Details





Titel:

10 JULI 2024. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende toekenning van een gewaarborgde bezoldiging aan sommige personeelsleden van de federale overheidsdiensten, het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, en het koninklijk besluit van 3 juli 2005 tot bepaling van de minimale rechten in de zin van artikel 9bis, § 5, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel



Inhoudstafel:


Art. 1-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1973062911  1984921225  2005002074 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de richtlijn (EU) 2022/2041 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende toereikende minimumlonen in de Europese Unie.

Art.2. In het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende toekenning van een gewaarborgde bezoldiging aan sommige personeelsleden van de federale overheidsdiensten wordt een artikel 3/1 ingevoegd, luidende:
  "Art. 3/1. De toereikendheid van de in artikel 3 bedoelde jaarlijkse bezoldiging wordt met ingang van 1 november 2024 om de vier jaar opnieuw beoordeeld, rekening houdend met de volgende criteria:
  - de koopkracht van de personeelsleden die de in artikel 3 bedoelde jaarlijkse bezoldiging ontvangen, rekening houdend met de kosten voor levensonderhoud;
  - het algemene niveau van de wedden en lonen en de verdeling ervan;
  - het groeipercentage van de wedden en lonen;
  - nationale productiviteitsniveaus en -ontwikkelingen op lange termijn.
  Er wordt ook rekening gehouden met de indicatieve referentiewaarde van 50 % van de gemiddelde brutowedde en -loon.
  Ter gelegenheid van deze herbeoordeling brengt het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten, bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, 3°, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, advies uit aan de minister bevoegd voor Ambtenarenzaken. Het advies motiveert de indicatoren die zijn gekozen om de in het eerste lid bedoelde criteria uit te drukken, en kan andere dan de in het tweede lid bedoelde indicatieve referentiewaarden voorstellen.".

Art.3. Artikel 18, § 1, van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten heeft als opdracht de adviezen vereist door de regelgeving inzake gewaarborgde bezoldiging voor volledige prestaties ter gelegenheid van de herbeoordeling van deze gewaarborgde bezoldiging uit te brengen. Op verzoek van zijn voorzitter brengt het adviezen uit over kwesties in verband met de gewaarborgde bezoldiging voor volledige prestaties.".

Art.4. Artikel 5 van het koninklijk besluit van 3 juli 2005 tot bepaling van de minimale rechten in de zin van artikel 9bis, § 5, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, wordt aangevuld met drie leden, luidende:
  "De toereikendheid van de maandelijkse bezoldiging bedoeld in het tweede lid wordt met ingang van 1 november 2024 om de vier jaar opnieuw beoordeeld, rekening houdend met de volgende criteria:
  - de koopkracht van de personeelsleden die de maandelijkse bezoldiging bedoeld in het tweede lid ontvangen, rekening houdend met de kosten voor levensonderhoud;
  - het algemene niveau van de wedden en lonen en de verdeling ervan;
  - het groeipercentage van de wedden en lonen;
  - nationale productiviteitsniveaus en -ontwikkelingen op lange termijn.
  Er wordt ook rekening gehouden met de indicatieve referentiewaarde van 50 % van de gemiddelde brutowedde en -loon.
  Ter gelegenheid van deze herbeoordeling brengt het gemeenschappelijk comité voor alle overheidsdiensten, bedoeld in artikel 3, § 1, eerste lid, 3°, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, advies uit aan de minister bevoegd voor Ambtenarenzaken. Het advies motiveert de indicatoren die zijn gekozen om de in het vierde lid bedoelde criteria uit te drukken, en kan andere dan de in het vijfde lid bedoelde indicatieve referentiewaarden voorstellen.".

Art.5. Dit besluit treedt in werking op 1 november 2024.

Art. 6. De Eerste minister en de minister bevoegd voor Ambtenarenzaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.