3 MEI 2024. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 november 2016 betreffende de identificatie van de eindgebruiker van mobiele openbare elektronische-communicatiediensten die worden geleverd op basis van een voorafbetaalde kaart
Art. 1-28
Artikel 1. In het opschrift van het koninklijk besluit van 27 november 2016 betreffende de identificatie van de eindgebruiker van mobiele openbare elektronische-communicatiediensten die worden geleverd op basis van een voorafbetaalde kaart wordt het woord "openbare" vervangen door de woorden "voor het publiek beschikbare".
Art.2. Artikel 1 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"Artikel 1. Dit koninklijk besluit is van toepassing op de voorafbetaalde kaarten die de mogelijkheid bieden om gebruik te maken van een mobiele en voor het publiek beschikbare elektronische-communicatiedienst.
Het is van toepassing op de voorafbetaalde kaarten die zijn verbonden:
- aan een Belgisch telefoonnummer of een Belgische IMSI, of;
- aan een buitenlands telefoonnummer of een buitenlandse IMSI, wanneer de voorafbetaalde kaarten in België verdeeld worden met het akkoord van de operator.
Het is niet van toepassing op de voorafbetaalde kaarten waarmee uitsluitend intermachinale toepassingen (M2M) of toepassingen in verband met het internet der dingen (IoT) mogelijk zijn, voor zover die toepassingen het niet mogelijk maken om gebruik te maken van een internettoegangsdienst of van een interpersoonlijke communicatiedienst van een operator.
Enkel de artikelen 5, derde lid, 6 en 8 zijn van toepassing in geval van een intekening op een elektronische-communicatiedienst verstrekt door middel van een voorafbetaalde kaart voor een persoon die in een gesloten centrum of woonunit verblijft in de zin van de artikelen 74/8 en 74/9 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, conform artikel 127, § 10, 5°, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.
Enkel artikel 8 is van toepassing wanneer de voorafbetaalde kaart wordt gekocht voor rekening van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, de politiediensten of de overheden door de minister aangewezen."
Art.3. In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de bepalingen onder 2° tot 6° worden opgeheven;
2° het artikel wordt aangevuld met een 7° luidende:
"7° de persoon die zich identificeert: de fysieke persoon die zich bij de operator identificeert, namelijk:
- de natuurlijke persoon die de abonnee is, of;
- de natuurlijke persoon die handelt voor rekening van de rechtspersoon die de abonnee is, conform artikel 127, § 8, van de wet, of;
- de natuurlijke persoon die handelt voor rekening van de rechtspersoon die intekent op een elektronische-communicatiedienst namens en voor rekening van een natuurlijke persoon die moeilijkheden ondervindt om die intekening te verrichten, conform artikel 127, § 10, 6°, van de wet."
Art.4. In het opschrift van hoofdstuk 2 van hetzelfde besluit, wordt het woord "eindgebruikers" vervangen door het woord "abonnees".
Art.5. In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) de woorden "eindgebruiker van een voorafbetaalde kaart moet zich identificeren" worden vervangen door de woorden "persoon die zich identificeert, doet dit";
b) de woorden "betrokken onderneming" worden vervangen door het woord "operator";
2° het tweede lid wordt vervangen als volgt:
"De persoon die zich identificeert, is verplicht om een identificatiedocument bedoeld in artikel 127, § 6, van de wet, voor te leggen wanneer zo'n document is vereist overeenkomstig de artikelen 14 tot 19."
Art.6. Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"Art. 4. De persoon identificeert zich uiterlijk bij de activering van de kaart volgens één van de in dit besluit beschreven identificatiemethodes."
Art.7. In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in de eerste zin, worden de volgende wijzingingen aangebracht:
de woorden "Een natuurlijke of rechtspersoon die zich bij de betrokken onderneming identificeert, mag aan een derde geen actieve voorafbetaalde kaart afstaan" worden vervangen door de woorden "De persoon die zich identificeert mag aan een andere persoon geen actieve voorafbetaalde kaart overdragen";
b) de bepaling onder 1° wordt vervangen als volgt:
"aan zijn/haar echtgeno(o)t(e), zijn/haar wettelijk samenwonende of zijn/haar samenwonenden die ingeschreven zijn in dezelfde gezinssamenstelling;"
c) de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt:
"aan zijn/haar ouders, grootouders, kinderen, kleinkinderen, broers of zussen, of aan die van de in de bepaling onder 1° bedoelde personen;"
d) in de bepaling onder 5° worden de woorden "betrokken onderneming" vervangen door de woorden "operator";
e) de bepaling onder 6° wordt vervangen als volgt:
"6° aan de natuurlijke persoon voor wie een rechtspersoon heeft ingetekend op een elektronische-communicatiedienst overeenkomstig artikel 127, § 10, 6°, van de wet."
2° in het tweede lid, worden de woorden "geboortedatum en -plaats" vervangen door de woorden "voornaam en geboortedatum" en worden de woorden "betrokken onderneming" vervangen door het woord "operator";
3° het artikel wordt aangevuld met een lid, luidende:
"De in het eerste lid, 1° tot 6°, bedoelde personen aan wie een voorafbetaalde kaart is afgestaan overeenkomstig het eerste lid, alsook de personen die in een gesloten centrum of een woonunit verblijven in de zin van de artikelen 74/8 en 74/9 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en die een voorafbetaalde kaart hebben ontvangen overeenkomstig artikel 127, § 10, 5°, van de wet, mogen een actieve voorafbetaalde kaart slechts afstaan aan een persoon bedoeld in het eerste lid, 1° tot 6°. "
Art.8. In artikel 6 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het woord "eindgebruiker" wordt vervangen door het woord "abonnee";
2° de woorden "betrokken onderneming" worden vervangen door het woord "operator";
Art.9. Het opschrift van hoofdstuk 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"HOOFDSTUK 3. - Maatregelen ten laste van de operatoren die voorafbetaalde kaarten verstrekken"
Art.10. In hoofdstuk 3 van hetzelfde besluit, wordt het opschrift van afdeling 1 vervangen als volgt:
"Afdeling 1. - Algemene bepalingen"
Art.11. Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"Art. 7. De operator mag de voorafbetaalde kaart pas activeren nadat hij de identificatie heeft uitgevoerd."
Art.12. In artikel 8 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het woord "eindgebruiker" wordt vervangen door het woord "abonnee";
2° de woorden "betrokken onderneming" worden vervangen door het woord "operator".
Art.13. In artikel 9 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) de woorden "betrokken onderneming" worden vervangen door het woord "operator";
b) het woord "geldige" wordt vervangen door de woorden "in dit besluit beschreven";
c) de woorden "natuurlijke persoon die de activering van de kaart vraagt" worden vervangen door de woorden "de persoon die zich identificeert";
2° het tweede lid wordt opgeheven.
Art.14. Afdeling 2 van hetzelfde besluit, die het artikel 10 bevat, wordt opgeheven.
Art.15. Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"Art. 11. § 1. Wanneer de persoon een Belgische identiteitskaart voorlegt om zich te identificeren, verifieert de operator systematisch, voor de activering van de voorafbetaalde kaart en met behulp van de computertool van checkdoc of een andere computertool die is goedgekeurd door de minister van Justitie en de minister, dat deze identiteitskaart niet bekend staat bij de overheden als gestolen, verloren, verlopen, ongeldig of niet werd uitgereikt.
Indien dat het geval is, staan de operator en het verkooppunt de activering van de voorafbetaalde kaart op basis van het voorleggen van de identiteitskaart niet toe.
De in het eerste lid bedoelde goedkeuring wordt maar verleend op voorwaarde dat de computertool als betrouwbaar kan worden beschouwd.
Die betrouwbaarheid wordt onderzocht door het Instituut, de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de NTSU, namelijk de National Technical & Tactical Support Unit van de speciale eenheden van de federale politie.
Die laatste onderzoeken:
1° het vermogen van de computertool om zijn in het eerste lid bedoelde functie te vervullen, onder meer op basis van door hen uitgevoerde of door derden uitgevoerde tests;
2° de betrouwbaarheid van de leverancier van de tool;
3° de inachtneming van de belangen bedoeld in artikel 12 van de wet van 11 december 1998 betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen voor de nationale veiligheid;
4° elk ander relevant element op basis van het specifieke geval.
De in het eerste lid bedoelde machtiging wordt verleend na advies van het Instituut.
§ 2. Wanneer de voorafbetaalde kaart reeds werd geactiveerd en de operator vervolgens een onregelmatigheid vaststelt in verband met de identificatie van de persoon die zich identificeert, zoals ontbrekende of tegenstrijdige gegevens of wanneer de identificatie van deze persoon frauduleus zou kunnen zijn, volgt hij deze procedure:
1° hij verifieert onverwijld opnieuw de identificatiegegevens van deze persoon, aan de hand van de gegevens en documenten waarover hij beschikt;
2° indien er na deze nieuwe verificatie nog steeds twijfel bestaat over de exacte identiteit van deze persoon, vraagt de operator hem onverwijld om zich opnieuw te identificeren uiterlijk binnen de maand die volgt op dit verzoek;
3° wanneer deze persoon zich niet geïdentificeerd heeft binnen die termijn, maakt hij de voorafbetaalde kaart onbruikbaar, behoudens andersluidend bevel van de gerechtelijke autoriteiten of de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
§ 3. Wanneer de voorafbetaalde kaart reeds werd geactiveerd en de operator vervolgens vaststelt of verneemt dat de identificatie van de persoon die zich identificeert frauduleus is, maakt hij de voorafbetaalde kaart onmiddellijk onbruikbaar, behoudens andersluidend bevel van de gerechtelijke autoriteiten of de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
§ 4. Wanneer de operator een voorafbetaalde kaart in toepassing van de paragrafen 2 en 3 onbruikbaar maakt, wordt de abonnee niet vergoed."
Art.16. Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"Art. 12. De operatoren bewaren de informatie over het type van identificatiemethode die voor elke identificatie gebruikt is, onder de in afdeling 5 beoogde methodes, zolang de identificatiegegevens moeten worden bewaard krachtens artikel 127, § 4, vierde lid, van de wet.
Wanneer de operator een persoon met behulp van de in artikel 19 bedoelde methode geïdentificeerd heeft, bewaart hij eveneens de informatie over het type van tool voor de verificatie van de identiteit die gebruikt is om hem te identificeren, gedurende dezelfde periode als de in het eerste lid bedoelde periode."
Art.17. Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"Art. 13. De operator moet ten minste één in deze afdeling bedoelde identificatiemethode voorstellen aan de persoon die zich identificeert.
Wanneer de operator als identificatiemethode de methode voor gezichtsvergelijking bedoeld in artikel 127, § 5, vierde lid, van de wet voorstelt, stelt hij ook een alternatieve identificatiemethode voor waarin dit besluit voorziet."
Art.18. In afdeling 5 van hetzelfde besluit wordt het opschrift van onderafdeling 1 vervangen als volgt:
"Onderafdeling 1. - Voorleggen in een verkooppunt van een identificatiestuk"
Art.19. Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"Art. 14. Een operator mag een persoon identificeren wanneer deze in een verkooppunt bedoeld in artikel 127, § 2, 5°, van de wet een identificatiedocument voorlegt bedoeld in artikel 127, § 6, van diezelfde wet.
Wanneer de operator de machtiging heeft gekregen om een tool voor gezichtsvergelijking te gebruiken conform artikel 127, § 5, vierde lid, 1°, van dezelfde wet, mag hij een persoon enkel met behulp van die tool identificeren met zijn instemming.
Indien een Belgische elektronische identiteitskaart wordt getoond wanneer de tool voor gezichtsvergelijking niet wordt gebruikt en wanneer een lid van het verkooppunt dat vraagt, moet de persoon die zich identificeert, de pincode van de elektronische identiteitskaart invoeren."
Art.20. In afdeling 5 van hetzelfde besluit wordt het opschrift van onderafdeling 2 vervangen als volgt:
"Onderafdeling 2. - De identificatie op afstand aan de hand van een identificatiedocument"
Art.21. In artikel 15 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) het eerste lid wordt vervangen als volgt:
"Art. 15. § 1. Een operator kan een persoon identificeren via het aflezen van de gegevens van zijn of haar elektronische identiteitskaart. Na authenticatie wordt zijn of haar identiteit gevalideerd.";
b) in de tweede lid, in de bepaling onder 2°, worden de woorden "van de elektronische identiteitskaart" ingevoegd tussen de woorden "de pincode" en de woorden "moet worden ingevoerd.";
2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt :
" § 2. Wanneer de operator de machtiging heeft gekregen om een tool voor gezichtsvergelijking te gebruiken conform artikel 127, § 5, vierde lid, 1°, van dezelfde wet, mag hij een persoon identificeren met behulp van die tool en een identificatiedocument zoals bedoeld in artikel 127, § 6, van de wet."
Art.22. In afdeling 5 van hetzelfde besluit wordt het opschrift van onderafdeling 3 vervangen als volgt:
"Onderafdeling 3. - De identificatie aan de hand van een tool die het mogelijk maakt om zich te identificeren bij een digitale applicatie van de Belgische overheden"
Art.23. Artikel 16 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"Art. 16. Een operator mag een persoon identificeren wanneer deze een tool gebruikt die het mogelijk maakt om zich te identificeren bij een digitale applicatie van de Belgische overheden.
De minister en de minister van Justitie kunnen te allen tijde verbieden dat een tool wordt gebruikt zoals bedoeld in het eerste lid voor de identificatie van de abonnees van de operatoren.
De identificatiegegevens moeten naar de operator zijn overgezonden alvorens de voorafbetaalde kaart wordt geactiveerd."
Art.24. In artikel 17 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, die de enige paragraaf wordt, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in het eerste lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:
i) de woorden "betrokken onderneming kan de eindgebruiker identificeren" worden vervangen door de woorden "De operator kan de identificatie van een persoon mogelijk maken";
ii) het lid wordt aangevuld met de woorden "door de informatie te bewaren bedoeld in artikel 127, § 10, 3°, van de wet, waaronder de referentie van de betaling."
b) in het tweede lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
i) in het eerste zin, wordt het woord "identificatie" ingevoegd tussen het woord "Deze" en het woord "methode";
ii) In de Nederlandse tekst worden de volgende wijzigingen aangebracht:
- in de bepaling onder 2° wordt het woord "Wet" vervangen door het woord "wet";
- in de bepaling onder 3° wordt het woord "de" tussen de woorden "uitgevoerd binnen" en "18 maanden" verwijderd;
iii) de bepaling onder 4° wordt opgeheven;
2° paragraaf 2 wordt opgeheven.
Art.25. In onderafdeling 5 van hetzelfde besluit, in artikel 18 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) het eerste lid wordt vervangen als volgt:
"Art. 18. § 1. De operator kan een persoon identificeren door de voorafbetaalde kaart die gekocht is bij die operator in verband te brengen met een product van dezelfde operator waarop hij ingetekend heeft.";
b) in het tweede lid worden de woorden "betrokken onderneming" vervangen door het woord "operator";
2° in paragraaf 2 worden de woorden "betrokken onderneming" vervangen door het woord "operator".
Art.26. In onderafdeling 6 van hetzelfde besluit, in artikel 19, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in het eerste lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:
i) de woorden "Wanneer de eindgebruiker" worden vervangen door de woorden "De operator kan een persoon identificeren die hem";
ii) de woorden "aan de betrokken onderneming, verifieert deze laatste de identiteit in twee stappen door middel" worden vervangen door de woorden "door de identiteit te verifiëren met behulp";
b) in het tweede lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:
i) in de eerste zin wordt het woord "methode" vervangen door het woord "identificatiemethode';
ii) de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt:
"2° op verzoek van een operator of onderneming die een identificatiemethode verstrekt, moet die methode die ze voorstelt vooraf gemachtigd zijn door de minister en de minister van Justitie, na advies van het Instituut dat vooraf overleg pleegt met de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de NTSU, namelijk de National Technical & Tactical Support Unit van de speciale eenheden van de federale politie.";
2° in paragraaf 2 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in het eerste lid wordt het woord "Minister" telkens vervangen door het woord "minister";
b) in het tweede lid worden de woorden "betrokken onderneming" vervangen door het woord "operator";
c) het eerste lid wordt vervangen als volgt:
"De criteria waarmee rekening wordt gehouden voor de toekenning of de intrekking van de machtiging zijn:
- de graad van betrouwbaarheid van de identificatie, rekening houdend met de juistheid, de volledigheid en de coherentie van de identificatiegegevens op het ogenblik van de identificatie alsook de beveiliging en integriteit van deze gegevens, en;
- de impact van de tool voor verificatie op de nationale veiligheid.";
3° paragraaf 3 wordt opgeheven.
Art.27. In hoofdstuk 4 van hetzelfde besluit wordt artikel 20 ogeheven.
Art. 28. De minister bevoegd voor Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.