Artikels:
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen.
HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne
Art.2. In artikel 5.2.2.6.4, § 2, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 2° wordt het woord "koelmiddelen" vervangen door het woord "koudemiddelen";
2° een punt 6° /2 wordt ingevoegd, dat luidt als volgt:
"6° /2 aftappen van dieselemissievloeistof;".
Art.3. In artikel 5.2.4.1.7, § 4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2006 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015, wordt punt 2° vervangen door wat volgt:
" 2° Grenswaarden voor het totaalgehalte van organische parameters
Behalve aan de grenswaarden voor uitloging, vermeld in punt 1°, moeten inerte afvalstoffen aan de volgende aanvullende grenswaarden voldoen:
Parameter | Waarde mg/kg droge stof |
TOC (totaal organische koolstof) | 30000 (*) |
BTEX Benzeen Ethylbenzeen Styreen Tolueen Xyleen BTEX som | 0,5 5 1,5 6 6 Som < 6 |
PCB's (polychloorbifenylen, 7 congeneren) | 1 |
Minerale olie (C10 t/m C40) | 500 |
PAK's (polycyclische aromatische koolwaterstoffen): Benzo(a)antraceen Benzo(a)pyreen Benzo(ghi)peryleen Benzo(b)fluoranteen Benzo(k)fluoranteen Chryseen Fenantreen Fluoranteen Indeno(1,2,3cd)pyreen Naftaleen Acenafteen Acenaftyleen Antraceen Dibenzo(a,h)antraceen Fluoreen Pyreen | 30 7.2 10 4.4 10 20 30 30 15 6 6.2 1.2 10 3.2 20 46 |
(*) In geval van grond kan in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit een hogere grenswaarde worden toegestaan als voor DOC een waarde van 500 mg/kg niet overschreden wordt bij L/S 10 l/kg en de pH-waarde van de grond zelf dan wel een pH tussen 7,5 en 8 heeft.".
Art.4. In artikel 5.2.4.1.8, § 7, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2006 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 december 2011, 27 november 2015 en 3 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 1° wordt de zinsnede "met als aanbevolen analysemethode CMA/3/C" opgeheven;
2° in punt 2° wordt de zinsnede "met als aanbevolen analysemethode CMA/3/Q" opgeheven;
3° in punt 3° wordt de zinsnede "met als aanbevolen analysemethode CMA/3/N" opgeheven;
4° in punt 4° wordt de zinsnede "met als analysemethode: gewichtsverlies na extractie volgens CMA/2/II/A.12" opgeheven;
5° in punt 5° worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) de zinsnede ": CMA/2/II/A.2" wordt opgeheven;
b) de zinsnede ": CMA/2/II/A.7" wordt opgeheven;
c) de zinsnede "DOC wordt bepaald volgens de analysemethode CMA/2/I/D.7." wordt opgeheven;
6° in punt 6° wordt de zinsnede ", met als methode CMA/2/II/A.4" opgeheven;
7° in punt 7° worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) de zinsnede "analysemethode, beschreven in de norm CMA/2/II/A.12" wordt vervangen door de woorden "enkelvoudige schudtest";
b) de kolom met kolomhoofd analysemethode wordt opgeheven.
Art.5. In artikel 5.2.4.1.12, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2006, wordt de zin "Voor tests en analyses waarvoor (nog) geen CEN-methoden beschikbaar zijn, dienen de gebruikte methoden overeen te stemmen met een code van goede praktijk." opgeheven.
Art.6. In artikel 5.2.5.3.2, § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 september 2008, 27 november 2015 en 3 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 1° wordt de zinsnede "met als analysemethode CMA/3/C" opgeheven;
2° in punt 2° wordt de zinsnede "met als analysemethode CMA/3/Q" opgeheven;
3° in punt 3° wordt de zinsnede "met als analysemethode CMA/3/N" opgeheven;
4° in punt 4° wordt de zinsnede "met als analysemethode: gewichtsverlies na extractie volgens CMA/2/II/A.12" opgeheven;
5° in punt 5° worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) de zinsnede ": CMA/2/II/A.2" wordt opgeheven;
b) de zinsnede ": CMA/2/II/A.7" wordt opgeheven;
6° in punt 6° wordt de zinsnede ", met als methode CMA/2/II/A.4" opgeheven;
7° in punt 7° worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) de zinsnede "analysemethode, beschreven in de norm CMA/2/II/A.12" wordt vervangen door de woorden "enkelvoudige schudtest";
b) de kolom met kolomhoofd analysemethode wordt opgeheven.
HOOFDSTUK 3. - Wijziging van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007
Art.7. Bijlage VI bij het VLAREBO-besluit van 14 december 2007, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2018, wordt vervangen door bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid
Art.8. Bijlage VIII bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt vervangen door bijlage 5, die bij dit besluit is gevoegd.
Art.9. In bijlage XXIII bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2018 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 3 mei 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het punt "Bijzondere gebruikseisen voor technici" worden de rijen
"
40/3, 1° | De erkende technicus, vermeld in artikel 6, 2°, g) tot en met i): 1° toont op verzoek het materiaal dat hij gebruikt bij de uitvoering van de werkzaamheden met betrekking tot de erkenning; |
40/3, 4° | De erkende technicus, vermeld in artikel 6, 2°, g) tot en met i): 4° beschikt over een vertaling van zijn certificaat naar het Nederlands, Frans, Duits of Engels als het certificaat in een andere taal dan in een van die talen werd afgegeven; |
"
vervangen door de volgende rijen:
"
40/3, § 1, 1° | De erkende technicus, vermeld in artikel 6, 2°, g) tot en met i): 1° toont op verzoek het materiaal dat hij gebruikt bij de uitvoering van de werkzaamheden met betrekking tot de erkenning; |
40/3, § 1, 4° | De erkende technicus, vermeld in artikel 6, 2°, g) tot en met i): 4° beschikt over een vertaling van zijn certificaat naar het Nederlands, Frans, Duits of Engels als het certificaat in een andere taal dan in een van die talen werd afgegeven; |
40/3, § 2, eerste zin | De erkende technicus, vermeld in artikel 6, 2°, i), die werkt in een centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen als vermeld in artikel 5.2.4.4, 3°, van het VLAREMA, volgt vijfjaarlijks de bijscholing, vermeld in artikel 43/10, § 1, in een erkend opleidingscentrum als vermeld in artikel 6, 4°, l), of een gelijkwaardige bijscholing die aanvaard is door de bevoegde afdeling, tenzij aan het erkende centrum voor minstens drie van de vijf afgelopen jaren een opvolgingskeuring is opgelegd zoals vermeld in artikel 5.2.4.7, § 3, van het VLAREMA, en slaagt voor het bijscholingsexamen of voor een gelijkwaardig examen dat aanvaard is door de bevoegde afdeling. |
40/3, § 2, tweede zin | Als het certificaat van bekwaamheid als vermeld in artikel 17/5, 2°, of artikel 32, § 2, eerste lid, 11°, b), ouder is dan vijf jaar na de afgiftedatum, vermeld op het certificaat, of als het meest recente certificaat van bijscholing ouder is dan vijf jaar na de afgiftedatum, moet de technicus de bijscholing gevolgd hebben, tenzij aan het erkende centrum voor minstens drie van de vijf afgelopen jaren een opvolgingskeuring is opgelegd zoals vermeld in artikel 5.2.4.7, § 3, van het VLAREMA, en voor het bijscholingsexamen geslaagd zijn vóór hij de erkenning kan gebruiken. |
";
2° in het punt "Bijzondere gebruikseisen voor opleidingscentra" worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) de rij
"
43/10, § 1, eerste lid | Het erkende opleidingscentrum voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid voor klimaatregelingsapparatuur in bepaalde motorvoertuigen, vermeld in artikel 6, 4°, l), organiseert de opleiding met het bijhorende examen voor personen die het certificaat van bekwaamheid voor klimaatregelingsapparatuur in bepaalde motorvoertuigen willen behalen. Het erkende opleidingscentrum bepaalt de inhoud van de opleiding en het examen aan de hand van de onderwerpen, vermeld in de bijlage bij verordening nr. 307/2008. |
"
wordt vervangen door de volgende rij:
"
43/10, § 1, eerste lid | Het erkende opleidingscentrum voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid en bijscholing voor klimaatregelingsapparatuur in bepaalde motorvoertuigen, vermeld in artikel 6, 4°, l), organiseert de opleiding met het bijhorende examen voor personen die het certificaat van bekwaamheid voor klimaatregelingsapparatuur in bepaalde motorvoertuigen willen behalen en organiseert, in voorkomend geval, de bijscholing met het bijscholingsexamen en, in voorkomend geval, het bijscholingsexamen voor personen die het certificaat van bijscholing voor klimaatregelingsapparatuur in bepaalde motorvoertuigen willen behalen. Het erkende opleidingscentrum bepaalt de inhoud van de opleiding en het bijhorende examen, en de bijscholing en het bijscholingsexamen aan de hand van de onderwerpen, vermeld in de bijlage bij verordening nr. 307/2008. |
";
b) de rij
"
43/10, § 2, eerste lid | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, reikt binnen een maand na een examen een certificaat van bekwaamheid voor klimaatregelingsapparatuur in bepaalde motorvoertuigen uit nadat een persoon de opleiding gevolgd heeft en geslaagd is voor het bijhorende examen, vermeld in paragraaf 1. |
"
wordt vervangen door de volgende rij:
"
43/10, § 2, eerste lid | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, reikt binnen een maand na een examen een certificaat van bekwaamheid of, in voorkomend geval, van bijscholing voor klimaatregelingsapparatuur in bepaalde motorvoertuigen uit nadat een persoon de opleiding of, in voorkomend geval, de bijscholing gevolgd heeft en geslaagd is voor het bijhorende examen of bijscholingsexamen, of, in voorkomend geval, geslaagd is in het bijscholingsexamen, vermeld in paragraaf 1. |
";
c) de rij
"
43/10, § 5 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, beschikt over de nodige infrastructuur, apparatuur, instrumenten en materialen om de opleiding en het examen, vermeld in paragraaf 1, te organiseren. |
"
wordt vervangen door de volgende rij:
"
43/10, § 5 | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, beschikt over de nodige infrastructuur, apparatuur, instrumenten en materialen om de opleiding, de bijscholing en de examens, vermeld in paragraaf 1, te organiseren. |
";
d) de rijen
"
43/10, § 7, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, brengt de bevoegde afdeling minstens een maand voor een opleiding van start gaat of het examen plaatsvindt, op de hoogte van de plaats en het tijdstip van de opleiding of het examen. |
43/10, § 7, tweede zin | Het erkende opleidingscentrum moet, als daarom wordt verzocht door de bevoegde afdeling personeelsleden de mogelijkheid bieden om de opleidingen en examens bij te wonen. |
"
worden vervangen door de volgende rijen:
"
43/10, § 7, eerste zin | Het erkende opleidingscentrum, vermeld in paragraaf 1, brengt de bevoegde afdeling minstens een maand voor een opleiding of bijscholing van start gaat op de hoogte van de plaats en het tijdstip van de geplande opleiding en bijhorende examen, de bijscholing en het bijscholingsexamen of het bijscholingsexamen. |
43/10, § 7, tweede zin | Het erkende opleidingscentrum moet, als daarom wordt verzocht door de bevoegde afdeling personeelsleden de mogelijkheid bieden om de opleidingen, bijscholingen en examens bij te wonen. |
".
HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van het VLAREL van 19 november 2010
Art.10. Aan artikel 4, § 1, van het VLAREL van 19 november 2010, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 mei 2021, wordt een punt 69° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"69° VLAREMA: het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen.".
Art.11. In artikel 6 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 januari 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 2°, i), wordt de zinsnede "besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen" vervangen door de zinsnede "VLAREMA";
2° in punt 4°, l), worden tussen de woorden "van bekwaamheid" en de woorden "voor klimaatregelingsapparatuur" de woorden "en bijscholing" ingevoegd en wordt de zinsnede "besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen" vervangen door de zinsnede "VLAREMA".
Art.12. In artikel 24/7 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in de inleidende zin worden tussen de woorden "van bekwaamheid" en de woorden "voor klimaatregelingsapparatuur" de woorden "en bijscholing" ingevoegd;
2° in punt 1° worden de woorden "de opleiding en het bijhorende examen" vervangen door de woorden "de opleiding en het bijhorende examen, de bijscholing en het bijscholingsexamen of het bijscholingsexamen".
Art.13. Aan artikel 40/3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt een paragraaf 2 toegevoegd, die luidt als volgt:
" § 2. De erkende technicus, vermeld in artikel 6, 2°, i), die werkt in een centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen als vermeld in artikel 5.2.4.4, 3°, van het VLAREMA, volgt vijfjaarlijks de bijscholing, vermeld in artikel 43/10, § 1, in een erkend opleidingscentrum als vermeld in artikel 6, 4°, l), of een gelijkwaardige bijscholing die aanvaard is door de bevoegde afdeling, tenzij aan het erkende centrum voor minstens drie van de vijf afgelopen jaren een opvolgingskeuring is opgelegd zoals vermeld in artikel 5.2.4.7, § 3, van het VLAREMA, en slaagt voor het bijscholingsexamen of voor een gelijkwaardig examen dat aanvaard is door de bevoegde afdeling. Als het certificaat van bekwaamheid, vermeld in artikel 17/5, 2°, of artikel 32, § 2, eerste lid, 11°, b), ouder is dan vijf jaar na de afgiftedatum, vermeld op het certificaat, of als het meest recente certificaat van bijscholing ouder is dan vijf jaar na de afgiftedatum, moet de technicus de bijscholing gevolgd hebben, tenzij aan het erkende centrum voor minstens drie van de vijf afgelopen jaren een opvolgingskeuring is opgelegd zoals vermeld in artikel 5.2.4.7, § 3, van het VLAREMA, en voor het bijscholingsexamen geslaagd zijn vóór hij de erkenning kan gebruiken. De bijscholingen en examens die als gelijkwaardig worden beschouwd, worden gepubliceerd op de website van de bevoegde afdeling.".
Art.14. In artikel 43/10 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017, 3 mei 2019 en 29 januari 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt:
"Het erkende opleidingscentrum voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid en bijscholing voor klimaatregelingsapparatuur in bepaalde motorvoertuigen, vermeld in artikel 6, 4°, l), organiseert de opleiding met het bijhorende examen voor personen die het certificaat van bekwaamheid voor klimaatregelingsapparatuur in bepaalde motorvoertuigen willen behalen, en organiseert, in voorkomend geval, de bijscholing en het bijscholingsexamen of, in voorkomend geval, het bijscholingsexamen voor personen die het certificaat van bijscholing voor klimaatregelingsapparatuur in bepaalde motorvoertuigen willen behalen. Het erkende opleidingscentrum bepaalt de inhoud van de opleiding en de bijscholing en het examen aan de hand van de onderwerpen, vermeld in de bijlage bij verordening nr. 307/2008.";
2° in paragraaf 2, eerste lid, wordt tussen de woorden "van bekwaamheid" en de woorden "voor klimaatregelingsapparatuur" de zinsnede "of, in voorkomend geval, van bijscholing" ingevoegd, wordt tussen de woorden "de opleiding" en de woorden "gevolgd heeft" de zinsnede "of, in voorkomend geval, de bijscholing" ingevoegd en wordt tussen de woorden "voor het bijhorende examen," en "vermeld in paragraaf 1" de zinsnede "of, in voorkomend geval, het bijscholingsexamen" ingevoegd;
3° in paragraaf 5 worden de woorden "de opleiding en het examen" vervangen door de zinsnede "de opleiding, de bijscholing en de examens";
4° in paragraaf 7 wordt de zinsnede "voor een opleiding van start gaat of het examen plaatsvindt, op de hoogte van de plaats en het tijdstip van de opleiding of het examen" vervangen door de zinsnede "voor een opleiding of bijscholing van start gaat, op de hoogte van de plaats en het tijdstip van de geplande opleiding en het bijhorend examen, bijscholing en het bijscholingsexamen of, in voorkomend geval, het bijscholingsexamen" en wordt tussen de woorden "mogelijkheid bieden om de opleidingen" en de woorden "en examens bij te wonen" de zinsnede ", bijscholingen" ingevoegd.
Art.15. In bijlage 3, punt 5°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2018 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° er wordt een pakket A.2.4 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"A.2.4 PFAS in meststof/bodemverbeterend middel
Dit pakket is een uitbreiding van het volledige pakket A.2.2.perfluor-n-butaanzuur (PFBA) -n-butaanzuur (PFBA)
perfluor-n-pentaanzuur (PFPeA)
perfluor-n-hexaanzuur (PFHxA)
perfluor-n-heptaanzuur (PFHpA)
perfluor-n-octaanzuur (PFOA)
perfluor-n-nonaanzuur (PFNA)
perfluor-n-decaanzuur (PFDA)
perfluor-n-undecaanzuur (PFUnDA)
perfluor-n-dodecaanzuur (PFDoDA)
perfluor-n-tridecaanzuur (PFTrDA)
perfluor-n-tetradecaanzuur (PFTeDA)
perfluor-n-hexadecaanzuur (PFHxDA)
perfluor-n-butaansulfonzuur (PFBS)
perfluor-n-pentaansulfonzuur (PFPeS)
perfluor-n-hexaansulfonzuur (PFHxS)
perfluor-n-heptaansulfonzuur (PFHpS)
perfluor-n-octaansulfonzuur (PFOS)
perfluor-n-nonaansulfonzuur (PFNS)
perfluor-n-octaansulfonamide (PFOSA)
N-methylperfluor-n-octaansulfonamide (MePFOSA)
4:2 fluortelomeersulfonzuur (4:2 FTS)
6:2 fluortelomeersulfonzuur (6:2 FTS)
8:2 fluortelomeersulfonzuur (8:2 FTS)
4,8-dioxa-3H-perfluornonaanzuur (DONA)
perfluor-4-ethylcyclohexaansulfonzuur (PFECHS)
perfluor-n-hexaansulfonamide (PFHxSA)
perfluor-n-octadecaanzuur (PFODA)
perfluor-n-decaansulfonzuur (PFDS)
perfluor-n-dodecaansulfonzuur (PFDoDS)
10:2 fluortelomeersulfonzuur (10:2 FTS)
perfluor-2-propoxypropaanzuur (HFPO-DA)
6:2 fluortelomeerfosfaat diester (6:2 diPAP)
8:2 fluortelomeerfosfaat diester (8:2 diPAP)
6:2/8:2 fluortelomeerfosfaat diester (6:2/8:2 diPAP)
perfluor-n-butaansulfonamide (PFBSA)
N-methylperfluor-n-butaansulfonamide (MePFBSA)
N-methylperfluor-n-butaansulfonylamide azijnzuur (MePFBSAA)
N-ethylperfluor-n-octaansulfonamide (EtPFOSA)
N-methylperfluor-noctaansulfonamidoazijnzuur (MePFOSAA)
N-ethylperfluor-n-octaansulfonamidoazijnzuur (EtPFOSAA)
perfluor-n-undecaansulfonzuur (PFUnDS)
perfluor-n-trisdecaansulfonzuur (PFTrDS)";
2° het pakket A.3.1 en A.3.2 worden opgeheven;
3° er wordt een pakket A.3.4 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"A.3.4 gebruik als bouwstof
droogrest
metalen (totaalconcentratie en uitloogbare fractie via de kolomtest): arseen, cadmium, chroom, koper, kwik, lood, nikkel, zink, antimoon, barium, molybdeen, vanadium, kobalt, seleen, tin
anionen (uitloogbare fractie via de kolomtest): bromide, chloride, fluoride en sulfaat
BTEXS: benzeen, tolueen, ethylbenzeen, som xylenen en styreen
alkanen: hexaan, heptaan en octaan
polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK): naftaleen, benzo(a)pyreen, fenantreen, fluoranteen, benzo(a)antraceen, chryseen, benzo(b)fluoranteen, benzo(k)fluoranteen, benzo(ghi)peryleen, indeno(1,2,3-cd)pyreen, acenafteen, acenaftyleen, antraceen, dibenzo(a,h)antraceen, fluoreen en pyreen
minerale olie
polychloorbifenylen (PCB): PCB 28, PCB 52, PCB 101, PCB 118, PCB 138, PCB 153, PCB 180
cyanides: vrij cyanide, niet-chlooroxideerbare cyanides";
4° er wordt een pakket A.3.5 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"A.3.5 PFAS in bouwstof
Dit pakket is een uitbreiding van het volledige pakket A.3.1 of A.3.4.
perfluoro-n-butaanzuur (PFBA)
perfluor-n-pentaanzuur (PFPeA)
perfluor-n-hexaanzuur (PFHxA)
perfluor-n-heptaanzuur (PFHpA)
perfluor-n-octaanzuur (PFOA)
perfluor-n-nonaanzuur (PFNA)
perfluor-n-decaanzuur (PFDA)
perfluor-n-undecaanzuur (PFUnDA)
perfluor-n-dodecaanzuur (PFDoDA)
perfluor-n-tridecaanzuur (PFTrDA)
perfluor-n-tetradecaanzuur (PFTeDA)
perfluor-n-hexadecaanzuur (PFHxDA)
perfluor-n-butaansulfonzuur (PFBS)
Perfluor-n-pentaansulfonzuur (PFPeS)
perfluor-n-hexaansulfonzuur (PFHxS)
perfluor-n-heptaansulfonzuur (PFHpS)
perfluor-n-octaansulfonzuur (PFOS)
perfluor-n-nonaansulfonzuur (PFNS)
perfluor-1-decaansulfonzuur (PFDS)
perfluor-1-octaansulfonamide (PFOSA)
N-methylperfluoroctaansulfonamide (MePFOSA)
N-ethylperfluoroctaansulfonamide (EtPFOSA)
N-methylperfluoroctaansulfonamidoazijnzuur (MePFOSAA)
N-ethylperfluoroctaansulfonamidoazijnzuur (EtPFOSAA)
4:2 fluortelomeersulfonzuur (4:2 FTS)
6:2 fluortelomeersulfonzuur (6:2 FTS)
8:2 fluortelomeersulfonzuur (8:2 FTS)
8:2 fluortelomeerfosfaat diester (8:2 diPAP)
perfluor-2-propoxypropaanzuur (HFPO-DA)
4,8-dioxa-3H-perfluornonaanzuur (DONA)
perfluor-4-ethylcyclohexaansulfonzuur (PFECHS)
perfluor-n-butaansulfonamide (PFBSA)
N-methylperfluor-n-butaansulfonamide (MePFBSA)
perfluor-n-hexaansulfonamide (PFHxSA)
perfluor-n-octadecaanzuur (PFODA)
perfluor-n-dodecaansulfonzuur (PFDoDS)
6:2 fluortelomeerfosfaat diester (6:2 diPAP)
6:2/8:2 fluortelomeerfosfaat diester (6:2/8:2 diPAP)
10:2 fluortelomeersulfonzuur (10:2 FTS)
N-methylperfluor-n-butaansulfonylamide azijnzuur (MePFBSAA)
".
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen.
Art.16. Aan artikel 1.1.1, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een punt 15° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"15° Richtlijn (EU) 2019/904 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende de vermindering van de effecten van bepaalde kunststofproducten op het milieu.".
Art.17. In artikel 1.2.1 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 2 wordt punt 13° opnieuw opgenomen in de volgende lezing:
"13° brandstofresten: afval van reguliere brandstoffen die zijn bestemd voor het aandrijven van motoren, al dan niet vermengd met afvalolie;";
2° in paragraaf 2 wordt een punt 15° /2 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"15° /2 CMA: compendium voor de monsterneming en analyse in het kader van het Materialendecreet en het Bodemdecreet als vermeld in het VLAREL;";
3° in paragraaf 2 wordt een punt 25° /2 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"25° /2 gehalte gerecycleerde kunststoffen, uitgedrukt in procent: het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in een materiaal of product wordt bepaald als de verhouding van de massa gerecycleerde kunststoffen tot de totale massa kunststoffen in het materiaal of product, vermenigvuldigd met 100;";
4° in paragraaf 2 wordt een punt 25° /3 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"25° /3 gemengd bouw- en sloopafval: de fractie van het bouw- en sloopafval die niet gescheiden wordt aangeboden of ingezameld;";
5° in paragraaf 2 wordt in punt 27° de zinsnede "alle instellingen voor verzorging, vermeld in 42°, " vervangen door de zinsnede "alle instellingen voor verzorging, vermeld in 43°, ";
6° aan paragraaf 2, punt 29°, worden de volgende woorden toegevoegd "en die gecertificeerd zijn volgens het eenheidsreglement gerecycleerde granulaten";
7° aan paragraaf 2 punt 40° /2 wordt de zinsnede "; het betrokken bouwvolume is de som van de bouwvolumes van alle gebouwen opgenomen in dezelfde omgevingsvergunning;" toegevoegd;
8° aan paragraaf 2, punt 71°, worden de volgende woorden toegevoegd "met uitzondering van flyers ter promotie van activiteiten van lokale verenigingen";
9° in paragraaf 2 wordt punt 78° vervangen door wat volgt:
"78° sorteerzeefgranulaat: gerecycleerd granulaat met d ≥ 4mm en Dmax ≤ 80 mm dat verkregen is na het uitsorteren, afzeven en kalibreren van puin met fysische verontreiniging of met asbestverdachte materialen. Het sorteerzeefgranulaat is afkomstig van een sorteerinrichting die beschikt over een kwaliteitsborgingssysteem als vermeld in het eenheidsreglement voor gerecycleerde granulaten;";
10° in paragraaf 2 wordt punt 78° /1 vervangen door wat volgt:
"78° /1 sorteerzeefpuin: afgezeefde grove inerte puinfractie met een korrelmaat groter dan 20 mm die verkregen is na het uitsorteren van puin met fysische verontreinigingen of asbestverdachte materialen, en die afkomstig is van een sorteerinrichting die beschikt over een kwaliteitsborgingssysteem als vermeld in het eenheidsreglement voor gerecycleerde granulaten.
11° in paragraaf 2 wordt een punt 78° /1/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"78/1/1° stalmest: mest als vermeld in artikel 3, § 5, 19°, van het Mestdecreet;";
12° in paragraaf 2 wordt punt 79° vervangen door wat volgt:
"79° sorteerzeefzand: gerecycleerd granulaat met Dmax = 20 mm dat verkregen is bij het uitsorteren van puin met fysische verontreinigingen en asbestverdachte materialen, en dat afkomstig is van een sorteerinrichting die beschikt over een kwaliteitsborgingssysteem als vermeld in het eenheidsreglement voor gerecycleerde granulaten;";
13° in paragraaf 2 wordt punt 88° vervangen door wat volgt:
"88° vormgegeven bouwstof: een bouwstof die:
a) een proefstuk kan omvatten waarvan de afmeting van twee van de drie dimensies groter dan 40 millimeter is;
b) een druksterkte heeft van minstens 9,0 N/mm2, bepaald volgens de proefmethode uit de NBN-reeksen, aangepast aan het eindproduct;";
14° in paragraaf 2 wordt punt 89° vervangen door wat volgt:
"89° wegwerpluier: luier die bestemd is voor eenmalig gebruik, of delen ervan;";
15° in paragraaf 3 wordt 7° vervangen door wat volgt:
"7° voertuig : voertuigen die onder categorie M1 of N1 vallen, vermeld in Verordening (EU) 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009 en tot intrekking van Richtlijn 2007/46/EG, alsmede driewielige motorvoertuigen als vermeld in Verordening (EU) 168/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers, met uitzondering van driewielers, ongeacht hoe het voertuig tijdens het gebruik werd onderhouden of gerepareerd en ongeacht of het werd uitgerust met door de producent geleverde onderdelen dan wel met andere onderdelen die als vervangings- of inbouwonderdeel in overeenstemming met de relevante gemeenschapsbepalingen of interne bepalingen werden aangebracht;";
16° in paragraaf 6 wordt punt 3° opgeheven;
17° in paragraaf 6 wordt punt 4° vervangen door wat volgt:
"4° plastic draagtassen: draagtassen, met plastic als structureel hoofdbestanddeel, met of zonder handgreep, die aan consumenten worden verstrekt op de plaats van verkoop van goederen of producten;";
18° in paragraaf 7 wordt punt 2° opgeheven;
19° in paragraaf 7 wordt punt 3° vervangen door wat volgt:
"3° kunststoffen afvalzak: elke afvalzak met kunststof als structureel hoofdbestanddeel;";
20° er worden een paragraaf 8 tot en met 13 toegevoegd, die luiden als volgt:
§ 8. Voor de toepassing van onderafdeling 5.3.18 van hoofdstuk 5 wordt verstaan onder:
1° kunststoffen rolcontainer voor afval: elke rolcontainer voor afval waarbij kunststof als structureel bestanddeel fungeert van de container voor afval.
§ 9. Voor de toepassing van onderafdeling 5.3.19 van hoofdstuk 5 wordt verstaan onder:
1° kweekpot: pot die bestemd is voor het opkweken van planten en bloemen.
2° kweektray of plantentray: een plaat met verschillende rechthoekige of ronde cellen die enerzijds bestemd is voor het stekken en opkweken van planten, en anderzijds voor het plaatsen van verschillende kweekpotten.
§ 10. Voor de toepassing van onderafdeling 5.3.1.20 van hoofdstuk 5 wordt verstaan onder:
1° meubilair in de openbare buitenruimte: meubilair in openbare parken, in natuurgebieden, op straten, pleinen, openbare speelpleinen, openbare parkeerplaatsen en openbare sportterreinen.
§ 11. Voor de toepassing van onderafdeling 5.3.21 van hoofdstuk 5 wordt verstaan onder:
1° kunststof geluidsscherm: een geluidswerende wandvormige constructie bestaande uit een geluidsisolerend en desgevallend geluidsabsorberend materiaal en voorzien van de nodige structuren om de bouwkundige stabiliteit te verzekeren, waarbij het paneel of het geluidsisolerend of het geluidsabsorberend materiaal of al deze elementen uit kunststof bestaan.
§ 12. Voor de toepassing van onderafdeling 5.3.23 van hoofdstuk 5 wordt verstaan onder:
1° kunststoffen afdekplaten voor kabels, gasleidingen en andere nutsvoorzieningen voor buitentoepassingen: alle platen uit kunststof die ervoor zorgen dat de kabels, gasleidingen en andere nutsvoorzieningen mechanisch zijn afgeschermd in de bodem. Deze platen hebben kunststof als structureel hoofdbestanddeel en kunnen zowel een permanente als een tijdelijke functie hebben.
§ 13. Voor de toepassing van onderafdeling 5.3.24 van hoofdstuk 5 wordt verstaan onder:
1° kunststoffen raamsysteem: elk raamsysteem waarbij kunststof als structureel bestanddeel fungeert van het raamsysteem.".
Art.18. Aan artikel 2.3.1.1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt een paragraaf 2 toegevoegd, die luidt als volgt:
" § 2. De producent brengt de OVAM op de hoogte als hij beschikt over aanwijzingen of informatie dat het gebruik wel ongunstige effecten op het milieu of de menselijke gezondheid heeft. Hij beperkt zich hierbij tot de aanwezigheid van stoffen vermeld in de kandidaatslijst, autorisatielijst of restrictielijst van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen, of stoffen vermeld in bijlage I van de Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen.".
Art.19. Artikel 2.3.1.2, tweede lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt opgeheven.
Art.20. In artikel 2.3.1.3 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt in het tweede lid de zinsnede "voor gebruik als bouwstof, of voor gebruik in kunstmatige afdichtingslagen met waterglas" vervangen door de woorden "of voor gebruik als bouwstof".
Art.21. In artikel 2.3.1.3/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de woorden "of voor risicobeheersmaatregelen" en de woorden "of het risicobeheersplan" opgeheven.
Art.22. In artikel 2.3.1.3/2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 wordt in het tweede lid de zinsnede "binnen zeven kalenderdagen" vervangen door de zinsnede "de eerstvolgende werkdag";
2° in paragraaf 2, eerste lid, wordt de zin "De grondstoffenproducent of in afwijking daarvan, de persoon die in zijn naam optreedt, geeft bij het plaatsen van de opdracht voor de monstername en analyse van de voormelde materialen het nummer van de grondstofverklaring door aan het voormelde erkende laboratorium, met de vraag om dit nummer in het monsternemingsverslag en het analyseverslag op te nemen." opgeheven;
3° in paragraaf 2 worden een derde, vierde en vijfde lid ingevoegd, die luiden als volgt:
"Voor de materialen, vermeld in artikel 2.3.1.3, die worden beschouwd als grondstoffen, geeft de grondstoffenproducent of, in afwijking daarvan, de persoon die in zijn naam optreedt, bij het plaatsen van de opdracht voor de monstername en analyse van de grondstof het nummer van de grondstofverklaring door aan het erkende laboratorium dat de bemonstering of analyse, of beide, van die materialen uitvoert, met de vraag om dat nummer in het monsternemingsverslag op te nemen.
Het erkende laboratorium meldt binnen 3 werkdagen na de monstername de start van de analyse van de grondstofverklaring in het Labo Loket - Analyseresultaten van de OVAM. Bij die melding worden de volgende gegevens over de controle verplicht gemeld in het Labo Loket - Analyseresultaten:
1° de identificatie van het erkende laboratorium dat de analyse van de materialen uitvoert, via het Labo-ID;
2° het nummer van de grondstofverklaring;
3° de datum van de monstername;
4° de reden van de monstername via de referentielijst die beschikbaar is op de website van de OVAM;
5° de identificatie van het erkende laboratorium dat de monstername heeft uitgevoerd, via het Labo-ID;
6° het nummer van het monster;
7° het monsternameverslag in pdf-formaat.
Het Labo Loket - Analyseresultaten verstrekt vervolgens aan het erkende laboratorium een OVAM-opdrachtreferentie voor de aangemelde analyse van de materialen die worden beschouwd als grondstoffen.";
4° paragraaf 3 wordt vervangen door wat volgt:
" § 3. De gegevens van de monstername en de analyse van het materiaal dat beschouwd wordt als een grondstof, worden bijgehouden op een elektronische drager met het oog op een eenvoudige gegevensuitwisseling tussen de erkende laboratoria en de OVAM. De minister bepaalt in een standaardprocedure de technische specificaties waaraan de gegevens van de monstername en de analyse moeten voldoen, en de technische specificaties van de uitwisseling van gegevens, zoals bepaald in dit artikel. Voor de materialen die beschouwd worden als grondstoffen, waarbij meer dan één erkend laboratorium analyses uitvoert in het kader van dezelfde analyse, is het erkende laboratorium dat door de opdrachthouder is aangeduid verantwoordelijk dat de resultaten worden gerapporteerd aan de OVAM.
De erkende laboratoria die de resultaten van de analyses, vermeld in paragraaf 2, aan de OVAM rapporteren, bezorgen die analysegegevens met vermelding van de OVAM-opdrachtreferentie. Dat gebeurt op elektronische wijze onmiddellijk na de uitvoering van de analyse of onmiddellijk na de ontvangst van de analyseresultaten van de andere betrokken erkende laboratoria. De uitwisseling van de gegevens gebeurt volgens de specificaties die opgenomen zijn in de standaardprocedure.
De grondstoffenproducent van metallurgische productieprocessen voor ferrometalen bezorgt aan de OVAM ook jaarlijks in pdf-formaat de analyseresultaten die de conformiteit met het ministerieel besluit, vermeld in artikel 2.3.6.1, § 2, aantonen.
De analysegegevens die niet vallen onder de rapporteringsverplichtingen van deze paragraaf, worden door de grondstoffenproducent of de persoon die in zijn naam optreedt, gedurende vijf jaar ter beschikking gehouden van de toezichthouder en de OVAM.".
Art.23. Aan onderafdeling 2.3.1 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 2 juli 2021, wordt een artikel 2.3.1.4 toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 2.3.1.4. Met behoud van de toepassing van de bepalingen over het kwaliteitsborgingssysteem uit onderafdeling 2.5.1 levert de producent een bewijs dat de interne bedrijfsvoering de kwaliteit van de beoogde grondstof en de representativiteit van de analyse garandeert. Dit bewijs bevat relevante elementen in de bedrijfsvoering en bestaat onder meer uit een beschrijving van:
1. de kwaliteitsopvolging bij acceptatie en/of acceptatiecriteria op de inkomende stromen,
2. de kwaliteitscontrole op het verwerkingsproces of productieproces,
3. de kwaliteitsopvolging van de beoogde grondstof op basis van een eigen monsternameprotocol, analyseprotocol en controleschema,
4. of elk ander aantoonbaar bewijs van kwaliteitsbewaking.
Dit artikel is niet van toepassing op partijen beoogde grondstoffen die ontstaan uit een eenmalige activiteit waarbij de volledige partij van de beoogde grondstof gekarakteriseerd wordt op basis van representatieve monsternames en analyses.".
Art.24. In artikel 2.3.2.1 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 worden de woorden "werken of" vervangen door de woorden "het gebruik van";
2° in paragraaf 1 wordt de zinsnede "materialen, vermeld in bijlage 2.2, afdeling 2," vervangen door de woorden "beoogde grondstoffen";
3° in paragraaf 1 worden punt 2° en 3° vervangen door wat volgt:
"2° de maximale totaalconcentraties aan metalen, vermeld in bijlage VI van het VLAREBO-besluit van 14 december 2007, zijn dwingende waarden voor het onvermengd gebruik als niet-vormgegeven bouwstof en voor het vermengd gebruik in niet-vormgegeven bouwstof met druksterkte van minder dan 6,0 N/mm2;
3° de maximale uitloogbaarheidswaarden van de metalen arseen, cadmium, chroom, koper, kwik, lood, nikkel en zink, vermeld in bijlage 2.3.2.B, worden niet overschreden bij het beoogde gebruik in of als bouwstof. De uitloogbaarheidswaarden van barium, bromide, chloride, fluoride en sulfaat, vermeld in bijlage 2.3.2.B, zijn richtwaarden.
In de as van afvalverbranding en de slakken van metallurgie worden bij het beoogde gebruik in of als bouwstof de maximale uitloogbaarheidswaarden van de metalen antimoon, molybdeen, vanadium, kobalt, seleen en tin, vermeld in bijlage 2.3.2.B, niet overschreden;";
4° in paragraaf 1 wordt punt 4° opgeheven;
5° aan paragraaf 1 wordt een punt 7° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"7° de gerecycleerde granulaten en fysico-chemisch behandelde gerecycleerde granulaten zijn vrijgesteld van de dwingende waarde voor de totaalconcentratie aan metalen. Als voor elk zwaar metaal de totaalconcentratie lager is dan de waarde voor vrij gebruik van uitgegraven bodem, vermeld in bijlage V van het VLAREBO, zijn gerecycleerde granulaten en fysico-chemisch behandelde granulaten vrijgesteld van de bepaling van de uitloging van zware metalen.";
6° er wordt een paragraaf 1/1 ingevoegd, die luidt als volgt:
" § 1/1. De producent van de beoogde grondstof die de dwingende waarde voor totaalconcentratie aan zware metalen of de dwingende waarde voor uitloogbaarheid aan zware metalen overschrijdt, laat onderzoek uitvoeren naar de reinigbaarheid inclusief een tweede mening door een onafhankelijke kennisinstelling. Reinigbaar betekent dat voldaan wordt aan de dwingende waarden voor totaalconcentratie en voor uitloogbaarheid van zware metalen, vermeld in paragraaf 1, en de massa van het gereinigde materiaal minstens 60% bedraagt van de massa van het inputmateriaal. De tweede mening van de onafhankelijke kennisinstelling omvat de beoordeling van het onderzoek en het eigen advies. Het onderzoek naar reinigbaarheid en de tweede mening van de onafhankelijke kennisinstelling worden toegevoegd in de aanvraag voor grondstofverklaring.
Als de beoogde grondstof reinigbaar is, moet ze eerst gereinigd worden om het statuut grondstof te verkrijgen. De niet-gereinigde beoogde grondstof komt niet in aanmerking voor de verwerking tot een vormgegeven bouwstof. Het contract tussen de producent en de reinigingsfirma wordt toegevoegd in de aanvraag voor de grondstofverklaring.
Als de beoogde grondstof niet reinigbaar is, kan ze verwerkt worden volgens een specifieke receptuur tot een niet-vormgegeven bouwstof met druksterkte van minstens 6,0 N/mm2 of tot een vormgegeven bouwstof. De receptuur wordt bij de aanvraag van de grondstofverklaring gevoegd. Bij het beoogde gebruik wordt voldaan aan de uitloogbaarheidswaarden, vermeld in paragraaf 1, 3°.
Het uitvoeren van een onderzoek naar reinigbaarheid is niet nodig voor slakken van de metallurgie, gerecycleerde granulaten en fysico-chemisch behandelde gerecycleerde granulaten.
De minister kan de minimale onderdelen van het onderzoek naar reinigbaarheid bepalen.";
7° paragraaf 3 wordt opgeheven.
Art.25. Artikel 2.3.2.3 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt opgeheven.
Art.26. In artikel 2.3.3.3 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt paragraaf 1 vervangen door wat volgt:
" § 1. Gft-compost, groencompost, boerderijcompost geproduceerd in een samenwerkingsverband zoals omschreven in artikel 3, § 5,3° van het Mestdecreet en eindmateriaal van de biologische behandeling van organisch-biologische afvalstoffen, worden geproduceerd in een vergunde inrichting voor de biologische verwerking van organisch-biologische afvalstoffen die beschikt over een keuringsattest.".
Art.27. Aan hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een artikel 2.3.3.4 toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 2.3.3.4. Producenten van de volgende afvalstoffen maken een informatiefiche op:
1° organisch-biologische afvalstoffen die door biologische verwerking worden omgevormd tot bodemverbeterende middelen of meststoffen, met uitzondering van:
a) gft-afval;
b) groenafval;
c) andere afvalstoffen die zijn ingedeeld in risicoklasse 1 van het Algemeen Reglement van de Certificering, vermeld in artikel 2.3.3.3, § 6;
d) bedrijfseigen organisch-biologische afvalstoffen die op het bedrijf zelf door middel van biologische verwerking worden omgevormd tot bodemverbeterende middelen of meststoffen;
2° materialen die rechtstreeks worden aangewend als bodemverbeterende middelen of meststoffen, waarvoor een grondstofverklaring vereist is overeenkomstig de bepalingen van artikel 2.3.1.3 of bijlage 2.2.
De informatiefiche voor de afvalstoffen wordt herzien:
1° overeenkomstig de frequentie, vermeld in het Algemeen Reglement van de Certificering, vermeld in artikel 2.3.3.3, § 6;
2° minstens zesmaandelijks.
De minister bepaalt de minimale onderdelen van de informatiefiche.
Afvalstoffen waarvoor de opmaak van een informatiefiche verplicht is overeenkomstig 1°, mogen enkel worden aanvaard bij biologische verwerking met het oog op de omvorming tot bodemverbeterende middelen of meststoffen, wanneer de verwerker voorafgaand aan de levering beschikt over een informatiefiche die op het moment van de levering van de afvalstof niet ouder dan 6 maanden is.
Afvalstoffen waarvoor de opmaak van een informatiefiche verplicht is overeenkomstig 2°, mogen enkel worden toegepast wanneer de gebruiker voorafgaand bij de toepassing beschikt over een informatiefiche die op het moment van de levering van de afvalstof niet ouder dan 6 maanden is.".
Art.28. Aan hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een artikel 2.3.3.5 toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 2.3.3.5. § 1. Houtsnippers mogen alleen ondergewerkt worden in landbouwgrond als die in actief gebruik is voor landbouwactiviteiten. In afwachting van het onderwerken mogen de houtsnippers op die landbouwgrond worden toegepast als bodembedekker.
§ 2. Met behoud van de toepassing van de samenstellingsvoorwaarden, vermeld in bijlage 2.3.1.A, moeten de houtsnippers voldoen aan de bepalingen van artikel 5.3.15.1, § 1, 1°, en aan de volgende samenstellingsvoorwaarden:
1° minimaal organische stofgehalte van 80% op droge stof;
2° minimale koolstof-stikstofverhouding van 50;
3° minimale koolstof-fosforverhouding van 500.
De conformiteit van de houtsnippers met de samenstellingsvoorwaarden van het tweede lid, 1° tot en met 3°, wordt aangetoond door een representatieve bemonstering en analyse:
per volume van 40 kubieke meter houtsnippers bij aanbrengen op een perceel landbouwgrond met een maximale oppervlakte van 1 hectare
per volume van 100 kubieke meter houtsnippers bij aanbrengen op een perceel landbouwgrond met een oppervlakte van meer dan 1 hectare.
In afwijking van artikel 2.3.1.3./2. § 2 dienen de houtsnippers niet jaarlijks te worden geanalyseerd met het oog op de aftoetsing aan de samenstellingsvoorwaarden van bijlage 2.3.1.A.
§ 3. Het gebruik van houtsnippers is verboden als die zijn geproduceerd uit materialen of afvalstromen die afkomstig zijn van:
1° de aanleg en het onderhoud van tuinen, meer bepaald afval dat gras, bladeren, naalden en haagscheersel bevat;
2° recyclageparken en afvalverwerkende bedrijven, uitgezonderd de zeefoverloop groter dan 40 millimeter, van groencompostering die beschikt over een geldig keuringsattest voor groencompost overeenkomstig artikel 2.3.3.3. § 1;
3° bouw- en sloopactiviteiten, verpakkingen en houtverwerkende industrie.;
4° gebieden met verontreinigde bodems, die al dan niet gesaneerd worden door middel van fytoremediatie;
5° gebieden gelegen buiten het Vlaams gewest;
6° het beheer van vegetaties en kleine landschapselementen die niet voldoen aan de maatregelen in uitvoering van artikel 13, § 4 tot en met § 6 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.
§ 4. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op particulieren die groenafval uit het onderhoud van de eigen tuin, in hun eigen tuin terug toepassen als bodembedekker.
Art.29. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt onderafdeling 2.3.4, die bestaat uit artikel 2.3.4.1, opgeheven.
Art.30. Aan artikel 2.3.5.1, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt de volgende zinsnede toegevoegd:
"met toepassing van de BBT-conclusies voor de non-ferrometaalindustrie, vermeld in hoofdstuk 3.10 van titel III van het VLAREM van 16 mei 2014. De materialen worden niet als grondstoffen beschouwd als de materialen verwerkt worden in productieprocessen die niet gebruikmaken van deze beste beschikbare technieken.".
Art.31. Aan afdeling 2.3 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een onderafdeling 2.3.7, die bestaat uit artikel 2.3.7.1 tot en met 2.3.7.4, toegevoegd, die luidt als volgt:
"Onderafdeling 2.3.7. Criteria voor grondstoffen die bestemd zijn voor gebruik als blendcomponent in scheepsbrandstof
Art. 2.3.7.1. Opgewerkte afvalolie en opgewerkte brandstofresten die als blendcomponent in scheepsbrandstof ingezet worden, moeten voldoen aan de bepalingen van deze onderafdeling.
Art. 2.3.7.2. Afvalolie en brandstofresten kunnen opgewerkt worden tot blendcomponent voor scheepsbrandstof op voorwaarde dat het totale PCB-gehalte lager is dan 50 ppm.
Art. 2.3.7.3. § 1. Het opwerkingsproces bevat minstens de volgende drie processtappen:
1° filtratie;
2° ontwatering;
3° destillatie om de bitumineuze fractie af te scheiden van de brandstoffractie, waarbij de beoogde grondstof het destillaat is van het destillatieproces of een gelijkwaardige techniek waarvan wordt aangetoond dat ze toelaat de samenstellingsvoorwaarden uit artikel 2.3.7.4 te behalen.
§ 2. Van punt 1° en 2°, vermeld in paragraaf 1, kan afgeweken worden als uit analyses blijkt dat ze geen meerwaarde hebben om aan de samenstellingsvoorwaarden te voldoen.
Art. 2.3.7.4. De opgewerkte afvalolie en opgewerkte brandstofresten moeten minstens voldoen aan de samenstellingsvoorwaarden, vermeld in bijlage 2.3.3.".
Art.32. Aan artikel 2.4.2.1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Een beoogde grondstof waarvoor op het moment van de aanvraag nog niet kan worden aangetoond dat wordt voldaan aan de dwingende samenstellingsvoorwaarden van de toepassing omdat de concrete toepassing ervan nog niet operationeel is, kan, als het een aanvraag van de initiële grondstofproducent betreft, toch als grondstof worden toegelaten. Op basis van laboratoriumonderzoek moet worden aangetoond dat voldaan kan worden aan de samenstellingsvoorwaarden van de toepassing.".
Art.33. In artikel 2.4.2.2 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid, punt 6°, worden de woorden "of het werk" opgeheven.
2° aan het eerste lid, punt 7°, wordt een letter e) en f) toegevoegd, die luiden als volgt:
"e) de producent motiveert niet te beschikken over aanwijzingen of informatie van de aanwezigheid van andere niet-genormeerde parameters die ongunstige effecten hebben op het milieu en de menselijke gezondheid. Hij beperkt zich hierbij tot de aanwezigheid van stoffen vermeld in de kandidaatslijst, autorisatielijst of restrictielijst van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen, of stoffen vermeld in bijlage I van de Verordening (EU) 2019/1021 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen.
f) een bewijs dat de interne bedrijfsvoering de kwaliteit van de beoogde grondstof en de representativiteit van de analyse garandeert. zoals vermeld in artikel 2.3.1.4.";
3° er wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Voor gebruik als bouwstof bevat de aanvraag bijkomend de volgende documenten en gegevens, als ze nog niet aan de OVAM zijn bezorgd:
1° een document dat aantoont dat de beoogde grondstof voldoet aan de definitie bouwstof en dat de beoogde grondstof geschikt is om in de beoogde toepassing te worden ingezet;
2° een document dat aantoont dat de kwaliteit van de bouwstof gegarandeerd wordt door een kwaliteitsborgingssysteem als vermeld in afdeling 2.5, of een motivatie waarom een dergelijk kwaliteitsborgingsysteem niet van toepassing is;
3° een specifieke omschrijving van de toepassing waarin de bouwstof gebruikt zal worden, en de kwalitatieve bijdrage van de bouwstof tot de functionaliteit van die toepassing;
4° een motivatie dat, nadat het materiaal of de toepassing zijn functie heeft vervuld, de bouwstof of de toepassing waarin de bouwstof zal worden ingezet, na een eventuele verwerking opnieuw ingezet kan worden in de materialenkringloop.".
Art.34. In artikel 2.4.2.3 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 3 worden tussen het tweede en derde lid twee leden ingevoegd, die luiden als volgt:
"De OVAM kan advies inwinnen bij een derde partij. Ze doet dat uiterlijk binnen veertien kalenderdagen nadat ze de aanvraag heeft ontvangen, en ze brengt de aanvrager daarvan op de hoogte.
Als de OVAM bij de behandeling van de aanvraag een derde partij om advies verzoekt, wordt de termijn van de behandeling, vermeld in paragraaf 2,geschorst vanaf de verzending van dat verzoek en begint die opnieuw te lopen op de eerstvolgende werkdag vanaf de ontvangst van het advies of, na dertig kalenderdagen vanaf de verzending van het verzoek.";
2° er wordt een paragraaf 5 toegevoegd, die luidt als volgt:
" § 5. De grondstofverklaring vervalt van rechtswege in de volgende gevallen:
1° de productie van de materialen die het onderwerp uitmaken van de grondstofverklaring, start niet binnen vijf jaar nadat de grondstofverklaring verleend is;
2° de productie van de materialen die het onderwerp uitmaken van de grondstofverklaring, wordt meer dan vijf opeenvolgende jaren onderbroken.
De OVAM stuurt een elektronische melding van het verval van rechtswege van de grondstofverklaring naar de houder.";
3° er wordt een paragraaf 6 toegevoegd, die luidt als volgt:
" § 6. Nadat de houder van de grondstofverklaring gehoord is, kan de OVAM de grondstofverklaring gemotiveerd aanpassen op basis van:
1° nieuwe wetenschappelijke kennis over de ongunstige effecten op het milieu of de menselijke gezondheid van de materialen die het voorwerp uitmaken van de grondstofverklaring;
2° vaststellingen op het terrein die wijzen op verhoogde ongunstige effecten op het milieu of de menselijke gezondheid door het gebruik van de materialen die het voorwerp uitmaken van de grondstofverklaring.
Tegen de gemotiveerde beslissing van de OVAM kan beroep worden ingesteld op de wijze, vermeld in artikel 2.4.2.4.".
Art.35. In artikel 2.4.2.5, 4°, van hetzelfde besluit worden de woorden "of het werk" opgeheven.
Art.36. In artikel 2.4.2.6 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, worden tussen het tweede en derde lid twee leden ingevoegd, die luiden als volgt:
"De houder van de grondstofverklaring neemt de voorwaarden voor het gebruik van de grondstof, vermeld in de grondstofverklaring, op in een schriftelijke overeenkomst die wordt ondertekend door de houder van de grondstofverklaring en door elke gebruiker van de grondstof. Een wijziging van de voorwaarden moet meegedeeld worden aan elke gebruiker, en resulteert in een aanpassing van de schriftelijke overeenkomst die ondertekend wordt door de houder van de grondstofverklaring en door elke gebruiker van de grondstof die verder gebruik wil maken van de grondstof.".
Art.37. In artikel 2.4.3.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 22 december 2017 en 22 maart 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1, eerste lid, 4°, wordt de zinsnede "vermeld in artikel 2.2.8" vervangen door de zinsnede "vermeld in artikel 2.3.1.3/2 ";
2° in paragraaf 1, eerste lid wordt een punt 6° ingevoegd, dat luidt als volgt:
"6° nieuwe wetenschappelijke kennis over de ongunstige effecten op het milieu of de menselijke gezondheid van de materialen die het voorwerp uitmaken van de grondstofverklaring, of vaststellingen op het terrein wijzen op verhoogde ongunstige effecten op het milieu of de menselijke gezondheid door het gebruik van de materialen die het voorwerp uitmaken van de grondstofverklaring.";
3° in paragraaf 2, tweede lid worden de woorden "zestig kalenderdagen" vervangen door de woorden "dertig kalenderdagen";
4° in paragraaf 2 wordt tussen het derde en vierde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Bijkomende informatie moet binnen een termijn van zestig kalenderdagen aan de OVAM worden bezorgd tenzij anders bepaald in de vraag om bijkomende informatie. Als de OVAM die bijkomende informatie niet tijdig ontvangt, wordt de grondstofverklaring opgeheven.".
Art.38. Aan artikel 2.6.4, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De verklaring, vermeld in het tweede lid, bevat minstens de volgende informatie:
1° de adresgegevens en de contactpersoon van het terugwinningsbedrijf of producent;
2° de adresgegevens en de contactpersoon van het bedrijf dat de zelfbeoordeling heeft uitgevoerd;
3° een beschrijving van de einde-afvalstof of bijproduct;
4° een bevestiging dat de einde-afvalstof of bijproduct voldoet aan de voorwaarden voor einde-afval of bijproduct en op welke inrichting de zelfbeoordeling ter inzage wordt gehouden;
5° het specifiek gebruik waarvoor de einde-afvalstof of bijproduct geschikt is;
6° bij grensoverschrijdend transport: een bevestiging dat het materiaal in land van herkomst en in land van bestemming een einde-afval of bijproductstatus heeft.";
Art.39. Aan artikel 2.6.5, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan het eerste lid worden de woorden "en bij het gebruik van teruggewonnen grondstoffen van de recyclage van wegwerpluiers" toegevoegd;
2° aan het tweede lid wordt de volgende zin toegevoegd:
"Wanneer de OVAM of een toezichthoudende overheid een grondstofverklaring eist, wordt in afwachting van het verkrijgen van de grondstofverklaring het materiaal dat het voorwerp uitmaakt van de zelfbeoordeling als afval beschouwd.".
Art.40. In artikel 3.1.1, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2014, wordt een punt 14° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"14° gebruikte vezelcementen bouwmaterialen.".
Art.41. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een artikel 3.2.1.6 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 3.2.1.6. § 1. De beheerder van een onlinemarktplaats is ertoe gehouden alle producenten die via zijn onlinemarktplaats een product via verkoop op afstand aan particuliere huishoudens of andere gebruikers dan particuliere huishoudens op het grondgebied verkoopt, schriftelijk in te lichten over de verplichtingen die in het kader van de aanvaardingsplicht op hen rusten.
§ 2. De beheerder van een onlinemarktplaats verhindert dat producenten die niet zijn aangesloten bij een beheersorganisme of die geen individueel aanvaardingsplichtplan hebben, via zijn onlinemarktplaats overeenkomsten op afstand sluiten met particuliere huishoudens of andere gebruikers dan particuliere huishoudens op het grondgebied. Daartoe vereist de beheerder van een onlinemarktplaats dat de producent op het moment van registratie op de onlinemarktplaats het schriftelijke bewijs verstrekt van zijn individueel aanvaardingsplichtplan of zijn aansluiting bij het of de betrokken beheersorganismen.
In afwijking van het eerste lid kan de beheerder van een onlinemarktplaats een producent die niet geregistreerd is bij de OVAM, of bij het of de betrokken beheersorganismen, toch toelaten om via zijn onlinemarktplaats overeenkomsten op afstand te sluiten met particuliere huishoudens of andere gebruikers dan particuliere huishoudens op het grondgebied. De beheerder zal dan zelf moeten instaan voor de verplichtingen in het kader van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid waartoe die producent normaal gezien gehouden is.
De beheerder van een onlinemarkplaats bezorgt aan de OVAM elk jaar uiterlijk op 1 maart een overzicht van alle producenten die het voorbije jaar op zijn onlinemarkplaats overeenkomsten op afstand hebben kunnen sluiten met particuliere huishoudens of andere gebruikers dan particuliere huishoudens op het grondgebied, en hun registratienummer bij de betrokken beheersorganisaties.
Als en zolang de OVAM vaststelt dat een producent die op een onlinemarktplaats actief is, in gebreke blijft om de verplichtingen die in het kader van de aanvaardingsplicht op hem rusten, na te leven, verhindert de beheerder van de onlinemarktplaats op eenvoudig verzoek van de OVAM dat die producent op zijn onlinemarktplaats overeenkomsten op afstand sluit met particuliere huishoudens of andere gebruikers dan particuliere huishoudens op het grondgebied. Als de beheerder van de onlinemarktplaats nalaat om dat te doen binnen de termijn die de OVAM oplegt, moet de beheerder zelf instaan voor de verplichtingen van die producent in het kader van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.
§ 3. Als een beheerder van een onlinemarktplaats ook optreedt als producent, is hij eveneens onderworpen aan de verplichtingen met betrekking tot de aanvaardingsplicht voor de producten die hij zelf verkoopt.".
Art.42. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een artikel 3.4.1.1/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 3.4.1.1/1 Het gebruik van een volledig omvattende plastic wikkel voor ongeadresseerd drukwerk dat gratis wordt aangeboden is verboden.".
Art.43. Aan artikel 4.1.3 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2016 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 maart 2019, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt een paragraaf 2 toegevoegd, die luidt als volgt:
" § 2. Als er onvoldoende informatie beschikbaar is over de samenstelling en herkomst van het afval, moet de gevaarlijke eigenschap HP14 "ecotoxisch" volgens een van de volgende methoden geëvalueerd worden:
1° een evaluatie op basis van de rekenregels die beschreven zijn in de bijlage van verordening (EU) 2017/997 van de Raad van 8 juni 2017 tot wijziging van bijlage III bij Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en de Raad, wat betreft de gevaarlijke eigenschap HP 14 "Ecotoxisch". Verordening (EU) 2017/997 bepaalt ook dat de biologische beschikbaarheid van stoffen in rekening gebracht mag worden bij de indeling van de afvalstof. Dat gebeurt als volgt: als een afvalstof volgens de rekenregels als gevaarlijk wordt ingedeeld, en als die indeling alleen te wijten is aan de aanwezigheid van anorganische stoffen in de afvalstof, mag afgeweken worden van de rekenregels. In dat geval wordt de afvalstof geacht niet ecotoxisch te zijn als de concentratie van elk van de parameters in het extract zich onder de volgende grenswaarden van die respectieve parameter bevindt:
Parameter | Uitloogbaarheid in mg/kg droge stof* |
As | 2 |
Cd | 1 |
Cr | 10 |
Cu | 10 |
Hg | 0,2 |
Ni | 10 |
Pb | 10 |
Co | 5 |
Se | 0,5 |
Zn | 25 |
CN | 10 |
DOC | 800 |
* uitloogbaarheid, bepaald met de enkelvoudige schudtest
2° een evaluatie van de afvalstoffen, vermeld in artikel 4.1.3, § 1, eerste lid, waarbij ze worden geacht "ecotoxisch" te zijn als het extract 50% effect of meer opwekt bij minstens een van de volgende drie biotesten, uitgevoerd zoals vermeld in CMA/4/C voor methoden voor extractie en biotesten:
a) Microtox ;
b) Daphnia immobilisatie ;
c) Algen groeiinhibitie .
De houder van het afval kiest de methode. Als een van beide methoden aangeeft dat het afval niet ecotoxisch is, is het gebruik van de tweede methode niet nodig. Als een gevaarlijke eigenschap van afval is beoordeeld zowel door middel van een test als vermeld in het eerste lid, 2°, als aan de hand van de rekenregels, vermeld in het eerste lid, 1°, hebben de testresultaten voorrang.
Andere biotesten, verdunningen of grenswaarden dan deze vermeld in het eerste lid, 2°, zijn niet toegelaten.".
Art.44. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een artikel 4.3.1/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 4.3.1/1. De uitbater van een handelszaak die, zowel tijdelijk als permanent, tabaksproducten, voedingsmiddelen of dranken verkoopt of aanbiedt die buiten de inrichting onmiddellijk kunnen worden verbruikt, moet instaan voor een correcte inzameling, verwijdering en verwerking van het afval dat daaruit ontstaat op het eigen of het bijbehorende terrein. De nodige maatregelen moeten worden genomen zodat de ingezamelde afvalstoffen maximaal kunnen worden hergebruikt of gerecycleerd.".
Art.45. In artikel 4.3.1 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt punt 5 vervangen door wat volgt:
"5° bioafval;";
2° het derde lid wordt opgeheven.
Art.46. In artikel 4.3.2 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid wordt punt 9° vervangen door wat volgt:
"9° inert puin, bestaande uit betonpuin, metselwerkpuin of mengpuin;";
2° in het eerste lid wordt punt 12° vervangen door wat volgt:
"12° asbestcementhoudende afvalstoffen en asbestverdachte materialen;";
3° aan het eerste lid worden de punten 25° tot 32° toegevoegd, die luiden als volgt:
"25° niet-teerhoudend asfaltpuin;
26° funderingsmaterialen die niet conform de bepalingen van het eenheidsreglement gerecycleerde granulaten kunnen verwerkt worden;
27° verontreinigde fracties bouw- en sloopafval die achteraf niet kunnen uitgesorteerd worden bij een verwerker, waarna zij voldoen aan de acceptatiecriteria van de vergunde verwerker;
28° cellenbeton;
29° gipskartonplaten en gipsblokken;
30° glaswol;
31° rotswol;
32° bitumineus dakbedekkingsmateriaal of afdichtingsmateriaal.";
4° het bestaande vijfde lid, dat vanaf 31 december 2023 bij besluit van VR van 2 juli 2021 tot wijziging van het besluit van 12 december 2008 tot uitvoering van titel XVI van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid en het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen, het vierde lid wordt, wordt vervangen door wat volgt:
"In afwijking van het eerste lid mag de afvalstoffenproducent papier- en kartonafval, houtafval, metaalafval, harde kunststoffen en folies samenvoegen in dezelfde recipiënt onder de volgende cumulatieve voorwaarden:
1° het zijn droge, niet-gevaarlijke afvalfracties, waarbij de samenvoeging van de fracties het achteraf uitsorteren en de recyclage van de afzonderlijke afvalfracties niet verhindert of laagwaardiger maakt dan dat het geval zou zijn als de inzameling volledig gescheiden gebeurt;
2° de recipiënt bevat geen andere afvalstoffen, geen bouw- en sloopafval en geen bedrijfsrestafval;
3° als er een beroep gedaan wordt op een inzamelaar, handelaar of makelaar van afvalstoffen, sluit de afvalstoffenproducent daarmee een contract, waarin de samengevoegde fracties worden gespecificeerd, en waarin wordt vermeld dat de recipiënt geen andere afvalstoffen en geen bedrijfsrestafval mag bevatten;
4° de recipiënt wordt overgebracht naar een vergunde sorteerinrichting waar de fracties volledig worden uitgesorteerd.";
5° er wordt een zevende lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Bouw- en sloopafval moet door de producent gescheiden van andere afvalstoffen worden aangeboden en gescheiden worden gehouden bij de ophaling of inzameling. Bouw- en sloopafval ontstaan door calamiteiten of dat op basis van andere wetgeving of op bevel van de politie of bevoegde autoriteiten onmiddellijk vernietigd of afgevoerd moet worden zonder verdere bewerkingen, vormt hierop een uitzondering.";
6° er wordt een achtste lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"In afwijking van de verplichting, vermeld in het eerste lid, mag de afvalstoffenproducent in dezelfde recipiënt verschillende fracties bouw- en sloopafval samenvoegen, onder de volgende cumulatieve voorwaarden:
1° het gaat om afval van bouw-, sloop- of renovatiewerken dat voldoet aan de definitie van bouw- en sloopafval volgens artikel 1.2.1, § 2, 11° /1 en waarbij aan een van de volgende voorwaarden is voldaan:
a) de aaneengesloten beschikbare ruimte voor het plaatsen en beladen van de inzamelrecipiënten bedraagt maximaal 40 m2;
b) of waarbij de totale hoeveelheid gemengd bouw- en sloopafval dat gedurende de uitvoering van de werf vrijkomt kleiner is dan 40 m3;
c) of wanneer er een gemotiveerde verklaring is van de veiligheidscoördinator dat de respectievelijke fracties niet gescheiden vrijkomen omwille van veiligheid, stabiliteit of technische uitvoeringsbeperkingen of gevaar voor werknemers;
2° het bouw- en sloopafval is rechtstreeks afkomstig van een actieve werf;
3° het zijn droge, niet-gevaarlijke afvalfracties. Asbesthoudende of asbestverdachte materialen, verontreinigde fracties bouw- en sloopafval en funderingsmaterialen die niet onder het eenheidsreglement voor gerecycleerde granulaten kunnen verwerkt worden uitgesloten van deze gemengde inzameling;
4° het bouw- en sloopafval wordt beheerd zoals bepaald in onderafdeling 5.2.16.".
Art.47. In artikel 4.3.3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, 22 maart 2019 en 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 2, vierde lid, wordt punt 1° vervangen door wat volgt:
"1° de bepalingen waaraan de sloopdeskundige gebouwen en de sloopdeskundige infrastructuur moeten voldoen. De sloopdeskundige gebouwen kan de taken uitvoeren, vermeld in de uitgebreide procedure gebouwen, de verkorte procedure gebouwen, vermeld in de standaardprocedure, en de procedure infrastructuurwerken en beschikt minstens over een persoonscertificaat asbestdeskundige inventarisatie als vermeld in artikel 5.4.10. De sloopdeskundige infrastructuur kan de taken uitvoeren, vermeld in de procedure infrastructuurwerken, en beschikt minstens over een erkenning als bodemsaneringsdeskundige type 1, zoals bepaald in artikel 25/1 van het VLAREL besluit van 19 november 2010, of een persoonscertificaat asbestdeskundige inventarisatie als vermeld in artikel 5.4.10;";
2° aan paragraaf 2 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De opdrachtgever voor de opmaak van het sloopopvolgingsplan bezorgt aan de sloopdeskundige de nodige informatie over het gebouw of infrastructuurwerk, geeft de sloopdeskundige toegang tot het gebouw of infrastructuurwerk en verleent de sloopdeskundige zijn medewerking zodat die het sloopopvolgingsplan kan opmaken conform de standaardprocedure.";
3° in paragraaf 3 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt:
"Het conform verklaarde sloopopvolgingsplan maakt deel uit van de aanbestedingsdocumenten, de prijsvraag en de contractuele documenten. In de aanbestedingsdocumenten, de prijsvraag en de contractuele documenten wordt opgenomen dat er om een verwerkingstoelating en het sloopattest te verkrijgen, gewerkt moet worden volgens de voorwaarden, vermeld in de conformiteitsverklaring door de sloopbeheerorganisatie van het sloopopvolgingsplan.";
4° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt:
" § 4. De uitvoerder van sloop-, ontmantelings- en renovatiewerken bezorgt voor de oplevering van de sloop- of ontmantelingswerken aan de sloopbeheersorganisatie kopieën van de afgiftebewijzen van:
1° de afgevoerde gevaarlijke afvalstoffen en asbestverdachte materialen;
2° de potentieel verontreinigde sloopmaterialen, waarvan de verontreinigingskarakteristieken in het sloopopvolgingsplan niet zijn bepaald en welke achteraf niet kunnen uitgesorteerd worden bij een verwerker, waarna zij voldoen aan de acceptatiecriteria van de vergunde verwerker;
3° de puinfractie die door de puinbreker niet als puin met laagmilieurisicoprofiel is aanvaard.
De afgiftebewijzen en transportdocumenten van de overige afgevoerde afvalstoffen moeten op verzoek van de sloopbeheerorganisatie aan haar ter beschikking te worden gesteld.
Voor de oplevering van de sloop- of ontmantelingswerken bezorgt de uitvoerder van bouw-, infrastructuur-, sloop-, ontmantelings- en renovatiewerken een sloopattest als vermeld in artikel 4.3.5, § 3, aan de houder van de omgevingsvergunning.".
Art.48. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een nieuw el 4.3.3/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 4.3.3/1. § 1. De opdrachtnemer van de bouw-, sloop-, ontmantelings- en renovatiewerken neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de fracties bouw- en sloopafval, vermeld in artikel 4.3.2, bij het bouwen, slopen, ontmantelen of renoveren op de werf als een afzonderlijke fractie vrijkomen en is verantwoordelijk voor de correcte gescheiden inzameling en afvoer van de afvalstoffen op de bouw- en sloopwerf volgens de bepalingen van onderafdeling 5.2.16.
§ 2. Voor sloop-, ontmantelings- of renovatiewerken onder het toepassingsgebied van artikel 4.3.3, § 1 en bij nieuwbouwwerken bij gebouwen waarvoor een omgevingsvergunning vereist is en waarvan het totale bouwvolume groter is dan 1000 m3 voor alle niet-residentiële gebouwen waarop de vergunning betrekking heeft, of groter dan 5000 m3 voor alle in hoofdzaak residentiële gebouwen, met uitzondering van eengezinswoningen, waarop de vergunning betrekking heeft stelt de opdrachtnemer van de bouw-, sloop-, ontmantelings- of renovatiewerken een afvalbeheer- en sloopplan op. Dit afvalbeheerplan moet beschikbaar zijn voor de start van de bouw-, sloop-, ontmantelings- of renovatiewerken.
Dit afvalbeheer- en sloopplan bevat minstens bepalingen omtrent:
1° de voorafgaande afvoer van de afvalfracties die geen bouw- en sloopafval zijn;
2° de fracties die gescheiden moeten worden ingezameld, conform artikel 4.3.2, en bestemd zijn voor hergebruik en materiaalrecyclage;
3° voor sloopwerken onder het toepassingsgebied van artikel 4.3.3, § 1 houdt het afvalbeheer- en sloopplan rekening met het conform verklaard sloopopvolgingsplan en geeft het bijkomend minstens:
a) een beschrijving van de randvoorwaarden bij slopen en ontmantelen waaronder technische uitvoeringsbeperkingen en hinder- en veiligheidsaspecten. Dit gebeurt door een gemotiveerde verklaring van de veiligheidscoördinator dat de respectievelijke fracties niet gescheiden kunnen vrijkomen en kunnen ingezameld worden omwille van veiligheid, stabiliteit of gevaar voor werknemers;
b) een beschrijving van de gebruikte sloopmethode en-technieken en daaruit volgend de bepaling van de mogelijke implicaties op de kwaliteit van de ingezamelde fracties;
4° de organisatie van de gescheiden inzameling op de werf van de verschillende afvalfracties;
5° een overzicht van de verschillende inzamelrecipiënten voor afvalstoffen met aanduiding van welke stoffen dit wel en niet zal bevatten in functie van de afvoer naar daartoe vergunde inrichtingen;
6° de organisatie van de afvoer van de afvalstoffen in functie van het vrijkomen van de verschillende fracties tijdens de bouw-, sloop-, ontmantelings- of renovatiewerken.
Het afvalbeheerplan moet op eerste verzoek ter beschikking gesteld worden van de toezichthouder, de sloopbeheerorganisatie, de deskundige die het controlebezoek uitvoert in kader van de sloopopvolging en de OVAM.
De minister kan de bepalingen omtrent het afvalbeheer- en sloopplan, vermeld in het eerste lid, verder uitwerken. De OVAM kan een template van een afvalbeheer- en sloopplan ter beschikking stellen op zijn website.";
Art.49. In artikel 4.3.5 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2014 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 22 december 2017 en 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 2 wordt vervangen door wat volgt:
" § 2. Voor alle sloop-, renovatie- of ontmantelingswerken, vermeld in artikel 4.3.3, paragraaf 1, moet een sloopattest afgegeven worden door een erkende sloopbeheerorganisatie, tenzij het anders bepaald is in de conformverklaring van het sloopopvolgingsplan.";
2° in paragraaf 3, derde lid, punt 2°, wordt het woord "dagen" vervangen door het woord "werkdagen";
3° in paragraaf 3, derde lid, wordt een punt 2° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"2° /1 de voorwaarden waaronder de sloopbeheerorganisatie het sloopopvolgingsplan onvolledig kan verklaren en aanvullingen kan vragen. In dat geval wordt de termijn van dertig werkdagen geschorst vanaf de verzending van het verzoek om aanvullingen en begint de termijn van dertig werkdagen opnieuw te lopen vanaf de ontvangst van de verduidelijkingen;";
4° in paragraaf 3, derde lid, punt 4°, wordt het woord "dagen" vervangen door het woord "werkdagen";
5° in paragraaf 3, derde lid, punt 7°, wordt het woord "dagen" vervangen door het woord "werkdagen";
6° aan paragraaf 3, derde lid, wordt een punt 8° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"8° de voorwaarden waaronder de sloopbeheerorganisatie de aanvraag van het sloopattest onvolledig kan verklaren en aanvullingen kan vragen. In dat geval wordt de termijn van dertig werkdagen geschorst vanaf de verzending van het verzoek om aanvullingen en begint de termijn opnieuw te lopen vanaf de ontvangst van de verduidelijkingen.".
Art.50. In artikel 4.3.6, paragraaf 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 23 mei 2014 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 maart 2019, wordt de zinsnede "de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen" vervangen door de zinsnede "de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019";
2° in het tweede lid wordt de zinsnede "9° en 10° " vervangen door de zinsnede "10° en 11° ".
Art.51. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een artikel 4.4.6 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 4.4.6. § 1. De OVAM kan bij gemotiveerd besluit individuele afwijkingen toestaan van de verplichting tot vernietiging of onomkeerbare omzetting van bepaalde POP-houdende afvalstoffen als vermeld in artikel 7.2 van Verordening (EU) 2019/1021 van 20 juni 2019 van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende stoffen. De houder van de afvalstof vraagt de afwijking schriftelijk aan bij de OVAM.
§ 2. De OVAM bepaalt de vorm van de afwijkingsaanvraag. De afwijkingsaanvraag bevat de volgende elementen:
1° de identificatie van de aanvrager;
2° de identificatie en hoeveelheid van de afvalstof;
3° het gehalte van POP's in het afval;
4° de motivering voor de afwijkingsaanvraag in overeenstemming met artikel 7.4.b) i) van Verordening (EU) 2019/1021 van 20 juni 2019 van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende stoffen;
5° de periode waarvoor de afwijking wordt aangevraagd.
De OVAM beslist binnen vijfenveertig kalenderdagen na de ontvangst van de volledig verklaarde aanvraag en brengt de aanvrager schriftelijk op de hoogte van haar beslissing. De afwijkingen kunnen voor maximaal vijf jaar worden toegestaan. De verleende afwijkingen worden bekendgemaakt op de website van de OVAM.".
Art.52. In artikel 4.5.2. § 1, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 3° wordt tussen de zinsnede "artikel 4.3.1" en het woord "werd" de zinsnede "of artikel 5.1.4" ingevoegd;
2° in punt 3° wordt het teken ";" vervangen door de zinsnede ", met uitzondering van huishoudelijk afval dat nog bioafval bevat en waarvoor door de OVAM uitstel is verleend uiterlijk tot 1 januari 2026;";
3° er wordt een punt 6° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"6° bouw- en sloopafval dat niet conform onderafdeling 5.2.16 is beheerd.".
Art.53. In artikel 5.2.3.17 van hetzelfde besluit wordt aan het tweede lid de zinsnede ", tenzij anders bepaald in de omgevingsvergunning." toegevoegd.
Art.54. In artikel 5.2.4.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 november 2012, 23 september 2016 en 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° voor paragraaf 1, die paragraaf 1/1 wordt, wordt een nieuwe paragraaf 1 ingevoegd, die luidt als volgt:
" § 1. De houder ontdoet zich van een voertuig of heeft het voornemen zich ervan te ontdoen, onder meer:
1° als het gedemonteerd wordt voor hergebruik van onderdelen of daarvoor bestemd is;
2° als het niet meer als voertuig gebruikt wordt of bestemd is voor een ander gebruik dan het gebruik als voertuig.";
2° in het eerste lid van paragraaf 1, die paragraaf 1/1 geworden is, wordt punt 4° vervangen door wat volgt:
"4° als het een technisch totaalverlies betreft of het voertuig de volgende schade heeft:
a) de veiligheidskooi van het voertuig is vervormd;
b) het voertuig is in verschillende stukken uiteengevallen;
c) de voor-, midden- of achterkant van het voertuig is vernield door brand;
d) het voertuig heeft waterschade waarbij het waterniveau in het voertuig het zitvlak van de zetels heeft bereikt.";
3° in het tweede lid, punt 1°, van paragraaf 1, die paragraaf 1/1 geworden is, wordt de zinsnede "25 jaar" vervangen door de zinsnede "30 jaar";
4° in het tweede lid, punt 5°, van paragraaf 1, die paragraaf 1/1 geworden is, wordt het woord "rallycross" vervangen door het woord "cross".
Art.55. In artikel 5.2.4.3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 september 2016 en 22 maart 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan paragraaf 3 wordt de volgende zin toegevoegd:
"Alle uit te voeren verwerkingsstappen worden schematisch op een duidelijk zichtbare plaats weergeven op de plaats van verwerking. Het aftappen van koudemiddelen uit klimaatregelingsapparatuur wordt daarbij voor de verschillende nodige stappen in detail weergegeven.";
2° in paragraaf 5 wordt de zin "Het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen bezorgt de laatste houder of eigenaar van het afgedankte voertuig, voor het afgedankte voertuig het terrein verlaat, gratis een certificaat van vernietiging dat minstens de gegevens bevat, vermeld in bijlage 5.2.4." vervangen door de zinnen "Het erkende centrum voor het depollueren, ontmantelen en vernietigen van afgedankte voertuigen bezorgt de laatste houder of eigenaar van het afgedankte voertuig gratis een certificaat van vernietiging dat minstens de gegevens bevat, vermeld in bijlage 5.2.4. Het erkende centrum bezorgt het certificaat van vernietiging aan de laatste houder of eigenaar van het afgedankte voertuig ten laatste één maand na ontvangst van het afgedankte voertuig en voor het afgedankte voertuig het terrein verlaat.".
Art.56. In artikel 5.2.4.4, 3°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016, wordt de zinsnede "alle personen die gefluoreerde broeikasgassen terugwinnen uit klimaatregelingsapparatuur in afgedankte voertuigen die onder het toepassingsgebied, vermeld in artikel 1 van verordening (EG) nr. 307/2008 van de Commissie van 2 april 2008 tot vaststelling, ingevolge Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad, van minimumeisen voor opleidingsprogramma's en de voorwaarden voor wederzijdse erkenning van opleidingsgetuigschriften voor personeel op het gebied van bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevattende klimaatregelingssystemen in bepaalde motorvoertuigen, vallen," vervangen door de zinsnede "de deskundige persoon, vermeld in artikel 5.2.4.5, § 1, 2°, en alle personen die koudemiddelen terugwinnen".
Art.57. In artikel 5.2.5.3 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2016, wordt de zinsnede "artikel 5.2.2.5.2, § 8 en § 9" vervangen door de zinsnede "artikel 5.2.2.5, bis1 tot bis4".
Art.58. Aan artikel 5.2.7.2 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden een derde, vierde en vijfde lid toegevoegd, die luiden als volgt:
"Afgedankte batterijen en accu's worden zodanig opgeslagen en verwerkt dat de aanwezigheid van geleidende of brandbare stoorstoffen tot een minimum wordt beperkt en dat de afgedankte batterijen en accu's beschermd zijn tegen blootstelling aan water, overmatige hitte en het risico op breken of andere fysieke schade. De bescherming tegen blootstelling aan water, overmatige hitte en het risico op breken of andere fysieke schade geldt niet voor installaties die specifiek vergund zijn voor de verwerking van afgedankte batterijen en accu's als water, overmatige hitte, breken of andere fysieke schade nodig of onvermijdelijk is in het proces.
Voor de opslag en verwerking van afgedankte lithiumbatterijen en accu's worden speciale voorzorgs- en veiligheidsmaatregelen getroffen. De speciale maatregelen zijn afgestemd op de activiteit en in overleg met de brandweer of een onafhankelijke expert opgesteld. Als de inrichting of activiteit vergunningsplichtig is, maken de speciale maatregelen deel uit van de vergunningsaanvraag en het goedgekeurde werkplan.
De minister kan nadere regels bepalen voor het voorkomen en bestrijden van verhitting en brand, bij de opslag en verwerking van afgedankte batterijen en accu's.".
Art.59. Aan afdeling 5.2 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een onderafdeling 5.2.15, die bestaat uit artikel 5.2.15.1 tot en met artikel 5.2.15.4, toegevoegd, die luidt als volgt:
"Onderafdeling 5.2.15. Gebruikte wegwerpluiers
Art. 5.2.15.1. De gebruikte wegwerpluiers, inclusief urine, uitwerpselen en eventueel gebruikte vochtige doekjes, mogen gerecycleerd worden als het gaat om:
1° wegwerpluiers van kinderdagverblijven en groepsopvang;
2° wegwerpluiers van woonzorgcentra;
3° wegwerpluiers van huishoudens;
4° wegwerpluiers die onbruikbaar of onverkoopbaar zijn.
De volgende stromen mogen niet gerecycleerd worden:
1° gebruikte wegwerpluiers van ziekenhuizen;
2° gebruikte inlegkruisjes of gebruikt maandverband;
3° gebruikte wegwerpluiers van mensen die behandeld worden met cytostatica;
4° gebruikte wegwerpluiers die gecontamineerd zijn met radioactieve stoffen, gevaarlijk afval of bloed.
Art. 2.15.2. De te recycleren materialen moeten selectief ingezameld worden. Er moet voldoende visuele controle mogelijk zijn.
De te recycleren materialen moeten bij inzameling in een geschikt recipiënt opgeslagen worden, die geur- en lekdicht is en handelingen op een hygiënische wijze toelaat.
Art. 2.15.3. Het recyclageproces dat gebruikt wordt om wegwerpluiers te verwerken, moet minstens voldoen aan de eisen van het sterilisatieproces, vermeld in CMA/4/B.
Art. 2.15.4. § 1. De uitgaande stromen kunnen plastic, SAP, cellulose, slurry of andere uitgaande stromen zijn.
§ 2. De uitgaande stromen moeten voldoen aan de grenswaarden voor geneesmiddelen en hormonen, vermeld in bijlage 5.2.15.A, en aan de voorwaarden voor afwezigheid van pathogenen, vermeld in bijlage 5.2.15.B.
De uitgaande stromen moeten geregeld geanalyseerd worden op de aanwezige concentratie van geneesmiddelen, hormonen en pathogenen. Dat gebeurt minimaal bij ingebruikname van het recyclageproces, na zes maanden en na twaalf maanden. De procedure, vermeld in CMA/4/B en CMA/3/M, wordt daarbij gevolgd. Als de analyse van een teruggewonnen grondstof drie keer na elkaar voldoet aan de grenswaarde, wordt overgegaan tot een jaarlijkse analysefrequentie.
§ 3. De inzamelaar en afvalstoffenproducent moeten elke wijziging die invloed heeft op de samenstelling van de afvalstof steeds aan het bedrijf dat de recyclage uitvoert melden.
§ 4. Als een of meer uitgaande stromen een grenswaarde overschrijden, moeten het bedrijf dat de recyclage uitvoert en de inzamelaar van de gebruikte wegwerpluiers de volgende acties ondernemen:
1° de oorzaak van overschrijding onderzoeken en de nodige aanpassingen aan het inputmateriaal of recyclageproces uitvoeren om toekomstige overschrijdingen te vermijden. De inzamelaar en afvalstoffenproducent moeten hiertoe bijdragen door op verzoek van het bedrijf dat de recyclage uitvoert te onderzoeken of er bij hen een oorzaak voor de overschrijding is en de nodige aanpassingen uitvoeren om toekomstige overschrijdingen te vermijden. Het resultaat van dit onderzoek en de bijhorende aanpassingen worden overgemaakt aan het bedrijf dat de recyclage uitvoert;
2° de toezichthouder binnen zeven kalenderdagen op de hoogte brengen van de overschrijding en de bijhorende maatregelen die uitgevoerd worden;
3° de stalen uit alle batchen van dezelfde materiaalstroom afzonderlijk testen vanaf de vorige controle waarbij de grenswaarde niet overschreden werd. De batchen die overschrijdingen vertonen of waarvoor geen stalen getest kunnen worden, moeten verwerkt worden volgens de afvalhandelingen, vermeld in paragraaf 6;
4° de uitgaande stromen waarvoor een overschrijding van de grenswaarde is vastgesteld, moet weer minstens om de zes maanden worden geanalyseerd. Na drie opeenvolgende gunstige zesmaandelijkse metingen van die materiaalstroom wordt opnieuw overgegaan tot een jaarlijkse analysefrequentie.
§ 5. Om een uitgaande stroom uit het recyclageproces als grondstof op de markt te brengen, moet altijd een grondstofverklaring verkregen worden conform de procedure, vermeld in afdeling 2.4.
§ 6. De voorwaarden, vermeld in paragraaf 1, 2, 3 en 4, zijn niet van toepassing op een uitgaande stroom die afgevoerd wordt voor:
1° een vergassings- of pyrolyse-installatie, waarbij de componenten chemisch worden omgezet;
2° vergisting waarvan het digestaat niet wordt toegepast als meststof of bodemverbeterend middel;
3° verbranding.".
Art.60. Aan afdeling 5.2 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een onderafdeling 5.2.16, die bestaat uit de artikelen 5.2.16.1 tot en met artikel 5.2.16.9, toegevoegd, die luidt als volgt:
"Onderafdeling 5.2.16. Bepalingen over het beheer van gemengd bouw- en sloopafval
Art. 5.2.16.1. Deze afdeling bevat de voorwaarden die vervuld moeten zijn bij het inzamelen, handelen en makelen, alsook het behandelen en verwerken van gemengd bouw- en sloopafval.
Deze afdeling is voor wat betreft het inzamelen, handelen en makelen niet van toepassing als voldaan is aan al de volgende voorwaarden:
1° het bouw- en sloopafval komt vrij bij werkzaamheden uitgevoerd door een particulier;
2° het bouw- en sloopafval is vergelijkbaar naar aard, samenstelling en hoeveelheid met huishoudelijke afvalstoffen;
3° het bouw- en sloopafval wordt ingezameld via de gemeentelijke kanalen voor het huishoudelijk afval;
4° voor de inzameling van het bouw- en sloopafval worden de kosten aangerekend overeenkomstig artikel 10 van het Materialendecreet;
Deze afdeling is niet van toepassing op het inzamelen, handelen en makelen en verwerken van bouw- en sloopafval dat op basis van andere wetgeving of op bevel van de politie of bevoegde autoriteiten op andere wijze beheerd moet worden.
Art. 5.2.16.2. § 1. De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar of de vergunde inrichting die rechtstreeks van de afvalstoffenproducent gemengd bouw- en sloopafval aanvaardt informeert de afvalstoffenproducent individueel en aantoonbaar over de fracties die gesorteerd en selectief moeten worden aangeboden conform artikel 4.3.2 en dat die nooit in een recipiënt voor gemengd bouw- en sloopafval mogen worden aangeboden, tenzij aan de voorwaarden van artikel 4.3.2, achtste lid is voldaan.
Bewijsstukken over de effectieve informatieverstrekking per afvalstoffenproducent en de inhoud van de informatieverstrekking worden minstens 5 jaar bijgehouden.
§ 2. Het verspreiden van foutieve informatie aan de afvalstoffenproducenten over de sorteerplicht en het aanzetten tot het aanbieden van verplicht selectief aan te bieden fracties of afvalstoffen, inclusief bedrijfsrestafval, die niet onder de definitie vallen van bouw- en sloopafval in overeenstemming met artikel 1.2.1. § 2.11° /1 in een recipiënt voor gemengd bouw- en sloopafval is verboden.
Art. 5.2.16.3. § 1. Er gebeurt een visuele controle op het conform artikel 4.3.2 gescheiden aanbieden van afvalstoffen door middel van een inspectie van de afvalstoffen die aan de oppervlakte van de recipiënt zichtbaar zijn wanneer dit in veilige omstandigheden kan gebeuren:
1° door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar of de door hem aangestelde vervoerder op het moment dat het gemengd bouw- en sloopafval wordt opgehaald bij de afvalstoffenproducent, vooraleer het afval op het voertuig wordt geladen;
2° door de vergunde verwerker, verwerker voor tussenopslag of inrichting vergund voor het sorteren, die rechtstreeks gemengd bouw- en sloopafval van een afvalstoffenproducent aanvaardt op het moment dat de container wordt aangeboden en voor het uitkippen op de site.
§ 2. Als bij de visuele controle afvalstoffen worden waargenomen in de container voor gemengd bouw- en sloopafval waarvoor een nultolerantie met weigeringsplicht geldt, wordt het afval geweigerd en mag de inhoud van de recipiënt niet worden meegenomen door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar, of de door hem aangestelde vervoerder of niet worden aanvaard door de vergunde verwerker.
Voor volgende stromen geldt een nultolerantie met weigeringsplicht:
1° gevaarlijk afval;
2° AEEA;
3° KGA;
4° asbestcement, asbesthoudende en asbestverdachte materialen.
Er wordt een non-conformiteit opgemaakt zoals vermeld in artikel 5.2.16.5. De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar of vergunde verwerker brengt de afvalstoffenproducent op de hoogte van de non-conformiteit en van de weigering en vraagt aan de afvalstoffenproducent om de afvalstoffen waarvoor nultolerantie geldt uit de recipiënt te verwijderen en als afzonderlijke fracties aan te bieden.
§ 3. Als bij de visuele controle afvalstoffen worden waargenomen die volgens artikel 4.3.2 niet in aanmerking komen voor gemengde inzameling of die niet voldoen aan de definitie van bouw- en sloopafval, maar waarvoor geen nultolerantie met weigeringsplicht geldt zoals vermeld in paragraaf 2, dan maakt de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar of vergunde verwerker een non-conformiteit op zoals vermeld in artikel 5.2.16.5 en moet hij vervolgens:
1° ofwel het afval weigeren, dat wil zeggen de inhoud van de recipiënt niet meenemen of niet aanvaarden;
2° ofwel het afval meenemen of aanvaarden. Vervolgens moet hij het afval nasorteren conform artikelen 5.2.16.6 en 5.2.16.7.
Deze verplichtingen zijn ook van toepassing als er verpakkingen en inboedelafval worden waargenomen bij deze visuele controle, aangezien deze afvalstoffen expliciet zijn uitgesloten van de definitie bouw- en sloopafval in artikel 1.2.1 11° /1.
Art. 5.2.16.4. § 1. Een recipiënt voor gemengd bouw- en sloopafval moet steeds afgevoerd worden naar een vergunde inrichting, waar het inzamelrecipiënt wordt geledigd en ook de ondoorzichtige zakken en bigbags worden geledigd. De exploitant doet vervolgens een visuele controle van de volledige inhoud van het inzamelrecipiënt op het gescheiden aanbieden van afvalstoffen conform artikel 4.3.2.
§ 2. Als bij de visuele controle in de inrichting vergund voor het sorteren of tussenopslag voor sortering, afvalstoffen worden waargenomen die niet aan het gescheiden aanbieden van afvalstoffen conform art. 4.3.2 voldoen en die nog niet werden vastgesteld conform artikel 5.2.16.3, wordt er eveneens een non-conformiteit opgesteld overeenkomstig artikel 5.2.16.5.
Art. 5.2.16.5. § 1. Als bij de verschillende visuele controles afvalstoffen worden waargenomen die in overeenstemming met artikel 4.3.2 niet in het recipiënt voor gemengd bouw- en sloopafval mochten worden aangeboden, wordt er een non-conformiteit opgesteld. Elke non-conformiteit wordt bijgehouden in een non-conformiteitenregister waarin volgende elementen worden beschreven:
1° de datum van de non-conformiteit;
2° de naam, adres en het ondernemingsnummer van de afvalstoffenproducent waarbij de non-conformiteit werd opgesteld;
3° een duidelijke omschrijving van de non-conformiteit, met minstens een beschrijving van de afvalstoffen die zijn waargenomen en die onder de sorteerplicht vallen.
4° de vermelding dat de recipiënt is geweigerd indien dat het geval is.
Het non-conformiteitenregister wordt bijgehouden op een elektronische drager met het oog op een eenvoudige uitwisseling van registergegevens tussen de OVAM, de toezichthouders en de houder van het register.
De OVAM voorziet in een standaardformaat voor het non-conformiteitenregister en stelt dat op de website ter beschikking. Bij de uitwisseling is het gebruik van dat sjabloon verplicht.
Als alternatief kan de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar of de vergunde verwerker zijn non-conformiteiten bijhouden in een centraal non-conformiteitenregister dat wordt beheerd door de OVAM, waarin overtreders in kaart worden gebracht.
De gegevens in dat centraal non-conformiteitenregister zijn niet openbaar, wel raadpleegbaar door toezichthouders in het kader van handhaving. De gegevens in het centraal non-conformiteitenregister worden gewist na 18 maanden.
De afvalstoffenproducent waarbij de non-conformiteit is vastgesteld, wordt uiterlijk de volgende werkdag op de hoogte gebracht van de opgemaakte non-conformiteit door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar of de inrichting vergund voor het sorteren of de tussenopslag voor sortering. Alle elementen, vermeld in paragraaf 1, worden daarbij aan de afvalstoffenproducent meegedeeld, alsook de melding dat hij vermoedelijk het gescheiden aanbieden van afvalstoffen conform artikel 4.3.2 niet heeft nageleefd.
Art. 5.2.16.6. § 1. De inrichting voor tussenopslag doet enkel op- en overslag en voert geen behandeling uit op de opgeslagen fracties bouw- en sloopafval.
De inrichting voor tussenopslag moet kunnen aantonen dat de opgeslagen partijen gemengd bouw- en sloopafval voldoen aan de acceptatiecriteria van de respectieve vergunde verwerker naar waar wordt afgevoerd.
De minister kan de bepalingen waaraan de inrichting voor tussenopslag moet voldoen verder bepalen in een kwaliteitsborgingssysteem in overeenstemming met art. 5.2.16.9.
§ 2. Bij vergunde verwerkers die zowel gemengd bouw- en sloopafval uitsorteren, alsook bedrijfsrestafval dat niet voldoet aan de definitie van bouw- en sloopafval in overeenstemming met artikel 1.2.1. § 2.11° /1, worden deze stromen steeds via aparte te verwerken batchen uitgesorteerd. Het gelijktijdig behandelen op één sorteerlijn van gemengd bouw- en sloopafval en bedrijfsrestafval dat niet voldoet aan de definitie van bouw- en sloopafval is verboden.
De vergunde verwerker die gemengd bouw- en sloopafval sorteert of verwerkt moet de werking van zijn inrichting specifiek afstemmen op de te verwerken fracties.
§ 3. Het verkleinen van stukken afval, voorafgaand aan een proces van nasortering, is alleen toegestaan indien dit gevolgd wordt door het gebruik van een geautomatiseerde sorteerlijn die erop gericht is de fracties uitgebreid na te sorteren zodat voldaan wordt aan artikel 5.2.16.7 § 1.
Het verkleinen voorafgaand aan het gebruik van de sorteerlijn is enkel toegestaan als dat de effectiviteit van het sorteerproces aantoonbaar ten goede komt en ervoor zorgt dat er bij de nasortering meer recycleerbaar materiaal uitgehaald wordt.
De verkleining moet voorafgaand aan de sorteerlijn beperkt worden tot stukken afval die zonder verkleining niet door een sorteerlijn verwerkt kunnen worden. De allergrootste stukken afval en gevaarlijk afval moeten voorafgaand aan het verkleinen nog maximaal door een kraan of handmatig worden uitgesorteerd. Het is verboden om te verkleinen alleen om de bepalingen rond stukgrootte vermeld in artikel 5.2.16.7, § 1, punt 1° makkelijker te behalen. Als er nog verkleind wordt na het sorteerproces, moet een controle van de hoeveelheden, vermeld in artikel 5.2.16.7 § 1, nog mogelijk zijn voorafgaand aan dat verkleiningsproces en gelden de voorschriften omtrent de hoeveelheden ook voorafgaand aan dat verkleiningsproces.
Als er een nasortering gebeurt, gelden de voorschriften over de hoeveelheden, vermeld in artikel 5.2.16.7, § 1 op het gemengd bouw- en sloopafval dat de laatste stap van het sorteerproces heeft ondergaan alvorens het afval naar verbranding of storten wordt afgevoerd. Degene die een nasortering verricht, kan duidelijk aantonen hoe het sorteerproces in elkaar zit, wat de laatste stap is en welk afval op de site al alle stappen heeft ondergaan. Als dat niet kan, gelden de voorschriften over de hoeveelheden, vermeld in artikel 5.2.16.7, § 1 op al het afval dat aanwezig is op de site.
§ 4. De uitgesorteerde fracties worden gescheiden van elkaar opgeslagen.
§ 5. De uitgesorteerde fracties moeten worden afgevoerd in functie van hergebruik of materiaalrecyclage.
Wanneer deze uitgesorteerde fracties niet voldoen aan de acceptatiecriteria van diegene die afvalstoffen recycleert moeten deze afgevoerd worden naar een vergunde inrichting die deze fracties verder kan bewerken zodat ze wel in aanmerking komen voor hergebruik of materiaalrecyclage.
Art. 5.2.16.7. Elke willekeurige partij van 10 m3 gemengd bouw- en sloopafval ongeacht de dichtheid, die al dan niet na verdere uitsortering wordt aangeboden voor verbranden, storten of reinigen, mag maximaal samengesteld zijn uit:
a) | maximum drie stukken recycleerbaar papier en karton met een oppervlakte van meer dan 0,5 m2; |
b) | maximum dertig liter samen verpakt papier en karton; |
c) | maximum drie stukken houtafval met een oppervlakte van meer dan 0,5 m2 met inbegrip van stukken houtafval waar metalen aan vastgemaakt zijn; |
d) | maximum dertig liter samen verpakt houtafval; |
e) | maximum drie stukken groenafval met een lengte van meer dan 0,5 m; |
f) | maximum zestig liter samen verpakt groenafval; |
g) | maximum drie stukken metaal met een oppervlakte van meer dan 0,25 m2 of met een lengte van meer dan 1 m; |
h) | maximum drie stukken recycleerbaar textielafval met een oppervlakte van meer dan 0,25 m2; |
i) | maximum drie stukken inert puin met een oppervlakte van meer dan 0,5m2; |
j) | maximum zestig liter inert puinafval; |
k) | maximum één pakket transparante of witte kunststoffolie van meer dan 30 liter; |
l) | maximum drie stukken EPS en recycleerbare harde kunststoffen met een oppervlakte van meer dan 0,5 m2; |
m) | maximum vijftig stukken PMD; |
n) | nul afvalbanden; |
o) | nul stukken gevaarlijk afval, AEEA, kga, asbestcement en asbesthoudende en asbestverdachte materialen; |
p) | Nul stukken niet-teerhoudend asfaltpuin, funderingsmaterialen die niet conform de bepalingen van het eenheidsreglement gerecycleerde granulaten kunnen verwerkt worden met een korrelgrootte boven 60 mm; |
q) | Nul stukken cellenbeton met een korrelgrootte boven 60 mm; |
r) | Nul stukken gipskartonplaten, gipsblokken met een oppervlakte van meer dan 0,5m2; |
s) | Nul stukken glaswol en rotswol met een oppervlakte van meer dan 0,5m2 ; |
t) | Nul stukken bitumineus dakbedekkingsmateriaal of afdichtingsmateriaal met een oppervlakte van meer dan 0,5m2. |
Art. 5.2.16.8. De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van gemengd bouw- en sloopafval of de vergunde verwerker die gemengd bouw- en sloopafval aanvaardt, kan te allen tijde de nodige bewijsstukken voorleggen die aantonen dat hij voldoet aan alle voorwaarden, vermeld in deze afdeling. Die bewijsstukken worden minstens vijf jaar lang bijgehouden.
Verschillende inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars van gemengd bouw- en sloopafval of vergunde verwerkers kunnen samenwerken om aan de voorwaarden, vermeld in deze afdeling te voldoen. In dat geval wordt contractueel vastgelegd:
1° voor welke vrachten gemengd bouw- en sloopafval de samenwerking geldt;
2° welke actor de verantwoordelijkheid neemt voor welke verplichting, vermeld in deze afdeling, waarbij alle verplichtingen in de contracten worden opgenomen.
Als niet aan al de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, is voldaan, zijn alle actoren betrokken in de samenwerking elk afzonderlijk verantwoordelijk voor alle verplichtingen, vermeld in deze afdeling en overtreden ze elk afzonderlijk het verbrandingsverbod en stortverbod, vermeld in artikel 4.5.2 en 4.5.1, als ze gemengd bouw- en sloopafval aanleveren voor verbranding of storten of gemengd bouw- en sloopafval verbranden of storten dat niet overeenkomstig afdeling 5.2.16 is beheerd.
Art. 5.2.16.9. De minister werkt de voorwaarden uit voor een intern kwaliteitsborgingsysteem voor inrichtingen die gemengd bouw- en sloopafval verwerken en waar relevant ook voor inrichtingen voor tussenopslag.
Als de minister deze bepalingen vaststelt, moeten alle inrichtingen die gemengd bouw- en sloopafval verwerken binnen de door de minister vastgestelde termijn beschikken en werken volgens een geactualiseerd intern kwaliteitsborgingsysteem dat aan deze voorwaarden voldoet.
Deze kwaliteitsborging moet de tracering van de in- en uitgaande stromen garanderen en de kwaliteit van de bekomen fracties na verwerking monitoren zodat voldaan is aan onderafdeling 5.2.16 en er een continue optimalisatie is van de sorteerprocessen en het rendement van de sortering. Het kwaliteitsborgingsysteem is er op gericht dat maatregelen worden genomen om het sorteer(zeef)residu van gemengd bouw- en sloopafval dat bekomen wordt na het uitsorteren van het gemengd bouw- en sloopafval tot het minimum te beperken en de uitgesorteerde fracties die worden afgevoerd in functie van hergebruik of materiaalrecyclage te maximaliseren. Dit kan door een strikt acceptatiebeleid of door de gebruikte sorteertechnieken aan te passen.
De kwaliteitsborging bevat bepalingen over:
1° de vereisten inzake aard en samenstelling van de geaccepteerde stromen, de registratie van de geaccepteerde en geweigerde vrachten, het acceptatiebeleid en de opmaak en terugkoppeling van non-conformiteiten overeenkomstig artikel 5.2.16.5;
2° het voldoen aan de acceptatiecriteria van de respectieve vergunde verwerker naar waar wordt afgevoerd;
3° de indeling in te verwerken batchen en de minimale vereisten waaraan het behandelen moet voldoen. Het omvat een beschrijving van het productieproces en hoe de geaccepteerde stromen kunnen verwerkt worden zodat voldaan is aan de bepalingen van deze onderafdeling;
4° de opvolging van de correcte afvoer van de verschillende uitgesorteerde fracties in functie van hergebruik en materiaalrecyclage en van de correcte afvoer van de fijne en grove fractie van het afgezeefde sorteerresidu van gemengd bouw- en sloopafval;
5° het monitoren van de massabalans en van de effectiviteit van de sortering op basis van het gehalte recycleerbare fracties in de fijne fractie van het afgezeefde sorteerresidu van gemengd bouw- en sloopafval, zoals bepaald in paragraaf 2 van dit artikel;
6° niet-conformiteiten in kader van de kwaliteitsborging en, indien van toepassing, de opvolging van de remediërende acties om de kwaliteit van de uitgesorteerde fracties te verbeteren en de effectiviteit van de sortering te verbeteren zoals de aanpassing of optimalisatie van de sorteertechnieken, het aanscherpen van het acceptatiebeleid en soortgelijke acties.
De minister kan de methode bepalen voor de bepaling van de effectiviteit van de sortering op basis van het gehalte van een aantal recycleerbare fracties in de fijne fractie van het afgezeefde sorteerresidu van gemengd bouw- en sloopafval. De minister kan tevens bepalen wanneer maatregelen genomen moeten worden om de effectiviteit van de sortering te verbeteren.".
Art.61. Artikel 5.3.3.5 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 maart 2019, wordt vervangen door wat volgt:
"Art. 5.3.3.5. § 1. De bouwstof moet bij het gebruik een bouwtechnische functie vervullen. Bij het gebruik van de bouwstof op of in de bodem moet de bouwstof duidelijk visueel en planmatig te onderscheiden zijn van de bodem.
§ 2. Het gebruik van een niet-vormgegeven bouwstof moet gebeuren volgens de lijst van toepassingen van bodemmaterialen voor bouwkundig bodemgebruik, vermeld in artikel 171 van het VLAREBO, tenzij het anders bepaald is in de grondstofverklaring of in de afleveringsbon in het geval van gerecycleerde granulaten onder het eenheidsreglement.
§ 3. Bouwstoffen komen niet in aanmerking voor het ophogen van terreinen en het aanvullen van bouwputten, tenzij het anders bepaald is in de grondstofverklaring.
Bouwstoffen die gebruikt worden in tijdelijke werfconstructies voor het toegankelijk maken of het inrichten van de werf moeten worden verwijderd voor de oplevering van de werken als ze hun functie hebben vervuld, tenzij ze binnen de werf als bouwstoffen kunnen gebruikt worden.".
Art.62. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt onderafdeling 5.3.5, die bestaat uit artikel 5.3.5.1, opgeheven.
Art.63. Artikel 5.3.10.1. van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, wordt vervangen door wat volgt:
"Artikel 5.3.10.1. Artikel 2.3.1.3./2, § 2 is niet van toepassing op boerderijcompost verkregen uit een composteringsproces dat op het bedrijf plaatsvindt waarbij bedrijfseigen plantaardige organische restproducten, al dan niet vermengd met bedrijfseigen stalmest, gecomposteerd worden, en de boerderijcompost vervolgens op de bedrijfseigen landbouwgronden wordt gebruikt.".
Art.64. In artikel 5.3.12.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 maart 2019, wordt de zinsnede "artikel 5.3.12.1 en 5.3.12.2" vervangen door de zinsnede "artikel 5.3.12.1, 5.3.12.2 en 5.3.12.2/1".
Art.65. Aan artikel 5.3.13.1, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse regering van 22 maart 2029 wordt de volgende zin toegevoegd:
"Het verbod is niet van toepassing op de treklinten van de afvalzak die dienen om de afvalzak te sluiten.".
Art.66. Artikel 5.3.14.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 maart 2019, wordt vervangen door wat volgt:
"Art. 5.3.14.1. Het is verboden om stickers te gebruiken op groenten en fruit, tenzij de stickers industrieel composteerbaar of thuiscomposteerbaar zijn.".
Art.67. Aan afdeling 5.3 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een onderafdeling 5.3.15, die bestaat uit een artikel 5.3.15.1, toegevoegd, die luidt als volgt:
"Onderafdeling 5.3.15. Voorwaarden voor het gebruik van houtsnippers als bodembedekker
Art. 5.3.15.1. § 1. Het gebruiken van houtsnippers als bodembedekker buiten landbouwgebieden is alleen toegelaten als de houtsnippers geproduceerd zijn uit:
1° hout en schors die vrij zijn van plagen, van invasieve soorten en van besmettelijke plantenziekten;
2° houtresten en schors, die afkomstig zijn van de eerste bewerking van boomstammen, die vrij zijn van plagen, van invasieve soorten en van besmettelijke plantenziekten.
§ 2. De bodembedekker mag niet worden geproduceerd uit:
1° gras, bladeren, naalden en haagscheersel;
2° houtafval dat afkomstig is van bouw- en sloopactiviteiten, verpakkingen en houtverwerkende industrie."
§ 3. Paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op particulieren die groenafval uit het onderhoud van de eigen tuin, in hun eigen tuin terug toepassen als bodembedekker.
Art.68. Aan afdeling 5.3 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een onderafdeling 5.3.16, die bestaat uit een artikel 5.3.16.1, toegevoegd, die luidt als volgt:
"Onderafdeling 5.3.16. Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen compostvaten en compostbakken
Art. 5.3.16.1. § 1. Het gebruik van kunststoffen compostvaten en compostbakken, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale of Vlaamse overheid, die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2024.
Het minimale gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op:
1° 80% vanaf 1 januari 2024, en van dit percentage moet minstens 75% bestaan uit postconsumerkunststoffen;
2° 100% vanaf 1 januari 2026, waarvan minstens 75% bestaand uit postconsumerkunststoffen.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in het compostvak of compostbak garandeert.
§ 2. Het verbod, vermeld in paragraaf 1, geldt niet voor de bewegende delen van de compostbak of het compostvat.
§ 3. Bestaande compostbakken en compostvaten die in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2024, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Kunststoffen compostbakken en compostvaten uit bestaande voorraden die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.".
Art.69. Aan afdeling 5.3 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een onderafdeling 5.3.17, die bestaat uit een artikel 5.3.17.1, toegevoegd, die luidt als volgt:
"Onderafdeling 5.3.17. Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen rolcontainers voor afval
Art. 5.3.17.1. § 1. Het gebruik van kunststoffen rolcontainers voor afval, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale of Vlaamse overheid, die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2024.
Het minimale gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op:
1° 50% vanaf 1 januari 2024, waarvan minstens de helft bestaat uit postconsumerkunststoffen;
2° 80% vanaf 1 januari 2026, waarvan minstens de helft bestaat uit postconsumerkunststoffen.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de rolcontainer voor afval garandeert.
§ 2. Het verbod, vermeld in paragraaf 1, is alleen geldig voor de romp van de rolcontainer voor afval en niet voor het deksel, het onderstel en de wielen.
§ 3. Bestaande kunststoffen rolcontainers voor afval die in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2024, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Kunststoffen rolcontainers voor afval uit bestaande voorraden die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.".
Art.70. Aan afdeling 5.3 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een onderafdeling 5.3.18, die bestaat uit een artikel 5.3.18.1, toegevoegd, die luidt als volgt:
"Onderafdeling 5.3.18. Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen kweekpotten, kweektrays en plantentrays.
Art. 5.3.18.1. § 1. Het gebruik van kunststoffen kweekpotten, kweektrays en plantentrays, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale of Vlaamse overheid, die gebruikt worden voor het opkweken van bloemen en planten, die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2024.
Het minimale gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op:
1° 80% vanaf 1 januari 2024, geheel bestaand uit postconsumerkunststoffen;
2° 100% vanaf 1 januari 2026, geheel bestaand uit postconsumerkunststoffen.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de kweekpotten, kweektrays en plantentrays garandeert.
§ 2. Kweekpotten, plantentrays en kweektrays die als verpakking worden ingezet, vallen niet onder het verbod.
Bestaande kweekpotten, plantentrays en kweektrays die voor een eerste keer in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2024, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Kunststoffen kweekpotten, plantentrays en kweektrays uit bestaande voorraden die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.".
Art.71. Aan afdeling 5.3 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een onderafdeling 5.3.19, die bestaat uit een artikel 5.3.20.1, toegevoegd, die luidt als volgt:
"Onderafdeling 5.3.19. Voorwaarden voor het gebruik van meubilair met kunststoffen onderdelen in de openbare buitenruimte
Art. 5.3.19.1. § 1. Het gebruik van meubilair met kunststoffen onderdelen in de openbare buitenruimte, waarbij de kunststofonderdelen niet geproduceerd zijn op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2024.
Het minimale gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op:
1° 80% vanaf 1 januari 2024, en van dit percentage moet minstens 75% bestaan uit postconsumerkunststoffen;
2° 100% vanaf 1 januari 2026, waarvan minstens 75% bestaand uit postconsumerkunststoffen.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de kunststofonderdelen van het meubilair garandeert.
§ 2. Verbindingselementen in kunststof die bestemd zijn om de verschillende onderdelen van het meubilair met elkaar te verbinden tot één structureel geheel, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
§ 3. Bestaand meubilair met kunststoffen onderdelen voor de openbare buitenruimte dat al in gebruik genomen is voor 1 januari 2024, valt niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Meubilair met kunststoffen onderdelen uit bestaande voorraden dat aangekocht is voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mag nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.".
Art.72. Aan afdeling 5.3 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een onderafdeling 5.3.20, die bestaat uit een artikel 5.3.20.1, toegevoegd, die luidt als volgt:
"Onderafdeling 5.3.20. Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen geluidsschermen
Art. 5.3.20.1. § 1. Het gebruik van niet-transparante kunststoffen geluidsschermen voor buitentoepassingen, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale en Vlaamse overheid, die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2026.
Het minimale gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op 80% vanaf 1 januari 2026, waarvan minstens de helft bestaat uit postconsumerkunststoffen.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling, die de foorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de kunststoffen geluidsschermen garandeert.
§ 2. Bestaande kunststoffen geluidsschermen die bestemd zijn voor openbare aanbestedingen en die al in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2026, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Kunststoffen geluidsschermen uit bestaande voorraden die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.".
Art.73. Aan afdeling 5.3 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een onderafdeling 5.3.21, die bestaat uit een artikel 5.3.22.1, toegevoegd, die luidt als volgt:
"Onderafdeling 5.3.21. Voorwaarden voor het gebruik van ondergrondse drukloze kunststoffen buizen voor de afvoer van regen- en afvalwater
Art. 5.3.21.1. § 1. Het gebruik van ondergrondse drukloze kunststoffen buizen voor de afvoer van regen- en afvalwater, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale en Vlaamse overheid, die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2027.
Het minimale gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op 20% vanaf 1 januari 2027.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de kunststoffen buizen voor de afvoer van regenwater en afvalwater garandeert.
§ 2. Bestaande drukloze ondergrondse kunststoffen buizen voor de afvoer van regen- en afvalwater, aanbesteed door de overheid, die al in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2026, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Drukloze ondergrondse kunststoffen buizen voor de afvoer van regen- en afvalwater, uit bestaande voorraden, die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.".
Art.74. Aan afdeling 5.3 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een onderafdeling 5.3.22, die bestaat uit een artikel 5.3.23.1, toegevoegd, die luidt als volgt:
"Onderafdeling 5.3.22. Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen afdekplaten voor kabels, gasleidingen en andere nutsvoorzieningen
Art. 5.3.22.1. § 1. Het gebruik van kunststoffen afdekplaten voor kabels, gasleidingen en andere nutsvoorzieningen in buitentoepassingen, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale en Vlaamse overheid, die niet worden geproduceerd op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2026.
Het minimaal gehalte aan gerecycleerde kunststoffen is vastgelegd op:
1° 50% vanaf 1 januari 2026, waarvan minstens de helft bestaande uit post-consumer kunststoffen.
2° 100% vanaf 1 januari 2028, waarvan minstens de helft bestaande uit post-consumer kunststoffen.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de afdekplaten voor kabels, gasleidingen en andere nutsvoorzieningen garandeert.
§ 2. Bestaande kunststoffen afdekplaten voor kabels, gasleidingen en andere nutsvoorzieningen in buitentoepassingen die bestemd zijn voor openbare aanbestedingen en die al in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2026, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Kunststoffen afdekplaten voor kabels, gasleidingen en andere nutsvoorzieningen voor buitentoepassingen uit bestaande voorraden, die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.".
Art.75. Aan afdeling 5.3 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een onderafdeling 5.3.23, die bestaat uit een artikel 5.3.24.1, toegevoegd, die luidt als volgt:
"Onderafdeling 5.3.23. Voorwaarden voor het gebruik van kunststoffen raamsystemen
Art. 5.3.23.1. § 1. Het gebruik van kunststoffen raamsystemen, aanbesteed door de gemeentelijke, provinciale en Vlaamse overheid, die niet gedeeltelijk geproduceerd zijn op basis van gerecycleerde kunststoffen, is verboden vanaf 1 januari 2026.
De kunststoffen raamsystemen moeten gemiddeld over de totale hoeveelheid kunststoffen in het raamsysteem, voor minimaal 30% uit gerecycleerde kunststoffen bestaan vanaf 1 januari 2026.
Bij het inzetten van gerecycleerde kunststoffen moet het gedeclareerde gehalte aan gerecycleerde kunststoffen bewezen worden door een certificatie, zoals QA-CER of gelijkwaardig, dat uitgereikt wordt door een geaccrediteerde instelling die de oorsprong en het gehalte aan gerecycleerde kunststoffen in de kunststoffen raamprofielen garandeert.
§ 3. Bestaande kunststoffen raamsystemen die bestemd zijn voor openbare aanbestedingen en die al in gebruik genomen zijn voor 1 januari 2026, vallen niet onder het verbod, vermeld in paragraaf 1.
Kunststoffen raamsystemen uit bestaande voorraden die aangekocht zijn voor de ingangsdatum van het verbod, vermeld in paragraaf 1, mogen nog onbeperkt in gebruik genomen worden na de ingang van het verbod.".
Art.76. In artikel 5.4.1, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 1° worden de woorden "het inspectiegebied" vervangen door de woorden "het te inventariseren inspectiegebied"
2° in punt 2° wordt het woord "asbestinventarisatie" vervangen door het woord "inventarisatie";
3° in punt 5° worden tussen het woord "over" en het woord "de" de woorden "de asbesthoudende materialen en" ingevoegd;
4° in punt 6° worden de woorden "de asbestveiligheid" vervangen door de woorden "het veilige beheer en het veilig verwijderen van de asbesthoudende materialen".
Art.77. In artikel 5.4.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de zin "Als meerdere toegankelijke constructies met risicobouwjaar aanwezig zijn, is de som van de grondoppervlaktes kleiner dan 20 m2." wordt vervangen door de zin "Als meerdere toegankelijke constructies met risicobouwjaar aanwezig zijn, moet de som van de grondoppervlaktes kleiner dan 20 m2 zijn.";
2° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"In afwijking van het eerste lid moet een eigenaar van een toegankelijke constructie met risicobouwjaar met een grondoppervlakte kleiner dan 20 m2, die deel uitmaakt van een grotere toegankelijke constructie met een grondoppervlakte gelijk aan of groter dan 20 m2, beschikken over een asbestinventarisattest.".
Art.78. In artikel 5.4.3, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° punt 6° wordt vervangen door wat volgt:
"6° de organisatie beschikt over een eerstelijns telefonische en digitale helpdesk voor de bij haar aangesloten certificaathouders. Aangesloten certificaathouders zijn de persoonsgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.10, derde lid, en de procesgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.12;";
2° aan punt 7° wordt de zinsnede "en de manier om deze correct en kwaliteitsvol uit te voeren, inclusief klachtenprocedure met klachtenregister omtrent de werking van de organisatie in het kader van het kwaliteitsbeheersysteem" toegevoegd;
3° in punt 9° worden de volgende wijzigingen aangebracht:
het woord "certificaathouders" wordt vervangen door de zinsnede "persoons- en procesgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie als vermeld in artikel 5.4.10, derde lid, en in artikel 5.4.12";
de zin "Een auditeur is zelf persoonsgecertificeerd asbestdeskundige inventarisatie;" wordt vervangen door de volgende zinnen: "Onder gekwalificeerde auditeur wordt verstaan iemand die:
a) zelf een geldig persoonscertificaat als asbestdeskundige inventarisatie heeft;
b) ervaring heeft als auditeur of daarvoor een opleiding heeft gevolgd ;
c) kennis heeft van de beoordelingsrichtlijnen voor de audits van de certificaathouders, zoals beschreven in het certificatiereglement voor certificatie-instellingen asbest;
d) relevante werkervaring heeft met de opmaak van asbestinventarissen;
e) ervaring heeft met het uitvoeren van veldwerk voor asbestinventarisaties, in het bijzonder voor het nemen van materiaalmonsters.";
4° aan punt 10° wordt de volgende zin toegevoegd:
"Onder gekwalificeerde lesgever wordt verstaan iemand die:
a) beschikt over ervaring met lesgeven;
b) relevante werkervaring heeft met de opmaak van asbestinventarissen;
c) ervaring heeft met het uitvoeren van veldwerk voor asbestinventarisaties, in het bijzonder voor het nemen van materiaalmonsters;
d) geslaagd is voor het eindexamen, vermeld in artikel 5.4.10, dat de eindcompetenties toetst;
e) de opleiding voor de lesgevers bij de OVAM gevolgd heeft;
f) de jaarlijkse bijscholing voor lesgevers volgt bij de OVAM.".
Art.79. In artikel 5.4.4, § 1, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt tussen het woord "asbest" en het woord "bevat" de zinsnede "gebeurt met een aanvraagformulier, waarvan het model bepaald wordt door de minister en" ingevoegd.
Art.80. In artikel 5.4.7 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt: "De OVAM of een door de OVAM aangestelde onafhankelijke instantie kan altijd stukken en informatie opvragen die noodzakelijk zijn om de werking van de certificatie-instellingen asbest te beoordelen.";
2° in het derde lid wordt de zinsnede "31 maart" vervangen door de zinsnede "1 maart";
3° er wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De minister kan de modaliteiten van de controle, vermeld in het eerste en tweede lid verder uitwerken in een certificatiereglement voor certificatie-instellingen asbest.".
Art.81. In artikel 5.4.8 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan het eerste lid, punt 1° wordt de zinsnede ", met aflevering van een opleidingsattest" toegevoegd;
2° in het eerste lid wordt punt 4° vervangen door wat volgt:
"4° het aanbieden van een eerstelijns telefonische en digitale helpdesk voor de bij haar aangesloten persoons- en procesgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.10, derde lid, en in artikel 5.4.12, en het beheren en opvolgen van klachten over hun werking;";
3° in het eerste lid wordt punt 5° vervangen door wat volgt:
"5° het waarborgen van het kwaliteitsvolle gebruik van de certificaten van de bij haar aangesloten persoonsgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.10, derde lid, en de procesgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.12, in het bijzonder door audits en controles, klachtenregeling met klachtenregister, sanctionering, informatieverstrekking aan de certificaathouders en het organiseren van een jaarlijkse verplichte bijscholing, met aflevering van een opleidingsattest. De sanctieregeling voor de bij haar aangesloten persoons- en procesgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.10, en de procesgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.12, omvat een systeem voor schorsing, opheffing, voorwaardelijke opheffing en waarschuwing.";
4° aan het eerste lid wordt de zin "De minister kan de taken, vermeld in dit lid, verder uitwerken in een certificatiereglement." toegevoegd;
5° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt:
"
"De certificatie-instelling asbest vraagt jaarlijks minstens vijftien euro vaste kosten aan de persoonsgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie per door hem opgemaakte asbestinventaris waarvoor een asbestinventarisattest is afgeleverd in het jaar van aansluiting.
De certificatie-instelling asbest kan bijkomende kosten vragen voor de behandeling van de aanvraag van een persoons- of procescertificaat asbestdeskundige inventarisatie en het organiseren van controle en audits en de jaarlijks verplichte bijscholing. De minister kan een minimum tarief opleggen voor deze bijkomende kosten in een certificatiereglement".
Art.82. In artikel 5.4.10 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan het eerste lid, punt 4°, wordt het teken "." vervangen door de zin "en geen gebruik te maken van hun certificaat als de onafhankelijke en onpartijdige uitvoering van de dienstverlening niet kan worden gewaarborgd ten aanzien van de opdrachtgever of de uitvoerder van asbestverwijderings- of inkapselingswerken van de toegankelijke constructie met risicobouwjaar waarvoor de persoonsgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie de asbestinventaris opstelt.";
2° aan het derde lid wordt de volgende zin toegevoegd:
"Een persoonsgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie kan zich maar bij één certificatie-instelling asbest aansluiten. De aansluiting gebeurt bij de certificatie-instelling asbest waarbij het jaarlijkse tarief, vermeld in artikel 5.4.8, tweede lid, betaald wordt.";
3° aan het zesde lid wordt de volgende zin toegevoegd:
"Het certificatiereglement bepaalt minstens de werkwijze voor de beoordeling of de onafhankelijke en onpartijdige uitvoering van een dienstverlening, vermeld in het eerste lid, punt 4°, kan worden gewaarborgd. De voormelde werkwijze bevat een niet-limitatieve opsomming van de gevallen waarin, tot het bewijs van het tegendeel, wordt vermoed dat de persoonsgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie zich in een situatie van onverenigbaarheid bevindt.";
4° er wordt een zevende lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De OVAM stelt een register van de verleende, geschorste en opgeheven persoonscertificaten asbestdeskundige inventarisatie, ter beschikking via haar website.".
Art.83. In artikel 5.4.11, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt tussen het woord "opmaken" en de woorden "als voldaan" de zinsnede "voor het deel van de toegankelijke constructie met risicobouwjaar waar de werkgever werknemers tewerkstelt," ingevoegd.
Art.84. In artikel 5.4.12 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan het eerste lid, punt 2° wordt de volgende zin toegevoegd:
"Procesgecertificeerde asbestdeskundigen inventarisatie mogen geen gebruik maken van hun certificaat als de onafhankelijke en onpartijdige uitvoering van de dienstverlening niet kan worden gewaarborgd ten aanzien van de opdrachtgever of de uitvoerder van asbestverwijderings- of inkapselingswerken van de toegankelijke constructie met risicobouwjaar waarvoor de procesgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie de asbestinventaris opstelt.";
2° aan het derde lid wordt de zinsnede "en de werkwijze voor de beoordeling of de onafhankelijke en onpartijdige uitvoering van een dienstverlening, vermeld in het eerste lid, punt 2°, kan worden gewaarborgd." toegevoegd;
3° aan het derde lid wordt de volgende zin toegevoegd:
"De voormelde werkwijze bevat een niet-limitatieve opsomming van de gevallen waarin, tot het bewijs van het tegendeel, wordt vermoed dat de persoonsgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie zich in een situatie van onverenigbaarheid bevindt.";
4° er wordt een vierde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De OVAM stelt een register van de verleende, geschorste en opgeheven procescertificaten asbestdeskundigen inventarisatie ter beschikking via haar website.".
Art.85. In artikel 5.4.14 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan paragraaf 1 worden een punt 11° en een punt 12° toegevoegd, die luiden als volgt:
"11° een vastgoedcommissaris van de dienst Vastgoedtransacties van de Vlaamse overheid voor het asbestinventarisattest voor een toegankelijke constructie met risicobouwjaar dat het voorwerp is van een overdracht;
12° een conform artikel 4.3.6 erkende sloopbeheerorganisatie voor een toegankelijke constructie met risicobouwjaar die het voorwerp is van een sloopopvolgingsplan.";
2° in paragraaf 2, tweede lid, wordt tussen het woord "toegangsbeheer" en de woorden "van de databank asbestinventarisatie" de zinsnede " en de mogelijke aanpassing van de lees- en schrijfrechten minstens na sanctionering van de certificatie instelling asbest, vermeld in artikel 5.4.8, eerste lid, 5° " ingevoegd.
Art.86. In artikel 5.4.15. van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° tussen het eerste en het tweede lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Indien geen asbesthoudende materialen werden aangetroffen, is de geldigheid van het asbestinventarisattest van onbepaalde duur."
2° in het tweede lid, dat het derde wordt, worden de woorden "en tweede lid" toegevoegd tussen de woorden "lid" en "gelden".
Art.87. § 1. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een artikel 5.4.16 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 5.4.16. § 1. In de sectorraad asbest worden minstens de volgende partijen vertegenwoordigd:
1° de OVAM;
2° de sectorvertegenwoordiging van asbestdeskundigen inventarisatie;
3° de sectorvertegenwoordiging van erkende asbestlabo's;
4° de sectorvertegenwoordiging van de erkende asbestverwijderaars;
5° Constructiv, als vertegenwoordiger van de bouw en de sociale partners;
6° een vertegenwoordiger van elke erkende certificatie-instelling asbest;
7° een vertegenwoordiger van een erkende slachtoffervereniging inzake asbest.
De minister kan de samenstelling van de sectorraad asbest, vermeld in het eerste lid, verder uitwerken in het certificatiereglement asbest.
§ 2. De sectorraad bestaat uit twee comités:
1° het technisch comité, samengesteld door de partijen, vermeld in paragraaf 1, punt 1° tot en met 6°. Dit technisch comité geeft niet-bindend advies als vermeld in artikel 33/17, tweede lid, punt 1° en 2°, van het Materialendecreet;
2° het algemeen comité, samengesteld door de partijen, vermeld in paragraaf 1, punt 1° tot en met 7°. Het algemeen comité geeft niet-bindend advies als vermeld in artikel 33/17, tweede lid, punt 3°, van het Materialendecreet.".
Art.88. Aan artikel 5.5.1.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
"1° in het tweede lid punt 2° worden de woorden "in één ronde samen met huishoudelijk afval" vervangen door de woorden "via de gemeentelijke inzamelkanalen voor het huishoudelijk afval";
2° in het derde lid worden de woorden "ook als dat als bedrijfsrestafval kan worden beschouwd" opgeheven;
3° er wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt;
"Deze afdeling is niet van toepassing op bedrijfsrestafval afkomstig van schepen."
4° er wordt een zesde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Deze afdeling is niet van toepassing op afvalstoffen die niet voldoen aan de definitie van bedrijfsrestafval op het moment dat de afvalstoffen worden ingezameld bij de eerste afvalstoffenproducent, en die door bewerkingen erop pas later in de keten aan de definitie van bedrijfsrestafval voldoen.".
Art.89. Het opschrift van onderafdeling 5.5.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt vervangen door wat volgt:
"Onderafdeling 5.5.2. Regels voor inzamelaars, afvalstoffenhandelaars en -makelaars van bedrijfsrestafval inzake de algemene informatieverstrekking aan de eerste afvalstoffenproducent".
Art.90. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een artikel 5.5.2.5 toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 5.5.2.5. De inzamelaar, de afvalstoffenhandelaar of -makelaar van bedrijfsrestafval, alsook de verwerker die bedrijfsrestafval rechtstreeks van een afvalstoffenproducent aanvaardt, weegt elk recipiënt waarin het bedrijfsrestafval wordt aangeboden en vermeldt dat gewicht op de factuur voor de klant. De kosten die gepaard gaan met de verwerking van dit werkelijk aangeboden gewicht aan bedrijfsrestafval, worden door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar of verwerker op basis van dat gewicht gefactureerd aan de afvalstoffenproducent. De kosten die gepaard gaan met de door het Vlaamse gewest bepaalde heffingen, vermeld in artikel 46 van het Materialendecreet, worden daarbij altijd apart op de factuur vermeld. Dat geldt ook als de inzamelaar, de afvalstoffenhandelaar of -makelaar of de verwerker zelf niet heffingsplichtig is, maar het bedrijfsrestafval in een latere fase wordt afgevoerd naar een heffingsplichtige. Deze verplichting geldt niet voor de gemeentelijke opcentiemen.
Het eerste lid is niet van toepassing als het bedrijfsrestafval uitsluitend wordt ingezameld of aangeboden in zakken met een inhoud die kleiner dan 120 liter is. In dat geval kan de factuur worden opgesteld aan de hand van een gemiddeld gewicht van dergelijke zakken.
Art.91. In artikel 5.5.3.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° tussen het woord "de" en het woord "afvalstoffenproducent" wordt het woord "eerste" ingevoegd;
2° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"In afwijking van het eerste lid kan een visuele controle ook gebeuren tijdens de lediging van de recipiënten in het voertuig, als de afvalstoffen worden herkend via een camerasysteem en een dergelijk systeem aantoonbaar performanter werkt dan een visuele controle die voorafgaat aan de lediging van de recipiënt. Een dergelijk camerasysteem moet door de OVAM goedgekeurd worden voor het in gebruik kan worden genomen. De OVAM baseert zich daarbij op de informatie die de inzamelaar, handelaar of makelaar aanlevert en die de performantie aantoont.".
Art.92. In artikel 5.5.3.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt tussen het woord "door" en het woord "een" het woord "minstens" ingevoegd.
Art.93. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een artikel 5.5.3.5/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 5.5.3.5/1. Als bij één afvalstoffenproducent tijdens dezelfde ophaling het bedrijfsrestafval uit verschillende recipiënten wordt meegenomen, gebeurt de visuele controle bij elke recipiënt. Als in meerdere recipiënten afvalstoffen worden waargenomen die onder de sorteerplicht vallen, wordt er maar één non-conformiteit opgemaakt.
Als de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar bij de visuele controle een niet-transparante afvalzak waarneemt, zoals verboden door artikel 5.3.13.2, behandelt hij dat als een non-conformiteit op dezelfde manier als bij het waarnemen van afvalstoffen die onder de sorteerplicht vallen.".
Art.94. In artikel 5.5.4.1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt tussen het woord "elke" en het woord "afvalstoffenproducent" het woord "eerste" ingevoegd.
Art.95. In hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een artikel 5.5.4.3/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 5.5.4.3/1. Als de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar bij de visuele controle een niet-transparante afvalzak waarneemt, zoals verboden door artikel 5.3.13.2, behandelt hij dat als een non-conformiteit op dezelfde manier als bij het waarnemen van afvalstoffen die onder de sorteerplicht vallen.".
Art.96. In artikel 5.5.4.4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 1°, e) wordt het getal "3" opgeheven;
2° in punt 2°, c) worden de woorden "met inbegrip van stukken houtafval waar metalen aan vastgemaakt zijn" toegevoegd.
3° in punt 2°, o) wordt tussen de woorden "asbesthoudende" en "afvalstoffen" de woorden "en asbestverdachte" ingevoegd.
4° in punt 2 worden de lijnen p tot en met t toegevoegd:
p) | Nul stukken niet-teerhoudend asfaltpuin, funderingsmaterialen die niet conform de bepalingen van het eenheidsreglement gerecycleerde granulaten kunnen verwerkt worden met een korrelgrootte boven 60 mm; |
q) | Nul stukken cellenbeton met een korrelgrootte boven 60 mm; |
r) | Nul stukken gipskartonplaten, gipsblokken met een oppervlakte van meer dan 0,5m2; |
s) | Nul stukken glaswol en rotswol met een oppervlakte van meer dan 0,5m2 ; |
t) | Nul stukken bitumineus dakbedekkingsmateriaal of afdichtingsmateriaal met een oppervlakte van meer dan 0,5m2. |
Art.97. In artikel 6.1.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van Vlaamse Regering van 21 juni 2013, worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° de zinsnede "artikel 6.1.1.4, eerste lid, 2° " wordt opgeheven;
2° de zinsnede "artikel 6.1.1.4, tweede lid" wordt vervangen door de zinsnede "artikel 6.1.1.4, tweede en vijfde lid".
Art.98. Aan artikel 6.1.1.1, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, wordt een punt 8° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"8° de vervoerder moet de start van het vervoer en de afgifte van de afvalstoffen registreren in het digitale identificatieformulier.".
Art.99. In artikel 6.1.1.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 mei 2014, 22 maart 2019 en 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 2, eerste lid, wordt punt 3° vervangen door wat volgt:
"3° het identificatienummer, vermeld in artikel 7.1.1, de naam en het adres van de vestigingseenheid van de afvalstoffenproducent en in geval van zeeschepen de naam van het schip en het adres van de ligplaats, of van de afvalstoffenverwerker die de afvalstoffen afvoert, en het adres van verzending van de afvalstoffen;";
2° in paragraaf 2, eerste lid, wordt punt 4° vervangen door wat volgt:
"4° het identificatienummer, vermeld in artikel 7.1.1, de naam en het adres van de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar, als dat van toepassing is;";
3° in paragraaf 2, eerste lid, wordt punt 5° vervangen door wat volgt:
"5° het identificatienummer, vermeld in artikel 7.1.1, de naam en het adres van de vervoerders;";
4° in paragraaf 2, eerste lid, wordt punt 6° vervangen door wat volgt:
"6° het identificatienummer, vermeld in artikel 7.1.1, de naam en het adres van de vestigingseenheid van de verwerker, met vermelding van de aard van de verwerking (R- of D-code, vermeld in afdeling 4.2)";
5° in paragraaf 2, tweede lid, wordt punt 3° vervangen door wat volgt:
"3° het identificatienummer, vermeld in artikel 7.1.1, de naam en het adres van de vestigingseenheid van de afvalstoffenproducent en in geval van zeeschepen de naam van het schip en het adres van de ligplaats, of van de afvalstoffenverwerker die de afvalstoffen afvoert, en het adres van verzending van de afvalstoffen;";
6° in paragraaf 2, tweede lid, wordt punt 4° vervangen door wat volgt:
"4° het identificatienummer, vermeld in artikel 7.1.1, de naam en het adres van de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar, als dat van toepassing is;";
7° in paragraaf 2, tweede lid, wordt punt 5° vervangen door wat volgt:
"5° het identificatienummer, vermeld in artikel 7.1.1, de naam en het adres van de vervoerders;";
8° in paragraaf 2, tweede lid, wordt punt 6° vervangen door wat volgt:
6° het identificatienummer, vermeld in artikel 7.1.1, de naam en het adres van de vestigingseenheid van de verwerker, met vermelding van de aard van de verwerking (R- of D-code, vermeld in afdeling 4.2) en de gebruikte techniek van de verwerking;";
9° in paragraaf 6 worden de woorden "ter plaatse" vervangen door de zinsnede "binnen 24 uur na de ondertekening";
10° in paragraaf 6 worden tussen het woord "ingevulde" en het woord "identificatieformulier" de woorden "en ondertekende" ingevoegd;
11° in paragraaf 7 wordt het woord "originele" vervangen door het woord "digitale".
Art.100. In artikel 6.1.1.4 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 1° /1 worden de zinnen "De inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van bedrijfsrestafval moet elk inzamelrecipiënt minstens visueel inspecteren op de sorteerplicht, vermeld in artikel 4.3.2. Bij vaststelling van non-conformiteiten moet de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar die bedrijfsrestafval inzamelt, handelen volgens een interne schriftelijke of digitale non-conformiteitsprocedure. Daarbij moet hij minstens de afvalstoffenproducent wijzen op zijn sorteerfouten en mag afval geweigerd worden." vervangen door de zin "Verder moet de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar van bedrijfsrestafval handelen conform de bepalingen, vermeld in afdeling 5.5.";
2° punt 1° /2 wordt vervangen door wat volgt:
"1° /2 bij het inzamelen van papier- en kartonafval, houtafval, metaalafval, harde kunststoffen en folies in dezelfde recipiënt op de wijze, vermeld in artikel 4.3.2, met de afvalstoffenproducent een contract sluiten waarin de samengevoegde fracties worden gespecificeerd en waarin vermeld wordt dat de recipiënt geen andere afvalstoffen en geen bedrijfsrestafval mag bevatten, alsook de inhoud van de recipiënt overbrengen naar een vergunde sorteerinrichting waar de fracties volledig worden uitgesorteerd. Als de recipiënt andere fracties blijkt te bevatten dan vermeld in voorgaande zin, dan moet de inhoud van de recipiënt behandeld worden als bedrijfsrestafval;".
3° aan het eerste lid wordt een punt 4° toegevoegd dat luidt als volgt:
"4° voldoen aan de kwartaalmeldingen in het materialeninformatiesysteem zoals bepaald in onderafdelingen 7.3.2 en 7.3.3.".
Art.101. In onderafdeling 6.1.1 van hetzelfde besluit, wordt een artikel 6.1.1.4/2 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 6.1.1.4/2. Verschillende inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars kunnen samenwerken om een afvalstof in te zamelen en naar een vergunde verwerker af te voeren. In dat geval wordt contractueel vastgelegd hoe de verplichtingen waaraan de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar onderhevig is in het kader van hoofdstuk 6 en 7 van dit besluit verdeeld worden over de verschillende betrokken inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars. Hierbij worden tenminste de volgende verantwoordelijkheden contractueel verdeeld en vastgelegd:
1° wie staat in voor de opmaak van het identificatieformulier, zoals vermeld in artikel 6.1.1.2 § 2 derde lid;
2° wie staat in voor de melding in MATIS, zoals vermeld in onderafdeling 7.3.4
3° wie staat in voor het bijhouden van het afvalstoffenregister, zoals vermeld in artikel 7.2.1.2;
4° wie staat in voor het treffen van de regelingen met de verwerker van de afvalstoffen bij uitvoer buiten het Vlaamse gewest
Als niet aan al de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, is voldaan, zijn alle actoren betrokken in de samenwerking elk afzonderlijk verantwoordelijk voor alle verplichtingen, vermeld in dit artikel.
De betrokken inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars bewaren de overeenkomst minstens tot vijf jaar na de einddatum van het contract.".
Art.102. In artikel 6.1.1.5, derde lid, punt 5°, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de woorden "richtlijnen voor de verspreiding van het identificatieformulier" worden vervangen door de zinsnede ", de vermelding van het systeem dat de digitale identificatieformulieren aflevert en verspreidt";
2° tussen het woord "de" en het woord "formulieren" wordt het woord "digitale" ingevoegd.
Art.103. Aan artikel 6.1.2.1, § 2, van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De actoren, vermeld in artikel 6.1.1.2, § 1, eerste lid, 5°, 6° en 7°, zijn uitgesloten van de registratieplicht als vervoerder van afvalstoffen.".
Art.104. In artikel 6.1.5.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan het tweede lid wordt de volgende zin toegevoegd "De toezichthoudende diensten delen hun mondelinge advies mee aan de OVAM aan het einde van de demonstratie van het systeem.";
2° in het negende lid worden de woorden "wijzigingen in het systeem" vervangen door de zinsnede "wijziging in de essentiële onderdelen van het systeem als vermeld in artikel 6.1.5.2, eerste lid, 3° ";
3° in het elfde lid worden de woorden "over de opheffing van de goedkeuring" vervangen door de woorden "bij het versturen van het voornemen om de goedkeuring op te heffen".
Art.105. In artikel 6.1.5.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het eerste lid, punt 1°, wordt vervangen door wat volgt:
"1° het digitale identificatieformulier wordt door de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar of de afvalstoffenproducent die zelf regelingen treft voor zijn afvalstoffen, ondertekend met een geavanceerde of gekwalificeerde elektronische handtekening, zoals bepaald in Verordening EU 910/2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG. Een methode van geavanceerde of gekwalificeerde handtekening houdt in dat de digitale ondertekening:
a) op unieke wijze is gekoppeld aan de ondertekenaar;
b) de mogelijkheid biedt de ondertekenaar te identificeren;
c) wordt gecreëerd met middelen die onder de exclusieve macht van de ondertekenaar vallen;
d) zodanig gekoppeld is aan de gegevens waarop ze betrekking heeft, dat een latere wijziging van de gegevens traceerbaar wordt;";
2° er wordt een punt 1° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"1° /1 het digitale identificatieformulier wordt door de bestemmeling van het afval ondertekend door middel van een gewone elektronische handtekening die aangevuld wordt met gegevens die de betrouwbaarheid verhogen, zoals de geolocatie op het moment van de ondertekening. De bestemmeling van de afvalstoffen kan naast de gewone elektronische handtekening ook gebruikmaken van een geavanceerde of gekwalificeerde elektronische handtekening.";
3° in het eerste lid, punt 4°, worden tussen het woord "wijzigingsinformatie" en het woord "zijn" de woorden "vanaf de start van het vervoer" ingevoegd;
4° aan punt 6° worden de woorden "vanaf de start van het vervoer" toegevoegd;
5° punt 7° wordt opgeheven.
Art.106. In artikel 6.1.5.4 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het vierde lid wordt het woord "wijzigingsgegevens" vervangen door de woorden "de wijzigingen vanaf de start van het vervoer";
2° het vijfde lid wordt vervangen door wat volgt:
"De gegevens van alle digitale identificatieformulieren en de bijbehorende logbestanden van transporten die al gestart zijn moeten voor de OVAM, de toezichthouders en andere bevoegde inspectiediensten, toegankelijk zijn met het oog op een effectief en efficiënt toezicht op de maatregelen van dit besluit en voor de tracering van afvalstoffen. De OVAM, de toezichthouders en de andere inspectiediensten moeten daarbij wel rekening houden met het vertrouwelijke karakter van de gegevens op de identificatieformulieren.";
3° er wordt een zesde lid toegevoegd dat luidt als volgt:
"De gegevens over afgeronde transporten moeten op verzoek van de OVAM uitgewisseld worden met het materialeninformatiesysteem van de OVAM met het oog op tracering van afvaltransporten en de doelgerichte ontsluiting van informatie om de effectiviteit van de handhaving te verbeteren.".
Art.107. Aan artikel 6.1.5.6 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden de woorden "indien deze nodig zijn om de rechtsgeldigheid van de elektronische handtekening te bewijzen" toegevoegd.
Art.108. In artikel 6.1.5.7 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt de zinsnede ". De beheerder van het systeem is hiervoor verantwoordelijk." vervangen door de zinsnede "waarbij een gemeenschappelijk formaat voor de uitwisseling van gegevens gebruikt wordt. Dat formaat wordt in een standaardprocedure vastgelegd die de minister heeft goedgekeurd. De minister kan nadere regels voor de interoperabiliteit tussen de systemen vaststellen.".
Art.109. In artikel 6.1.5.8 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt tussen het woord "inhoud" en de woorden "en de systemen" de zinsnede ", de uitwisseling ervan" ingevoegd.
Art.110. In artikel 6.2.4, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 maart 2019, worden het tweede en het derde lid vervangen door wat volgt:
"Een vermindering van 200 euro op het bedrag van de administratieve kosten, vermeld in het eerste lid, is mogelijk als de kennisgever aangeeft dat de transportmeldingen digitaal zullen gebeuren volgende de specificaties die door de minister worden vastgelegd in een standaardprocedure. Als achteraf blijkt dat de transportmeldingen niet digitaal zijn verzonden volgens de specificaties die door de minister worden vastgelegd in een standaardprocedure, volgt een navordering. Pas als die betaald is, verstuurt de OVAM weer beslissingen over andere dossiers naar de kennisgever.".
Art.111. Artikel 6.2.17 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 maart 2019, wordt opgeheven.
Art.112. Artikel 7.1.1 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt:
"Art. 7.1.1. Als in dit hoofdstuk verwezen wordt naar identificatienummers van afvalstoffenproducenten, vervoerders van afvalstoffen, inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars, of afvalstoffenverwerkers worden daarmee de volgende identificatienummers bedoeld:
1° voor Belgische ondernemingen: het ondernemingsnummer, zoals toegekend in de Kruispuntbank van Ondernemingen;
2° voor ondernemingen, gevestigd in het buitenland: het btw-nummer en, als er geen btw-nummer beschikbaar is, het EORI-nummer dat in het kader van de douaneverplichtingen wordt toegekend aan een onderneming;
3° voor Belgische vestigingseenheden: het vestigingseenheidsnummer, zoals toegekend in de Kruispuntbank van Ondernemingen;
4° voor buitenlandse vestigingseenheden: het identificatienummer van de onderneming, gecombineerd met het adres van de vestigingseenheid;
5° voor zeeschepen: het IMO-nummer of MMSI-nummer, gecombineerd met het adres van de ligplaats van het schip;
6° voor particulieren: de aanduiding "particulier".
De afvalstoffenproducent is verplicht om het identificatienummer van de productieplaats van de afvalstoffen mee te delen aan de inzamelaar, de afvalstoffenhandelaar of -makelaar of de afvalstoffenverwerker als die daarom vraagt, met het oog op een efficiënte tracering van de afvalstoffen.
Als de afvalstoffenproducent ondanks de verplichting, vermeld in het tweede lid, het vestigingseenheidsnummer van de productieplaats niet meedeelt aan de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar of de afvalverwerker, kunnen die het identificatienummer van de onderneming gebruiken als identificatienummer, gecombineerd met de naam en het adres van de vestigingseenheid.".
Art.113. In artikel 7.1.2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid worden de woorden "De databank voor afvalstoffen" vervangen door de woorden "Het materialeninformatiesysteem MATIS";
2° het tweede lid vervangen door wat volgt:
"MATIS bevat basisgegevens die, met behoud van de toepassing van de bepalingen over openbaarheid van bestuur en openbaarheid van milieugegevens alleen toegankelijk zijn voor de ambtenaren die belast zijn met de uitvoering van de bepalingen van dit hoofdstuk en met het verlenen van technische ondersteuning voor de benodigde ICT-systemen. MATIS bevat ook gevalideerde informatie die geschikt is voor actieve en passieve openbaarmaking, onder meer in het kader van de milieudatabank, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1992 houdende de regeling van de samenwerking tussen het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en de milieuparastatalen inzake de oprichting en de organisatie van een milieudatabank.";
3° er wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De commercieel vertrouwelijke gegevens in het materialeninformatiesysteem MATIS zullen beheerd worden volgens de voorwaarden, vermeld in artikel 6, § 5, van het Materialendecreet.".
Art.114. In artikel 7.2.1.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt:
"De afvalstoffenproducent van bedrijfsafvalstoffen die geen afvalstoffenverwerker is, houdt een register bij van de geproduceerde afvalstoffen. De afvalstoffenverwerker houdt een register bij van de afvalstoffen die de verwerker heeft afgevoerd. Die afvalstoffenregisters bevatten de volgende gegevens:
1° de datum van productie of afvoer;
2° de vervoerswijze: waterweg, spoorweg, luchtvaart, pijpleiding, wegvervoer;
3° de hoeveelheid afvalstoffen in ton;
4° de aard en de samenstelling van de afvalstoffen, met vermelding van de EURAL-code, vermeld in bijlage 2.1;
5° een omschrijving van de afvalstof of een aanduiding van de kwaliteit;
6° de verwerkings- of toepassingswijze van de afvalstoffen: storten, verbranden met energierecuperatie (R1), andere afvalverbranding (D10), hergebruik, composteren/vergisten, recyclage, sorteren, op- en overslag, drogen-scheiden, andere voorbehandeling;
7° de aard van de afvalstoffenhandeling, vermeld in afdeling 4.2;
8° als dat van toepassing is, de naam, het adres en het identificatienummer van de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar;
9° de naam, het adres en het identificatienummer van de vestigingseenheid van de verwerker van de afvalstoffen.";
2° aan het tweede lid wordt de volgende zin toegevoegd:
"Het register van de afgevoerde afvalstoffen van afvalstoffenverwerker, vermeld in het eerste lid, wordt ten minste elke werkdag aangevuld met de meest recente gegevens.".
Art.115. In artikel 7.2.1.2, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° punt 1° wordt opgeheven;
2° punt 3° wordt vervangen door wat volgt:
"3° de naam, het adres en het identificatienummer van de vestigingseenheid van de afvalstoffenproducent of de inrichting vanwaar de afvalstoffen worden afgevoerd, of de naam en het identificatienummer van het schip waar de afvalstoffen werden ingezameld, alsook de vermelding van de ligplaats, of de naam, het adres en het identificatienummer van de inzamelaar, de afvalstoffenhandelaar of -makelaar die de afvalstoffen afgeeft;";
3° in punt 4° wordt de zinsnede ", kubieke meter, liter of kilogram" opgeheven;
4° er wordt een punt 5° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"5° /1 de omschrijving van de afvalstof of de aanduiding van de kwaliteit;";
5° in punt 6° wordt de zinsnede ", van Belgische vervoerders, het ondernemingsnummer en van buitenlandse het btw-nummer;" opgeheven;
6° punt 7° wordt vervangen door wat volgt:
"7° de verwerkings- of toepassingswijze van de afvalstoffen: storten, verbranden met energierecuperatie (R1), andere afvalverbranding (D10), hergebruik, composteren/vergisten, recyclage, sorteren, op- en overslag, drogen-scheiden, andere voorbehandeling. De aard van de afvalstoffenhandeling, vermeld in afdeling 4.2, wordt ook aangeduid;";
7° punt 8° wordt vervangen door wat volgt:
"8° de naam, het adres en het identificatienummer van de vestigingseenheid van de verwerker van de afvalstoffen, of de naam, het adres en het identificatienummer van de inzamelaar of de afvalstoffenhandelaar of -makelaar aan wie de afvalstoffen worden afgegeven.".
Art.116. In artikel 7.2.1.3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het tweede lid, punt 1°, worden de woorden "liter of kilogram" vervangen door het woord "ton";
2° in het tweede lid wordt een punt 1° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"1° /1 de datum van de inzameling;";
3° in het tweede lid, punt 3°, wordt de zinsnede ", van Belgische inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars het ondernemingsnummer en van buitenlandse het btw-nummer" opgeheven;
4° in het tweede lid wordt punt 4° vervangen door wat volgt:
"4° de verwerkings- of toepassingswijze van de afvalstoffen: hergebruik, verbranden met energierecuperatie, andere afvalverbranding, drogen-scheiden, recyclage, composteren/vergisten, storten, op- en overslag, andere voorbehandeling;";
5° in het tweede lid wordt punt 5° vervangen door wat volgt:
"5° de naam, het adres en het identificatienummer van de vestigingseenheid van de verwerker van de afvalstoffen of een aanduiding dat de materialen gebruikt zijn door burgers;";
6° in het tweede lid wordt punt 6° wordt vervangen door wat volgt:
"6° de gegevens over de oorsprong van de afvalstof en de inzamelwijze van de afvalstoffen.";
7° het vierde lid wordt opgeheven.
Art.117. In artikel 7.2.1.4, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 2° wordt de zinsnede ", kubieke meter, liter of kg" opgeheven;
2° er wordt een punt 3° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"3° /1 de omschrijving van de afvalstof of de aanduiding van de kwaliteit van de afvalstof;";
3° punt 4° wordt vervangen door wat volgt:
"4° de naam, het adres, met inbegrip van het land, en het identificatienummer van de vestigingseenheid van de afvalstoffenproducent of van de vergunde inrichting voor de verwerking van afvalstoffen, waarvan de afvalstoffen zijn afgevoerd;";
4° punt 6° wordt vervangen door wat volgt:
"6° de verwerkings- of toepassingswijze van de afvalstoffen, met vermelding van de betreffende R- of D-code, vermeld in afdeling 4.2.2, en ten minste met de volgende categorieën: storten, verbranden met energierecuperatie, andere afvalverbranding, hergebruik, composteren/vergisten, recyclage, sorteren, drogen-scheiden, andere voorbehandeling, op- en overslag;".
Art.118. In artikel 7.2.2.2, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 november 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 1° wordt de zinsnede ", kubieke meter, liter of kilogram" opgeheven;
2° er wordt een punt 1° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"1° /1 de datum van de afvoer;";
3° er wordt een punt 2° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"2° /1 een omschrijving van de materialen of een aanduiding van de kwaliteit van de materialen;";
4° in punt 3° worden de woorden "dispers gebruik" vervangen door de woorden "toepassingsgebied van de grondstof";
5° punt 4° wordt vervangen door wat volgt:
"4° als de grondstoffen gebruikt worden in een ingedeelde inrichting: de naam, het adres en het identificatienummer van de vestigingseenheid van de gebruiker. Als de grondstoffen gebruikt worden in een werk in het kader van een geldige omgevingsvergunning: de naam en het identificatienummer van de onderneming van de gebruiker en het adres van de plaats waar het werk wordt uitgevoerd. Als de grondstoffen worden toegepast in dispers gebruik van bodemverbeterende middelen: de naam en het identificatienummer van de onderneming van de gebruiker of de aanduiding dat de materialen door een particulier gebruikt zijn.".
Art.119. In artikel 7.2.2.3, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 2° worden de woorden "liter of kg" vervangen door het woord "ton";
2° punt 4° wordt vervangen door wat volgt:
"4° de naam, het adres, met inbegrip van het land, en het identificatienummer van de vestigingseenheid van de grondstoffenproducent;".
Art.120. In artikel 7.2.3.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 maart 2019, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° tussen het woord "artikel" en de zinsnede "7.2.1.2" wordt de zinsnede "7.2.1.1, als het registers betreft van afgevoerde afvalstoffen van een afvalstoffenverwerker, artikel" ingevoegd;
2° tussen de zinsnede "7.2.1.2," en de zinsnede "7.2.1.4," wordt de zinsnede "7.2.1.3," ingevoegd.
Art.121. In hoofdstuk 7 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 maart 2019, wordt het opschrift van afdeling 7.3 vervangen door wat volgt:
"Afdeling 7.3. Melding van gegevens over de productie en inzameling van afvalstoffen en materialen".
Art.122. In hoofdstuk 7 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 maart 2019, wordt het opschrift van onderafdeling 7.3.1 vervangen door wat volgt:
"Onderafdeling 7.3.1. Jaarlijkse melding van de productie van bedrijfsafvalstoffen en grondstoffen".
Art.123. Artikel 7.3.1.2, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, wordt vervangen door wat volgt:
" § 1. De afvalstoffenproducenten die zijn opgenomen in de selectie, vermeld in artikel 7.3.1.1, eerste lid, brengen verslag uit over de afvalstoffen die in het vorige kalenderjaar geproduceerd zijn.
De grondstoffenproducenten die geen vergunde inrichting uitbaten voor de verwerking van afvalstoffen, brengen verslag uit over de grondstoffen die in het vorige kalenderjaar geproduceerd zijn.".
Art.124. In artikel 7.3.1.3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het woord "verloopt" wordt vervangen door de woorden "kan verlopen";
2° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"De verslaggeving over de productie van grondstoffen kan gebeuren via het webloket van het integrale milieujaarverslag voor de datum die wordt bepaald in artikel 2 en 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 tot invoering van het integrale milieujaarverslag.".
Art.125. In hoofdstuk 7 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 maart 2019, wordt het opschrift van onderafdeling 7.3.2 vervangen door wat volgt:
"Onderafdeling 7.3.2. Kwartaalmelding van gegevens over de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen en van bedrijfsafvalstoffen die vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen, in het materialeninformatiesysteem".
Art.126. Artikel 7.3.2.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, wordt vervangen door wat volgt:
"Art. 7.3.2.1. De gemeentelijke overheden of de verenigingen van gemeenten, belast met het afvalstoffenbeheer, melden driemaandelijks aan de OVAM gegevens over de door hen of in hun opdracht ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen en daarmee vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen en de inzameling van huishoudelijk restafval door privaatrechtelijke inzamelaars op het grondgebied van de gemeente. De gemeentelijke overheden of de verenigingen van gemeenten, belast met het afvalstoffenbeheer, kunnen de uitvoering van die meldingen geheel of gedeeltelijk delegeren aan andere instanties. Ze brengen de OVAM voor het begin van elk kwartaal op de hoogte van de wijzigingen in die delegaties. Ze blijven wel verantwoordelijk voor de correcte en tijdige melding van de gegevens.
Een kwartaal is een periode van drie opeenvolgende kalendermaanden. Het eerste kwartaal van een jaar start op 1 januari van dat jaar, het tweede kwartaal start op 1 april, het derde kwartaal start op 1 juli en het vierde kwartaal start op 1 oktober. De meldingen van inzamelingen die plaats vonden in een hierboven gespecificeerd kwartaal, moeten uiterlijk gedaan worden op de laatste dag van de tweede maand volgend op dat kwartaal.".
Art.127. Artikel 7.3.2.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, wordt vervangen door wat volgt:
"Art. 7.3.2.2. De driemaandelijkse meldingen, vermeld in artikel 7.3.2.1, worden elektronisch bezorgd aan de OVAM en bevatten kwartaaltotalen of meer gedetailleerde gegevens die samen de kwartaaltotalen vormen, uit het afvalstoffenregister van de afvalstoffen die de gemeente ingezameld heeft of die in opdracht van de gemeente ingezameld zijn, vermeld in artikel 7.2.1.3, en kwartaaltotalen of meer gedetailleerde gegevens die samen de kwartaaltotalen vormen, van het ingezamelde huishoudelijk restafval door privaatrechtelijke inzamelaars op het grondgebied van de gemeente.
De driemaandelijkse meldingen van gegevens, vermeld in artikel 7.3.2.1, hebben betrekking op de oorsprong, de aard, de hoeveelheid, de inzamelwijze, de verwerkingswijze en de bestemming van de afvalstoffen. Verder hebben ze betrekking op de identificatie van de melding, de periode waarin de afvalstoffen zijn ingezameld, en, als dat van toepassing is, de identificatie van de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of makelaar.
De vorm en de inhoud van de meldingen, met inbegrip van de technische specificaties voor het elektronisch bezorgen van de meldingen, worden gespecificeerd in een standaardprocedure die de minister op voorstel van de OVAM heeft vastgelegd. De OVAM publiceert die standaardprocedure op haar website.".
Art.128. Aan afdeling 7.3 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, wordt een onderafdeling 7.3.3, die bestaat uit een artikel 7.3.3.1 tot en met 7.3.3.2, toegevoegd, die luidt als volgt:
"Onderafdeling 7.3.3. Kwartaalmelding in het materialeninformatiesysteem van gegevens over de inzameling, in het Vlaamse Gewest, van andere afvalstoffen dan huishoudelijke afvalstoffen en met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen
Art. 7.3.3.1. De geregistreerde inzamelaars, afvalstoffenhandelaars of -makelaars van afvalstoffen melden driemaandelijks aan de OVAM gegevens over de andere afvalstoffen dan huishoudelijke afvalstoffen en met huishoudelijke afvalstoffen vergelijkbare afvalstoffen die ze in het Vlaamse Gewest ingezameld hebben. Ze kunnen de uitvoering van de meldingen delegeren aan een derde partij, maar ze blijven zelf verantwoordelijk voor de tijdige uitvoering van alle meldingen.
Een kwartaal is een periode van drie opeenvolgende kalendermaanden. Het eerste kwartaal van een jaar start op 1 januari van dat jaar, het tweede kwartaal start op 1 april, het derde kwartaal start op 1 juli en het vierde kwartaal start op 1 oktober. De meldingen van inzamelingen van afvalstoffen die plaats vonden in een hierboven gespecificeerd kwartaal, moeten uiterlijk gebeuren op de laatste dag van de tweede maand volgend op dat kwartaal"..
Art. 7.3.3.2. De driemaandelijkse meldingen, vermeld in artikel 7.3.3.1, worden elektronisch bezorgd aan de OVAM en bevatten kwartaaltotalen of meer gedetailleerde gegevens die samen de kwartaaltotalen vormen, uit de afvalstoffenregisters, vermeld in artikel 7.2.1.2.
De driemaandelijkse meldingen van gegevens, vermeld in artikel 7.3.3.1, hebben betrekking op de oorsprong, de aard, de hoeveelheid, de geregistreerde vervoerder, de verwerkingswijze en de bestemming van de ingezamelde afvalstoffen. Verder hebben ze betrekking op de identificatie van de melding en de periode waarin de afvalstoffen zijn ingezameld.
De vorm en de inhoud van de meldingen, met inbegrip van de technische specificaties voor het elektronisch bezorgen van de meldingen, worden gespecificeerd in een standaardprocedure die de minister op voorstel van de OVAM heeft vastgelegd. De OVAM publiceert die standaardprocedure op haar website.".
Art.129. Aan afdeling 7.3 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, wordt een onderafdeling 7.3.4, die bestaat uit een artikel 7.3.4.1 tot en met 7.3.4.2, toegevoegd, die luidt als volgt:
"Onderafdeling 7.3.4. Kwartaalmelding van gegevens over de productie van grondstoffen in het materialeninformatiesysteem
Art. 7.3.4.1. De exploitanten van een vergunde inrichting voor het verwerken van afvalstoffen melden driemaandelijks aan de OVAM gegevens over de door hen geproduceerde grondstoffen. Ze kunnen de uitvoering van de meldingen delegeren aan een derde partij, maar ze blijven zelf verantwoordelijk voor de tijdige uitvoering van alle meldingen.
Een kwartaal is een periode van drie opeenvolgende kalendermaanden. Het eerste kwartaal van een jaar start op 1 januari van dat jaar, het tweede kwartaal start op 1 april, het derde kwartaal start op 1 juli en het vierde kwartaal start op 1 oktober. De meldingen van de geproduceerde grondstoffen die afgevoerd werden in een hierboven gespecificeerd kwartaal moeten uiterlijk gebeuren op de laatste dag van de tweede maand volgend op dat kwartaal".
Art. 7.3.4.2. De driemaandelijkse meldingen, vermeld in artikel 7.3.5.1, worden elektronisch bezorgd aan de OVAM en bevatten kwartaaltotalen of meer gedetailleerde gegevens die samen de kwartaaltotalen vormen, uit het materialenregister, vermeld in artikel 7.2.2.2.
De driemaandelijkse meldingen van gegevens, vermeld in artikel 7.3.5.1, hebben betrekking op de aard, de hoeveelheid, de toepassingswijze en de bestemming van de geproduceerde grondstoffen. Verder hebben ze betrekking op de identificatie van de melding, de periode waarin de grondstoffen afgevoerd werden, en, als dat van toepassing is, de identificatie van de gebruiker van de grondstoffen.
De vorm en de inhoud van de meldingen, met inbegrip van de technische specificaties voor het elektronisch bezorgen van de meldingen, worden gespecificeerd in een standaardprocedure die de minister op voorstel van de OVAM heeft vastgelegd. De OVAM publiceert die standaardprocedure op haar website.".
Art.130. In het opschrift van afdeling 7.4 van hetzelfde besluit worden de woorden "de verwerking van afval en" opgeheven.
Art.131. In artikel 7.4.1, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de woorden "afvalstoffenverwerkers en" worden opgeheven;
2° de woorden "afvalstoffen en" worden opgeheven;
3° de woorden "de verwerking van afvalstoffen en" worden opgeheven.
Art.132. In artikel 7.4.2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in paragraaf 1 worden de woorden "afvalstoffenverwerkers en" opgeheven;
2° in paragraaf 1 worden de woorden "verwerkte afvalstoffen en" opgeheven;
3° paragraaf 2 wordt opgeheven.
Art.133. Artikel 7.4.3 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.134. Aan hoofdstuk 7 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, wordt een afdeling 7.5, die bestaat uit een artikel 7.5.1 tot en met 7.5.2, toegevoegd, die luidt als volgt:
"Afdeling 7.5 Kwartaalmelding van gegevens over de verwerking van afvalstoffen in het materialeninformatiesysteem
Art. 7.5.1. De exploitanten van een vergunde inrichting voor het verwerken van afvalstoffen melden driemaandelijks aan de OVAM gegevens over de door hen verwerkte afvalstoffen. Ze kunnen de uitvoering van de meldingen delegeren aan een derde partij, maar ze blijven zelf verantwoordelijk voor de tijdige uitvoering van alle meldingen. Het betreft gegevens over de te verwerken aangevoerde afvalstoffen, de afvoer van verwerkte afvalstoffen en bedrijfsinterne stromen die in de inrichting geproduceerd en verwerkt worden door middel van storten, verbranden met energierecuperatie, andere afvalverbranding, composteren/vergisten of recyclage.
Een kwartaal is een periode van drie opeenvolgende kalendermaanden. Het eerste kwartaal van een jaar start op 1 januari van dat jaar, het tweede kwartaal start op 1 april, het derde kwartaal start op 1 juli en het vierde kwartaal start op 1 oktober. De meldingen van afvalstoffen die aangevoerd of afgevoerd werden in een hierboven gespecificeerd kwartaal moeten uiterlijk gebeuren op de laatste dag van de tweede maand volgend op dat kwartaal.
Art. 7.5.2. De driemaandelijkse meldingen, vermeld in artikel 7.5.1, worden elektronisch bezorgd aan de OVAM en bevatten kwartaaltotalen of meer gedetailleerde gegevens die samen de kwartaaltotalen vormen, uit de afvalstoffenregisters, vermeld in artikel 7.2.1.1 en 7.2.1.4.
De driemaandelijkse meldingen van gegevens, vermeld in artikel 7.5.1, hebben betrekking op de oorsprong, de aard, de hoeveelheid, de verwerkingswijze, de vervoerswijze en de bestemming van de aangevoerde en afgevoerde afvalstoffen. Verder hebben ze betrekking op de identificatie van de melding, de periode waarin de afvalstoffen werden ingezameld, en, indien van toepassing, de identificatie van de inzamelaar, afvalstoffenhandelaar of -makelaar.
De vorm en de inhoud van de meldingen, met inbegrip van de technische specificaties voor het elektronisch bezorgen van de meldingen, worden gespecificeerd in een standaardprocedure die de minister op voorstel van de OVAM heeft vastgelegd. De OVAM publiceert die standaardprocedure op haar website.".
Art.135. Hoofdstuk 8 van hetzelfde besluit, opgeheven door het besluit van de Vlaamse Regering van 1 maart 2013, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing:
"Hoofdstuk 8. Monsterneming en analyse van afvalstoffen en andere materialen
Art. 8.1. § 1. De monsternemingen op afvalstoffen en andere materialen in het kader van het Materialendecreet, dit besluit en titel II en III van het VLAREM worden uitgevoerd volgens de methodes die in het CMA zijn vastgesteld.
§ 2. Er is een vrijstelling van de verplichting, vermeld in paragraaf 1, voor de materialen die afkomstig zijn van metallurgische productieprocessen voor non-ferrometalen die rechtstreeks, zonder verdere andere behandeling, worden gebruikt in een ander metallurgisch productieproces voor non-ferrometalen.
Art. 8.2. § 1. De analyses op afvalstoffen en andere materialen in het kader van het Materialendecreet, dit besluit en titel II en III van het VLAREM worden uitgevoerd volgens de methodes die in het CMA zijn vastgesteld of volgens een methode die door de OVAM gelijkwaardig wordt verklaard.
§ 2. Er is een vrijstelling van de verplichting, vermeld in paragraaf 1, voor de materialen die afkomstig zijn van metallurgische productieprocessen voor non-ferrometalen en die rechtstreeks, zonder verdere andere behandeling, worden gebruikt in een ander metallurgisch productieproces voor non-ferrometalen.
§ 3. De OVAM spreekt zich uit binnen een termijn van negentig dagen na de ontvangst van het verzoek om een methode gelijkwaardig te verklaren.
§ 4. Als de OVAM een methode gelijkwaardig verklaart, geldt die verklaring alleen voor het laboratorium dat het verzoek heeft ingediend.".
Art.136. Artikel 9.2.1, § 3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt vervangen door wat volgt:
" § 3. De retributie voor de afgifte van een asbestinventarisatieattest is verschuldigd door de eigenaar van de toegankelijke constructie met risicobouwjaar en wordt maandelijks gevorderd ten laste van de procesgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.12 of de geregistreerde werkgever van de interne preventieadviseur of intern milieucoördinator, vermeld in artikel 5.4.11, eerste lid, 3° in naam van voormelde eigenaar.
De verschuldigde retributie wordt gestort op het rekeningnummer van de OVAM met vermelding van de naam van de procesgecertificeerde asbestdeskundige inventarisatie, vermeld in artikel 5.4.12, of de geregistreerde werkgever van de interne preventieadviseur of intern milieucoördinator, vermeld in artikel 5.4.11, eerste lid, 3°.
De minister kan verdere regels omtrent de modaliteiten van vordering verder uitwerken.".
Art.137. Aan hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een hoofdstuk 9/1, dat bestaat uit een artikel 9/1.1 tot en met 9/1.3, toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Hoofdstuk 9/1 Verwerking van persoonsgegevens.
Art. 9/1.1. § 1. De OVAM verwerkt, overeenkomstig artikel 4/2, § 1 van het Materialendecreet, bij de uitvoering van onderafdeling 6.1.1 en 6.1.5 van dit besluit gegevens die mogelijk persoonsgegevens bevatten.
§ 2. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden verwerkt met de volgende doelen:
1° het traceren van afvalstoffen en materialen van bij de productie tot bij de definitieve verwerking of bij de inzet als grondstoffen;
2° het monitoren, bewaken en opvolgen van de overdracht van verantwoordelijkheid voor het afvalbeheer;
3° het produceren van de nodige gegevens voor een efficiënt en effectief toezicht op de maatregelen van dit besluit.
§ 3. De aard van de gegevens betreft de ondernemingsnummers, de vestigingsnummers, de naam en de contactgegevens, namelijk het telefoonnummer, het faxnummer en het e-mailadres, van de natuurlijke personen en rechtspersonen die voorkomen in de identificatieformulieren en in de documenten die betrekking hebben op de goedkeuringsprocedure van systemen voor de aflevering van digitale identificatieformulieren.
Het betreft ook de locatiegegevens die verbonden zijn aan het begin- en eindpunt van een transport van afvalstoffen of materialen. Die locatiegegevens zullen alleen gebruikt worden voor de doelen, vermeld in paragraaf 2, punt 1° en 3°.
Die gegevens zijn nodig in het kader van een minimale gegevensverwerking voor de doelen van de gegevensverwerking, vermeld in paragraaf 2.
§ 4. De verwerkte persoonsgegevens hebben betrekking op de natuurlijke personen en rechtspersonen die afvalstoffen en materialen produceren, vervoeren of beheren.
§ 5. De OVAM kan de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 1, verstrekken aan:
1° de toezichthouders die belast zijn met het toezicht op de bepalingen van dit besluit;
2° de natuurlijke of rechtspersonen die opdrachten voor de OVAM uitvoeren in het kader van de wet op overheidsopdrachten of die opdrachten uitvoeren waaraan de OVAM haar medewerking verleent, op voorwaarde dat een vertrouwelijkheidsovereenkomst wordt ondertekend.
Art. 9/1.2. § 1. De OVAM verwerkt, overeenkomstig artikel 4/2, § 1 van het Materialendecreet, bij de uitvoering van hoofdstuk 7 van dit besluit gegevens die mogelijk persoonsgegevens bevatten.
§ 2. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden verwerkt met de volgende doelen:
1° het traceren van afvalstoffen en materialen van bij de productie tot bij de definitieve verwerking of inzet als grondstoffen;
2° het voorbereiden, uitvoeren, bewaken en monitoren van het afval- en materialenbeleid en de doelstellingen ter zake;
3° het produceren van de nodige gegevens voor een efficiënt en effectief toezicht op de maatregelen van dit besluit;
4° het vervullen van diverse Europese, internationale, Belgische en Vlaamse rapportageverplichtingen die opgelegd zijn in toepasselijke wetgeving en verdragen;
5° het innen van de milieuheffingen en de controle ervan.
§ 3. De aard van de gegevens betreft de ondernemingsnummers, de vestigingsnummers, de naam en de contactgegevens, namelijk het telefoonnummer, het faxnummer en het e-mailadres, van de natuurlijke personen en rechtspersonen die voorkomen in de afvalstoffenregisters en in de gegevens die aan de OVAM gemeld worden in het kader van hoofdstuk 7 van dit besluit.
Die gegevens zijn nodig in het kader van een minimale gegevensverwerking voor de doelen van de gegevensverwerking, vermeld in paragraaf 2.
§ 4. De verwerkte persoonsgegevens hebben betrekking op de natuurlijke personen en rechtspersonen die afvalstoffen en materialen produceren, vervoeren of beheren.
§ 5. De OVAM kan de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 1, verstrekken aan:
1° de toezichthouders die belast zijn met het toezicht op de bepalingen van dit besluit;
2° de natuurlijke of rechtspersonen die opdrachten voor de OVAM uitvoeren in het kader van de wet op overheidsopdrachten of die opdrachten uitvoeren waaraan de OVAM haar medewerking verleent, op voorwaarde dat een vertrouwelijkheidsovereenkomst wordt ondertekend;
3° de Europese en internationale instanties aan wie de OVAM moet rapporteren over afvalstoffen en materialen die door specifieke natuurlijke of rechtspersonen worden geproduceerd, vervoerd of beheerd.
Art. 9/1.3. § 1. De OVAM verwerkt, overeenkomstig artikel 4/2, § 1 van het Materialendecreet, bij de uitvoering van onderafdeling 5.2.16 van dit besluit gegevens die mogelijk persoonsgegevens bevatten.
§ 2. De gegevens, vermeld in paragraaf 1, worden verwerkt met de volgende doelen:
1° het traceren van afvalstoffen en materialen van bij de productie tot bij de definitieve verwerking;
2° het bewaken van het afval- en materialenbeleid en de doelstellingen ter zake;
3° het produceren van de nodige gegevens voor een efficiënt en effectief toezicht op de maatregelen van dit besluit.
§ 3. De aard van de gegevens betreft de naam, het adres en het ondernemingsnummer van de afvalstoffenproducent waarbij de non-conformiteit werd opgesteld in het kader van onderafdeling 5.2.16 van dit besluit.
Die gegevens zijn nodig in het kader van een minimale gegevensverwerking voor de doelen van de gegevensverwerking, vermeld in paragraaf 2.
§ 4. De verwerkte persoonsgegevens hebben betrekking op de natuurlijke personen en rechtspersonen die afvalstoffen en materialen produceren, vervoeren of beheren.
§ 5. De OVAM kan de persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 1, verstrekken aan de toezichthouders die belast zijn met het toezicht op de bepalingen van dit besluit.".
Art.138. Aan bijlage 2.1 bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2016 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 2°, tweede lid, tweede gedachtenstreepje worden de woorden "of andere internationaal erkende testmethoden en richtsnoeren" opgeheven;
2° in punt 2°, tweede lid, worden na het tweede gedachtenstreepje twee gedachtenstreepjes ingevoegd die luiden als volgt:
"- Indien de houder van de afvalstof een andere test wenst te gebruiken dan die vermeld in Verordening (EG) nr. 440/2008, dient het schriftelijk akkoord van de OVAM gevraagd te worden
- Als ecotoxiciteit bepaald wordt aan de hand van een test, moet artikel 4.1.3, § 2, 2°, gevolgd worden.".
3° bij de hoofdstukken van de lijst van afvalstoffen wordt tussen de punten 19 12 12 en 19 13 de punten 19 12 64 en 19 12 65 ingevoegd, die luiden als volgt:
"19 12 64: niet onder 19 12 12 vallend, sorteer(zeef)residu van bedrijfsrestafval oorspronkelijk ingezameld als 20 03 01;
19 12 65: niet onder 19 12 12 vallend, sorteer(zeef)residu van bouw- en sloopafval oorspronkelijk ingezameld als 17 09 04";
4° bij de hoofdstukken van de lijst van afvalstoffen wordt tussen de punten 20 03 07 en 20 03 99 een punt 20 03 70 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"20 03 70: droog niet-gevaarlijk recycleerbaar bedrijfsafval dat gemengd werd ingezameld en voldoet aan de voorwaarden zoals vastgelegd in het VLAREMA".
Art.139. In bijlage 2.2 bij hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, worden aan afdeling 1 de volgende rijen toegevoegd:
Boerderijcompost | Verkregen uit een composteringsproces dat op het bedrijf plaatsvindt waarbij bedrijfseigen plantaardige organische restproducten, al dan niet vermengd met bedrijfseigen stalmest, gecomposteerd worden. De boerderijcompost wordt op de bedrijfseigen landbouwgronden gebruikt | Artikel 2.3.3.1 |
Boerderijcompost, geproduceerd in een samenwerkingsverband als vermeld in artikel 3, § 5, 3°, van het Mestdecreet | Verkregen uit een composteringsproces waarbij plantaardige organische restproducten, al dan niet vermengd met stalmest, gecomposteerd worden | Artikel 2.3.3.1 en artikel 2.3.3.3 |
Houtsnippers | Afkomstig van specifiek houtig materiaal | artikel 2.3.3.5 |
Art.140. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt afdeling 4 van bijlage 2.2 opgeheven.
Art.141. In bijlage 2.3.2.A bij hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de tabel "metalen" wordt opgeheven;
2° de tabel "monocyclische aromatische koolwaterstoffen" wordt opgeheven;
3° de tabel "overige organische stoffen" wordt opgeheven.
Art.142. Bijlage 2.3.2.B bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage 2, die bij dit besluit gevoegd is.
Art.143. Bijlage 2.3.2.C bij hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.144. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een bijlage 2.3.3 ingevoegd, die als bijlage 3 bij dit besluit is gevoegd.
Art.145. Bijlage 2.3.4 bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 maart 2019, wordt opgeheven.
Art.146. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 2 juli 2021, wordt een bijlage 5.2.15 ingevoegd, die als bijlage 4 bij dit besluit is gevoegd.
Art.147. Bijlage 10.4 bij hetzelfde besluit wordt opgeheven.
HOOFDSTUK 7. - Overgangs- en inwerkingtredingsbepalingen
Art.148. Een opleidingscentrum als vermeld in artikel 6, 4°, l), van het VLAREL die op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit erkend is voor het uitreiken van het certificaat van bekwaamheid voor klimaatregelingsapparatuur in bepaalde motorvoertuigen is met toepassing van dit besluit ook erkend voor het uitreiken van het certificaat van bijscholing voor klimaatregelingsapparatuur in bepaalde motorvoertuigen.
Art.149. In afwijking van artikel 40/3, § 2, van het VLAREL voldoet een erkende technicus tegen uiterlijk 1 januari 2025 aan de gebruikseis om vijfjaarlijks de bijscholing te volgen, tenzij artikel 5.2.4.7, § 3 van het VLAREMA van toepassing is voor het betreffende erkend centrum voor minstens drie van de vijf afgelopen jaren, en te slagen voor het bijscholingsexamen.
Art.150. Artikel 23 treedt in werking één jaar na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art.151. Artikel 24, 3°, 4°, 5° en 6° treedt in werking 3 maanden na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art.152. Grondstofverklaringen voor grondstoffen bestemd voor gebruik als bouwstof en verleend voor de inwerkingtreding van artikel 24, 3°, 4°, 5° en 6° van dit besluit blijven geldig voor één jaar na de inwerkingtreding van artikel 151.
De maximale geldigheidsduur van 1 jaar is niet van toepassing op grondstofverklaringen die:
1° voldoen of werden aangepast om in de regel te zijn met artikel 24, 3°, 4°, 5° en 6° van dit besluit;
2° werden opgeheven;
In grondstofverklaringen voor grondstoffen bestemd voor gebruik als bouwstof wordt de gebruiksvoorwaarde dat de maximale immissie moet voldoen aan bijlage 2.3.2.C vervangen door de gebruiksvoorwaarde dat de maximale uitloogbaarheidswaarden van de metalen vermeld in bijlage 2.3.2.B niet overschreden mag worden bij het beoogde gebruik in of als bouwstof.
In grondstofverklaringen voor grondstoffen bestemd voor gebruik als bouwstof wordt, in geval de te analyseren metalen bepaald worden door middel van een verwijzing naar bijlage 2.3.2.C, deze verwijzing vervangen door een verwijzing naar bijlage 2.3.2.B.
In grondstofverklaringen voor grondstoffen bestemd voor gebruik als bouwstof wordt de verwijzing naar het meten van de uitloging of het bepalen van de uitloogbaarheid door middel van een diffusieproef vervangen door het meten van de uitloging of het bepalen van de uitloogbaarheid door middel van een kolomproef.
Art.153. Artikel 33, 2°, met uitzondering van letter e), treedt in werking één jaar na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art.154. Artikel 37 treedt in werking één jaar na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art.155. Artikel 41 treedt in werking één jaar na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art.156. Artikel 42 treedt in werking op 1 januari 2025.
Art.157. Artikel 46, punten 1°, 2°, 3°, 5° en 6° treden in werking op 1 juli 2024, met uitzondering van de punten 30°, 31° en 32°, die worden toegevoegd door artikel 46, 3°, deze treden in werking op 1 januari 2027.
Art.158. Artikel 48 treedt in werking op 1 juli 2024.
Art.159. Artikel 52, punt 3° treedt in werking op 1 juli 2024.
Art.160. Artikel 60 treedt in werking op 1 juli 2024, met uitzondering van de letters s) en t) van artikel 5.2.16.7. Deze treden in werking op 1 januari 2027.
Art.161. Artikel 90 treedt in werking op 1 januari 2026.
Art.162. Artikel 96, punt 4° treedt in werking op 1 juli 2024, met uitzondering van de letters s) en t). Deze treden in werking op 1 januari 2027.
Art.163. De artikelen 99, 100 punt 3°, 101, 112, 113, 114, 115, 116, 117, 118, 119, 120, 125, 126, 127, 128, 129 en 134 treden in werking op 1 april 2024.
Art.164. Artikel 137 treedt in werking op 1 april 2024 voor zover het artikel 9/1.3. invoegt in het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen.
Art.165. Artikel 138, punt 3° en punt 4° treden in werking 3 maanden na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art.166. De Vlaamse minister, bevoegd voor de omgeving en de natuur, is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 29-03-2024, p. 38838)
Art. N2.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 29-03-2024, p. 38841)