stappenplan, vermeld in het eerste lid, een model ter beschikking.
§ 3. De burgemeester bezorgt het stappenplan, vermeld in paragraaf 2, aan de hulpverleningszone en geeft aan de hulpverleningszone de opdracht om na te gaan in welke mate de voorzieningen op basis van het voormelde stappenplan dat is ingediend, ondertussen aan de brandveiligheidsnormen voldoen.
In het kader van de opdracht, vermeld in het eerste lid:
1° voert de hulpverleningszone een onderzoek uit;
2° evalueert de hulpverleningszone, in voorkomend geval, het stappenplan;
3° maakt de hulpverleningszone een brandpreventieverslag op en bezorgt dat aan de burgemeester.
Het brandpreventieverslag, vermeld in het tweede lid, 3°, bevat de volgende informatie:
1° een duidelijke opsomming van de niet-nageleefde brandveiligheidsnormen;
2° in welke mate de feitelijke toestand van de normen afwijkt;
3° een evaluatie van het stappenplan, vermeld in paragraaf 2, dat is ingediend;
4° in voorkomend geval de vermelding dat de veiligheid van bewoners, gebruikers, personeel en bezoekers ernstig in het gedrang komt.
§ 4. Als uit het brandpreventieverslag, vermeld in paragraaf 3, blijkt dat de voorzieningen ondertussen aan de brandveiligheidsnormen voldoen, reikt de burgemeester een attest A uit.
De burgemeester bezorgt het attest A, vermeld in het eerste lid, met het bijbehorende brandpreventieverslag aan de beheersinstantie binnen zestig dagen na de dag waarop hij het stappenplan, vermeld in paragraaf 2, heeft ontvangen.
Binnen tien dagen nadat de beheersinstantie het attest A, vermeld in het eerste lid, heeft ontvangen, bezorgt ze dat attest samen met het bijbehorende brandpreventieverslag aan de administratie.
§ 5. Als uit het brandpreventieverslag, vermeld in paragraaf 3, blijkt dat de voorzieningen niet volledig aan de brandveiligheidsnormen voldoen, maar dat de veiligheid van bewoners, gebruikers, personeel en bezoekers niet ernstig in het gedrang komt, en als het stappenplan, vermeld in paragraaf 2, dat is ingediend, voldoende garanties bevat om op termijn aan de brandveiligheidsnormen te voldoen, reikt de burgemeester een verlengd attest B uit waarvan de geldigheidsduur minstens een jaar en maximaal drie jaar bedraagt vanaf de datum van de ondertekening van het verlengde attest B door de burgemeester.
De burgemeester bezorgt het verlengde attest B, vermeld in het eerste lid, met het bijbehorende brandpreventieverslag aan de beheersinstantie binnen zestig dagen na de dag waarop hij het stappenplan, vermeld in paragraaf 2, heeft ontvangen.
Binnen tien dagen nadat de beheersinstantie het verlengde attest B, vermeld in het eerste lid, heeft ontvangen bezorgt ze dat attest samen met het bijbehorende brandpreventieverslag aan de administratie.
§ 6. Als uit het brandpreventieverslag, vermeld in paragraaf 3, blijkt dat de voorzieningen niet volledig aan de brandveiligheidsnormen voldoen, en als het stappenplan, vermeld in paragraaf 2, dat is ingediend, onvoldoende garanties bevat om op termijn aan de brandveiligheidsnormen te voldoen, kan het attest B, dat bij de aanvang is uitgereikt, niet verlengd worden. Binnen zestig dagen na de dag waarop hij het voormelde stappenplan heeft ontvangen, deelt de burgemeester de voormelde informatie mee aan de beheersinstantie en aan de administratie en bezorgt de burgemeester het voormelde brandpreventieverslag aan de beheersinstantie en de administratie.
De beheersinstantie kan binnen dertig dagen na de dag waarop ze de mededeling en het brandpreventieverslag, vermeld in het eerste lid, heeft ontvangen, eenmalig een herwerkt stappenplan tot remediëring van de vastgestelde tekorten aan de burgemeester bezorgen.
Een herwerkt stappenplan als vermeld in het tweede lid, wordt behandeld conform paragraaf 3, 4 en 5.
Als de beheersinstantie binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, geen herwerkt stappenplan als vermeld in het tweede lid, aan de burgemeester bezorgt, kan het attest B, dat bij de aanvang is uitgereikt, niet verlengd worden.
§ 7. Als de beheersinstantie binnen de termijn, vermeld in paragraaf 2, geen stappenplan als vermeld in paragraaf 2, aan de burgemeester heeft bezorgd, kan het attest B, dat bij de aanvang is uitgereikt, niet verlengd worden. De burgemeester deelt dat mee aan de beheersinstantie en aan de administratie.
Art.10. In de volgende gevallen reikt de burgemeester een attest C uit:
1° uit het brandpreventieverslag blijkt dat de voorzieningen niet volledig aan de brandveiligheidsnormen voldoen en dat de veiligheid van bewoners, gebruikers, personeel en bezoekers in ernstige mate in het gedrang komt;
2° het attest B, dat bij de aanvang is uitgereikt, kan conform artikel 9, § 6, of § 7, niet verlengd worden.
Binnen negentig dagen na de dag waarop de burgemeester de aanvraag van een attest heeft ontvangen, bezorgt de burgemeester het attest C met het bijbehorende brandpreventieverslag aan de beheersinstantie en de administratie.
Art.11. § 1. Na de uitvoering van het stappenplan, vermeld in artikel 9, § 2, of uiterlijk negentig dagen vóór de geldigheidsduur van het verlengde attest B, vermeld in artikel 9, § 5, afloopt, dient de beheersinstantie van de voorzieningen bij de burgemeester van de gemeente waar de voorzieningen liggen, een aanvraag in om een nieuw attest te verkrijgen. Ze vermeldt in de voormelde aanvraag duidelijk op welke voorzieningen de aanvraag betrekking heeft en ze geeft, als dat van toepassing is, de opnamecapaciteit van elke voorziening aan.
In voorkomend geval bezorgt de beheersinstantie aan de burgemeester ook een geactualiseerd stappenplan dat een stand van zaken bevat van de uitvoering van het initieel ingediende stappenplan.
De burgemeester geeft aan de hulpverleningszone de opdracht om na te gaan in welke mate de voorzieningen ondertussen aan de brandveiligheidsnormen voldoen.
In het kader van de opdracht, vermeld in het derde lid:
1° voert de hulpverleningszone een onderzoek uit;
2° evalueert de hulpverleningszone, in voorkomend geval, de uitvoering van het geactualiseerde stappenplan, vermeld in het tweede lid;
3° maakt de hulpverleningszone een brandpreventieverslag op en bezorgt dat aan de burgemeester.
Het brandpreventieverslag, vermeld in het vierde lid, 3°, bevat, in voorkomend geval, de volgende informatie:
1° een duidelijke opsomming van de niet-nageleefde brandveiligheidsnormen;
2° in welke mate de feitelijke toestand van de normen afwijkt;
3° een evaluatie van het geactualiseerde stappenplan, vermeld in het tweede lid;
4° de vermelding dat de veiligheid van bewoners, gebruikers, personeel en bezoekers ernstig in het gedrang komt.
§ 2. Als uit het brandpreventieverslag, vermeld in paragraaf 1, vierde lid, 3°, blijkt dat de voorzieningen ondertussen aan de brandveiligheidsnormen voldoen, reikt de burgemeester een attest A uit.
De burgemeester bezorgt het attest A, vermeld in het eerste lid, met het bijbehorende brandpreventieverslag aan de beheersinstantie vóór de geldigheidsduur van het verlengde attest B afloopt.
Binnen tien dagen nadat de beheersinstantie het attest A, vermeld in het eerste lid, heeft ontvangen, bezorgt ze dat attest met het bijbehorende brandpreventieverslag aan de administratie.
§ 3. Als uit het brandpreventieverslag, vermeld in paragraaf 1, vierde lid, 3°, blijkt dat de voorzieningen nog niet volledig aan de brandveiligheidsnormen voldoen, maar dat de veiligheid van bewoners, gebruikers, personeel en bezoekers niet ernstig in het gedrang komt, en als het geactualiseerde stappenplan, vermeld in paragraaf 1, voldoende garanties bevat om op termijn aan de brandveiligheidsnormen te voldoen, reikt de burgemeester nogmaals een verlengd attest B uit waarvan de geldigheidsduur minstens een jaar en maximaal drie jaar bedraagt vanaf de datum van de ondertekening van het verlengde attest B door de burgemeester.
De burgemeester bezorgt het verlengde attest B, vermeld in het eerste lid, met het bijbehorende brandpreventieverslag aan de beheersinstantie vóór de geldigheidsduur van het verlengde attest B afloopt.
Binnen tien dagen nadat de beheersinstantie het verlengde attest B, vermeld in het eerste lid, heeft ontvangen bezorgt ze dat attest met het bijbehorende brandpreventieverslag aan de administratie.
§ 4. Als uit het brandpreventieverslag, vermeld in paragraaf 1, vierde lid, 3°, blijkt dat de voorzieningen niet volledig aan de brandveiligheidsnormen voldoen, en als het geactualiseerde stappenplan, vermeld in paragraaf 1, onvoldoende garanties bevat om op termijn aan de brandveiligheidsnormen te voldoen, kan het verlengde attest B niet nogmaals verlengd worden. Binnen zestig dagen na de dag waarop hij de aanvraag van een attest heeft ontvangen, deelt de burgemeester de voormelde informatie mee aan de beheersinstantie en aan de administratie, en bezorgt de burgemeester het voormelde brandpreventieverslag aan de beheersinstantie en de administratie.
De beheersinstantie kan binnen dertig dagen na de dag waarop ze de mededeling en het brandpreventieverslag, vermeld in het eerste lid, heeft ontvangen, eenmalig een herwerkt stappenplan tot remediëring van de vastgestelde tekorten aan de burgemeester bezorgen.
Een herwerkt stappenplan als vermeld in het tweede lid, wordt behandeld conform paragraaf 2 en 3.
Als de beheersinstantie binnen de termijn, vermeld in het tweede lid, geen herwerkt stappenplan als vermeld in het tweede lid, aan de burgemeester bezorgt, kan het verlengde attest B niet opnieuw verlengd worden.
§ 5. Als uit het brandpreventieverslag, vermeld in paragraaf 1, vierde lid, 3°, blijkt dat de voorzieningen niet volledig aan de brandveiligheidsnormen voldoen, als het geactualiseerde stappenplan, vermeld in paragraaf 1, onvoldoende garanties bevat om op termijn aan de brandveiligheidsnormen te voldoen, en als het verlengde attest B conform paragraaf 4 niet opnieuw verlengd kan worden, reikt de burgemeester een attest C uit.
Binnen negentig dagen na de dag waarop de burgemeester de aanvraag van een attest heeft ontvangen, bezorgt de burgemeester het attest C samen met het bijbehorende brandpreventieverslag aan de beheersinstantie en de administratie.
HOOFDSTUK 5. - Procedure om afwijkingen van de brandveiligheidsnormen aan te vragen en te verkrijgen
Art.12. In dit artikel wordt verstaan onder:
1° leidend ambtenaar: de leidend ambtenaar van het VIPA;
2° technische commissie voor de brandveiligheid: de technische commissie voor de brandveiligheid in de voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 tot oprichting van een technische commissie voor de brandveiligheid in de voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
3° VIPA: het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, vermeld in artikel 3 van het decreet van 2 juni 2006 tot omvorming van het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden tot een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid, en tot wijziging van het decreet van 23 februari 1994 inzake de infrastructuur voor persoonsgebonden aangelegenheden.
Op gemotiveerde aanvraag van de beheersinstantie kan de leidend ambtenaar een afwijking toestaan van de specifieke brandveiligheidsnormen, vermeld in artikel 3, eerste, derde en vierde lid, waaraan volgens het brandpreventieverslag niet voldaan is.
De aanvraag van een afwijking, vermeld in het tweede lid, wordt ingediend bij het secretariaat van de technische commissie voor de brandveiligheid, bij voorkeur op elektronische wijze. De voormelde aanvraag vermeldt duidelijk op welke normen ze betrekking heeft en bevat al de volgende elementen:
1° een ingevuld aanvraagformulier. Het VIPA stelt het model van het aanvraagformulier ter beschikking op zijn website;
2° een motivatie voor de aanvraag van afwijking en een voorstel met de alternatieve maatregelen die een gelijkwaardig veiligheidsniveau kunnen garanderen;
3° een beschrijving van het gebouw, aangevuld met overzichtsplannen;
4° als de aanvraag betrekking heeft op een bestaande constructie: een brandpreventieverslag van de hulpverleningszone, in voorkomend geval aangevuld met het attest van de burgemeester, het stappenplan van de beheersinstantie en het advies van de hulpverleningszone over dat stappenplan;
5° als de aanvraag betrekking heeft op een op te richten gebouw: een advies van de hulpverleningszone.
Binnen vijftien dagen na de dag waarop het secretariaat van de technische commissie voor de brandveiligheid de aanvraag tot afwijking heeft ontvangen, bezorgt dat secretariaat een bewijs van ontvangst aan de aanvrager, met de vermelding of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is, en, in voorkomend geval, met de vermelding van de datum van ontvankelijkheid. De voorzitter van de technische commissie voor de brandveiligheid beslist over de ontvankelijkheid. Een aanvraag tot afwijking is ontvankelijk als ze voldoet aan de vereisten, vermeld in het derde lid. De datum van ontvankelijkheid is de datum waarop het secretariaat van de technische commissie voor de brandveiligheid de ontvankelijke aanvraag heeft ontvangen.
Het secretariaat van de technische commissie voor de brandveiligheid bezorgt de beslissing van de leidend ambtenaar, samen met het advies van de technische commissie voor de brandveiligheid, aan de beheersinstantie van de voorziening, de betrokken hulpverleningszone en aan de administratie uiterlijk zes maanden na de datum van ontvankelijkheid van de aanvraag tot afwijking.
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingsbepaling
Art.13. In artikel 19, 5°, c), 1), van bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers wordt de zinsnede "het besluit van de Vlaamse Regering van 9 december 2011 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan lokale dienstencentra, centra voor dagverzorging, centra voor dagopvang, centra voor kortverblijf, centra voor herstelverblijf, groepen van assistentiewoningen en woonzorgcentra moeten voldoen en tot bepaling van de procedure voor de uitreiking van het attest van naleving van die normen" vervangen door de zinsnede "het besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2024 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan lokale dienstencentra, centra voor dagverzorging, centra voor dagopvang, centra voor kortverblijf, centra voor herstelverblijf, groepen van assistentiewoningen en woonzorgcentra moeten voldoen en tot bepaling van de procedure voor de uitreiking van het attest van naleving van die normen".
HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art.14. Het besluit van de Vlaamse Regering van 9 december 2011 tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan lokale dienstencentra, centra voor dagverzorging, centra voor dagopvang, centra voor kortverblijf, centra voor herstelverblijf, groepen van assistentiewoningen en woonzorgcentra moeten voldoen en tot bepaling van de procedure voor de uitreiking van het attest van naleving van die normen, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023, wordt opgeheven.
Art.15. Alle aanvragen tot het bekomen van een attest bij de burgemeester van de gemeente waar de voorzieningen liggen die zijn ingediend vóór 1 juli 2024 en waarvoor op deze datum nog geen attest werd uitgereikt door de burgemeester worden verder behandeld overeenkomstig voornoemd besluit van de Vlaamse Regering van 9 december 2011.
Art.16. De aanvragen tot afwijking van de brandveiligheidsnormen die vóór 1 juli 2024 ingediend zijn, worden afgehandeld overeenkomstig artikel 11 van voornoemd besluit van de Vlaamse Regering van 9 december 2011.
Art.17. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2024.
Art.18. De Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, is belast met de uitvoering van dit besluit
BIJLAGE.
Art. N.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 08-07-2024, p. 81331)