3 MEI 2024. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van regelgeving over energie, ETS en de gebouwenpas
HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2006 betreffende het onderhoud en het nazicht van centrale stooktoestellen voor de verwarming van gebouwen of voor de aanmaak van warm verbruikswater
Art. 3-8
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het Energiebesluit van 19 november 2010
Art. 9-12, 3.1.31/1, 13-16, 3.1.41/1, 17-83
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen aan het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake erkenningen met betrekking tot het leefmilieu
Art. 84-98
HOOFDSTUK 5. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid
Art. 99
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen aan het besluit van de Vlaamse Regering van 6 september 2019 over verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen voor vaste installaties voor de periode 2021-2030
Art. 100-102
HOOFDSTUK 7. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 april 2021 tot uitvoering van het decreet van 30 november 2018 betreffende de gebouwenpas
Art. 103
HOOFDSTUK 8. - Wijziging aan het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2022 tot oprichting van een uniek loket voor de aanvraag en behandeling van bepaalde woon- en energiepremies en tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010 en het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021
Art. 104-105, 5/1
HOOFDSTUK 9. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2006 betreffende het onderhoud en het nazicht van centrale stooktoestellen voor de verwarming van gebouwen of voor de aanmaak van warm verbruikswater, het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, het Energiebesluit van 19 november 2010 en het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning
Art. 106-108
HOOFDSTUK 10. - Slotbepalingen
Art. 109-118
2007035507 2009035107 2011035078 2019014856 2021041519 2021041612 2022020665 2023044728
HOOFDSTUK 1. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne
Artikel 1. In artikel 4.10.1.5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2005 en voor het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020, wordt een paragraaf 2bis ingevoegd, die luidt als volgt:
" § 2bis. Voor biomassa die in een BKG-installatie wordt gebruikt en waarvoor een bewijs van duurzaamheid als bedoeld in Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 van de Commissie van 19 december 2018 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie en via verwijzing ervan in de Uitvoeringsverordening (EU) 2022/996 van de Commissie van 14 juni 2022 betreffende de voorschriften om de duurzaamheids- en broeikasgasemissiereductiecriteria alsmede de criteria inzake laag risico op indirecte veranderingen in landgebruik te controleren, noodzakelijk is, moet een bewijs van duurzaamheid in de zin van een van de vrijwillige certificeringssystemen die door de Europese Commissie overeenkomstig artikel 30, §§ 4 en 5, van Richtlijn (EU) 2018/2001 zijn erkend, worden voorgelegd.
Het voorgelegde bewijs wordt geverifieerd en opgenomen in het geverifieerd emissiejaarrapport dat uiterlijk 14 maart bij het VEKA wordt ingediend conform paragraaf 2.".
Art.2. In artikel 4.10.1.7 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 april 2021 en voor het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2023, wordt een paragraaf 1bis ingevoegd, die luidt als volgt:
" § 1bis. De exploitant van een BKG-installatie controleert regelmatig of het monitoringmethodiekplan, zoals vermeld in paragraaf 1, overeenstemt met de aard en het functioneren van de installatie, en of de monitoringmethode vatbaar is voor verbetering. De exploitant van een BKG-installatie actualiseert het monitoringmethodiekplan conform artikel 9 van de gedelegeerde verordening (EU) 2019/331 van de Commissie van 19 december 2018 tot vaststelling van een voor de hele unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad.".
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2006 betreffende het onderhoud en het nazicht van centrale stooktoestellen voor de verwarming van gebouwen of voor de aanmaak van warm verbruikswater
Art.3. In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2006 betreffende het onderhoud en het nazicht van centrale stooktoestellen voor de verwarming van gebouwen of voor de aanmaak van warm verbruikswater, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2022, worden de punten 30°, 31° en 35° opgeheven.
Art.4. Artikel 9 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 januari 2021, wordt opgeheven.
Art.5. In artikel 11 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014, 18 maart 2016 en 3 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 3 wordt opgeheven;
2° in paragraaf 4 wordt de zinsnede " § 1, § 2 en § 3," vervangen door de zinsnede " § 1 en § 2";
3° in paragraaf 5 wordt de zinsnede " § 1, § 2 en § 3," vervangen door de zinsnede " § 1 en § 2".
Art.6. In het opschrift van hoofdstuk IV van hetzelfde besluit worden de woorden "of met de verwarmingsaudit" opgeheven.
Art.7. Artikel 14 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 12 september 2008, 16 mei 2014 en 18 maart 2016, wordt opgeheven.
Art.8. In artikel 15 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 3 wordt opgeheven;
2° in paragraaf 5 wordt de zinsnede ", keuringsrapport of verwarmingsauditrapport" vervangen door de zinsnede "of keuringsrapport";
3° in paragraaf 6 worden de woorden "of verwarmingsauditrapport" opgeheven.
HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het Energiebesluit van 19 november 2010
Art.9. In artikel 1.1.1, § 2, van het Energiebesluit van 19 november 2010, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° er wordt een punt 3° /0/2 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"3° /0/2 agrarisch gebied: gebied zoals vermeld in artikel 2.2.6, § 2, tweede lid, 4°, a), van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009;";
2° in punt 32° /1 worden de woorden "een netwerk voor stadsverwarming of -koeling dat" vervangen door de woorden "de leidingen van een stadsverwarmings- en stadskoelingssysteem die";
3° punt 72° /1 wordt opgeheven;
4° er wordt een punt 97° /0 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"97° /0 stadsverwarmings- en stadskoelingssystemen: installaties voor warmte- of koudeopwekking en het netwerk voor de opslag en distributie van warmte of koude, bestaande uit zowel primaire transmissienetwerken als secundaire pijpleidingnetwerken voor de levering van warmte of koude aan consumenten. Wanneer hier sprake is van "stadsverwarming", moet dit worden begrepen als stadsverwarmings- en/of stadskoelingssystemen, al naar gelang de netwerken samen of apart warmte of koude leveren;";
5° er wordt een punt 98° /0 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"98° /0 steunregeling voor hernieuwbare energie: een instrument, regeling of mechanisme, toegepast door een lidstaat of een groep lidstaten, die het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen bevordert door de kosten van deze energievorm te verlagen, de verkoopprijs te verhogen of het volume aangekochte energie te vergroten door een verplichting tot het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen of op een andere wijze; dit omvat, maar blijft niet beperkt tot, investeringssteun, belastingvrijstelling of -verlaging, terugbetaling van belasting, steunregelingen voor verplichting tot het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, met inbegrip van regelingen betreffende groenestroomcertificaten, en rechtstreekse prijssteunregelingen, met inbegrip van feed-in-tarieven en degressieve of vaste premiebetalingen;";
6° er wordt een punt 99° /4 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"99° /4 thermisch net: een warmte- of koudenet inclusief productie- en backup-infrastructuur en de bijhorende ondersteunende diensten;";
7° er wordt een punt 102° /4 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"102° /4 vereniging van mede-eigenaars: wat titel VII, hoofdstuk IX, afdeling II, onderafdeling I/2 betreft: de vereniging van mede-eigenaars zoals vermeld in artikel 3.86 van het Burgerlijk Wetboek, of, indien van toepassing, de deelvereniging of hoofdvereniging zoals vermeld in artikel 3.84, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek, elk voor de gemeenschappelijke delen waarvoor deze bevoegd zijn zoals bepaald in de basisakte;".
Art.10. In artikel 1.1.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2017 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 december 2021, wordt punt 2° opnieuw opgenomen in de hierna volgende lezing:
"2° richtlijn (EU) 2023/1791 van het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2023 betreffende energie-efficiëntie en tot wijziging van Verordening (EU) 2023/955;".
Art.11. In artikel 3.1.26, derde lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden "beslist de VREG tot beëindiging van zijn aanwijzing" vervangen door de zinsnede "beëindigt zijn aanwijzing van rechtswege, tenzij de VREG beslist tot een nieuwe voorwaardelijke aanwijzing".
Art.12. In titel III, hoofdstuk I, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, wordt een afdeling III/1, die bestaat uit artikel 3.1.31/1, ingevoegd, die luidt als volgt:
"Afdeling III/1. Activiteiten van de netbeheerders
Art. 3.1.31/1. De distributienetbeheerders en hun werkmaatschappij kunnen naast aardgasdistributienetten en elektriciteitsdistributienetten ook de volgende netten rechtstreeks of onrechtstreeks:
1° bezitten, ontwikkelen, beheren en exploiteren:
a) elektronische communicatienetwerken;
b) openbare verlichtingsnetten;
c) het openbaar saneringsnetwerk;
d) thermische netten;
e) CO2-netten;
f) andere elektriciteitsnetten dan het transmissienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, als het beheer ervan overgedragen is aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder;
2° ontwikkelen, beheren en exploiteren: waterverdelingsnetten.
De distributienetbeheerders en hun werkmaatschappij kunnen naast aardgasdistributienetten en elektriciteitsdistributienetten ook waterstofnetten onrechtstreeks bezitten, ontwikkelen, beheren en exploiteren.
In afwijking van het tweede lid kunnen de distributienetbeheerders en hun werkmaatschappij ook waterstofnetten rechtstreeks bezitten, ontwikkelen, beheren en exploiteren op voorwaarde dat de VREG via een openbaar toegankelijke positieve kosten-batenanalyse vaststelt dat deze afwijking geen negatief effect heeft op de transparantie, de kruissubsidies, de distributienettarieven en de grensoverschrijdende handel. De VREG houdt hierbij rekening met het tijdschema van verwachte overdrachten van activa van de aardgassector naar de waterstofsector. Deze kosten-batenanalyse die ook aan de Europese Commissie wordt bezorgd, wordt vervolgens door de VREG ten minste om de zeven jaar opnieuw opgemaakt, waarbij de afwijking uit dit lid om rechtstreeks te bezitten, ontwikkelen, beheren en exploiteren niet langer aan de distributienetbeheerder en zijn werkmaatschappij wordt toegestaan als aan een van de hierna volgende voorwaarden is voldaan:
1° uit de kosten-batenanalyse blijkt dat het blijven toepassen van deze afwijking negatieve gevolgen zal hebben voor de transparantie, kruissubsidies, distributienettarieven en grensoverschrijdende handel;
2° de overdracht van activa van de aardgassector naar de waterstofsector heeft plaatsgevonden.
De distributienetbeheerders kunnen vervoersnetten, het plaatselijk vervoernet van elektriciteit en het transmissienet bezitten, middels het rechtstreeks of onrechtstreeks aanhouden van aandelen in de beheerder van het vervoersnet, beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit en de beheerder van transmissienet.
De distributienetbeheerders kunnen ook bepaalde bestaande onderdelen van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit rechtstreeks bezitten. De distributienetbeheerders kunnen die voormelde bestaande onderdelen enkel voor rekening van de beheerder van het plaatselijk vervoersnet ook beheren en exploiteren en dit op voorwaarde dat zij hiertoe beschikken over een overeenkomst met de beheerder van het plaatselijk vervoernet voor elektriciteit die de modaliteiten van dat beheer en die exploitatie regelt.".
Art.13. In artikel 3.1.34/1, eerste lid, 3°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2022, worden de woorden "uitvallende omvormer" vervangen door de zinsnede "uitval van de omvormer of modulatie van de omvormer die is uitgerust met een regeling die het geïnjecteerde vermogen tijdelijk reduceert in functie van een lokale grootheid,".
Art.14. In artikel 3.1.34/3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden de woorden "aan de hand van de volgende elementen" vervangen door de woorden "aan de hand van ten minste de volgende elementen";
2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Met behoud van toepassing van het eerste lid, kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder of de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit bij de berekening van de compensatie, vermeld in het eerste lid, bijkomende elementen hanteren, op voorwaarde dat deze elementen betrekking hebben op aanvullende exploitatiekosten en dat die de waarde van de compensatie verhogen. De aanvullende exploitatiekosten komen slechts in aanmerking wanneer ze aantoonbaar zijn, rechtstreeks het gevolg zijn van de modulatie en niet op een andere manier worden vergoed.";
3° in het tweede lid, dat het derde lid wordt, worden tussen de woorden "technische flexibiliteit" en de woorden "een compensatie" de woorden "ten minste" ingevoegd;
4° in het tweede lid, dat het derde lid wordt, wordt tussen de zinsnede "de gemiddelde prijs van elektriciteit voor afname en injectie," en de woorden "de waarde van de gederfde groenestroomcertificaten" de zinsnede "het ingeschatte productieverlies," ingevoegd.
Art.15. In artikel 3.1.34/4, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2022, wordt de zinsnede "aan de hand van de elementen, vermeld in artikel 3.1.34/3, eerste lid" vervangen door de zinsnede "aan de hand van ten minste de elementen, vermeld in artikel 3.1.34/3, eerste en tweede lid".
Art.16. In titel III, hoofdstuk I, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, wordt een afdeling V/1, die bestaat uit artikel 3.1.41/1, ingevoegd, die luidt als volgt:
"Afdeling V/1. Erfdienstbaarheden toegekend aan de netbeheerder
Art. 3.1.41/1. Als voor de uitoefening van de taken van de distributienetbeheerder, vermeld in artikel 4.1.6 van het Energiedecreet van 8 mei 2009, de plaatsing van een installatie die deel uitmaakt van het elektriciteits- of aardgasdistributienet vereist is, is het voor de distributienetbeheerder onder de volgende cumulatieve voorwaarden van algemeen nut om een installatie in of op een privaat onroerend goed te plaatsen overeenkomstig artikel 4.1.23, § 3/1 van het Energiedecreet van 8 mei 2009, voor zolang als dit voor de noodwendigheden van het distributienet vereist is:
1° er is in de omgeving van het privaat onroerend goed geen ruimte beschikbaar die voldoet aan de technische en operationele vereisten voor de installatie van de distributienetbeheerder op het openbaar domein van de gemeenten die enerzijds volledig of gedeeltelijk en anderzijds rechtstreeks of onrechtstreeks aandeelhouder zijn van de distributienetbeheerder, noch op de gemeentewegen, of er zijn gegronde redenen waarom dit openbaar domein niet in aanmerking komt;
2° er is in de omgeving van het privaat onroerend goed geen ruimte beschikbaar die voldoet aan de technische en operationele vereisten van de distributienetbeheerder op het openbaar domein dat wordt beheerd door een andere domeinbeheerder dan de gemeenten die enerzijds volledig of gedeeltelijk en anderzijds rechtstreeks of onrechtstreeks aandeelhouder zijn van de distributienetbeheerder, of de distributienetbeheerder heeft voor deze ruimte niet de vereiste domeintoelating gekregen van die domeinbeheerder;
3° de distributienetbeheerder heeft voldoende redelijke pogingen ondernomen, wat de distributienetbeheerder kan staven aan de hand van aangetekende schrijvens, om in de omgeving van het privaat onroerend goed die voldoet aan de technische en operationele vereisten van de distributienetbeheerder een minnelijk akkoord te sluiten over een aankoop of de verkrijging van een ander zakelijk gebruiksrecht op een privaat onroerend goed tegen aanvaardbare economische voorwaarden, maar die pogingen hebben niet geleid tot dergelijk minnelijk akkoord;
4° de distributienetbeheerder heeft niet de mogelijkheid om met toepassing van artikel 75 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning een installatie in of op een privaat onroerend goed te plaatsen naar aanleiding van nieuwbouwprojecten, verkavelingen, bedrijventerreinen, bedrijvencomplexen, groepsbouw of de oprichting van een appartementsgebouw;
5° de distributienetbeheerder motiveert op voldoende en redelijke wijze dat:
a) de installatie noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn taken, vermeld in artikel 4.1.6 van het Energiedecreet van 8 mei 2009. Dat wordt bewezen aan de hand van objectieve elementen;
b) de reden waarom het plaatsen van een installatie het meest aangewezen is op het private onroerend goed in kwestie. Dat wordt bewezen aan de hand van technische, operationele, financiële en veiligheidsargumenten.".
Art.17. Aan artikel 3.1.45, § 2, vijfde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019, wordt de zinsnede ", behalve voor technici tijdens de werken die ze uitvoeren aan de meter in opdracht van de distributienetbeheerder of de exploitant van een openbaar waterdistributienetwerk" toegevoegd.
Art.18. In artikel 3.2.18, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht
1° aan het eerste lid wordt een punt 20° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"20° vermeldt vanaf 1 juli 2025 op iedere voorschotfactuur, afrekeningsfactuur en contractvernieuwing van huishoudelijke afnemers die niet genieten van het sociaal tarief en kleinzakelijke afnemers, behalve als het de netbeheerder als sociale leverancier of als noodleverancier betreft, de unieke identificatiecode van de versie van het product waarop de afnemer heeft ingetekend of die wordt aangeboden bij contractvernieuwing, zoals toegekend door de VREG na de rapportering van deze productversie met het oog op de opname hiervan in het vergelijkingsinstrument, vermeld in artikel 3.1.16 van het Energiedecreet. Deze unieke identificatiecode wordt tevens op iedere voorschotfactuur, afrekeningsfactuur en contractvernieuwing meegenomen in de vorm van een link en een QR-code, die de afnemer onmiddellijk leidt naar een vergelijking van dit contract met het bestaande marktaanbod in het prijsvergelijkingsinstrument van de VREG.";
2° aan het derde lid wordt de zinsnede "en aangaande de vorm van de verwijzing, vermeld in het eerste lid, 20° " toegevoegd.
Art.19. In artikel 5.3.6/6, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 oktober 2022, wordt de zin "De vergoeding is per elektriciteitsdistributienetbeheerder maximaal gelijk aan het totaal van de in de periode die loopt van het vierde kwartaal van het voorgaande kalenderjaar tot en met het derde kwartaal van het lopende kalenderjaar op grond van artikel 5.3.6/4 en artikel 5.3.6/5 door die elektriciteitsdistributienetbeheerder aan het OCMW uitbetaalde bedragen." vervangen door de zin "De vergoeding is per kalenderjaar per elektriciteitsdistributienetbeheerder maximaal gelijk aan het totaal van de in dat kalenderjaar op grond van artikel 5.3.6/4 en artikel 5.3.6/5 door die elektriciteitsdistributienetbeheerder aan het OCMW uitbetaalde bedragen.".
Art.20. In artikel 5.4.10/1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2021, wordt de zin "De vergoeding is per aardgasdistributienetbeheerder maximaal gelijk aan het totaal van de in de periode die loopt van het vierde kwartaal van het voorgaande kalenderjaar tot en met het derde kwartaal van het lopende kalenderjaar op grond van artikel 5.4.9 en artikel 5.4.10 door die aardgasdistributienetbeheerder aan het OCMW uitbetaalde bedragen." vervangen door de zin "De vergoeding is per kalenderjaar per aardgasdistributienetbeheerder maximaal gelijk aan het totaal van de in dat kalenderjaar op grond van artikel 5.4.9 en artikel 5.4.10 door die aardgasdistributienetbeheerder aan het OCMW uitbetaalde bedragen.".
Art.21. In artikel 5.5.6 van hetzelfde besluit, wordt het woord "maart" vervangen door het woord "april".
Art.22. In artikel 6.2.5, § 1, derde lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012, wordt de zin "Als er bij warmtekrachtinstallaties met een startdatum vanaf 1 januari 2013 een buffervat in het circuit is opgesteld, wordt de meting uitgevoerd voorbij het buffervat." opgeheven.
Art.23. In artikel 6.2/1.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaams Regering van 16 juni 2023, worden tussen het derde en vierde lid twee leden ingevoegd, die luiden als volgt:
"Voor productie-installaties die groene stroom produceren uit windenergie, biomassa of biogas met een datum van indienstneming vanaf 30 juni 2025, die worden geplaatst voor het voldoen aan de verplichting vermeld in Titel VI, Hoofdstuk VII van dit besluit, is de maximale bandingfactor gelijk aan nul.
Voor warmte-krachtinstallaties met een datum van indienstneming vanaf 30 juni 2025, die worden geplaatst voor het voldoen aan de verplichting vermeld in Titel VI, Hoofdstuk VII van dit besluit, is de maximale bandingfactor gelijk aan nul.".
Art.24. In artikel 6.4.1/1/1, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2022 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, worden de woorden "van de warmtepompboiler voorafgaat" vervangen door de woorden "en de factuurdatum van de warmtepompboiler voorafgaan".
Art.25. In artikel 6.4.1/1/2, § 1, derde lid, 2°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 2020 en vervangen bij het besluit van 4 februari 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° na de woorden "die erop van toepassing zijn" wordt de zinsnede "of de administratieve geldboete voor het niet-voldoen aan de EPB-eisen zoals vermeld in artikel 13.4.6 van het Energiedecreet van 8 mei 2009 bedraagt minder dan 250 euro" ingevoegd;
2° de zinsnede ", en de EPB-aangifte is ingediend binnen de termijn, vermeld in artikel 11.1.8, § 1, tweede lid, van het Energiedecreet van 8 mei 2009" wordt opgeheven.
Art.26. Artikel 6.4.1/2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2022 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 20 mei 2022 en 19 oktober 2022, wordt vervangen door wat volgt:
"Art. 6.4.1/2. § 1. Bij woongebouwen in gedwongen mede-eigendom waarvoor een vereniging van mede-eigenaars is opgericht komen de premies, vermeld in artikel 6.4.1/1/2, artikel 6.4.1/1/5 en artikel 6.4.1/1/6, toe aan:
1° de vereniging van mede-eigenaars, voor werkzaamheden aan gemeenschappelijke delen, waarbij de in artikel 6.4.1/1/2 vermelde maximumpremies per wooneenheid of niet-residentiële eenheid vermenigvuldigd worden met het aantal wooneenheden en niet-residentiële eenheden;
2° de individuele investeerder, voor werkzaamheden aan privatieve delen.
In afwijking van het eerste lid, 2°, kan de vereniging van mede-eigenaars in geval van een gezamenlijke investering, een gezamenlijke factuur en het schriftelijke akkoord van alle individuele investeerders, in hun naam en voor hun rekening, de premie-aanvraag indienen.
§ 2. Voor appartementsgebouwen waarvoor een vereniging van mede-eigenaars is opgericht, komen de premies, vermeld in artikel 6.4.1/1 en artikel 6.4.1/1/1, toe aan:
1° de vereniging van mede-eigenaars, voor werkzaamheden aan gemeenschappelijke delen, waarbij de in artikel 6.4.1/1/1 vermelde maximumpremies per wooneenheid of niet-residentiële eenheid vermenigvuldigd worden met het aantal wooneenheden en niet-residentiële eenheden;
2° de individuele investeerder, voor werkzaamheden aan privatieve delen.
De premies voor werkzaamheden aan de gemeenschappelijke delen, vermeld in het eerste lid, 1°, worden aangevraagd door de vereniging van mede-eigenaars conform de aanvraagprocedure, vermeld in artikel 5.191, § 5, en artikel 5.193 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021.
De premies voor werkzaamheden aan de privatieve delen, vermeld in het eerste lid, 2°, moeten worden aangevraagd door de individuele investeerder per appartement.
Indien er geen vereniging van mede-eigenaars is opgericht voor het appartementsgebouw, worden de premies, vermeld in het eerste lid, aangevraagd door één individuele investeerder, met het schriftelijk akkoord van alle eigenaars van dat woongebouw conform artikel 5.191, § 5, tweede lid van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021. De premie wordt in haar geheel uitbetaald aan deze aanvrager.".
Art.27. In artikel 6.4.1/1/4, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 september 2020, vervangen bij het besluit van 18 december 2020 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2021, worden de woorden "de grondige energetische renovatie van" vervangen door de woorden "de grondige energiebesparende werkzaamheden aan".
Art.28. In artikel 6.4.1/1/4 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden "de grondige energetische renovatie van" vervangen door de woorden "de grondige energiebesparende werkzaamheden aan";
2° in paragraaf 1, derde lid, wordt tussen de woorden "een nieuw geldig energieprestatiecertificaat" en de zinsnede "Voor energieprestatiecertificaten als vermeld in het tweede lid, 1° " de zinsnede ", opgemaakt vanaf 2 januari 2024." ingevoegd;
3° in paragraaf 1 worden het zevende en achtste lid opgeheven;
4° in paragraaf 2 wordt het woord "ventilatiesysteem" telkens vervangen door het woord "ventilatievoorzieningen";
5° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "in afwijking van paragraaf 1" opgeheven;
6° aan paragraaf 2 worden tussen het derde en het vierde lid twee leden ingevoegd, die luiden als volgt:
"In afwijking van het eerste, tweede en derde lid, zijn voor ingrijpende energetische renovaties steeds de premiebedragen zoals opgenomen in de kolom `zonder ventilatievoorzieningen' van toepassing.
Als de voormelde aanvrager een nieuwe houder van het zakelijk recht is, wordt altijd rekening gehouden met de inkomensgroep van de nieuwe eigenaar om de bijkomende premie te berekenen. In het voormelde geval is de bijkomende premie dan het verschil tussen de premie, die wordt gegeven voor het vorige bereikte label met de inkomenscategorie van de nieuwe houder van het zakelijk recht, en de premie die gekoppeld is aan het nieuw bereikte label met de inkomenscategorie van de nieuwe houder van het zakelijk recht.";
7° in paragraaf 2, vierde lid, worden de woorden "het ventilatiesysteem" vervangen door de woorden "de ventilatievoorzieningen";
8° in paragraaf 2, vierde lid, wordt het woord "ventilatiesystemen" vervangen door het woord "ventilatievoorzieningen";
9° aan paragraaf 3, vierde lid, wordt de volgende zin toegevoegd:
"Het recht op een geactiveerde voucher, vermeld in artikel 6.4.1/1/3, van de nieuwe houder van het zakelijk recht wordt beëindigd op de datum van de eigendomsoverdracht.".
Art.29. In artikel 6.4.1/5/1, vierde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2022 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2022, worden de woorden "van de warmtepompboiler voorafgaat" vervangen door de woorden "en de factuurdatum van de warmtepompboiler voorafgaan".
Art.30. In artikel 6.4.1/5/2, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2022 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt het woord "premieaanvraag" vervangen door de zinsnede "premie-activatie als vermeld in het tweede lid,";
2° in het eerste lid wordt de zin "Investeringen in warmte-krachtkoppeling komen niet in aanmerking." opgeheven;
2° tussen het eerste en het tweede lid worden twee nieuwe leden ingevoegd die luiden als volgt:
"De premie, vermeld in het eerste lid, wordt geactiveerd zodra de investeerder de aanvraag indient en voordat de investering, vermeld in het eerste lid, is uitgevoerd. Om in aanmerking te komen voor de premie, moet de investeerder bij de activatie van de premie een uitgevoerde energiestudie of energieaudit voorleggen. De elektriciteitsdistributienetbeheerder kan een administratieve controle uitvoeren op de energiestudies of de energieaudits die bij een premie-activatie zijn gevoegd. Het VEKA voert na de premie-activatie inhoudelijke en technische controles uit op de premievoorwaarden en op de energiestudies of de energieaudits die bij de premie-activatie zijn gevoegd. Het VEKA beslist, na ontvangst van het ontvankelijke aanvraagdossier, of de investeerder in aanmerking kan komen voor de premie en brengt de aanvrager hiervan op de hoogte.
De aanvraag tot uitbetaling van de premie wordt ingediend nadat de investering is uitgevoerd. Bij de aanvraag tot uitbetaling van de premie worden facturen als bewijs van uitvoering van de investering door de aanvrager ingediend. Enkel investeringen die volledig worden uitgevoerd na de datum van de goedkeuring van de premie-activatie door het VEKA komen in aanmerking voor een definitieve toekenning van de premie. Investeringen in warmte-krachtkoppeling komen niet in aanmerking.";
3° in het tweede lid, dat het vierde lid wordt, worden de zinnen "De elektriciteitsdistributienetbeheerder voert een administratieve controle uit op de energiestudies of de energieaudits die bij een premieaanvraag zijn gevoegd. Het VEKA voert inhoudelijke en technische controles uit op de energiestudies of de energieaudits die bij een premieaanvraag zijn gevoegd." opgeheven;
4° in het tweede lid, dat het vierde lid wordt, wordt de zin "De elektriciteitsdistributienetbeheerder houdt bij het verdere beheer van de premieaanvraag, tot zes maanden na de indiening ervan, rekening met de opmerkingen die het VEKA gemaakt heeft naar aanleiding van een controle." opgeheven;
5° in het tweede lid, dat het vierde lid wordt, worden de woorden "tijd tussen de premieaanvraag" telkens vervangen door de zinsnede "tijd tussen de goedkeuring van de premie-activatie door het VEKA".
Art.31. In artikel 6.4.1/6 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2022 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 20 mei 2022, 19 oktober 2022 en 2 december 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "artikel 6.4.1/1, 6.4.1/1/1, 6.4.1/1/4, 6.4.1/5 en 6.4.1/5/1" vervangen door de zinsnede "artikel 6.4.1/1, 6.4.1/1/1, 6.4.1/5 en 6.4.1/5/1";
2° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "artikel 6.4.1/1, 6.4.1/1/1, 6.4.1/5 en 6.4.1/5/1" vervangen door de zinsnede "artikel 6.4.1/1, 6.4.1/1/1, 6.4.1/1/4, 6.4.1/5 en 6.4.1/5/1";
3° in paragraaf 2, derde lid, 2° wordt na de woorden "die erop van toepassing zijn" de zinsnede "of de administratieve geldboete voor het niet-voldoen aan de EPB-eisen zoals vermeld in artikel 13.4.6 van het Energiedecreet van 8 mei 2009 bedraagt minder dan 250 euro" ingevoegd;
4° in paragraaf 2, derde lid, 2° wordt de zinsnede ", en de EPB-aangifte is ingediend binnen de termijn, vermeld in artikel 11.1.8, § 1, tweede lid, van het Energiedecreet van 8 mei 2009" opgeheven;
5° in paragraaf 6 wordt de zinsnede "6.4.1/1, 6.4.1/1/1, 6.4.1/1/4, 6.4.1/1/5, 6.4.1/1/6 en 6.4.1/6" vervangen door de zinsnede "6.4.1/1, 6.4.1/1/1, en 6.4.1/6";
6° in paragraaf 6 wordt de zinsnede "6.4.1/1, 6.4.1/1/1, en 6.4.1/6" vervangen door de zinsnede "6.4.1/1, 6.4.1/1/1, 6.4.1/1/4, 6.4.1/1/5, 6.4.1/1/6 en 6.4.1/6".
Art.32. In artikel 6.4.1/6/2, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 mei 2022 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, wordt de datum "1 april 2024" vervangen door de datum "1 januari 2025".
Art.33. Artikel 6.4.1/7 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011, wordt opgeheven.
Art.34. In artikel 6.4.1/8, vierde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2011 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 1 december 2017 en 17 november 2023, wordt de zin "De energiescan kan worden aangevraagd tot een door de minister vast te stellen datum." vervangen door de volgende zin: "De dienstverlening gericht op de begeleiding bij de uitvoering van energiebesparende werken, zoals opgenomen in het takenpakket van de energiehuizen, kan worden aangevraagd tot een door de minister vast te stellen datum.".
Art.35. In artikel 6.4.1/9/1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2023, wordt de datum "31 december 2025" vervangen door de datum "30 juni 2026".
Art.36. In artikel 6.4.1/12 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2022 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de woorden "het voorafgaande kalenderjaar" worden telkens vervangen door de woorden "het lopend kalenderjaar";
2° de woorden "het vorige kalenderjaar" worden telkens vervangen door de woorden "het lopend kalenderjaar";
3° in paragraaf 1 worden de woorden ", tweede en derde lid" opgeheven;
4° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden "artikel 12.3.29" vervangen door de woorden "artikel 12.3.27";
5° in paragraaf 3, tweede lid, wordt de zin "De minister bepaalt jaarlijks het bedrag van die vergoeding per elektriciteitsdistributienetbeheerder." vervangen door de zin "De effectieve vergoeding per elektriciteitsdistributienetbeheerder wordt verdeeld pro rata het bedrag dat is uitbetaald in het kader van de verplichtingen, vermeld in het eerste lid, voor het lopende kalenderjaar.";
6° in paragraaf 4, eerste lid, worden tussen het woord "verplichtingen" en het woord "aangaande" de woorden ", vermeld in artikel 6.4.1/6/1, eerste lid," ingevoegd;
7° aan paragraaf 4, eerste lid wordt de zin "De minister bepaalt jaarlijks het bedrag van de voormelde vergoeding." toegevoegd;
8° in paragraaf 4, derde lid, wordt de zin "De minister bepaalt jaarlijks het bedrag van die vergoeding per elektriciteitsdistributienetbeheerder." vervangen door de zin "De effectieve vergoeding per elektriciteitsdistributienetbeheerder wordt verdeeld pro rata het bedrag dat is uitbetaald in het kader van de verplichtingen, vermeld in het eerste lid, voor het lopende kalenderjaar.".
Art.37. In titel VI van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, worden aan het opschrift van hoofdstuk IV/1 de woorden "en de installateurs van elektriciteitsopslagfaciliteiten" toegevoegd.
Art.38. In artikel 6.4/1.1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 januari 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de inleidende zin worden tussen de woorden "hernieuwbare energiesystemen" en het woord "bezorgt" de woorden "en elke installateur van elektriciteitsopslagfaciliteiten" ingevoegd;
2° punt 5° wordt vervangen door wat volgt:
"5° de datum waarop het hernieuwbare energiesysteem of de elektriciteitsopslagfaciliteit is geplaatst;";
3° aan punt 6° worden de woorden "of een elektriciteitsopslagfaciliteit" toegevoegd;
4° er wordt een punt 9° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"9° de bruikbare capaciteit van de elektriciteitsopslagfaciliteit.".
Art.39. In artikel 6.6.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2018 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 11 december 2020, 18 december 2020 en 16 juni 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de zinsnede "31 maart" vervangen door de zinsnede "31 oktober";
2° in paragraaf 1, eerste lid en paragraaf 5 wordt de zinsnede "15 juli" telkens vervangen door de zinsnede "15 september";
3° in paragraaf 3, eerste lid, wordt de zinsnede "15 oktober" telkens vervangen door de zinsnede "15 november";
4° in paragraaf 4, eerste lid, wordt de zinsnede "15 november" telkens vervangen door de zinsnede "15 december".
Art.40. In artikel 6.6.3, van het hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 februari 2018 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 11 december 2020 en 18 december 2020, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt de zinsnede "31 maart" vervangen door de zinsnede "31 oktober";
2° in het tweede lid wordt de zinsnede "15 juli" vervangen door de zinsnede "30 juni".
Art.41. In artikel 6.7.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2023, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt de eerste zin vervangen door wat volgt:
"De horizontale dakoppervlakte wordt berekend als de som per gebouw van de deling van de horizontale dakoppervlakte van het gebouw door het aantal afnamepunten waarop het gebouw is aangesloten en waarvoor de verplichting in artikel 6.7.3, § 1, en 6.7.8, § 1, geldt, voor alle gebouwen die aangesloten zijn op hetzelfde afnamepunt.";
2° in het zevende lid wordt na de woorden "vermeld in dit hoofdstuk" de zinsnede ", met uitzondering van de toepassing van artikel 6.7.4, § 3, punt 1°, b) en punt 2°, b) en artikel 6.7.9, § 3, punt 1°, b) en punt 2°, b)" ingevoegd.
Art.42. In artikel 6.7.2, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2023, wordt de zinsnede "met een brutohoeveelheid elektriciteit die is afgenomen op hetzelfde afnamepunt," vervangen door de zinsnede "aangesloten op hetzelfde afnamepunt, met een afgenomen brutohoeveelheid elektriciteit".
Art.43. In artikel 6.7.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2023 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, tweede lid, wordt na de woorden "de nieuwe horizontale dakoppervlakte" de zinsnede "bij de toepassing van artikel 6.7.1, eerste lid" ingevoegd;
2° in paragraaf 1, tweede lid, wordt na de woorden "de nieuwe of vernieuwde horizontale dakoppervlakte" de zinsnede "bij toepassing van artikel 6.7.1, eerste lid" ingevoegd;
3° in paragraaf 1 wordt het derde lid vervangen door wat volgt:
"Aan de verplichting, vermeld in het eerste en tweede lid, kan worden voldaan door:
1° fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst te nemen op de gebouwen of de gevels van die gebouwen, die aangesloten zijn op een afnamepunt, vermeld in het eerste en tweede lid, en die zijn gelegen op de site waar de voormelde gebouwen, vermeld in het eerste en tweede lid, liggen;
2° fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst te nemen op de marginale gronden, op andere gebouwen dan bedoeld in 1° of op de gevels van die gebouwen, op carports of op fietsenstallingen op de eigen site waar de voormelde gebouwen, vermeld in het eerste en tweede lid, liggen;
3° drijvende fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst te nemen op de eigen site waar de voormelde gebouwen, vermeld in het eerste en tweede lid, liggen;
4° overkoepelende fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst te nemen binnen een agrarisch gebied op de eigen site waar de voormelde gebouwen, vermeld in het eerste en tweede lid, liggen, waarbij in het kader van de vergunningsaanvraag de mogelijke effecten van de inplanting ten aanzien van efficiënt bodemgebruik, eventuele verstoring van de uitbatingenmogelijkheden en landschappelijke kwaliteiten zijn onderzocht. De fotovoltaïsche zonnepanelen kunnen in afwijking van het voorgaande ook in dienst worden genomen op een andere site dan de eigen site waar de gebouwen, vermeld in het eerste en tweede lid, liggen, voor zover de productie-installatie levert aan een directe lijn die is aangesloten op het afnamepunt, vermeld in het eerste lid en tweede lid, en de productie-installatie voor het overige valt binnen een categorie vermeld in 1° tot en met 4°. ";
4° in paragraaf 1, vierde lid, wordt de eerste zin vervangen door wat volgt:
"Als een eigenaar, erfpachter of opstalhouder verschillende eigen sites in het Vlaamse Gewest heeft, kan hij voldoen aan de verplichtingen, vermeld in dit hoofdstuk, door de hoeveelheid fotovoltaïsche zonnepanelen, vermeld in paragraaf 2, in dienst te nemen op de gebouwen, op de gevels van de gebouwen, op de marginale gronden, op de carports of op de fietsenstallingen op de eigen sites in het Vlaamse Gewest, door drijvende zonnepanelen in dienst te nemen op de eigen sites in het Vlaamse Gewest of door overkoepelende fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst te nemen binnen een agrarisch gebied op de eigen site in het Vlaamse Gewest, waarbij in het kader van de vergunningsaanvraag de mogelijke effecten van de inplanting ten aanzien van efficiënt bodemgebruik, eventuele verstoring van de uitbatingenmogelijkheden en landschappelijke kwaliteiten zijn onderzocht.";
5° in paragraaf 2, eerste lid, 1°, 2° en 3°, wordt na de woorden "per vierkante meter horizontale dakoppervlakte" telkens de zinsnede ", vermeld in artikel 6.7.1, eerste lid" ingevoegd.
Art.44. In artikel 6.7.4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2023 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "kan een eigenaar, erfpachter of opstalhouder van gebouwen als vermeld in artikel 6.7.2, of een met hem verbonden vennootschap als vermeld in artikel 1:20 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, ook de volgende hernieuwbare energietechnologieën plaatsen achter hetzelfde afnamepunt:" vervangen door de zinsnede "kan door de eigenaar, erfpachter of opstalhouder van gebouwen als vermeld in artikel 6.7.2, ook worden voldaan aan de verplichting door de volgende hernieuwbare energietechnologieën in dienst te nemen achter hetzelfde afnamepunt:";
2° in paragraaf 2, eerste lid, 1°, wordt de zinsnede "nieuwe fotovoltaïsche zonnepanelen op gebouwen, marginale gronden, carports of fietsenstallingen" vervangen door de zinsnede "nieuwe fotovoltaïsche zonnepanelen op de gebouwen, op de gevels van de gebouwen, op de marginale gronden, op de carports of op de fietsenstallingen";
3° in paragraaf 2 wordt in het eerste lid een punt 2° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"2° /1 nieuwe overkoepelende fotovoltaïsche zonnepanelen binnen een agrarisch gebied, waarbij in het kader van de vergunningsaanvraag de mogelijke effecten van de inplanting ten aanzien van efficiënt bodemgebruik, eventuele verstoring van de uitbatingenmogelijkheden en landschappelijke kwaliteiten zijn onderzocht.";
4° in paragraaf 2, derde lid, 1° wordt de zinsnede "nieuwe fotovoltaïsche zonnepanelen op gebouwen, marginale gronden, carports of fietsenstallingen" vervangen door de zinsnede "nieuwe fotovoltaïsche zonnepanelen op de gebouwen, op de gevels van de gebouwen, op de marginale gronden, op de carports of op de fietsenstallingen";
5° in paragraaf 2 wordt in het derde lid een punt 2° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"2° /1 nieuwe overkoepelende fotovoltaïsche zonnepanelen binnen een agrarisch gebied, waarbij in het kader van de vergunningsaanvraag de mogelijke effecten van de inplanting ten aanzien van efficiënt bodemgebruik, eventuele verstoring van de uitbatingenmogelijkheden en landschappelijke kwaliteiten zijn onderzocht.";
6° in paragraaf 2 wordt aan het zevende lid de volgende zin toegevoegd:
"Het volledige participatiebedrag wordt door de participant uitbetaald aan de projectuitvoerder uiterlijk op de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst moeten worden genomen, als vermeld in artikel 6.7.3, § 1.";
7° in paragraaf 2 wordt aan het achtste lid de volgende zin toegevoegd:
"Het VEKA kan nadere regels vastleggen om het piekvermogen of het nominale vermogen te berekenen van projectinstallaties die worden geplaatst ter uitvoering van een andere verplichting in dit besluit en die niet voldoen aan de bepalingen in deze paragraaf.";
8° in paragraaf 2 wordt het negende lid vervangen door wat volgt:
"In geval van participatie als vermeld in het eerste lid, legt de eigenaar, erfpachter of opstalhouder een participatieovereenkomst tussen participant en projectuitvoerder voor aan het VEKA. De participatieovereenkomst bevat minstens al de volgende gegevens:
1° het unieke nummer van de participatieovereenkomst;
2° het project waarin wordt geparticipeerd;
3° het volledige participatiebedrag;
4° het afnamepunt van het project waarin wordt geparticipeerd;
5° een verbod om de participatie gedurende de eerste vijftien jaar van uitbating na de indienstname van de projectinstallatie onder enige vorm te vervreemden;
6° het piekvermogen of het nominale vermogen dat het voorwerp uitmaakt van de voormelde participatieovereenkomst. In geval van participatie in een project met als doel de repowering van een windturbine, vermeldt de participatieovereenkomst dat de participant participeert in het extra nominale vermogen dat door de repowering wordt gerealiseerd ten opzichte van het oorspronkelijk nominaal vermogen van de windturbine;
7° de uiterlijke datum van indienstname van de projectinstallatie waarin wordt geparticipeerd;
8° een verklaring op erewoord dat de projectinstallatie waarin geparticipeerd wordt in het kader van de PV-verplichting, niet is geplaatst ter uitvoering van andere verplichtingen die bij of krachtens dit besluit worden vastgesteld.";
9° in paragraaf 2 worden tussen het negende lid en het tiende lid twee leden ingevoegd, die luiden als volgt:
"De projectuitvoerder stelt per project een lijst op die al de volgende elementen bevat en bezorgt die lijst aan het VEKA:
1° de participanten;
2° de unieke nummers van de participatieovereenkomsten als vermeld in het negende lid, 1° ;
3° het afnamepunt van het project vermeld in het negende lid, 4°.
Het piekvermogen of het nominaal vermogen dat het voorwerp uitmaakt van de participatieovereenkomst, vermeld in het negende lid, kan maar één keer meegeteld worden om te voldoen aan de verplichtingen, vermeld in deze afdeling en afdeling III, en andere verplichtingen die voortvloeien uit dit besluit, met uitzondering van de toepassing van paragraaf 3, punt 1°, b) en punt 2°, b). In geval van participatie in een project met als doel de repowering van een windturbine, vermeld in het derde lid, 3°, vermeldt de voormelde participatieovereenkomst dat de participant participeert in het extra nominaal vermogen na de repowering van de windturbine.".
Art.45. In artikel 6.7.5 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2023 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt:
" § 1. Het VEKA kan, na aanvraag van de eigenaar, opstalhouder of erfpachter, uitstel verlenen voor gebouwen die volledig of gedeeltelijk zullen worden gesloopt en heropgebouwd of waarvan het dak volledig of gedeeltelijk zal worden vervangen. Het uitstel wordt verleend voor het geheel of een gedeelte van de horizontale dakoppervlakte van de gebouwen die volledig of gedeeltelijk worden gesloopt of waarvan het dak volledig of gedeeltelijk wordt vervangen. In zijn aanvraag toont de eigenaar, opstalhouder of erfpachter aan dat een of meer van de gebouwen volledig of gedeeltelijk worden gesloopt en heropgebouwd of dat een of meer van de daken volledig of gedeeltelijk worden vervangen. Binnen zestig dagen na de dag waarop het VEKA de voormelde aanvraag heeft ontvangen, brengt het VEKA de eigenaar, erfpachter of opstalhouder van de gebouwen op de hoogte van de beslissing over de vraag tot uitstel. Het uitstel gaat in vanaf de betekening van de beslissing en bedraagt vijf jaar.
In geval van volledige of gedeeltelijke sloop voor heropbouw legt de eigenaar, erfpachter of opstalhouder van de gebouwen uiterlijk drie jaar na de betekening van de beslissing tot het verlenen van uitstel een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen met betrekking tot sloop voor aan het VEKA, voor zover een omgevingsvergunning voor sloop is vereist.
In geval van volledige of gedeeltelijke vervanging van het dak legt de eigenaar, erfpachter of opstalhouder van de gebouwen uiterlijk twee jaar na de betekening van de beslissing tot het verlenen van uitstel een getekende offerte voor dakvervanging voor aan het VEKA.
Een beroep bij een administratief rechtscollege over de omgevingsvergunning voor sloop, vermeld in het tweede lid, schorst de termijnen, vermeld in het eerste lid, vijfde zin, het tweede lid en het derde lid, als een omgevingsvergunning voor sloop vereist is.";
2° in paragraaf 2, tweede lid, wordt na de woorden "een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen voor de sloop voor" de zinsnede ", voor zover een omgevingsvergunning voor sloop is vereist" toegevoegd;
3° in paragraaf 2, tweede lid, wordt na de woorden "de melding aan het VEKA bezorgt", de zinsnede ", voor zover een omgevingsvergunning voor sloop is vereist" toegevoegd;
4° aan paragraaf 2 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Een beroep bij een administratief rechtscollege over de omgevingsvergunning voor sloop, vermeld in het tweede lid, schorst de termijnen, vermeld in het tweede lid, als een omgevingsvergunning voor sloop vereist is.";
5° er wordt een paragraaf 3 toegevoegd, dat luidt als volgt:
" § 3. Het VEKA is de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.".
Art.46. In artikel 6.7.7, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de zinsnede "met een afgenomen brutohoeveelheid elektriciteit van meer dan 250 MWh per kalenderjaar vanaf 1 januari 2021 die is afgenomen op hetzelfde afnamepunt" wordt vervangen door de zinsnede "aangesloten op hetzelfde afnamepunt, met een afgenomen brutohoeveelheid elektriciteit van meer dan 250 MWh per kalenderjaar vanaf het jaar 2021";
2° de datum "1 januari 2026" wordt vervangen door de zinsnede "het jaar 2026".
Art.47. In artikel 6.7.8, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, tweede lid, wordt na de woorden "de nieuwe horizontale dakoppervlakte" de zinsnede "bij de toepassing van artikel 6.7.1, eerste lid" ingevoegd;
2° in paragraaf 1, tweede lid, wordt na de woorden "de nieuwe of vernieuwde horizontale dakoppervlakte" de zinsnede "bij toepassing van artikel 6.7.1, eerste lid" ingevoegd;
3° in paragraaf 1 wordt het derde lid vervangen door wat volgt:
"Aan de verplichting, vermeld in het eerste en tweede lid, kan worden voldaan door:
1° fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst te nemen op de gebouwen of de gevels van die gebouwen, die aangesloten zijn op een afnamepunt, vermeld in het eerste en tweede lid, en die zijn gelegen op de site waar de voormelde gebouwen, vermeld in het eerste en tweede lid, liggen;
2° fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst te nemen op de marginale gronden, op andere gebouwen dan bedoeld in 1° of op de gevels van die gebouwen, op carports of op fietsenstallingen op de eigen site waar de voormelde gebouwen, vermeld in het eerste en tweede lid, liggen;
3° drijvende fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst te nemen op de eigen site waar de voormelde gebouwen, vermeld in het eerste en tweede lid, liggen;
4° overkoepelende fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst te nemen binnen een agrarisch gebied op de eigen site waar de voormelde gebouwen, vermeld in het eerste en tweede lid, liggen, waarbij in het kader van de vergunningsaanvraag de mogelijke effecten van de inplanting ten aanzien van efficiënt bodemgebruik, eventuele verstoring van de uitbatingenmogelijkheden en landschappelijke kwaliteiten zijn onderzocht. De fotovoltaïsche zonnepanelen kunnen in afwijking van het voorgaande ook in dienst worden genomen op een andere site dan de eigen site waar de gebouwen, vermeld in het eerste en tweede lid, liggen, voor zover de productie-installatie levert aan een directe lijn die is aangesloten op het afnamepunt, vermeld in het eerste lid en tweede lid, en de productie-installatie voor het overige valt binnen een categorie vermeld in 1° tot en met 4°. ";
4° in paragraaf 1, vierde lid, wordt de eerste zin vervangen door wat volgt:
"Als een eigenaar, erfpachter of opstalhouder verschillende eigen sites in het Vlaamse Gewest heeft, kan hij voldoen aan de verplichtingen, vermeld in dit hoofdstuk, door de hoeveelheid fotovoltaïsche zonnepanelen, vermeld in paragraaf 2, in dienst te nemen op de gebouwen, op de gevels van de gebouwen, op de marginale gronden, op de carports of op de fietsenstallingen op de eigen sites in het Vlaamse Gewest, door drijvende zonnepanelen in dienst te nemen op de eigen sites in het Vlaamse Gewest of door overkoepelende fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst te nemen binnen een agrarisch gebied op de eigen site in het Vlaamse Gewest voor zover de fotovoltaïsche zonnepanelen de huidige en toekomstige bestemming van de onderliggende grond niet belemmeren.";
5° in paragraaf 2, eerste lid, 1°, 2° en 3°, wordt na de woorden "per vierkante meter horizontale dakoppervlakte" telkens de zinsnede ", vermeld in artikel 6.7.1, eerste lid" ingevoegd.
Art.48. In artikel 6.7.9 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2023 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "kan een publieke organisatie als vermeld in artikel 6.7.6, ook de volgende hernieuwbare energietechnologieën plaatsen achter hetzelfde afnamepunt:" vervangen door de zinsnede "kan door een publieke organisatie als vermeld in artikel 6.7.6, ook worden voldaan aan de verplichting door de volgende hernieuwbare energietechnologieën in dienst te nemen achter hetzelfde afnamepunt:";
2° in paragraaf 2, eerste lid, 1°, wordt de zinsnede "nieuwe fotovoltaïsche zonnepanelen op gebouwen, marginale gronden, carports of fietsenstallingen" vervangen door de zinsnede "nieuwe fotovoltaïsche zonnepanelen op de gebouwen, op de gevels van de gebouwen, op de marginale gronden, op de carports of op de fietsenstallingen";
3° in paragraaf 2 wordt in het eerste lid een punt 2° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"2° /1 nieuwe overkoepelende fotovoltaïsche zonnepanelen binnen een agrarisch gebied, voor zover de fotovoltaïsche zonnepanelen de huidige en toekomstige bestemming van de onderliggende grond niet belemmeren;";
4° in paragraaf 2, derde lid, 1°, wordt de zinsnede "nieuwe fotovoltaïsche zonnepanelen op gebouwen, marginale gronden, carports of fietsenstallingen" vervangen door de zinsnede "nieuwe fotovoltaïsche zonnepanelen op de gebouwen, op de gevels van de gebouwen, op de marginale gronden, op de carports of op de fietsenstallingen";
5° in paragraaf 2 wordt in het derde lid een punt 2° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"2° /1 nieuwe overkoepelende fotovoltaïsche zonnepanelen binnen een agrarisch gebied, voor zover de fotovoltaïsche zonnepanelen de huidige en toekomstige bestemming van de onderliggende grond niet belemmeren;";
6° in paragraaf 2 wordt aan het zevende lid een zin toegevoegd, die luidt als volgt:
"Het volledige participatiebedrag wordt door de participant uitbetaald aan de projectuitvoerder uiterlijk op de datum waarop de fotovoltaïsche zonnepanelen in dienst moeten worden genomen, als vermeld in artikel 6.7.3, § 1.";
7° in paragraaf 2 wordt aan het achtste lid de volgende zin toegevoegd:
"Het VEKA kan nadere regels vastleggen om het piekvermogen of het nominale vermogen te berekenen van projectinstallaties die worden geplaatst ter uitvoering van een andere verplichting in dit besluit en die niet voldoen aan de bepalingen in deze paragraaf.";
8° in paragraaf 2 wordt het negende lid vervangen door wat volgt:
"In geval van participatie als vermeld in het eerste lid, legt de eigenaar, erfpachter of opstalhouder een participatieovereenkomst tussen participant en projectuitvoerder voor aan het VEKA. De participatieovereenkomst bevat minstens al de volgende gegevens:
1° het unieke nummer van de participatieovereenkomst;
2° het project waarin wordt geparticipeerd;
3° het volledige participatiebedrag;
4° het afnamepunt van het project waarin wordt geparticipeerd;
5° een verbod om de participatie gedurende de eerste vijftien jaar van uitbating na de indienstname van de projectinstallatie onder enige vorm te vervreemden;
6° het piekvermogen of het nominale vermogen dat het voorwerp uitmaakt van de voormelde participatieovereenkomst. In geval van participatie in een project met als doel de repowering van een windturbine, vermeldt de participatieovereenkomst dat de participant participeert in het extra nominale vermogen dat door de repowering wordt gerealiseerd ten opzichte van het oorspronkelijk nominale vermogen van de windturbine;
7° de uiterlijke datum van indienstname van de projectinstallatie waarin wordt geparticipeerd;
8° een verklaring op erewoord dat de projectinstallatie waarin geparticipeerd wordt in kader van de PV-verplichting, niet is geplaatst ter uitvoering van andere verplichtingen die bij of krachtens dit besluit worden vastgesteld.";
9° in paragraaf 2 worden tussen het negende en het tiende lid twee leden ingevoegd, die luiden als volgt:
"De projectuitvoerder stelt per project een lijst op die al de volgende elementen bevat en bezorgt die lijst aan het VEKA:
1° de participanten;
2° de unieke nummers van de participatieovereenkomsten, vermeld in het negende lid, 1° ;
3° het afnamepunt van het project, vermeld in het negende lid, 4°.
Het piekvermogen of het nominale vermogen dat het voorwerp uitmaakt van de participatieovereenkomst, vermeld in het negende lid, kan maar één keer meegeteld worden om te voldoen aan de verplichtingen, vermeld in afdeling II en deze afdeling, en andere verplichtingen die voortvloeien uit dit besluit, met uitzondering van de toepassing van paragraaf 3, punt 1°, b) en punt 2°, b). In geval van participatie in een project met als doel de repowering van een windturbine, vermeld in het derde lid, 3°, vermeldt de participatieovereenkomst dat de participant participeert in het extra nominale vermogen na de repowering van de windturbine.".
Art.49. In artikel 6.7.10 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2023 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 1 wordt vervangen door wat volgt:
"Het VEKA kan, na aanvraag van de eigenaar, opstalhouder of erfpachter, uitstel verlenen voor gebouwen die volledig of gedeeltelijk zullen worden gesloopt en heropgebouwd of waarvan het dak volledig of gedeeltelijk zal worden vervangen. Het uitstel wordt verleend voor het geheel of een gedeelte van de horizontale dakoppervlakte van de gebouwen die volledig of gedeeltelijk worden gesloopt of waarvan het dak volledig of gedeeltelijk wordt vervangen. In zijn aanvraag toont de eigenaar, opstalhouder of erfpachter aan dat een of meer van de gebouwen volledig of gedeeltelijk worden gesloopt en heropgebouwd of dat een of meer van de daken volledig of gedeeltelijk worden vervangen. Binnen zestig dagen na de dag waarop het VEKA de voormelde aanvraag heeft ontvangen, brengt het VEKA de eigenaar, erfpachter of opstalhouder van de gebouwen op de hoogte van de beslissing over de vraag tot uitstel. Het uitstel gaat in vanaf de betekening van de beslissing en bedraagt vijf jaar.
In geval van volledige of gedeeltelijke sloop voor heropbouw legt de eigenaar, erfpachter of opstalhouder van de gebouwen uiterlijk drie jaar na de betekening van de beslissing tot het verlenen van uitstel een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen met betrekking tot sloop voor aan het VEKA, voor zover een omgevingsvergunning voor sloop is vereist.
In geval van volledige of gedeeltelijke vervanging van het dak legt de eigenaar, erfpachter of opstalhouder van de gebouwen uiterlijk twee jaar na de betekening van de beslissing tot het verlenen van uitstel een getekende offerte voor dakvervanging voor aan het VEKA.
Een beroep bij een administratief rechtscollege over de omgevingsvergunning voor sloop, vermeld in het tweede lid, schorst de termijnen, vermeld in het eerste lid, vijfde zin, het tweede lid en het derde lid, als een omgevingsvergunning voor sloop vereist is.";
2° in paragraaf 2, tweede lid, wordt na de woorden "een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen voor de sloop voor" de zinsnede ", voor zover een omgevingsvergunning voor sloop is vereist" toegevoegd;
3° in paragraaf 2, tweede lid, wordt na de woorden "de melding aan het VEKA bezorgt", de zinsnede ", voor zover een omgevingsvergunning voor sloop is vereist" toegevoegd;
4° aan paragraaf 2 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Een beroep bij een administratief rechtscollege over de omgevingsvergunning voor sloop, vermeld in het tweede lid, schorst de termijnen, vermeld in het tweede lid, als een omgevingsvergunning voor sloop vereist is.";
5° er wordt een paragraaf 3 toegevoegd, dat luidt als volgt:
" § 3. Het VEKA is de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming.".
Art.50. Aan titel VI van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, wordt een hoofdstuk VIII, dat bestaat uit artikel 6.8.1, toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Hoofdstuk VIII. Inventaris van het energiegebruik van gebouwen van overheidsinstanties
Art. 6.8.1. Het platform waarbinnen de energieverbruiks- en productiegegevens en, waar beschikbaar, de fysische kenmerken van de installaties en gebouwen, van de gebouwen waarvan openbare besturen gebruiker zijn publiek beschikbaar is als open data, is de databank "Terra Patrimonium- en energiedatabank Vlaanderen" die wordt beheerd door het Vlaams Energiebedrijf.".
Art.51. Artikel 7.1.1 van hetzelfde besluit, hersteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015, wordt vervangen door wat volgt:
"Art. 7.1.1. § 1. Overeenkomstig artikel 8.7.2, § 2, derde lid van het Energiedecreet van 8 mei 2009 worden de maximumpercentages voor tegemoetkomingen aan ondernemingen, vermeld in artikel 8.7.2, § 2, van het voormelde decreet aangepast aan de Europese kaderregeling voor staatssteun ten behoeve van het milieu.
§ 2. In afwijking van artikel 8.7.2, § 2, eerste en tweede lid van het Energiedecreet van 8 mei 2009, kunnen de tegemoetkomingen voor de verbetering van de energie- en milieuprestaties van gebouwen die ter uitvoering van titel VIII van het voormelde decreet worden toegekend maximaal 30% van de in aanmerking komende kosten bedragen.
In afwijking van het eerste lid bedraagt de steunintensiteit ten hoogste 25% als de investering bestaat in de installatie of vervanging van maar één type onderdeel van een gebouw als vermeld in artikel 2, punt 9, van richtlijn 2010/31/EU.
In afwijking van het eerste en tweede lid kan de steunintensiteit niet meer bedragen dan 15% van de in aanmerking komende kosten als de investering bestaat in de installatie of vervanging van maar één type onderdeel van een gebouw als vermeld in artikel 2, punt 9, van richtlijn 2010/31/EU, en niet meer dan 20% in alle andere gevallen, als de steun wordt verleend voor investeringen in gebouwen om te voldoen aan minimumnormen voor energieprestaties die als Unienormen zoals vermeld in punt 4.2.4.2 van de Europese Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van klimaat, milieubescherming en energie 2022 (2022/C 80/01) kwalificeren, en de steun wordt verleend minder dan achttien maanden voor de inwerkingtreding van die Unienormen.
Voor steun voor het verbeteren van de energieprestaties van bestaande gebouwen kan de steunintensiteit met 15 procentpunten worden verhoogd als de verbeteringen van de energieprestaties resulteren in een daling van de vraag naar primaire energie met ten minste 40%. De voormelde verhoging van de steunintensiteit geldt niet als het project, hoewel het de vraag naar primaire energie met 40% of meer doet dalen, de energieprestaties van het gebouw niet verder verbetert dan het niveau dat wordt voorgeschreven door minimumnormen voor energieprestaties die als Unienormen zoals vermeld in punt 4.2.4.2 van de Europese Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van klimaat, milieubescherming en energie 2022 (2022/C 80/01) kunnen worden aangemerkt en die Unienormen binnen minder dan achttien maanden te rekenen van de datum van de steunaanvraag van kracht worden.
De steunintensiteit kan voor de verbetering van de energie- en milieuprestaties van gebouwen met 20 procentpunten worden verhoogd voor steun aan kleine ondernemingen of met 10 procentpunten voor steun aan middelgrote ondernemingen.
De steunintensiteit kan met 15 procentpunten worden verhoogd voor investeringen in steungebieden die voldoen aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, punt a), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met 5 procentpunten voor investeringen in steungebieden die voldoen aan de voorwaarden van artikel 107, lid 3, punt c), van het voormelde verdrag.
§ 3. In afwijking van artikel 8.7.2, § 2, eerste en tweede lid, van het Energiedecreet van 8 mei 2009, worden voor tegemoetkomingen voor de reductie en verwijdering van broeikasgasemissies, die ter uitvoering van titel VIII van het voormelde decreet worden toegekend, de regels voor de evenredigheid van de steun, vermeld in punt 4.1.3.5 van de Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van klimaat, milieubescherming en energie 2022 (2022/C 80/01) in acht genomen.
§ 4. In afwijking van artikel 8.7.2, § 2, eerste en tweede lid, van het Energiedecreet van 8 mei 2009, worden voor tegemoetkomingen ten behoeve van stadsverwarming en stadskoeling die ter uitvoering van titel VIII van het voormelde decreet worden toegekend, de regels voor de evenredigheid van de steun, vermeld in punt 4.10.4 van de Richtsnoeren staatssteun ten behoeve van klimaat, milieubescherming en energie 2022 (2022/C 80/01) in acht genomen.".
Art.52. In artikel 7.2.22 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 juli 2021, 8 juli 2022 en 16 juni 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, vierde lid, wordt het bedrag "3.000 euro" vervangen door het bedrag "9.000 euro";
2° in paragraaf 5, tweede lid, wordt de zinsnede ", alsmede een conventioneel voorkooprecht, toepasbaar in geval een overdracht of vestiging, onder de levenden en ten bezwarende titel, van zakelijke rechten op de noodkoopwoning plaatsvindt" opgeheven.
Art.53. In artikel 7.2.25, § 3, derde lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 mei 2019 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, worden de woorden "de minimumscore hebben behaald" vervangen door de woorden "voldoen aan de criteria".
Art.54. In artikel 7.4.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt punt 3° vervangen door wat volgt:
"3° een energie-efficiënte stadsverwarming of -koeling, waarmee voldaan wordt aan een economische aantoonbare warmte- of koudevraag die tot de indieningsdatum niet wordt ingevuld door een stadsverwarmings- of stadskoelingssysteem.";
2° aan paragraaf 1, vijfde lid, wordt de volgende zin toegevoegd:
"Als de economisch aantoonbare warmte- of koudevraag al is gebruikt in de berekening van de CO2-besparing, vermeld in artikel 7.4.3, § 1, vierde lid, van een ander project dat goedgekeurd is of goedgekeurd kan worden voor steun overeenkomstig deze paragraaf, kan de geproduceerde en getransporteerde warmte en koude en de te benutten restwarmte niet meer gebruikt worden bij de berekening van de CO2-besparing.";
3° aan paragraaf 7, tweede lid, punt 1°, b), wordt de volgende zin toegevoegd:
"Steun voor een installatie waarbij restwarmte benut wordt bij een afvalverbrandingsinstallatie kan alleen in combinatie met een energie-efficiënte stadsverwarming of -koeling worden aangevraagd en de steun wordt alleen toegekend voor het organisch-biologisch deel van restafval zoals vermeld in artikel 6.1.10, eerste lid.".
Art.55. In artikel 7.4.2, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het dertiende lid vervangen door wat volgt:
"Als een percentage van de nuttige groene warmte die wordt geproduceerd door een nuttige-groenewarmte-installatie of een percentage van de restwarmte die wordt geproduceerd door een installatie voor de benutting van restwarmte, geleverd wordt aan gebouwen, komt datzelfde percentage van de nuttige-groenewarmteinstallatie en installatie voor de benutting van restwarmte voor principe-aanvragen als vermeld in artikel 7.4.3, § 1, tweede of derde lid vanaf 1 september 2024 alleen in aanmerking voor steun als
1° het gebouw is aangesloten op het elektriciteitsdistributienet vóór 1 januari 2014;
2° als de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen meer dan vijf jaar voor de datum van de principe-aanvraag vermeld in artikel 7.4.3, § 1, van dit besluit, is verleend en het gebouw, als dat van toepassing is, voldoet aan de EPB-eisen die erop van toepassing zijn."
2° tussen het dertiende en veertiende lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Delen van de stadsverwarming of -koeling die minstens 50% warmte uit hernieuwbare energiebronnen en restwarmte alleen transporteren naar gebouwen komen voor principeaanvragen vanaf 1 september 2024 alleen in aanmerking voor steun als het gebouw is aangesloten op het elektriciteitsdistributienet vóór 1 januari 2014 of als de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen meer dan vijf jaar voor de datum van de principeaanvraag vermeld in artikel 7.4.3, § 1, van dit besluit, is verleend en het gebouw, als dat van toepassing is, voldoet aan de EPB-eisen die erop van toepassing zijn.";
3° aan het dertiende lid, 2° wordt de zinsnede "of de administratieve geldboete voor het niet-voldoen aan de EPB-eisen zoals vermeld in artikel 13.4.6 van het Energiedecreet van 8 mei 2009 bedraagt minder dan 250 euro" toegevoegd.
Art.56. In artikel 7.4.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 2 december 2022 en 17 februari 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, tweede lid, wordt punt 2° vervangen door wat volgt:
"2° alle investeringskosten die nodig zijn om de economisch aantoonbare vraag in te vullen. Als een deel van de investeringskosten al is opgegeven in een ander project dat goedgekeurd is of goedgekeurd kan worden voor steun conform artikel 7.4.1, § 1, kan dat deel in de voorliggende principe-aanvraag niet hoger zijn dan opgegeven in het andere project;";
2° in paragraaf 1, tweede lid, wordt punt 4° vervangen door wat volgt:
"4° de financiële steun voor alle investeringskosten waarop een beroep kan worden gedaan in het kader van andere ondersteuningsmaatregelen of in het kader van artikel 7.4.1, § 1, eerste lid;";
3° in paragraaf 1, tweede lid, 6° worden tussen de woorden "de investeringskosten van een referentie-installatie" en de woorden "en een beschrijving" de zinsnede "aangetoond aan de hand van het stavingsstuk, vermeld, in paragraaf 3, zevende lid," ingevoegd;
4° aan paragraaf 1, tweede lid, wordt een punt 10° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"10° een onvoorwaardelijke garantie dat de nuttige-groenewarmte-installatie tegemoetkomt aan een economisch aantoonbare vraag. Als de voormelde economisch aantoonbare warmte- of koudevraag ook van toepassing is voor een toekomstige principe-aanvraag als vermeld in artikel 7.4.1, § 1, bevat de voorliggende principe-aanvraag een bewijs dat de toekomstige steunaanvrager op de hoogte is dat de geproduceerde en getransporteerde warmte en koude en de te benutten restwarmte niet meer gebruikt kan worden bij de berekening van de CO2-besparing in de toekomstige principe-aanvraag.";
5° in paragraaf 1, derde lid, worden punt 2° en punt 3° vervangen door wat volgt:
"2° alle investeringskosten die nodig zijn om de economisch aantoonbare vraag in te vullen. Als een deel van de investeringskosten al is opgegeven in een ander project dat goedgekeurd is of goedgekeurd kan worden voor steun conform artikel 7.4.1, § 1, kan dat deel in de voorliggende principe-aanvraag niet hoger zijn dan opgegeven in het andere project;
3° de financiële steun voor alle investeringskosten waarop een beroep kan worden gedaan in het kader van andere ondersteuningsmaatregelen of in het kader van artikel 7.4.1, § 1, eerste lid;";
6° in paragraaf 1, derde lid, 5° worden tussen de woorden "de investeringskosten van een referentie-installatie" en de woorden "en een beschrijving" de zinsnede "aangetoond aan de hand van het stavingsstuk, vermeld, in paragraaf 3, zevende lid," ingevoegd;
7° aan paragraaf 1, derde lid, wordt een punt 9° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"9° een onvoorwaardelijke garantie dat de installatie voor benutting van restwarmte tegemoetkomt aan een economisch aantoonbare vraag. Als de voormelde economisch aantoonbare warmte- of koudevraag ook van toepassing is voor een toekomstige principe-aanvraag als vermeld in artikel 7.4.1, § 1, bevat de voorliggende principe-aanvraag een bewijs dat de toekomstige steunaanvrager op de hoogte is dat de geproduceerde en getransporteerde warmte en koude en de te benutten restwarmte niet meer gebruikt kan worden bij de berekening van de CO2-besparing in de toekomstige principe-aanvraag.";
8° in paragraaf 1, vierde lid, worden punt 1° en punt 2° vervangen door wat volgt:
"1° alle investeringskosten die nodig zijn om de economisch aantoonbare vraag in te vullen. Als een deel van de investeringskosten al is opgegeven in een ander project dat goedgekeurd is of goedgekeurd kan worden voor steun conform artikel 7.4.1, § 1, kan dit deel in de voorliggende principe-aanvraag niet hoger zijn dan opgegeven in het andere project;
2° de financiële steun voor alle investeringskosten waarop een beroep kan worden gedaan in het kader van andere ondersteuningsmaatregelen of in het kader van artikel 7.4.1, § 1, eerste lid;";
9° in paragraaf 1, vierde lid, wordt punt 10° vervangen door wat volgt:
"10° een onvoorwaardelijke garantie dat de energie-efficiënte stadsverwarming of -koeling tegemoetkomt aan een economisch aantoonbare vraag. Als de voormelde economisch aantoonbare warmte- of koudevraag ook van toepassing is voor een toekomstige principe-aanvraag als vermeld in artikel 7.4.1, § 1, bevat de voorliggende principe-aanvraag een bewijs dat de toekomstige steunaanvrager op de hoogte is dat de geproduceerde en getransporteerde warmte en koude en de te benutten restwarmte niet meer gebruikt kan worden bij de berekening van de CO2-besparing in de toekomstige principe-aanvraag;";
10° in paragraaf 1 worden het zesde en het zevende lid vervangen door wat volgt:
"Het maximale steunbedrag voor energie-efficiënte stadsverwarming of -koeling is niet hoger dan de netto-meerkosten die zijn vastgesteld als het verschil tussen de economische opbrengsten en kosten, inclusief investeringen en exploitatie, van het gesteunde project en die van het alternatieve project dat de begunstigde van de steun zonder steun geloofwaardig zou uitvoeren. De minister legt vast op welke wijze voor het feitelijke scenario en voor een geloofwaardig nulscenario de kwantificering van alle belangrijke kosten en opbrengsten, de voor het disconteren van toekomstige kasstromen geraamde gewogen gemiddelde vermogenskostenvoet ("WACC") van de begunstigden, de netto contante waarde ("NPV") voor het feitelijke scenario en voor het nulscenario over de levensduur van het project moet gebeuren. De typische nettomeerkosten kunnen worden geraamd als het verschil tussen de NPV voor het feitelijke scenario en voor het nulscenario over de levensduur van het referentieproject.
De minister kan op voorstel van het VEKA nadere regels vastleggen om de in aanmerking komende kosten te berekenen. De minister kan op voorstel van het VEKA vastleggen in welke vorm de aanvrager de garanties, vermeld in het tweede lid 10°, het derde lid, 9°, het vierde lid, 10°, 11° en 12°, moet indienen in de principe-aanvraag, vermeld in deze paragraaf. De minister kan nadere regels vastleggen om te berekenen welke investeringskosten nodig zijn om de economisch aantoonbare vraag in te vullen.";
11° in paragraaf 3, eerste lid, 1°, wordt de zinsnede "de totale in aanmerking komende kosten, vermeld in het zevende lid" vervangen door de zinsnede "alle investeringskosten, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 2°, derde lid, 2° en vierde lid, 1° ";
12° in paragraaf 3, eerste lid, 2°, worden de woorden "de in aanmerking komende kosten" vervangen door de zinsnede "alle investeringskosten, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 2°, derde lid, 2° en vierde lid, 1° ";
13° in paragraaf 3, zevende lid, wordt tussen de derde en vierde zin de volgende zinnen ingevoegd:
"De kostprijs van de referentie-installatie indien van toepassing moet worden aangetoond door middel van een stavingsstuk opgesteld door een onafhankelijke partij. Het VEKA bepaalt de vorm van het stavingsstuk en de onafhankelijkheid van de onafhankelijke partij ten opzichte van de aanvrager van de steun.".
Art.57. In artikel 7.4.4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 september 2013, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 4 wordt een punt 7° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"7° /1 de financiële steun, vermeld in artikel 7.4.3, § 1, tweede lid, 4°, derde lid, 3°, en vierde lid, 2°, is hoger dan in de berekening van de kostenefficiëntie, vermeld in artikel 7.4.3, § 3, eerste lid, 1° ;";
2° in paragraaf 6, tweede lid, wordt een punt 5° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"5° de financiële steun, vermeld in artikel 7.4.3, § 1, tweede lid, 4°, derde lid, 3°, en vierde lid, 2°, is hoger dan in de berekening van de kostenefficiëntie, vermeld in artikel 7.4.3, § 3, eerste lid, 1°. ".
Art.58. In artikel 7.9.2/0/12, vijfde lid, 2°, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° na de woorden "op haar van toepassing zijnde EPB-eisen" wordt de zinsnede "of de administratieve geldboete voor het niet-voldoen aan de EPB-eisen zoals vermeld in artikel 13.4.6 van het Energiedecreet van 8 mei 2009 bedraagt minder dan 250 euro" ingevoegd;
2° de zinsnede "en de EPB-aangifte is ingediend binnen de termijn, vermeld in artikel 11.1.8, § 1, tweede lid van het Energiedecreet van 8 mei 2009" wordt opgeheven.
Art.59. In artikel 7.9.2/0/16 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het vierde lid worden de woorden "als terugbetaling van die lening" vervangen door woorden "rechtstreeks als vervroegde terugbetaling van die lening";
2° aan het vierde lid wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt: "De ontlener vraagt in dat geval de premie zelf aan via het unieke loket, vermeld in artikel 12.6.1 van het Energiedecreet, en vermeldt hierbij dat zij voor dit onroerend goed een verbouwlening hebben lopen.";
3° in het vijfde lid worden de zinnen "Met behoud van toepassing van het vierde lid, kan de ontlener ook zelf de premies, vermeld in artikel 6.4.1/1/1 tot en met 6.4.1/1/3 en artikel 6.4.1/3 tot en met 6.4.1/5/2, van dit besluit, en de tegemoetkomingen, die zijn berekend conform artikel 5.191 van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, voor de werkzaamheden, vermeld in artikel 5.189, § 2, eerste lid, 1° tot en met 7°, van het Besluit Vlaamse Codex Wonen van 2021, aanvragen. In dat geval worden de toegekende premies en tegemoetkomingen rechtstreeks aangewend als vervroegde terugbetaling van de verbouwlening." opgeheven.
Art.60. In artikel 7.9.2/1, § 1, 5°, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, worden tussen de woorden "tot en met 31 december 2026" en de zinsnede "één begeleidings- en ondersteuningstraject" de woorden "per woning" ingevoegd.
Art.61. In artikel 7.10.1, § 5, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2010, wordt het woord "steunregeling" vervangen door de woorden "steunregeling voor hernieuwbare energie".
Art.62. In artikel 7.11.1, § 2, tweede lid van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2018, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2020 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, wordt de zin "Het VEKA bezorgt haar voorstel aan de minister uiterlijk op 15 april van het kalenderjaar voorafgaand aan de voormelde call." toegevoegd.
Art.63. In artikel 7.19.1, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° tussen de eerste en tweede zin wordt de volgende zin ingevoegd:
"Een bestaand gebouw is voor de toepassing van dit artikel een gebouw dat aangesloten is op het elektriciteitsdistributienet vóór 1 januari 2021.";
2° de woorden "sociale huisvestingsmaatschappijen" worden vervangen door het woord "woonmaatschappijen".
Art.64. Aan artikel 8.1.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2017 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020 waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid worden tussen de woorden "een afstand" en "dient plaats te vinden" de woorden "op straffe van nietigheid" ingevoegd;
2° er wordt een paragraaf 2 toegevoegd, die luidt als volgt:
" § 2. Een erkende opleidings- of vormingsinstelling kan altijd vrijwillig afstand doen van haar erkenning. Het VEKA kan de vorm bepalen waaronder de voormelde afstand op straffe van nietigheid plaatsvindt. Als een opleidings- of vormingsinstelling die afstand heeft gedaan, opnieuw erkend wil worden als opleidings- of vormingsinstelling, moet ze opnieuw voldoen aan de voorwaarden, vermeld in respectievelijk artikel 8.1.1 en 8.1.1/2.".
Art.65. In artikel 8.1.1/3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2023 wordt de zinsnede "artikel 8.3.1" vervangen door de zinsnede "artikel 8.3.2".
Art.66. In artikel 8.3.2, § 5, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het derde lid wordt vervangen door wat volgt:
"De energiedeskundigen die een totaalscore behalen van minder dan 40% op het examen met de hoogste totaalscore, kunnen pas opnieuw deelnemen aan een volgend examen, vermeld in artikel 8.3.1 nadat ze:
1° voor wat energiedeskundigen type A betreft, de opleiding, vermeld in artikel 8.1.1, eerste lid, 1°, opnieuw gevolgd hebben;
2° voor wat energiedeskundigen type D betreft, een wachttermijn van 6 maanden respecteren voor ze zich opnieuw inschrijven voor het centraal examen, vermeld in artikel 8.3.1.";
2° het vierde lid wordt vervangen door wat volgt:
"De energiedeskundigen die een totaalscore behalen tussen 40% en 60% of, die een totaalscore behalen van meer dan 60% maar geen 50% op elk opleidingsonderdeel van het examen, zoals vastgelegd door de minister, kunnen binnen het jaar nadat hun termijn, vermeld in artikel 8.1.1/3, eerste lid, verstreken is nog één keer deelnemen aan het centraal examen, vermeld in artikel 8.3.2. Wanneer ze voor dit examen niet slagen, kunnen ze pas opnieuw deelnemen aan een volgend examen, vermeld in artikel 8.3.1, nadat ze:
1° voor wat energiedeskundigen type A betreft, de opleiding, vermeld in artikel 8.1.1, eerste lid, 1°, opnieuw gevolgd hebben;
2° voor wat energiedeskundigen type D betreft, een wachttermijn van 6 maanden respecteren voor ze zich opnieuw inschrijven voor het centraal examen, vermeld in artikel 8.3.1.".
Art.67. Aan artikel 8.6.4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2017 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, worden tussen de woorden "een afstand" en "dient plaats te vinden" de woorden "op straffe van nietigheid" ingevoegd;
2° wordt een paragraaf 2 toegevoegd, die luidt als volgt:
" § 2. Een erkende opleidings- of vormingsinstelling kan altijd vrijwillig afstand doen van zijn erkenning. Het VEKA kan de vorm bepalen waaronder de voormelde afstand op straffe van nietigheid plaatsvindt. Als een opleidings- of vormingsinstelling die afstand heeft gedaan, opnieuw erkend wil worden als opleidingsinstelling, moet ze opnieuw voldoen aan de voorwaarden, vermeld in respectievelijk artikel 8.6.1 en 8.6.3.".
Art.68. Aan artikel 8.7.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 2014, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2017 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2020, wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Een erkende exameninstelling kan altijd vrijwillig afstand doen van haar erkenning. Het VEKA kan de vorm bepalen waaronder de voormelde afstand op straffe van nietigheid plaatsvindt. Als een exameninstelling die afstand gedaan heeft, opnieuw erkend wil worden als exameninstelling, moet ze opnieuw voldoen aan de voorwaarden, vermeld in dit artikel.".
Art.69. In artikel 9.1.12/2, eerste lid, 3°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2012, wordt punt b) vervangen door wat volgt:
"b) de biomassaketel of biomassakachel voldoet aan de bepalingen uit de Europese Verordening (EU) n° 2015/1185 en 2015/1189. Bovendien voldoet de biomassakachel minstens aan de energie-efficiëntieklasse A+ zoals vermeld op het Europese energielabel van het toestel, vastgesteld conform de bepalingen van verordening (EU) 2015/1186. De biomassaketel voldoet minstens aan de energie-efficiëntieklasse A+, zoals vermeld op het Europese energielabel van het toestel, vastgesteld conform de bepalingen van verordening (EU) 2015/1187;".
Art.70. Aan artikel 9.1.12/4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2017 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 2 december 2022 en 16 juni 2023, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Het installatierendement ηinst,heatvan opwekkers op de eigen site voor centrale verwarming met water als warmtetransporterend fluïdum in nieuw op te richten EPW- en EPN-eenheden waarvan de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2025, bedraagt minimaal 130%. Het installatierendement ηinst,heatvan opwekkers voor centrale ruimteverwarming met water als warmtetransporterend fluïdum wordt bepaald conform bijlage V en VI, die bij dit besluit zijn gevoegd.".
Art.71. In artikel 9.1.17 van hetzelfde besluit, hersteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 november 2013 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juli 2022, wordt een paragraaf 5/1 ingevoegd, die luidt als volgt:
" § 5/1. Het installatierendement ηinst,heatvan opwekkers op de eigen site voor centrale verwarming met water als warmtetransporterend fluïdum in EPW- en EPN-eenheden die ingrijpend energetisch worden gerenoveerd en waarvan de melding gedaan wordt of de stedenbouwkundige vergunning of de omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen aangevraagd wordt vanaf 1 januari 2025, bedraagt minimaal 130%. Het installatierendement ηinst,heatvan opwekkers voor centrale ruimteverwarming met water als warmtetransporterend fluïdum wordt bepaald conform bijlage V en VI, die bij dit besluit zijn gevoegd.".
Art.72. In artikel 9.2.5 van hetzelfde besluit, vervangen bij besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, wordt de volgende zin toegevoegd:
"De minister bepaalt welke delen van het energieprestatiecertificaat bij de bouw minstens gebruikt moeten worden om te voldoen aan deze verplichtingen.".
Art.73. In artikel 9.2.6/3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het tweede lid wordt tussen de woorden "In afwijking van het eerste lid voldoen" en de woorden "niet-residentiële eenheden" het woord "grote" ingevoegd;
2° er wordt een zesde lid toegevoegd dat luidt als volgt:
"In afwijking van het eerste en tweede lid en met behoud van toepassing van het vierde en vijfde lid, is de eigenaar, de houder van een zakelijk recht of in voorkomend geval de erfpachter of de opstalhouder van een grote niet-residentiële eenheid die al over een geldig energieprestatiecertificaat bij de bouw beschikt, tijdens de geldigheid van dit energieprestatiecertificaat vrijgesteld van de verplichtingen, vermeld in het eerste en tweede lid, op voorwaarde dat voldaan is aan de volgende eisen:
1° uit het energieprestatiecertificaat blijkt dat het gebouw of de gebouweenheid voldoet aan de E-peileis;
2° het energieprestatiecertificaat heeft betrekking op het volledige grote niet-residentiële gebouw of de gebouweenheid.".
Art.74. In artikel 9.2.7/3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, wordt een vierde en vijfde lid toegevoegd die luiden als volgt:
"In afwijking van het eerste lid dienen kleine niet-residentiële eenheden die in hun geheel afgebroken worden, niet te voldoen aan de verplichting, vermeld in het eerste lid, als cumulatief voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
1° voor de sloop van de kleine niet-residentiële eenheid is een omgevingsvergunning verleend dat het aspect afbraak bevat conform artikel 4.2.1, 1°, c) van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
2° de eigenaar, houder van een zakelijk recht, erfpachter of opstalhouder van de kleine niet-residentiële eenheid meldt dat bij het VEKA uiterlijk één maand voor de verplichting, vermeld in het eerste lid, in werking treedt, of in voorkomend geval, één maand voordat het energieprestatiecertificaat vernieuwd moet worden;
3° de eigenaar, houder van een zakelijk recht, erfpachter of opstalhouder van de kleine niet-residentiële eenheid bewijst uiterlijk binnen vijf jaar nadat de omgevingsvergunning is verleend als vermeld in 1°, het einde van de sloopwerken van de kleine niet-residentiële eenheid.
De melding, vermeld in het vierde lid, 2°, bevat minstens een kopie van de verleende vergunning, de ligging en de gegevens van de eigenaar, houder van een zakelijk recht, erfpachter of opstalhouder. De minister kan nadere regels bepalen voor de vorm en de inhoud van de melding.".
Art.75. In artikel 9.3.1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 juli 2021 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 februari 2022, 8 juli 2022 en 16 juni 2023, wordt een paragraaf 4/1 ingevoegd die luidt als volgt:
" § 4/1. In geval een gebouw of gebouweenheid dat valt onder de verplichtingen, vermeld in dit artikel, binnen de vijf jaar na de datum van het verlijden van de authentieke akte bij een notariële overdracht in volle eigendom, het vestigen of overdragen van een opstalrecht of het vestigen of overdragen van een erfpacht samengevoegd wordt met een ander gebouw of andere gebouweenheid, behaalt het samengevoegde gebouw of gebouweenheid, met behoud van de toepassing van de paragrafen 1, 2, 3, 4 en 5, artikel 9.3.2 en artikel 9.3.3, de vooropgestelde eisen vermeld in dit artikel of in geval van bestemmingswijziging, vermeld in artikel 9.3.7.
In geval een gebouw of gebouweenheid dat valt onder de verplichtingen, vermeld in dit artikel, binnen de vijf jaar na de datum van het verlijden van de authentieke akte bij een notariële overdracht in volle eigendom, het vestigen of overdragen van een opstalrecht of het vestigen of overdragen van een erfpacht opgesplitst wordt in meerdere gebouwen of gebouweenheden, behalen alle opgesplitste gebouwen of gebouweenheden, met behoud van de toepassing van paragrafen 1 tot en met 4 en paragraaf 5, de vooropgestelde eisen, vermeld in dit artikel of in geval van bestemmingswijziging, vermeld in artikel 9.3.7.".
Art.76. In artikel 9.3.4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juli 2022 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd dat luidt als volgt:
"In geval een gebouw of gebouweenheid dat valt onder de verplichtingen, vermeld in dit artikel, binnen de vijf jaar na de datum van het verlijden van de authentieke akte bij een notariële overdracht in volle eigendom, het vestigen of overdragen van een opstalrecht of het vestigen of overdragen van een erfpacht samengevoegd wordt met een ander gebouw of andere gebouweenheid, behaalt het nieuw verkregen gebouw of gebouweenheid, met behoud van de toepassing van artikel 9.3.4, artikel 9.3.5 en artikel 9.3.6, de vooropgestelde eisen vermeld in dit artikel of in geval van bestemmingswijziging, vermeld in artikel 9.3.7.
In geval een gebouw of gebouweenheid dat valt onder de verplichtingen, vermeld in dit artikel, binnen de vijf jaar na de datum van het verlijden van de authentieke akte bij een notariële overdracht in volle eigendom, het vestigen of overdragen van een opstalrecht of het vestigen of overdragen van een erfpacht opgesplitst wordt in meerdere gebouwen of gebouweenheden, behalen alle gebouwen of gebouweenheden met behoud van de toepassing van artikel 9.3.4, artikel 9.3.5 en artikel 9.3.6, de vooropgestelde eisen, vermeld in dit artikel, of in geval van bestemmingswijziging, vermeld in artikel 9.3.7.".
Art.77. In artikel 10.1.13, § 1, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2023, wordt punt 3° opgeheven.
Art.78. In artikel 10.1.14, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de zin "De aanvraag van een tegemoetkoming als vermeld in artikel 7.9.2/1, 5°, kan worden ingediend via het online platform, vermeld in artikel 10.1.13." vervangen door de zin "Voor de tegemoetkoming als vermeld in artikel 7.9.2/1, 5°, kan de aanvrager via het online platform controleren of hij aan de toekenningsvoorwaarden voldoet.";
2° in paragraaf 1, tweede lid, wordt de zinsnede ", vermeld in het eerste lid" vervangen door de zinsnede "als vermeld in artikel 6.4.1/4, tweede lid, 1° en 6.4.1/8, eerste lid";
3° aan paragraaf 1, tweede lid, wordt de volgende zin toegevoegd:
"Als de aanvrager voldoet aan de toekenningsvoorwaarden voor de tegemoetkoming als vermeld in artikel 7.9.2/1, § 1, 5°, ontvangt de aanvrager een attest met de bevestiging hiervan. De aanvrager ontvangt ook het overzicht van de gegevens waarmee de ontvankelijkheid van de aanvraag is gecontroleerd.";
4° aan paragraaf 1, derde lid, worden de zinnen "Als de aanvrager recht heeft op de tegemoetkoming, vermeld in artikel 7.9.2/1, § 1, 5°, wordt de ontvankelijke aanvraag geregistreerd in de systemen van de energiehuizen. Daarna gaan de energiehuizen over tot de toekenning van de tegemoetkoming aan de begunstigde, conform paragraaf 2" vervangen door de zin "Als de aanvrager voldoet aan de toekenningsvoorwaarden voor de tegemoetkoming als vermeld in artikel 7.9.2/1, § 1, 5°, kan de aanvrager op basis van het verkregen attest, vermeld in het tweede lid, de tegemoetkoming aanvragen bij het energiehuis.";
5° in paragraaf 1, vierde lid, wordt de zinsnede "met een elektronische formulier dat via het platform ter beschikking wordt gesteld, " vervangen door het woord "schriftelijk" en wordt de zinsnede "via het platform met een elektronisch bericht of met een brief, als de aanvrager daar expliciet om vraagt" opgeheven;
6° in paragraaf 1, vijfde lid, wordt de zinsnede ", vermeld in het tweede lid" vervangen door de zinsnede "als vermeld in artikel 6.4.1/4, tweede lid, 1° en 6.4.1/8, eerste lid, schriftelijk" en worden de woorden "door binnen dertig dagen een elektronisch formulier in te vullen dat via het platform ter beschikking wordt gesteld" vervangen door de woorden "binnen dertig dagen na ontvangst van de beslissing tot weigering";
7° in paragraaf 1, vijfde lid, wordt de zinsnede "via het platform met een elektronisch bericht of met een brief, als de aanvrager daar expliciet om vraagt" opgeheven;
8° in paragraaf 1, zesde lid, wordt tussen de woorden "van drie maanden" en de woorden "beroep aantekenen" het woord "schriftelijk" ingevoegd;
9° in paragraaf 1, zesde lid, worden de woorden "met een elektronisch formulier dat via het platform ter beschikking wordt gesteld" opgeheven;
10° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden "de aanvragen" vervangen door de woorden "de controle van de toekenningsvoorwaarden".
Art.79. Artikel 12.3.1 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2022, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing:
"Art. 12.3.1. In afwijking van artikel 6.4.1/6, § 5, tweede lid komen voor aanvragen, uiterlijk ingediend op 31 januari 2025, van de premie als vermeld in artikel 6.4.1/1/1 en 6.4.1/5/1 voor werken aan de gemeenschappelijke delen, facturen in aanmerking die dateren van 1 juli 2020 tot de datum van de aanvraag. Voor deze aanvragen wordt het bedrag van de tegemoetkoming berekend op basis van de in aanmerking genomen facturen die dateren van 1 juli 2020 tot de datum van de aanvraag.".
Art.80. Artikel 12.3.4 van hetzelfde besluit, opgeheven door het besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2022, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing:
"Art. 12.3.4. Ter uitvoering van artikel 4.1.8/1, tweede lid, van het Energiedecreet van 8 mei 2009 kunnen de elektriciteitsdistributienetbeheerders de organisatorische ondersteuning bij de uitvoering van de energiebesparende investeringen die uit het energiezorgsysteem voortkomen, vermeld in artikel 6.4.1/7, 3°, c) van dit besluit, in de lezing voorafgaand aan de opheffing ervan bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2024, nog voortzetten tot uiterlijk 31 december 2027 op voorwaarde dat die activiteiten voor dat lokale bestuur in kwestie uiterlijk op 31 december 2024 al werden opgestart.".
Art.81. In bijlage V van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2022 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 2 wordt tussen de definitie van "In/exfiltratiedebiet" en de definitie van "Interne warmteproductie" de volgende definitie ingevoegd:
"Installatierendement: globale prestatie van de opwekkers in een installatie.";
2° in punt 10.1 wordt aan de eerste alinea de volgende zin toegevoegd:
"De globale prestatie van de installatie voor opwekking van ruimteverwarming wordt vereenvoudigd bepaald op basis van het installatierendement.";
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 25-06-2024, p. 78411)
Art.82. In bijlage VI van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 december 2022 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juni 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 7.1 wordt tussen de eerste en de tweede alinea een alinea ingevoegd, die luidt als volgt:
"De globale prestatie van de installatie voor opwekking van ruimteverwarming wordt vereenvoudigd bepaald op basis van het installatierendement.";
2° er wordt een punt 7.7 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"7.7 Installatierendement voor de opwekking van ruimteverwarming
Het installatierendement voor de opwekking van ruimteverwarming is een maat voor het globale opwekkingsrendement van een groep van opwekkers die samen een energiesector bedienen. Het installatierendement wordt alleen bepaald voor energiesectoren die bediend worden door opwekkers op de eigen site voor centrale ruimteverwarming met water als warmtetransporterend fluïdum.
Het installatierendement ηinst,heat,sec i wordt berekend conform punt 10.6 van bijlage V, die bij dit besluit is gevoegd. Het opwekkingsrendement wordt bepaald conform punt 7.5.1 van deze bijlage.
Als de EPB-eenheid meerdere energiesectoren bevat en het installatierendement voor ruimteverwarming verschilt per energiesector, wordt het volumegemiddelde installatierendement van de energiesectoren waarvoor een installatierendement is bepaald, gebruikt om na te gaan of er voldaan is aan de eis.".
Art.83. In bijlage XII, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 oktober 2020 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 december 2021 en 2 december 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 5.4.1 wordt aan de derde alinea de volgende zin toegevoegd:
"De analoge gasmeter van de netbeheerder moet ook aan deze voorwaarde voldoen en daarenboven beschikken over een systeem (type impulsgever) dat een automatische opneming (dit wil zeggen niet manueel - visuele weergave) van de meterstand toelaat.";
2° in punt 6.2 wordt het woord "woren" vervangen door het woord "worden";
3° in punt 6.2 wordt de volgende zin toegevoegd:
"Directe elektrische verwarming in ruimten waar ook oppervlakteverwarming met water als transportmedium (zoals vloerverwarming, wandverwarming, ...) aanwezig is, hoeft niet meegerekend worden.";
4° aan punt 6.2 wordt een alinea toegevoegd, die luidt als volgt:
"Als waarde bij ontstentenis geldt een afgiftevermogen van 30 W/m2.";
5° in punt 8 wordt een alinea toegevoegd, die luidt als volgt:
"De eisen gelden niet voor EPB-eenheden met een residentiële bestemming.";
6° in punten 7.1.2, 8.4 en 9.4 wordt het woord "installatierendement" telkens vervangen door het woord "systeemrendement".
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen aan het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake erkenningen met betrekking tot het leefmilieu
Art.84. In artikel 4, § 1, 43°, b, van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake erkenningen met betrekking tot het leefmilieu, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 januari 2021, worden de woorden " a) tot en met c)" vervangen door de woorden " a) tot en met b)".
Art.85. In artikel 6 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 25 november 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 2° wordt punt c) opgeheven;
2° in punt 4° wordt punt d) opgeheven.
Art.86. Artikel 16 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2022, wordt opgeheven.
Art.87. Artikel 23 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013, wordt opgeheven.
Art.88. In artikel 32, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt punt 3° opgeheven.
Art.89. In artikel 40 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden in de inleidende zin de woorden " a) tot en met d)" vervangen door de zinsnede "a), b) en d)";
2° in het eerste lid, 4°, wordt de zinsnede "of verwarmingsaudit, vermeld in artikel 12, 13, en 14 van het besluit" vervangen door de zinsnede ", vermeld in artikel 12 en 13 van het besluit";
3° in het tweede lid wordt de zinsnede "artikel 16, 3°, " opgeheven;
4° in het tweede lid wordt de zinsnede "1° tot en met 4°, " vervangen door de zinsnede "1°, 2° en 4°, ".
Art.90. In artikel 43, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2023 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het tweede lid wordt het woord "vijf" vervangen door het woord "vier";
2° in het tweede lid wordt punt 5° opgeheven;
3° het derde lid wordt opgeheven;
4° in het vierde lid, dat het derde lid wordt, wordt punt 2° opgeheven.
Art.91. In artikel 43/1, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het derde lid wordt het woord "vijf" vervangen door het woord "vier";
2° in het derde lid wordt punt 5° opgeheven;
3° het vierde lid wordt opgeheven;
4° in het vijfde lid, dat het vierde lid wordt, wordt punt 2° opgeheven.
Art.92. Artikel 43/2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2022, wordt opgeheven.
Art.93. In artikel 55, § 2 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016, wordt de zinsnede "a) tot en met d), vervangen door de zinsnede "a, b) en d)".
Art.94. In artikel 58/1, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 januari 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden de woorden "of aan een verwarmingsaudit onderworpen is" opgeheven;
2° in het tweede lid worden de woorden "en verwarmingsauditrapporten" opgeheven.
Art.95. In artikel 58/2, eerste lid, 2°, a), van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 januari 2021, wordt de zinsnede ", gasvormige brandstof of verwarmingsaudit als vermeld in artikel 32, § 2, eerste lid, 1°, 2°, en 3°, " vervangen door de zinsnede "of gasvormige brandstof als vermeld in artikel 32, § 2, eerste lid, 1°, of 2°, ".
Art.96. In bijlage 1 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in hoofdstuk 1 wordt afdeling 3 opgeheven;
2° in hoofdstuk 3, afdeling 1, onderafdeling 1 wordt punt 24° opgeheven;
3° in hoofdstuk 3, afdeling 2, onderafdeling 2 wordt punt 10° opgeheven;
4° in hoofdstuk 3 wordt afdeling 3 opgeheven;
5° in hoofdstuk 3 wordt afdeling 4 opgeheven.
Art.97. In het opschrift van bijlage 5 van hetzelfde besluit worden de woorden "of verwarmingsaudit" opgeheven.
Art.98. In bijlage 18 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016, en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019 en 25 november 2022, wordt in punt b) de lijn "
- technicus verwarmingsaudit | 25 euro |
4.10.1.6 | Als een hinderlijke inrichting zijn hoedanigheid van BKG-installatie verliest, of als de activiteiten van de BKG-installatie worden stopgezet, dient de exploitant van de BKG-installatie binnen een termijn van veertien dagen een aanvraag tot schrapping van de toepasselijke Y rubrieken in. |
5.2.1.5, § 1 | Tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit en behalve in het geval dat in de inrichting uitsluitend afvalstoffen afkomstig van de eigen bedrijfsactiviteiten worden verwerkt, wordt bij de ingang van de inrichting een uithangbord van minstens 1 m2 grootte aangebracht waarop duidelijk leesbaar volgende vermeldingen voorkomen: 1° de aard van de inrichting; 2° de naam, het adres en het telefoonnummer van de exploitant; 3° de vervaldatum van de vergunning: "vergund tot ..."; 4° de normale openingsuren; 5° het adres en het telefoonnummer van de toezichthoudende overheid; 6° bij brand of onheil: telefoonnummer brandweer; |
4.10.1.7, § 1bis | De exploitant van een BKG-installatie controleert regelmatig of het monitoringmethodiekplan, zoals vermeld in paragraaf 1, overeenstemt met de aard en het functioneren van de installatie, en of de monitoringmethode vatbaar is voor verbetering. De exploitant van een BKG-installatie actualiseert het monitoringmethodiekplan conform artikel 9 van de gedelegeerde verordening (EU) 2019/331 van de Commissie van 19 december 2018 tot vaststelling van een voor de hele unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad. |