26 JUNI 2024. - Koninklijk besluit betreffende de uitvoering van diverse bepalingen van de wet van 20 november 2022 betreffende het beheer van bodems verontreinigd door radioactieve stoffen
HOOFDSTUK 1. - Definities en toepassingsgebied
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Procedure en criteria voor de erkenning van deskundigen in de bodemverontreiniging
Art. 2-9
HOOFDSTUK 3. - Saneringsproces
Afdeling 1. - Vrijstelling van de verplichting tot totale of gedeeltelijke uitvoering van het saneringsproces
Art. 10
Afdeling 2. - Oriënterend onderzoek en beschrijvend onderzoek
Art. 11-14
HOOFDSTUK 4. - Overlegproces
Art. 15-19
HOOFDSTUK 5. - Remediëring
Afdeling 1. - Openbaar onderzoek
Art. 20
Afdeling 2. - Adviesverlening met betrekking tot het remediëringsproject
Art. 21
Afdeling 3. - Goedkeuringsprocedure
Art. 22-23
HOOFDSTUK 6. - Financiële zekerheden
Art. 24-31
HOOFDSTUK 7. - Retributies
Art. 32-34
HOOFDSTUK 8. - Administratieve boetes
Art. 35-39
HOOFDSTUK 9. - Aan diverse bepalingen van dit besluit gemeenschappelijke beroepsprocedure.
Art. 40
HOOFDSTUK 10. - Slotbepaling
Art. 41
BIJLAGE.
Art. N1
HOOFDSTUK 1. - Definities en toepassingsgebied
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° Wet: de wet van 20 november 2022 betreffende het beheer van bodems verontreinigd door radioactieve stoffen;
2° bevoegde regionale overheid: de overheden van het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die bevoegd zijn voor bodemsanering;
3° Agentschap: het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle, opgericht bij de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle;
4° regionale erkenning als bodemdeskundige: de erkenning als bodemsaneringsdeskundige in het Vlaams Gewest, de erkenning als bodemverontreinigingsdeskundige/expert en pollution du sol in het Brussel Hoofdstedelijk Gewest en de erkenning als expert en gestion des sols pollués in het Waals Gewest.
HOOFDSTUK 2. - Procedure en criteria voor de erkenning van deskundigen in de bodemverontreiniging
Art.2. Om een erkenning als deskundige in de bodemverontreiniging te verkrijgen, moet de aanvrager:
1° houder zijn van een door de bevoegde regionale overheid verstrekte erkenning als bodemdeskundige die de uitvoering toelaat van alle taken die in het kader van de van toepassing zijnde regionale regelgeving aan een bodemdeskundige kunnen worden toegewezen;
2° een aanvullende vorming voor deskundigen in de bodemverontreiniging hebben gevolgd van tenminste 18 uur en hierover met succes een kenniscontrole hebben ondergaan.
De aanvullende vorming wordt georganiseerd door het Agentschap. Het Agentschap legt hierbij het programma van deze vorming vast alsook de inhoud van de kennisproef.
De aanvullende vorming omvat ten minste de volgende onderdelen:
i) Basisbegrippen van radioactiviteit en ioniserende straling;
ii) Interactie van ioniserende straling met materie;
iii) Stralings- en dosismetingen;
iv) Relevante wet- en regelgeving:
a) het koninklijk besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen;
b) de Wet en de uitvoeringsbesluiten ervan, met inbegrip van de technische reglementen van het Agentschap die deze bepalingen verder verduidelijken;
v) Gedrag van radionucliden in het milieu:
a) Opstellen van de verontreinigingshypothese;
b) Chemische en radiologische risicobeoordeling van bodemverontreiniging door radioactieve stoffen;
vi) Het beheer van radioactieve materialen:
a) Classificatie en beheer van radioactief afval;
b) Beheer van NORM-residu's;
c) Het NIRAS acceptatiesysteem;
vii) Het uitvoeren en interpreteren van veldmetingen;
viii) Het gebruik van collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen.
Art.3. De erkenning vermeld in artikel 2 kan worden verleend aan een natuurlijke of rechtspersoon.
Art.4. § 1. De erkenningsaanvraag wordt in elektronische vorm aan het Agentschap gericht op bodem@fanc.fgov.be.
De aanvraag omvat:
1° Een curriculum vitae van de aanvrager in het geval van een natuurlijk persoon;
2° Alle inlichtingen of documenten waaruit blijkt dat de aanvrager voldoet aan de voorwaarden voor de erkenning, diploma, specifieke opleiding en deskundigheid zoals bepaald in artikel 2.
§ .2. De aanvrager moet aan het Agentschap voor de beoordeling van de aanvraag tot erkenning als deskundige in de bodemverontreiniging een retributie betalen volgens de modaliteiten bepaald in artikel 32.
Art.5. Het Agentschap deelt de aanvrager binnen een termijn van dertig kalenderdagen vanaf de ontvangst van de aanvraag mee of deze al dan niet volledig is.
Indien de aanvraag onvolledig is, beschikt de aanvrager over een termijn van zestig dagen om zijn aanvraag te vervolledigen met de ontbrekende stavingsstukken.
Indien de aanvrager niet reageert binnen deze termijn, wordt het dossier ambtshalve afgesloten.
Art.6. § 1. Het Agentschap neemt een beslissing over de aanvraag binnen een termijn van zestig kalenderdagen na de volledigverklaring ervan, of binnen een langere termijn die het dient te motiveren.
§ 2. Indien het Agentschap van oordeel is dat het de gevraagde erkenning niet kan verlenen, dan stelt het de aanvrager eerst in kennis van zijn intentie om deze te weigeren. De aanvrager heeft het recht om binnen de dertig kalenderdagen na de kennisgeving van deze intentie gehoord te worden.
§ 3. Indien de aanvrager gebruik wenst te maken van zijn recht om gehoord te worden, dient hij dit uiterlijk op de vijftiende kalenderdag na de kennisgeving van de weigeringsintentie schriftelijk kenbaar te maken aan het Agentschap.
§ 4. De definitieve beslissing van het Agentschap wordt per aangetekend schrijven aan de aanvrager gericht.
§ 5. De lijst van de erkende deskundigen in de bodemverontreiniging wordt bekendgemaakt op de website van het Agentschap.
Art.7. § 1. De aanvraag tot verlenging van de erkenning gebeurt overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 6.
De deskundige in de bodemverontreiniging richt zijn aanvraag tot verlenging van de erkenning aan het Agentschap uiterlijk honderdtachtig kalenderdagen voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de lopende erkenning.
In de aanvraag tot verlenging van zijn erkenning moet de deskundige aantonen dat hij zijn kennis en bekwaamheid in de in de erkenning vermelde materies op peil houdt en verder ontwikkelt. De aanvrager toont dit aan als volgt:
1° ofwel door een opleiding van 10 uur of meer over een periode van vijf jaar;
2° ofwel door zijn praktijkervaring.
Hiertoe worden de attesten en documenten waarmee de inhoud van deze opleiding en deze praktijk kan worden beoordeeld, bij de aanvraag tot verlenging gevoegd.
§ 2. Indien het Agentschap van oordeel is dat het de gevraagde verlenging van de erkenning niet kan verlenen, dan stelt het de aanvrager eerst in kennis van zijn intentie om deze te weigeren. De aanvrager heeft het recht om binnen de dertig kalenderdagen na de kennisgeving van deze intentie gehoord te worden.
Indien de aanvrager gebruik wenst te maken van zijn recht om gehoord te worden, dient hij dit uiterlijk op de vijftiende kalenderdag na de kennisgeving van de weigeringsintentie schriftelijk kenbaar te maken aan het Agentschap.
§ 3. De definitieve beslissing van het Agentschap wordt per aangetekend schrijven aan de aanvrager gericht.
§ 4. Het Agentschap neemt een beslissing over de aanvraag tot verlenging van de erkenning binnen een termijn van zestig kalenderdagen, of binnen een langere termijn die het dient te motiveren.
§ 5. De verlenging van de erkenning wordt verleend voor een maximumtermijn van vijf jaar.
§ 6. De aanvrager dient een retributie te betalen volgens de modaliteiten bepaald in artikel 32.
Art.8. § 1. Indien het Agentschap vaststelt dat een erkend deskundige in de bodemverontreiniging zijn taken, of zijn verplichtingen niet naar behoren vervult, kan het Agentschap:
1° de betrokken deskundige aanmanen om zijn situatie te regulariseren;
2° de erkenning geheel of gedeeltelijk schorsen;
3° de erkenning geheel of gedeeltelijk opheffen.
Indien het Agentschap het nodig acht de erkenning geheel of gedeeltelijk op te heffen of te schorsen, dan wordt dit vooraf aan de houder ervan meegedeeld met de vermelding dat hij het recht heeft om binnen de dertig kalenderdagen vanaf deze kennisgeving gehoord te worden.
Indien de aanvrager gebruik wenst te maken van zijn recht om gehoord te worden, dan stelt hij het Agentschap uiterlijk op de vijftiende dag na deze kennisgeving hiervan schriftelijk in kennis.
§ 2. De deskundige in de bodemverontreiniging dient gedurende de volledige duurtijd van zijn erkenning in het bezit te zijn van een regionale erkenning als bodemdeskundige.
Indien zijn regionale erkenning vervalt, wordt geschorst, opgeheven of ingetrokken, brengt de deskundige in de bodemverontreiniging het Agentschap hiervan onverwijld op de hoogte. In dat geval wordt de erkenning tot deskundige in de bodemverontreiniging eveneens respectievelijk ambtshalve geschorst, opgeheven of ingetrokken.
Art.9. Een erkend deskundige in de bodemverontreiniging kan een aanvraag tot opheffing van zijn erkenning indienen in geval hij zijn activiteiten wil stopzetten.
Daartoe moet hij zijn aanvraag elektronisch richten naar bodem@fanc.fgov.be.
HOOFDSTUK 3. - Saneringsproces
Afdeling 1. - Vrijstelling van de verplichting tot totale of gedeeltelijke uitvoering van het saneringsproces
Art.10. § 1. De tot saneringsplichtige aangeduide persoon kan bij het Agentschap een aanvraag tot vrijstelling van de saneringsplicht indienen zoals voorzien in artikel 6 van de Wet.
De aanvraag wordt in elektronische vorm aan het Agentschap gericht via het volgende adres: bodem@fanc.fgov.be .
De aanvraag tot vrijstelling moet ingediend worden binnen de zestig kalenderdagen na de betekening van de aanduiding tot saneringsplichtige en bevat elk nuttig document dat het Agentschap moet toelaten om de aanvraag tot vrijstelling te beoordelen.
§ 2. Als de betrokkene volgens de beoordeling van het Agentschap voor een deel van de verontreiniging cumulatief voldoet aan de voorwaarden opgenomen in artikel 6 § 1 van de Wet, is hij vrijgesteld van de saneringsplicht voor dat deel van de bodemverontreiniging.
§ 3. De aanvrager moet aan het Agentschap voor de beoordeling van de aanvraag een retributie betalen volgens de modaliteiten bepaald in artikel 32.
Afdeling 2. - Oriënterend onderzoek en beschrijvend onderzoek
Art.11. Het oriënterend onderzoek wordt door de saneringsplichtige uitgevoerd binnen een termijn van een jaar nadat hij werd aangeduid als saneringsplichtige. Een aanvraag tot vrijstelling van de saneringsplicht schorst deze termijn niet.
Art.12. § 1. Wanneer het Agentschap op basis van het oriënterend onderzoek beslist om aan de saneringsplichtige een beschrijvend onderzoek te vragen, voert de saneringsplichtige een beschrijvend onderzoek uit.
§ 2. Het verslag van het beschrijvend onderzoek wordt ingediend binnen een termijn van twee jaar na de kennisgeving door het Agentschap dat een beschrijvend onderzoek moet worden uitgevoerd.
Deze termijn is eenmalig verlengbaar met een periode van maximaal zes maanden mits de saneringsplichtige hiertoe een gemotiveerde aanvraag indient uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van de in het eerste lid bepaalde termijn en mits het Agentschap zich hiermee uitdrukkelijk akkoord verklaart binnen de maand na ontvangst van de aanvraag.
§ 3. Het beschrijvend onderzoek kan op initiatief van de saneringsplichtige gecombineerd met of onmiddellijk aansluitend op het oriënterend onderzoek worden uitgevoerd. De saneringsplichtige brengt het Agentschap hiervan in voorkomend geval op de hoogte binnen de termijn van een jaar nadat hij werd aangeduid als saneringsplichtige.
Het verslag van het gecombineerd oriënterend en beschrijvend onderzoek wordt ingediend binnen een termijn van twee jaar na de kennisgeving tot aanduiding als saneringsplichtige.
Deze termijn is eenmalig verlengbaar met een periode van maximaal zes maanden mits de saneringsplichtige hiertoe een gemotiveerde aanvraag indient uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van de in het tweede lid bepaalde termijn en mits het Agentschap zich hiermee uitdrukkelijk akkoord verklaart binnen de maand na ontvangst van de aanvraag.
Art.13. § 1. De verslagen van de oriënterende onderzoeken en beschrijvende onderzoeken worden in elektronische of papieren vorm aan het Agentschap overgemaakt. Bij het indienen van het verslag van het oriënterend onderzoek of het beschrijvend onderzoek moet met het oog op de beoordeling ervan, een retributie aan het Agentschap worden betaald, volgens de modaliteiten bepaald in artikel 32.
Het Agentschap meldt de saneringsplichtige binnen een termijn van dertig kalenderdagen vanaf de ontvangst van het verslag van het onderzoek of dit al dan niet volledig is.
§ 2. Het verslag van het oriënterend en het beschrijvend onderzoek wordt respectievelijk binnen een termijn van zestig en negentig kalenderdagen na de volledigverklaring van het dossier beoordeeld.
Indien overeenkomstig artikel 12, § 3, tweede lid, voor het beschrijvend onderzoek gecombineerd met of onmiddellijk aansluitend op het oriënterend onderzoek een eengemaakt verslag wordt ingediend, geldt de in het eerste lid vermelde beoordelingstermijn van negentig dagen, voor het eengemaakt verslag.
Art.14. § 1. Tegen de beoordeling van het verslag van het beschrijvend en oriënterend onderzoek door het Agentschap kan binnen een termijn van dertig kalenderdagen vanaf de kennisgeving van de beslissing administratief beroep worden ingesteld volgens de procedure bepaald in artikel 40.
§ 2. Het beroep schorst de genomen beslissing niet.
HOOFDSTUK 4. - Overlegproces
Art.15. § 1. Het in artikel 12 van de Wet bedoelde overlegproces gebeurt in een overlegcomité. De betrokken overheden bedoeld in artikel 12, § 1 van de Wet zijn enerzijds de bevoegde overheden inzake bodemsanering waar het verontreinigd terrein gelegen is en anderzijds het gemeentebestuur waar het verontreinigd terrein gelegen is. Een vertegenwoordiger van deze overheden kan, na uitnodiging door het Agentschap, vrijblijvend deelnemen aan het overlegcomité.
Het Agentschap kan, naast de personen bedoeld in artikel 12, § 1 van de Wet, andere personen uitnodigen om deel te nemen aan het overlegproces, hetzij op eigen initiatief, hetzij op voorstel van een van de betrokken overheden.
§ 2. Voor de deelname aan het overlegcomité kan de saneringsplichtige zich laten bijstaan door een deskundige in de bodemverontreiniging.
Art.16. § 1. Het Agentschap stuurt de bij het overlegproces betrokken partijen een uitnodiging om deel te nemen aan de eerste vergadering van het overlegcomité.
Deze uitnodiging wordt binnen een termijn van minstens één maand voor de geplande vergaderdatum overgemaakt.
Tijdens de eerste overlegvergadering beslissen de bij het overlegproces betrokken partijen over de planning en de organisatie van de volgende vergaderingen, desgevallend via een reglement van interne orde.
§ 2. De totale duur van het overlegproces mag niet meer dan een jaar bedragen, behoudens indien uit het overlegproces blijkt dat verder onderzoek of verdere studie noodzakelijk is en het Agentschap akkoord gaat met de verlenging van de duur van het overlegproces.
Art.17. Het verslag zoals bedoeld in artikel 12 § 2 van de Wet waarin de verschillende saneringsopties worden beschreven, wordt uiterlijk binnen een termijn van honderdtachtig kalenderdagen na de datum van de laatste vergadering van het overlegcomité ingediend. Het wordt in elektronische of papieren vorm aan het Agentschap overgemaakt.
Art.18. § 1. Het Agentschap maakt een afschrift van het in artikel 12, § 2, van de Wet bedoelde verslag voor advies over aan alle deelnemers aan het overlegproces. Deze beschikken over een termijn van 60 kalenderdagen om hun advies over te maken. Indien er binnen deze termijn geen enkel advies of bezwaar werd overgemaakt, kan de procedure worden verdergezet.
§ 2. Het Agentschap bezorgt de saneringsplichtige en de deelnemers aan het overlegproces, in voorkomend geval, en uiterlijk 15 kalenderdagen na afloop van de in paragraaf 1 bedoelde termijn een afschrift van de adviezen of bezwaren, waarna de saneringsplichtige gedurende 30 kalenderdagen de mogelijkheid krijgt om zijn standpunt ter kennis te brengen van het Agentschap.
§ 3. Het Agentschap betekent zijn beslissing aan de saneringsplichtige en de deelnemers aan het overlegproces, uiterlijk 30 kalenderdagen na de termijn waarin de saneringsplichtige overeenkomstig paragraaf 2 zijn standpunt ter kennis kan brengen.
Tegen de beslissing van het Agentschap zoals bedoeld in artikel 12 § 2, tweede lid van de Wet kan binnen een termijn van dertig kalenderdagen vanaf de kennisgeving van de beslissing administratief beroep worden ingesteld overeenkomstig de procedure voorzien in artikel 40.
§ 4. In voorkomend geval maakt het Agentschap een afschrift van het in artikel 12, § 3, van de Wet bedoelde verslag voor advies over aan alle deelnemers aan het overlegproces. Deze beschikken over een termijn van 60 kalenderdagen om hun advies over te maken. Indien er binnen deze termijn geen enkel advies of bezwaar werd overgemaakt,kan de procedure worden verdergezet.
§ 5. Het Agentschap bezorgt de saneringsplichtige, in voorkomend geval, na afloop van de in paragraaf 1 bedoelde termijn een afschrift van de adviezen of bezwaren, waarna deze gedurende dertig kalenderdagen de mogelijkheid krijgt om zijn standpunt ter kennis te brengen van het Agentschap.
§ 6. Het Agentschap betekent zijn beslissing aan de saneringsplichtige en de deelnemers aan het overlegproces, uiterlijk 30 kalenderdagen na de termijn waarin de saneringsplichtige overeenkomstig paragraaf 5 zijn standpunt ter kennis kan brengen.
Tegen de beslissing van het Agentschap zoals bedoeld in artikel 12 § 3, tweede lid van de Wet kan binnen een termijn van dertig kalenderdagen vanaf de kennisgeving van de beslissing administratief beroep worden overeenkomstig de procedure voorzien in artikel 40.
§ 7. Het beroep bedoeld in dit artikel schorst de genomen beslissing niet.
Art.19. § 1. De saneringsplichtige maakt uiterlijk een jaar nadat de met redenen omklede beslissing betreffende de saneringsoptie definitief is geworden of in voorkomend geval, na afloop van de beroepsprocedure tegen deze beslissing, een gedetailleerd remediëringsproject aan het Agentschap over dat minstens de elementen bevat die door het Agentschap voor de beoogde sanering bij de kennisgeving van de beslissing werden vooropgesteld. Deze termijn kan na gemotiveerd verzoek van de saneringsplichtige door het Agentschap verlengd worden tot een maximale duurtijd van twee jaar.
§ 2. De saneringsplichtige dient met het oog op de beoordeling van het voorgestelde remediëringsproject een retributie aan het Agentschap te betalen volgens de modaliteiten bepaald in artikel 32.
HOOFDSTUK 5. - Remediëring
Afdeling 1. - Openbaar onderzoek
Art.20. § 1. Het Agentschap organiseert een openbaar onderzoek betreffende het remediëringsproject.
Het openbaar onderzoek begint op de datum dat het onderzoek middels een bericht in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt en loopt gedurende dertig kalenderdagen.
Het bericht omvat de volgende inlichtingen:
1° een beknopte beschrijving van het remediëringsproject;
2° de locatie van de terreinen waarop het remediëringsproject betrekking heeft;
3° de naam van de saneringsplichtige;
4° de overheden waarbij de relevante informatie kan worden verkregen en hun contactgegevens;
5° de eind- en begindatum van het openbaar onderzoek;
6° de plaatsen waar het dossier tijdens het openbaar onderzoek kan worden geraadpleegd en de modaliteiten voor de raadpleging ervan;
7° de mogelijkheid om standpunten, opmerkingen en bezwaren met betrekking tot het dossier in te dienen, alsook de voorwaarden en modaliteiten voor de indiening ervan;
8° in voorkomend geval, een verwijzing naar eerdere openbare onderzoeken.
De gemeente waar het remediëringsproject wordt uitgevoerd, publiceert een aankondiging op haar website. Die aankondiging verwijst naar de kennisgeving van het onderzoek in het Belgisch Staatsblad.
De saneringsplichtige hangt een aankondigingsbericht op de plaats waar de saneringswerken zullen gebeuren. Het model van aankondigingsbericht wordt door het Agentschap ter beschikking gesteld.
§ 2. Het Agentschap stelt het dossier van het remediëringsproject in papieren en digitale vorm ter inzage voor het publiek beschikbaar in zijn kantoren.
Het dossier is ook in elektronische vorm beschikbaar via de website van het Agentschap.
Tijdens het openbaar onderzoek kan iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon, met inbegrip van de gemeentelijke en regionale overheden, schriftelijk standpunten, opmerkingen en bezwaren aan het Agentschap meedelen.
§ 3. Na de periode van het openbaar onderzoek centraliseert het Agentschap de klachten en opmerkingen betreffende het remediëringsproject en vat deze samen.
Afdeling 2. - Adviesverlening met betrekking tot het remediëringsproject
Art.21. Het Agentschap maakt het dossier bevattende het gedetailleerd remediëringsproject alsook de samenvatting van de klachten en opmerkingen die resulteerden uit het openbaar onderzoek over aan de bevoegde regionale overheid en, behoudens indien zij saneringsplichtige is, aan NIRAS met de vraag om hierover een advies te geven.
In voorkomend geval beschikken deze overheden over een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de ontvangst van het dossier, om hun gemotiveerd advies inzake de aspecten die betrekking hebben op hun bevoegdheden, aan het Agentschap mede te delen.
Wanneer de bevoegde regionale overheid of NIRAS binnen de voorziene termijn geen advies verleent, kan de procedure worden verdergezet.
Afdeling 3. - Goedkeuringsprocedure
Art.22. § 1. Het Agentschap gaat over tot de goedkeuring van het remediëringsproject indien:
1° het voorgelegde remediëringsproject voldoet aan artikel 14 van de Wet en de overeenkomstig artikel 19 voor de bedoelde sanering vooropgestelde elementen;
2° de kostenraming zoals bedoeld in artikel 24 correct werd uitgevoerd.
De goedkeuring kan gepaard gaan met het opleggen van beschermings- en beheersmaatregelen aanvullend op deze beschreven in het remediëringsproject.
Tevens omvat de goedkeuring een vermelding van de activiteiten en installaties die deel uitmaken van het remediëringsproject waarvoor de saneringsplichtige of in voorkomend geval NIRAS een aparte vergunningsaanvraag moet indienen bij het Agentschap of een andere overheid, zo deze dit heeft meegedeeld aan het Agentschap, met de voorziene timing hiervoor en met verwijzing naar de toepasselijke regelgeving.
De justificatie van de goedkeuring en de wijze waarop de bekomen adviezen in rekening worden gebracht worden opgenomen in de beslissing betreffende de goedkeuring die aan de saneringsplichtige wordt meegedeeld.
§ 2. Indien het Agentschap van oordeel is dat het de gevraagde goedkeuring niet of slechts ten dele kan verlenen, dan handelt het overeenkomstig artikel 16 § 3 van de Wet. De saneringsplichtige dient een aangepast remediëringsproject in binnen een termijn van zes maanden volgend op de kennisgeving van het Agentschap, of, in voorkomend geval, zes maanden nadat door het Agentschap een beslissing werd genomen in beroep.
Art.23. § 1. Tegen de beslissing van het Agentschap kan binnen een termijn van dertig kalenderdagen vanaf de kennisgeving van de beslissing beroep worden ingesteld overeenkomstig de procedure voorzien in artikel 40.
§ 2. Het beroep werkt schorsend.
HOOFDSTUK 6. - Financiële zekerheden
Art.24. Wanneer uit het beschrijvend bodemonderzoek of uit het gecombineerd oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek blijkt dat de geschatte uitvoeringstermijn van de sanering langer dan vijf jaar bedraagt of de geschatte kost ervan meer dan tien miljoen euro bedraagt, maakt de saneringsplichtige ter voorbereiding van het stellen van financiële zekerheden in de zin van artikel 26 van de Wet, een kostenraming op.
De saneringsplichtige maakt een initiële kostenraming over aan het Agentschap binnen de honderdtachtig kalenderdagen na de beoordeling van het beschrijvend onderzoek of het gecombineerd oriënterend en beschrijvend bodemonderzoek door het Agentschap. Deze initiële kostenraming wordt opgesteld op basis van een aanvangsstudie die minstens de volgende elementen bevat:
- een beschrijving van de minimaal vereiste saneringswerken, met inbegrip van de te saneren volumes, de gebruikte eenheidsprijzen en een referentiescenario;
- een raming van de nodige kosten, alsmede een planning in de tijd van de voorziene besteding en uitgaven.
Het Agentschap maakt, in voorkomend geval, binnen de negentig kalenderdagen zijn opmerkingen over aan de saneringsplichtige, die binnen de dertig kalenderdagen zijn initiële schatting en de nodige informatie hieraan aanpast.
Het Agentschap maakt binnen de dertig kalenderdagen na ontvangst van de aanpassing van de initiële kostenraming, indien er opmerkingen waren geformuleerd in de zin van het derde lid, zijn voorlopig advies over de voorgestelde kostenschatting aan de saneringsplichtige over.
Uiterlijk één jaar na het indienen van de initiële kostenraming legt de saneringsplichtige een opvolgstudie aan het Agentschap voor ter advies.
In deze opvolgstudie worden de graad van detail van het referentiescenario en het detail van de bijhorende kostenbepaling door de saneringsplichtige aangepast ten opzichte van de aanvangsstudie, op basis van de resultaten van het oriënterend en beschrijvend onderzoek, het overleg met de belanghebbenden en de ontwikkeling van de remediëringsopties.
Indien de kost voor bepaalde saneringswerken binnen een referentiescenario nog niet kan worden ingeschat, dient de saneringsplichtige dit in de opvolgstudie te verantwoorden en aan te geven wanneer deze kost zal kunnen worden bepaald.
Het Agentschap dient ten laatste honderdtachtig kalenderdagen na de ontvangst van de opvolgstudie, zijn opmerkingen of advies door te sturen aan de saneringsplichtige. Indien het Agentschap opmerkingen maakt, maakt de saneringsplichtige ten laatste zestig kalenderdagen na ontvangst van de opmerkingen een aangepaste studie over.
Jaarlijks maakt de saneringsplichtige de bijwerking van de opvolgstudie over aan het Agentschap overeenkomstig de procedure bepaald in leden 5 tot en met 9.
Art.25. Het Agentschap bepaalt het bedrag van de financiële zekerheid in de zin van artikel 26, § 2 van de Wet voor de uitvoering van het remediëringsproject middels een met redenen omklede beslissing waarin rekening wordt gehouden met :
1° het door het Agentschap goedgekeurde remediëringsproject;
2° de door de deskundige geraamde omvang, duur en kostprijs van de uitvoering van het remediëringsproject;
3° een risicopremie van 15 % of een door de saneringsplichtige te justifiëren percentage teneinde de onzekerheden bij de uitvoering van het remediëringsproject op te vangen.
Wanneer het een bodemverontreiniging in de zin van artikel 24 betreft, bepaalt het Agentschap het bedrag van de financiële zekerheid in de zin van artikel 26, § 2 van de Wet voor de uitvoering van het remediëringsproject voor de vijf jaar volgend op de betekening van de beslissing in de zin van artikel 16, § 2 van de Wet, in een met redenen omklede beslissing waarin rekening wordt gehouden met:
1° het door het Agentschap goedgekeurde remediëringsproject;
2° de door de deskundige geraamde omvang, duur en kostprijs van de uitvoering van het remediëringsproject;
3° een risicopremie van 15 % van de totale kostprijs of een door de saneringsplichtige te justifiëren percentage teneinde de onzekerheden bij de uitvoering van het remediëringsproject op te vangen;
4° de bepaling van de kostenraming in de zin van artikel 24.
Jaarlijks en uiterlijk op de verjaardag van de betekening van de beslissing in de zin van artikel 16, § 2 van de Wet, past het Agentschap het bedrag van de financiële zekerheid voor de komende vijf jaar aan op basis van de opvolgstudie in de zin van artikel 24, elfde lid.
Het Agentschap bepaalt het bedrag van de financiële zekerheid voor de uitvoering van de beschermingsmaatregelen middels een met redenen omklede beslissing waarin rekening wordt gehouden met :
1° de door het Agentschap goedgekeurde beschermingsmaatregelen;
2° de uitvoeringsfrequentie van de beschermingsmaatregelen ;
3° wanneer er geen looptijd werd bepaald, een forfaitaire duur voor de handhaving ervan gedurende dertig jaar;
4° de door de deskundige geraamde omvang, duur en kostprijs van de uitvoering van de beschermingsmaatregelen;
5° een risicopremie teneinde de onzekerheden bij de uitvoering van de beschermingsmaatregelen, vanuit een worst case benadering, op te vangen.
De saneringsplichtige kan tegen de beslissingen van het Agentschap in verband met de financiële zekerheid administratief beroep instellen overeenkomstig de procedure voorzien in artikel 40.
Het beroep heeft geen schorsende werking.
Art.26. Het Agentschap kan het bedrag van de financiële zekerheid aanpassen:
1° overeenkomstig de modaliteiten in de beslissing van het Agentschap tot goedkeuring van het remediëringsproject of de beschermingsmaatregelen;
2° wanneer het Agentschap bij de uitvoering van het remediëringsproject door de saneringsplichtige, op basis van de opvolgstudie vermeld in artikel 24 of op basis van enig ander stuk, vaststelt dat het aanvankelijk vastgestelde bedrag ontoereikend of te hoog is.
De saneringsplichtige kan tegen de beslissingen van het Agentschap in verband met de aanpassing van het bedrag van de financiële zekerheid administratief beroep instellen overeenkomstig de procedure voorzien in artikel 40.
Het beroep heeft geen schorsende werking.
Art.27. De saneringsplichtige levert het bewijs van de financiële zekerheid gesteld ten voordele van het Agentschap. Dit bewijs wordt geleverd door aan het Agentschap het ontvangstbewijs van de neerlegging bij de Deposito- en Consignatiekas, of van de erkende kredietinstelling, de verzekeringsmaatschappij, van het pand op schuldvordering gevormd bij een notaris voor te leggen.
Dit ontvangstbewijs, ondertekend door de inlegger en de bewaarder geeft aan tot wiens bate de financiële zekerheid is samengesteld, de precieze aanwending ervan, alsook de naam, voornaam en het volledig adres van de verplichtingenhouder en, in voorkomend geval, van de derde partij die de deposito in opdracht heeft verricht met de vermelding, al naar gelang van het geval van de "financier" of de "mandataris".
In ieder geval preciseert de houder die de financiële zekerheid stelt, dat het geheel of een deel ervan afroepbaar is op eenvoudig verzoek van het Agentschap, gemotiveerd door het geval van niet-uitvoering van de verplichtingen..
Art.28. Wanneer de financiële zekerheid gesteld is in de vorm van één of meerdere bankwaarborgen, moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
1° het gaat om een bankwaarborg op eerste verzoek ten voordele van het Agentschap waarbij de garant zich ertoe verbindt het gewaarborgde bedrag te volstorten binnen één maand na de verzending, bij aangetekend schrijven of iedere andere wijze waarop de zending een vaste datum krijgt, van het verzoek tot volstorting van de waarborg door het Agentschap;
2° de garant verklaart uitdrukkelijk afstand te doen van het voorrecht van uitwinning en verdeling, ten voordele van de artikelen 2036, 2037 en 2039 van het oud Burgerlijk Wetboek en, in het algemeen, van elk voordeel en iedere uitzondering die gerechtelijk voorzien zijn ten bate van de garant, zowel tegen de schuldenaar als tegen het Agentschap;
3° de uitvoering van de verplichtingen van de schuldenaar wordt er onvoorwaardelijk in gewaarborgd.
Art.29. Indien de saneringsplichtige zijn verplichtingen tot uitvoering van een overeenkomstig artikel 16, § 2 van de Wet goedgekeurd remediëringsproject niet nakomt, richt het Agentschap aan deze persoon een ingebrekestelling met vermelding van de termijn binnen dewelke de saneringsplichtige zijn verplichtingen moet naleven.
Indien vastgesteld wordt dat niet of slechts gedeeltelijk uitvoering wordt verleend aan de verplichtingen van de saneringsplichtige, kan het Agentschap, bij een gemotiveerde beslissing, beslissen om, ter dekking van de uitvoering van de verplichtingen, de financiële zekerheid dienovereenkomstig af te roepen.
Dit verzoek tot uitvoering wordt gericht aan de Deposito- en Consignatiekas, aan de kredietinstelling, de verzekeringsmaatschappij, of de notaris.
De betaling van het bedrag, opgevraagd door de Deposito- en Consignatiekas, door de kredietinstelling, door de verzekeringsmaatschappij, door de notaris, voor het opgevraagd bedrag, wordt verricht binnen een termijn van zestig kalenderdagen na het opvragen ervan door het Agentschap.
Art.30. § 1. De beslissing van het Agentschap overeenkomstig artikel 19 van de Wet waarbij vastgesteld wordt dat de saneringsplichtige zijn verplichtingen geheel of ten dele is nagekomen, of de beslissing van het Agentschap over een administratief beroep waarbij vastgesteld wordt dat de saneringsplichtige zijn verplichtingen geheel of ten dele is nagekomen, heeft de vrijmaking van de zekerheid tot gevolg ten bate van de saneringsplichtige en de steller van de zekerheid, zulks te belope van de gehele of gedeeltelijke nakoming van deze verplichtingen.
§ 2. De aanvraag tot vrijmaking, ingediend door de houder van de zekerheid, omvat een afschrift van of een verwijzing naar de beslissing van het Agentschap waaruit kan worden opgemaakt dat de verplichtingen van de houder geheel of ten dele zijn nagekomen.
De aanvraag tot vrijmaking wordt, al naar gelang het geval, gericht aan de Deposito- en Consignatiekas, aan de erkende kredietinstelling, aan de verzekeringsmaatschappij, aan de notaris binnen een termijn van dertig kalenderdagen te rekenen vanaf de beslissing van het Agentschap of, bij ontstentenis, te rekenen vanaf het verstrijken van een termijn van zestig kalenderdagen vanaf de aanvraag tot vrijmaking, verricht door de steller of opdrachtgever van de zekerheid. Deze aanvraag tot vrijmaking wordt tevens gericht aan het Agentschap.
§ 3. Het Agentschap bevestigt zijn akkoord met de vrijgave aan de zekerheidssteller of aan de garant binnen zestig kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag tot vrijmaking waaruit blijkt dat de voorwaarden voor vrijgave voldaan zijn.
Art.31. In het geval van de overdracht van een terrein waarvoor nog geen eindverklaring werd afgeleverd en waarvoor door de saneringsplichtige nog saneringsactiviteiten of beschermingsmaatregelen gedekt door een financiële zekerheid moeten worden uitgevoerd, licht de overdrager voorafgaandelijk aan de overdracht het Agentschap in en vraagt hij de vrijmaking van de zekerheid in zijn voordeel aan. Bij zijn kennisgeving voegt hij het bewijs dat de overnemer een gelijkwaardige financiële zekerheid heeft gesteld, overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.
Het terrein kan pas overgedragen worden na goedkeuring van de overdracht door het Agentschap en nadat de overnemer een gelijkwaardige financiële zekerheid heeft gesteld.
HOOFDSTUK 7. - Retributies
Art.32. De bedragen van de retributies die op grond van de artikelen 4, 7, 10, 13 en 19 van dit besluit worden geheven, worden vastgesteld in de bijlage bij dit besluit.
De retributies zijn tevens verschuldigd wanneer het gevraagde door het Agentschap wordt geweigerd of wanneer het dossier ambtshalve wordt afgesloten. Een verzoek tot betaling wordt door het Agentschap aan de aanvrager opgestuurd na ontvangst van de aanvraag.
De aanvraag wordt slechts in behandeling genomen indien de betaling is ontvangen. Het dossier wordt ambtshalve gesloten als de betaling niet wordt ontvangen binnen een termijn van dertig kalenderdagen na het verzenden van het betalingsverzoek door het Agentschap.
Art.33. De retributies ten bate van het Agentschap, vastgesteld in bijlage I, worden gestort op de bankrekening van het Agentschap zoals vermeld op het betalingsverzoek.
Art.34. De bedragen van de retributies zijn gekoppeld aan de gezondheidsindex van de maand november 2023 (128, 55). In de maand december van elk jaar, te beginnen in december 2024, past het Agentschap de bedragen aan de gezondheidsindex van november van dat jaar aan en maakt deze in het Belgisch Staatsblad bekend. De aldus aangepaste bedragen worden afgerond op de euro en zijn van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar.
Als het cijfer na de komma een 5 of hoger is, wordt het totaalbedrag afgerond naar het hogerliggend getal; indien het cijfer na de komma lager is dan 5, wordt het totaalbedrag afgerond naar het onderliggend getal.
Onder gezondheidsindex wordt verstaan het prijsindexcijfer dat berekend en benoemd wordt voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, bekrachtigd bij de wet van 30 maart 1994.
HOOFDSTUK 8. - Administratieve boetes
Art.35. De in artikel 35 van de Wet bedoelde persoon is de Directeur-generaal van het Agentschap of zijn gemachtigde.
Art.36. Onverminderd artikel 34 van de Wet, wordt, ingeval de in artikel 35 bedoelde persoon meent dat een administratieve geldboete moet worden opgelegd, de overtreder door deze persoon bij een ter post aangetekend schrijven ingelicht met een afschrift van het proces-verbaal.
In dit schrijven verzoekt hij de overtreder zijn verweermiddelen binnen een termijn van één maand, te rekenen vanaf de datum van de ontvangst ervan, bij aangetekende brief in te dienen.
Bij elke fase van de procedure kan de overtreder door een raadsman bijgestaan worden.
Indien het administratieve dossier dat naar aanleiding van de overtreding werd samengesteld, nog andere stukken bevat dan het proces-verbaal, vermeldt de in het eerste lid bedoelde brief eveneens dat de overtreder of zijn raadsman het dossier mag komen raadplegen op de zetel van het Agentschap.
Art.37. Na onderzoek van de verweermiddelen van de overtreder, roept de in artikel 35 bedoelde persoon de overtreder op, opdat deze laatste bijkomende inlichtingen zou kunnen verstrekken, bijkomende bewijsstukken zou kunnen overhandigen, en gehoord zou worden in zijn verweer.
In dat geval wordt onmiddellijk een bondig verslag van het onderhoud opgemaakt en ondertekend door de in artikel 35 bedoelde persoon, die het voor ondertekening voorlegt aan de overtreder. Indien deze weigert het verslag te ondertekenen, wordt dit vermeld door de in artikel 35 bedoelde persoon.
Andere personen kunnen eveneens uitgenodigd worden om bij het onderhoud aanwezig te zijn of om nadien te worden gehoord. De overtreder wordt bij alle latere verhoren opgeroepen.
Art.38. De administratieve geldboete moet betaald worden binnen een termijn van één maand, te rekenen vanaf de kennisgeving die in artikel 35 van de Wet wordt bedoeld.
Art.39. De administratieve geldboete wordt betaald door storting of overschrijving op het rekeningnummer van het Agentschap bij middel van het bij de beslissing gevoegde formulier waarbij het bedrag van de geldboete wordt bepaald.
HOOFDSTUK 9. - Aan diverse bepalingen van dit besluit gemeenschappelijke beroepsprocedure.
Art.40. Het beroep kan worden ingesteld binnen een termijn van dertig kalenderdagen vanaf de kennisgeving van de beslissing bij het Agentschap.
De persoon die beroep instelt, deelt het Agentschap binnen de termijn van dertig kalenderdagen mee dat hij wenst te worden gehoord. Het Agentschap nodigt hem uit binnen de termijn van dertig kalenderdagen na dit verzoek.
In het aangetekend schrijven waarbij het beroep wordt betekend, moet uitdrukkelijk worden vermeld of men wenst te worden gehoord.
De hoorzitting moet plaatsvinden binnen de dertig kalenderdagen die volgt op het verzoek om te worden gehoord.
Een verslag van de hoorzitting wordt opgemaakt en ondertekend door de aanwezigen.
Indien de persoon die beroep heeft ingesteld weigert te ondertekenen, wordt dit vermeld in het verslag.
Andere personen kunnen eveneens uitgenodigd worden om bij de hoorzitting aanwezig te zijn of om nadien te worden gehoord. De persoon die beroep instelt wordt bij alle latere hoorzittingen opgeroepen.
HOOFDSTUK 10. - Slotbepaling
Art.41.De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N1.
Tabel 1. Retributies voor de administratieve behandeling, het onderzoek en de verwerking van een dossier ter gelegenheid van een aanvraag tot vrijstelling van de saneringsplicht, voor de afgifte van erkenningen of voor goedkeuringen bedoeld in de wet van 20 november 2022 betreffende het beheer van bodems verontreinigd door radioactieve stoffen.
Artikel koninklijk besluit betreffende de uitvoering van diverse bepalingen van de wet van 20 november 2022 betreffende het beheer van bodems verontreinigd door radioactieve stoffen | Beschrijving kennisgeving, vergunning, erkenning, goedkeuring | Betalingsplichtige | BASIS 2023 (EURO) |
Art. 4 | Aanvraag tot erkenning als deskundige in de bodemverontreiniging | aanvrager | 300 |
Art. 7 | Aanvraag tot verlenging van een erkenning | aanvrager | 150 |
Art. 10 | Aanvraag tot vrijstelling van de saneringsplicht | aanvrager | 250 |
Art. 13 | Beoordeling van het verslag van het oriënterend onderzoek | aanvrager | 5000 |
Art. 13/24 | Beoordeling van het verslag van het oriënterend onderzoek van een saneringproject dat meer dan 5 jaar zal duren en/of waarvan de kost 10 miljoen euro zal overschrijden. | aanvrager | 50 000 |
Art. 13 | Beoordeling van het verslag van het beschrijvend onderzoek | aanvrager | 5000 |
Art. 13/24 | Beoordeling van het verslag van het beschrijvend onderzoek van een saneringproject dat meer dan 5 jaar zal duren en/of waarvan de kost 10 miljoen euro zal overschrijden. | aanvrager | 50 000 |
Art. 19 | Beoordeling van het remediëringsproject | aanvrager | 5000 |
Art. 19/24 | Beoordeling van het remediëringsproject van een saneringproject dat meer dan 5 jaar zal duren en/of waarvan de kost 10 miljoen euro zal overschrijden. | aanvrager | 50 000 |